2024-03-29T02:54:14+01:00 https://library.wur.nl/oai
oai:library.wur.nl:wurpubs/628451 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628451 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-628451/mods Proficiency test for mycotoxins aflatoxins B1, B2, G1, G2 and ochratoxin A in maize flour and cocoa powder : EURLPT-M10 (2023) Pereboom D.P.K.H. 352210346 0000000388810499 aut Sopel M.M. 0000000509597250 aut Mol J.G.J. 145439089 0000-0003-0087-6910 0000000391579451 aut Grzetic Martens J. 38409273X 0000000452532367 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Food Safety Research Wageningen 2024 57 10.18174/650551 en Team Natural Toxins Team Pesticides 2 Team Natural Toxins Team Pesticides 2 urn:nbn:nl:ui:32-628451/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628434 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628434 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-628434/mods Scientific data analysis to support modelling for aquatic risk assessment : Aquatic macrophyte data for risk assessment Arts G.H.P. 071722017 0000000391015787 aut Belgers J.D.M. 260330027 0000000394263444 aut Hennekens S.M. 073577839 0000-0003-1221-0323 0000000395420528 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 49 10.18174/652968 en There is a strong need to establish ecological baseline responses as a means to create workable tools for the risk assessment of aquatic macrophytes. This project was aimed at collating quantitative field data to characterize the baseline biotic and abiotic parameters in edge-of-field water bodies in Europe. The project collected information of a selection of 30 common macrophytes from streams, ponds and ditches including species information, abiotic data and some functional traits. The data show that most of the macrophyte species characteristic for ponds, streams and ditches have a wide distribution in Europe. Most of them are already used in Species Sensitivity Distributions and aquatic macrophyte mesocosm and potted plant studies. The quantitative data is collated in a database, that can serve to support a reference tier for aquatic macrophyte risk assessment and to support aquatic macrophyte models. Vegetation and Landscape Ecology Environmental Risk Assessment Vegetatie en landschapsecologie Environmental Risk Assessment urn:nbn:nl:ui:32-628434/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628430 2024-03-27 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628430 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-628430/mods Accommodating diverse actors and practices in the climate-development nexus : The case of Kenya’s dairy sector Wageningen University dgg Vernooij Vera 434761672 0000-0003-1166-5481 0000000504433978 aut S.R. Vellema opn T.A. Crane opn G.C. Schoneveld opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 164 10.18174/648942 en WASS Knowledge Technology and Innovation Supply Chain & Information Management WASS Kennis, Technologie and Innovatie Supply Chain & Information Management urn:nbn:nl:ui:32-628430/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628423 2024-03-28 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628423 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-628423/mods Towards sustainable Dutch diets : From research to policy Wageningen University dgg Vellinga Reina E. 0000000514287396 aut P. van ’t Veer opn E.H.M. Temme opn S. Biesbroek opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 288 10.18174/644521 en VLAG Global Nutrition VLAG Wereldvoeding urn:nbn:nl:ui:32-628423/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628429 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628429 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-628429/mods Protein plant factories: production and resource use efficiency of soybean proteins in vertical farming Righini Isabella 416868959 0000-0001-8714-707X 0000000509736628 aut Graamans Luuk 0000000491753664 aut van Hoogdalem Mark 408548878 0000000492294578 aut Carpineti Caterina 0000000508358936 aut Hageraats Selwin 421720492 0000000492987446 aut van Munnen Daniel aut Elings Anne 101076312 0000000140049712 aut de Jong Rick 0000000492273435 aut Wang Shuna 432953183 000000050231676X aut Meinen Esther 31461687X 000000039538845X aut Stanghellini Cecilia 072806486 0000-0003-2281-8711 0000000391312300 aut Hemming Silke 264762398 0000-0001-6638-7453 0000000399717476 aut Marcelis Leo 073657018 0000-0002-8088-7232 0000000077657431 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1002/jsfa.13458 en BackgroundControlled environment agriculture (CEA), particularly vertical farms (VF), also called plant factories, is often claimed as a solution for global food security due to its ability to produce crops unaffected by weather or pests. In principle, essential macronutrients of the human diet, like protein, could technically be produced in VF. This aspect becomes relevant in the era of protein transition, marked by an increasing consumer interest in plant-based protein and environmental challenges faced by conventional farming. However, the real question is: what does the cultivation of protein crops in VF imply in terms of resource use? To address this, a study was conducted using a VF experiment focusing on two soybean cultivars.ResultsWith a variable plant density to optimize area use, and thanks to the ability to have more crop cycles per year, protein yield per square meter crop was about 8 times higher than in the open field. Assuming soy as the only protein source in the diet, the resources needed to get total yearly protein requirement of a reference adult would be 20 m2 of crop area, 2.4 m3 of water, and 16 MWh of electricity, versus 164 m2, 111 m3 and 0.009 MWh in the field.ConclusionsThe study's results inform the debate on protein production and the efficiency of VF compared to conventional methods. With current electricity prices, it is unlikely to justify production of simple protein crops in VF or promote it as a solution to meet global protein needs. GTB Bedrijfsbureau Horticulture & Product Physiology PE&RC Crop Physiology Robotics and Automation GTB Tuinbouw Technologie GTB Bedrijfsbureau Tuinbouw & Productfysiologie PE&RC Gewasfysiologie Robotica en Automatisering GTB Tuinbouw Technologie Journal of the Science of Food and Agriculture 00225142 urn:nbn:nl:ui:32-628429/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628399 2024-03-28 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628399 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-628399/mods Insane in the brain : How neuroparasites manipulate the insect’s brain function and behaviour Wageningen University dgg Nordstrand Gasque Simone 0000-0002-9736-1587 0000000514287388 aut M.M. van Oers opn V.I.D. Ros opn A. Haverkamp opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 237 10.18174/649696 en PE&RC Laboratory of Entomology Laboratory of Virology PE&RC Laboratorium voor Entomologie Laboratorium voor Virologie urn:nbn:nl:ui:32-628399/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628397 2024-03-26 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628397 2024-03-26 urn:nbn:nl:ui:32-628397/mods A-toomkuilsurvey 2023 : IJsselmeer en Markermeer School J.J.M. 0000000509760054 aut Sandig A. 0000000514288356 aut Kampen J. aut Volwater J.J.J. 424631784 0000000504639749 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 66 10.18174/652969 nl In 2021 is een start gemaakt met een nieuwe vismonitoringsreeks voor het IJsselmeer en Markermeer op basis van gestandaardiseerde jaarlijkse bemonsteringen met een A-toomkuil en stortkuil. Deze monitoring wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en is in 2023, het derde jaar van de monitoringsreeks, voortgezet. De opzet van de monitoring is gebaseerd op een pilot die binnen een Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij project in samenwerking met stichting Transitie IJsselmeer, AT-KB en beroepsvissers is uitgevoerd in 2018 en 2019. Het doel van de nieuwe monitoringsreeks is het ontwikkelen van een integraal en breed gedragen bestandsoverzicht van de jaarlijkse ontwikkelingen in de visstand op beide meren, ten behoeve van het visstand- en visserijbeheer. Het integrale karakter houdt in dat zo goed mogelijk een beeld wordt verkregen van de veranderingen in soortsamenstellingen en van de lengteverdelingen in de visstand. Deze informatie is wenselijk vanwege de vraag vanuit het beheer om aan de hand van vismonitoring beter te kunnen voldoen aan de verschillende zaken. Ten eerste moet aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water worden voldaan. Daarnaast is er behoefte vanuit het visserijbeheer om ontwikkelingen in zowel het jonge als het oudere visbestand zo goed mogelijk in beeld te krijgen. Ook is er behoefte vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn om de voedselsamenstelling voor visetende vogels zo goed mogelijk in beeld te brengen. Als laatst is er in het algemeen de veranderende informatiebehoefte met betrekking tot de visstand in het IJsselmeergebied, waarbij steeds meer vanuit een ecosysteembenadering gewerkt wordt. De monitoring wordt in samenwerking met beroepsvissers en visexperts van AT-KB opgezet en uitgevoerd, waardoor de resultaten breed gedragen worden door betrokkenen en belangenpartijen. In de komende jaren zal de methode zoveel mogelijk (gestandaardiseerd) uitgevoerd worden zoals die nu gerealiseerd is, maar waar nodig zal deze bijgeschaafd worden. Goede communicatie van de PO en vooral de meewerkende beroepsvissers met staandwant heeft ertoe geleid dat meestal ruimte is gemaakt voor het onderzoek in de meren. Alle vooraf geplande trekken zijn dit jaar uitgevoerd, op één stortkuiltrek na vanwege slecht weer en twee trekken in een diepe put op het Markermeer (Markermeerput), vanwege een net van een staandwantvisser dat in deze put stond. Hierdoor is een andere Markermeerput bemonsterd dan oorspronkelijk gepland was. Aanbevolen wordt om voor volgend jaar te kijken naar de mogelijkheden om een vergelijkbare situatie te voorkomen. In september en oktober 2023 zijn er in totaal 73 A-toomkuiltrekken uitgevoerd, waarvan 42 op het IJsselmeer en 31 op het Markermeer. Daarnaast zijn er achttien stortkuiltrekken uitgevoerd in de ondiepste zone (0-2 m), waarvan tien op het IJsselmeer en acht op het Markermeer. Alle bemonsteringen zijn in het donker uitgevoerd. Vergeleken met vorig jaar is er dit jaar meer vis per hectare gevangen. Op het IJsselmeer ging het voornamelijk om meer spiering en snoekbaars, op het Markermeer om grotere hoeveelheden pos, spiering en brasem. Van een trend kan nog niet gesproken worden, aangezien er nog te weinig jaren achtereenvolgend gestandaardiseerd gemonitord is. Blankvoorn en brasem zijn het meest gevangen bij de oevers (<2 m), waarbij het vooral ging om oudere jaarklassen. In tegenstelling tot 2022 waar de 0+ jaarklasse dominant was, werden dit jaar relatief veel oudere jaarklassen baars, blankvoorn en brasem gevangen. Hierbij ging het vermoedelijk om de 1+ jaarklasse. Van snoekbaars is voornamelijk de 0+ jaarklasse gevangen op het IJsselmeer met een lengte rond de 18 cm en op het Markermeer rond de 15 cm. Vangstsucces van Noordzeehouting is in 2023 op beide meren gestegen, waarbij opvallend weinig 0+ Noordzeehouting is gevangen en het vooral ging om oudere jaarklassen. In 2023 werd relatief veel spiering gevangen, waarvan het grootste gedeelte op het IJsselmeer, echter werd ook op het Markermeer meer spiering gevangen. De spiering op het IJsselmeer was dit jaar gemiddeld kleiner dan voorgaande jaren, vermoedelijk door intraspecifieke competitie. De A-toomkuilsurvey is mogelijk goed geschikt om ruimtelijke verspreiding van verschillende soorten te onderzoeken, vanwege de vele trekken die verspreid over de meren gedaan worden. Een eerste verkenning laat zien dat brasem en blankvoorn in 2023 voornamelijk in de ondieptes gevangen zijn. Hierbij moet vermeld worden dat dit een eerste verkenning is en nog geen conclusies uit getrokken kunnen worden. Daarvoor moet eerst statistische analyses gedaan worden over data van verschillende jaren om te bepalen in hoeverre er sprake is van toeval of van consistente patronen in de verspreiding van verschillende vissoorten. Business Manager projects Mid-North Business Manager projects Mid-South Business Manager projecten Midden-Noord Business Manager projecten Midden-Zuid urn:nbn:nl:ui:32-628397/obj 2024-03-26 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628390 2024-03-26 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628390 2024-03-26 urn:nbn:nl:ui:32-628390/mods Habitat use, home-ranges and activity patterns of translocated European lobster Homarus Gammarus on artificial reefs as assessed by acoustic telemetry : On the functioning of the new artificial reefs of Ørsted in Borssele II : with reviews on habitat requirements for European lobsters and their mobility Rozemeijer M.J.C. 170219887 0000000394780134 aut Berges B. 412917734 0000000453469136 aut Jacobs F.A.G. aut van Onselen E. aut Meeldijk C. 42827790X 0000000492834968 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 4 10.18174/642268 en Onderzoeksassistenten Business Manager projects Mid-North Onderzoeksassistenten Business Manager projecten Midden-Noord urn:nbn:nl:ui:32-628390/obj 2024-03-26 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628388 2024-03-27 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628388 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-628388/mods Shaping meat analogues : Ingredients & texture Wageningen University dgg Schlangen Miek 0000000514287337 aut A.J. van der Goot opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 201 10.18174/645498 en Food Process Engineering VLAG Food Process Engineering VLAG urn:nbn:nl:ui:32-628388/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628345 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628345 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628345/mods Gezond onderweg : Op weg naar een gezond aanbod langs de snelweg Poelman Maartje 338093125 0000000392685643 aut Geboers Lisanne 0000000514279492 aut Rongen Frédérique 0000000492240828 aut Djojosoeparto Sanne 0000000506363520 aut Dijkstra Coosje aut Bottema Kathelijne aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Universiteit Wageningen 2024 11 10.18174/653017 nl Dagelijks maken veel weggebruikers zoals vrachtwagenchauffeurs en automobilisten een keuze om onderweg (iets) te eten en te drinken. Vanuit de Regio Deal Foodvalley zijn factoren die de voedselomgeving bij tankstations enandere aanbieders langs de snelweg beïnvloeden in kaart gebracht. De verbanden en samenhang tussen deze factoren zijn in beeld gebracht middels een systeemkaart, op basis waarvan concrete acties zijn geformuleerd die kunnen aanzetten tot het creëren van een gezonde voedselomgeving onderweg. WASS Consumption and Healthy Lifestyles WASS Consumptie en Gezonde Leefstijl urn:nbn:nl:ui:32-628345/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628322 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628322 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628322/mods Comparative analysis of the socio-economic developments and competitiveness of the agri-food sector at a sectoral and macro level in the pre-accession countries : Annex Country Factsheets Aramyan L.H. 314602615 0000-0002-7653-4768 0000000389654002 aut van Galen M.A. 258802545 0000-0003-2664-3162 000000039533446X aut Logatcheva K. 35355152X 0000000419548957 aut Herceglic N. 0000000492279183 aut Stamenkovska Ivana Janeska aut Ali Koç Ahmet aut Kovacevic Vlado aut Markovic Milan aut Stojceska Aleksandra Martinovska aut Zhllima Edvin aut text info:eu-repo/semantics/report European Commission 2024 258 10.2762/649475 en WASS Sustainable Value Chain WASS Sustainable Value Chain urn:nbn:nl:ui:32-628322/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628321 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628321 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628321/mods Comparative analysis of the socio-economic developments and competitiveness of the agri-food sector at a sectoral and macro level in the pre-accession countries : Final report Aramyan L.H. 314602615 0000-0002-7653-4768 0000000389654002 aut van Galen M.A. 258802545 0000-0003-2664-3162 000000039533446X aut Logatcheva K. 35355152X 0000000419548957 aut Herceglic N. 0000000492279183 aut Stamenkovska Ivana Janeska aut Ali Koç Ahmet aut Kovacevic Vlado aut Markovic Milan aut Stojceska Aleksandra Martinovska aut Zhllima Edvin aut text info:eu-repo/semantics/report European Commission 2024 148 10.2762/357839 en This study is a part of a project “Comparative analysis of agricultural sectors and rural areas in the pre-accession countries: Agricultural policy developments, situation of the agri-food sector and economic context” funded by Directorate-General Agriculture and Rural Development of the European Commission. The study's main objective is to conduct a comparative analysis of the socio-economic developments and competitiveness of the agri-food sector in the IPARD (Instrument for Pre-accession Assistance rural development programmes) countries (Albania, Montenegro, North Macedonia, Serbia, and Türkiye) at the sectoral and macro levels. The study collects and analyses data on market prices, output values, yields, rural/urban disparities, and various indicators of competitiveness. The study provides insights into the state of the agri-food sector in IPARD countries, identifies areas for improvement, and offers recommendations to enhance competitiveness and rural development. At the macro level, the study finds that IPARD countries are still far behind the EU average in terms of macro-economic developments. The COVID-19 pandemic has negatively impacted the GDP growth and exports of agri-food products in the respective countries. The agricultural sector in IPARD countries is crucial for their economies and has the potential for competitive advantage. However, small farm size and low productivity, limited export quality, and compliance with standards are challenges that need to be addressed. The study highlights specific subsector strengths and weaknesses, such as high fruit and vegetable yields and low cow milk yields in most IPARD countries. Rural-urban disparities are evident, with difficulties in accessing education in rural areas and gender inequalities. Migration and brain drain contribute to rural depopulation, and poor infrastructure negatively affects competitiveness. The study recommends investing in trade and transport infrastructure, creating incentives for youth in rural areas, and increasing yields through technological innovation, education, and cultivation of unused lands, while maintaining a balance between efficiency improvements and sustainability. WASS Sustainable Value Chain WASS Sustainable Value Chain urn:nbn:nl:ui:32-628321/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628319 2024-03-22 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628319 2024-03-22 urn:nbn:nl:ui:32-628319/mods Energiemonitor van de Nederlandse Bloembollensector over het jaar 2021 van Vilsteren Sjoerd 433924063 0000000503512404 aut Raaphorst Marcel 218006519 0000000391617796 aut Lodhi Sarah 0000000514284136 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 32 10.18174/650153 nl The Energy Monitor 2021, which tracks the developments in energy consumption of the Dutch flower bulb sector, shows that energy consumption per unit has decreased by 26.8% since 2008. This is slightly lower than the target of 28.6%. However, the total energy consumption of the sector has increased by 8% compared to 2019, but this is still equal to the level of 2008, while the acreage has increased by 12% and 138% more stems are being produced. The sector’s CO2 emissions have decreased by 29.2% since 2008, not including the indirect emissions from electricity consumption. Companies with a relatively large share in acreage take the most energy-saving measures. The share of companies that have purchased green electricity has increased by 48% since 2008. The share of sustainable energy has become to 16.1%. The use of batteries for energy storage is a desired innovation in the sector. The overloaded energy network is a bottleneck for the investment in sustainable De Energiemonitor 2021, die de ontwikkelingen in het energieverbruik van de Nederlandse bloembollensector volgt, toont aan dat het energieverbruik per eenheid met 26,8% is afgenomen sinds 2008. Dit is iets lager dan de doelstelling van 28,6%. Het totale energieverbruik van de sector is echter gestegen met 8% ten opzichte van 2019, maar dit is nog steeds gelijk aan het niveau van 2008, terwijl het areaal met 12% is toegenomen en er 138% meer stelen worden geproduceerd. De CO2-uitstoot van de sector is met 29,2% gedaald sinds 2008, waarbij de indirecte uitstoot door elektraverbruik niet is meegerekend. Bedrijven met een relatief groot aandeel in areaal nemen de meeste energiebesparende maatregelen. Het aandeel bedrijven dat groene stroom heeft ingekocht, is gestegen met 48% sinds 2008. Het aandeel duurzame energie komt uit op 16,1%. Het gebruik van batterijen/accu’s voor de opslag van energie is een gewenste innovatie in de sector. Het overbelaste energienet is een knelpunt voor verduurzaming. GTB Tuinbouw Technologie GTB Teelt & Gewasfysiologie GTB Tuinbouw Technologie GTB Teelt & Gewasfysiologie urn:nbn:nl:ui:32-628319/obj 2024-03-22 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628282 2024-03-26 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628282 2024-03-26 urn:nbn:nl:ui:32-628282/mods Benthic habitats of the Saba Bank Meesters Erik H. 142026816 0000000080465123 aut van der Ouderaa Isabelle 0000-0003-0753-1878 0000000507104969 aut Wilkes Tony 43302626X 0000-0001-9498-8379 0000000502340778 aut van Leijsen Michelle aut Debrot Dolfi 18357379X 0000-0001-9406-8150 0000000387592901 aut Mücher Sander 138753946 0000-0002-7997-8356 0000000395082071 aut Doğruer Gülşah 0000000508425043 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research Den Helder 2024 42 10.18174/644676 en Habitat mapping is crucial for understanding habitat connectivity and for spatial planning, environmental management, conservation, and targeted research, including long-term change monitoring. However, such information has been lacking for many Dutch Caribbean islands, especially regarding marine habitats. This study used 2144 georeferenced images from different surveys to develop habitat models predicting the distribution of habitat types within the Saba Bank National Park. The habitat models link environmental factors to species or habitat occurrence, enabling predictions in unsurveyed areas with known covariates. Machine learning techniques (Random Forests, Gradient Boosting, and weighted K Nearest Neighbor) were applied to interpret and predict ten habitat types over the Bank. Three models were created for each technique: 1) utilizing only geographic coordinates; 2) incorporating covariables such as depth, distance to the edge of the Bank, Topographic Position Index (TPI), and Terrain Ruggedness index (TRI); 3) a combination of the previous two models. All models performed well, accurately predicting habitat types between 67 and 74% of the georeferenced images. However, the most natural representation occurred with models combining geographic and covariate variables. Predicted habitats include coral reef, patch reef, gorgonian reef, sargassum fields, cyanobacteria-dominated fields, Lobophora fields, Neogoniolithon- Lyngbya habitat, other macroalgae fields, sand with a mix of species, and bare sand. Habitat distribution appears to be related to the main currents in the area and depth, with coral reefs occurring mainly along the southern and eastern edge of the Bank, with gorgonians and other soft corals dominating there the shallow areas. Macroalgae, including fields of Sargassum, dominate the back-reef area. Extensive sand plains dominate the center of the Bank, and along the north-western and northern edge of the Bank, between 40 and 60m depth Lobophora fields can occur. In the south-eastern back reef area a number of mounds built up by the coralline alga Neogoniolithon occur. The Luymes Bank, the northeastern part of the Saba Bank, was the only area that was not correctly predicted, indicating that additional field-based observations are needed to refine results in this aree. PE&RC Business Manager projects Mid-North Onderz. Form. D. Earth Observation and Environmental Informatics Aquatic Ecology and Water Quality Management PE&RC Business Manager projecten Midden-Noord Onderz. Form. D. Aardobservatie en omgevingsinformatica Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer urn:nbn:nl:ui:32-628282/obj 2024-03-26 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628218 2024-03-21 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628218 2024-03-21 urn:nbn:nl:ui:32-628218/mods De komst van de goudjakhals (Canis aureus) naar Nederland : Een factfinding study Lammertsma D.R. 147149800 0000000388680057 aut Villing N. 436088584 0000000506820859 aut Jansman H.A.H. 214140814 0000000393958658 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 51 10.18174/648788 nl In 2016 the first Golden jackal appeared in the Netherlands. This report assesses the European knowledge on the species concerning the ecology, distribution status, legal status and possible consequences for Dutch nature conservation and society. In 2016 werd voor het eerst een goudjakhals in Nederland waargenomen. Dit rapport bundelt de bestaande Europese kennis over de goudjakhals m.b.t. de ecologie, verspreiding en draagkracht, de wettelijke status en mogelijke effecten op natuurwaarden en de maatschappij. Animal Ecology Dierecologie urn:nbn:nl:ui:32-628218/obj 2024-03-21 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628217 2024-03-21 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628217 2024-03-21 urn:nbn:nl:ui:32-628217/mods Koolstofvastlegging in grasvelden : Eindrapportage WP4 PPS Grasvelden, Klimaat & Biodiversiteit Fuchs Lennart 434363650 0009-0003-9249-7690 0000000503922681 aut van der Schoot Jan Rinze 273368559 0000000387550592 aut Dekkers Maria-Franca 433815264 0000000502827025 aut van Gestel Stefan 0000000509714904 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 66 10.18174/652946 nl Een van de maatregelen om de effecten van klimaatverandering te beperken is de opslag van CO2 in de bodem. In stedelijke gebieden zijn verschillende grasvelden te vinden, zoals sportvelden, parken en bermen. In de PPS Grasvelden, Klimaat & Biodiversiteit is onderzocht hoeveel koolstof er is vastgelegd. De hoeveelheid koolstof is afhankelijk van veel verschillende factoren, waarvan een deel niet eenvoudig te beïnvloeden zijn. In veldonderzoek is in de laag van 0-20 cm gemiddeld 50 tot 80 ton C/ha aanwezig. Omdat niet bekend was hoeveel koolstof aanwezig was voor de aanleg, kunnen geen uitspraken worden gedaan over de hoeveel koolstof die door het gras zelf is vastgelegd. De resultaten gaven aan dat bij grasveldbeheer ten behoeve van (extra) koolstofvastlegging, geen onderscheid gemaakt hoeft te worden tussen de verschillende soorten grassoorten. Rietzwenkgras vormt hierop een mogelijke uitzondering. Bij grasonderhoud kan wel rekening worden gehouden met de maaifrequentie en maaihoogte. Deze factoren kunnen namelijk invloed hebben op de koolstofopslag onder grasvelden. OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit urn:nbn:nl:ui:32-628217/obj 2024-03-21 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628213 2024-03-21 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628213 2024-03-21 urn:nbn:nl:ui:32-628213/mods Verlagen van de risico’s voor het optreden van bacteriële ziekten in teelten onder glas Streminska Marta A. 341660108 0000000419525819 aut Greve Gerdit 0000000506596746 aut Huisman Huei Ming 427522943 0000000492169064 aut Huisman Anna 0000000514275512 aut Kromwijk Arca 086239392 0000000394777832 aut Pham Khanh 314601643 0000000387399490 aut Stijger Ineke 239617703 000000038814369X aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 70 10.18174/651023 nl Bacterial diseases remain problematic in various greenhouse crops. In this project, research was conducted into possible alternative strategies to prevent and control bacterial diseases in Pelargonium, Phalaenopsis and tomato. The research focused on various alternative strategies such as adjustment of fertilization strategy, using enzymes to selectively prevent the development of biofilm of plant pathogenic bacteria on plant surface (root or leaf), disrupting quorum sensing of plant pathogenic bacteria, use of antagonistic microorganisms and the possibility of using the parasitic bacteria from the group Bdellovibrio and the like organisms (BALOs) to selectively kill plant pathogenic bacteria. Bacteriële ziekten zorgen voor problemen in verschillende teelten onder glas. In dit project is onderzoek gedaan naar mogelijke alternatieve strategieën ter voorkoming van bacteriële ziekten in Pelargonium, Phalaenopsis en tomaat. Het onderzoek richtte zich op het voorkomen van de ontwikkeling van bacteriële ziekten in het gewas door aanpassing in bemestingsstrategie, het gebruik van enzymen tegen biofilm van plantpathogene bacteriën op het plantoppervlak, verstoren van communicatie tussen plantpathogene bacteriën, inzet van antagonistische micro-organismen en parasitaire bacteriën uit groep Bdellovibrio and the like organisms (zogenaamd BALO’s) om plant pathogene bacteriën selectief af te doden. Rootzone Dynamics Crop health GTB Teelt & Gewasfysiologie Rootzone Dynamica Gewasgezondheid GTB Teelt & Gewasfysiologie urn:nbn:nl:ui:32-628213/obj 2024-03-21 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628197 2024-03-22 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628197 2024-03-22 urn:nbn:nl:ui:32-628197/mods Cybersecurity design of data-intensive systems Wageningen University dgg Avcı Çiğdem 0000000514263933 aut B. Tekinerdogan opn Ç. Çatal opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 235 10.18174/647048 en Information Technology WASS Toegepaste Informatiekunde WASS urn:nbn:nl:ui:32-628197/obj 2024-03-22 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628184 2024-03-20 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628184 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-628184/mods Functional characterization of novel human gut bacteria involved in the metabolism of sulfur and trimethylamine Wageningen University dgg Feng Yuan 408470607 0000000514264151 aut W.M. de Vos opn A.J.M. Stams opn I. Sánchez-Andrea opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 192 10.18174/649727 en WIMEK MicPhys MolEco Microbiology WIMEK MicPhys MolEco Microbiologie urn:nbn:nl:ui:32-628184/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628162 2024-03-25 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628162 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628162/mods A matter of perspective : Root adaptive responses to endoparasitic cystnematodes Wageningen University dgg Guarneri Nina 0000-0002-0399-9230 0000000514263888 aut G. Smant opn A. Goverse opn J.L. Lozano Torres opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 160 10.18174/642074 en EPS Laboratory of Nematology EPS Laboratorium voor Nematologie urn:nbn:nl:ui:32-628162/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628148 2024-03-25 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628148 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628148/mods On the complexity of agroforestry systems Wageningen University dgg Steinfeld Jonas 0009-0009-3483-0188 000000051426387X aut R.E. Creamer opn F.J.J.A. Bianchi opn M.V. Ballester opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 178 10.18174/650194 en PE&RC Soil Biology Farming Systems Ecology PE&RC Bodembiologie Farming Systems Ecology urn:nbn:nl:ui:32-628148/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628136 2024-03-19 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628136 2024-03-19 urn:nbn:nl:ui:32-628136/mods Pilot H2O2 in phalaenopsis : Effect van doseren gestabiliseerde H2O2 op groei en microbioom van Ruijven Jim 352855371 0000000419536913 aut Hofman Marco 0000000513669413 aut Streminska Marta 341660108 0000000419525819 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 24 10.18174/650893 nl Silver stabilised hydrogen peroxide is used by greenhouse growers to clean irrigation lines. Growers of phalaenopsis saw an improved growth of the crop after stopping the dosage of hydrogen peroxide. In a pilot test in a commercial company is the effect of 30 mg/L silver stabilized hydrogen peroxide on the crop investigated: growth, loss of plants and microbial ecosystem rhizosphere and phyllosphere. During the first 14 weeks of cultivation an intensive measurement protocol was applied. However, just minor differences were observed. Treatment with hydrogen peroxide create a little bigger leaf area, but had a little less root tips. In addition, the wax layer on the leaves was a bit thinner, which increases the risk for diseases. Small differences were found in the microbial ecosystem, but differences in time were bigger than differences in treatments. No visual differences were found after this period and further follow-up of the crop until the end of cultivation did not result in visual differences. Dosing of hydrogen peroxide therefore had no significant effect on cultivation, but it also did not prevent loss of plants by diseases. Met zilver gestabiliseerde waterstofperoxide wordt gebruikt voor het schoonmaken en schoon houden van irrigatieleidingen. Telers van phalaenopsis zagen een verbeterde groei van het gewas na stoppen met dosering van waterstofperoxide. In een pilot op een praktijkbedrijf is onderzocht wat het effect is van de dosering van 30 mg/L met zilver gestabiliseerde waterstofperoxide op het gewas: groei, uitval en microbieel ecosysteem van wortel en blad. Tijdens de eerste 14 weken van de teelt is intensief gemeten, maar zijn slechts kleine verschillen waargenomen. De behandeling met waterstofperoxide maakte een iets groter bladoppervlak en had iets minder wortelpunten. Daarnaast was de waslaag op het blad iets dunner, wat het risico op ziekten iets vergroot. Kleine verschillen in microbioom zijn gevonden, maar de verschillen in de tijd waren groter dan de verschillen tussen de behandelingen. Visueel waren er na deze periode geen verschillen waarneembaar en ook bij het verder volgen van het gewas tot het einde van de teelt zijn geen visuele verschillen gevonden. Het doseren van waterstofperoxide had daarmee geen significant negatief effect op de teelt, maar heeft ook niet de uitval van planten door ziekten voorkomen. Rootzone Dynamics Rootzone Dynamica urn:nbn:nl:ui:32-628136/obj 2024-03-19 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628134 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628134 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-628134/mods Quick scan ‘Locations for highest-potential greenhouse development in the world’ Ravensbergen P. 198043309 0000000390313133 aut Hennen W.H.G.J. 074571745 0000000359461744 aut Jukema G.D. 32709043X 0000000397077292 aut Fahkry H. aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research 2024 16 en Forecast studies show an increasing demand for greenhouses worldwide, as governments encourage local, safe and sustainable food production. Climate change, scarcity of water and other key resources are adding to the trend towards greenhouses.This paper shows a world map of the highest suitability for greenhouses, broken down by mid-tech and high-tech greenhouses. This is done by performing a quick scan, which means synthesis and application of existing knowledge and data. Of the countries with the highest potential, more detailed maps are shown. Management Trainees Performance and Impact Agrosectors Blue and Green Economy Management Trainees Performance en Impact Agrosectoren Blue and Green Economy urn:nbn:nl:ui:32-628134/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628130 2024-03-19 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628130 2024-03-19 urn:nbn:nl:ui:32-628130/mods Spray drift evaluation of the Ecorobotix ARA spot sprayer : A technical performance comparison between the Ecorobotix ARA and the shielded bed sprayer van Steenbergen Gerrit aut de Hoog Dirk 411275585 0000000493435942 aut Djouhri-Touri Meriem 0000000514264135 aut Holterman Henk Jan 254909965 0000000393436200 aut van de Zande Jan 14231434X 0000000392239678 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 20 10.18174/642717 en The Ecorobotix ARA spot sprayer detects weeds and crops and sprays only the desired target using nozzles with a small top angle. The design of the Ecorobotix ARA is similar to the shielded bed sprayer, which is listed as a 95% drift reducing technology on the Dutch DRT-list. A condition of the shielded bed sprayer is to use spray nozzles with a medium (M) or coarser spray quality. Drop size measurements using the ISO 25358 reference threshold nozzles show that the (often) used Euspray IC1012 spot spray nozzle has the required droplet size M up to 2.5 bar spray pressure and the Euspray IC1X502 nozzle until 2.0 bar spray pressure. A technical performance comparison has been made between the Ecorobotix ARA and the remaining conditions of the shielded bed sprayer in a full-field spraying scenario. The conditions which are not similar between the machines individually all have a positive effect on the reduction of spray drift. The expectation is therefore that the amount of spray drift reduction of the Ecorobotix ARA sprayer is equal to or higher than the shielded bed sprayer. Agro Field Technology Innovations Agro Field Technology Innovations urn:nbn:nl:ui:32-628130/obj 2024-03-19 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628121 2024-03-19 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-628121 2024-03-19 urn:nbn:nl:ui:32-628121/mods Rural dynamics and sustainable development in Russia with particular reference to the Stavropol territory Wageningen University dgg Chaplitskaya Anastasia 0000000514263829 aut J.H.H. Wesseler opn W.J.M. Heijman opn J. van Ophem opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 137 10.18174/650173 en WASS Agricultural Economics and Rural Policy WASS Agrarische Economie en Plattelandsbeleid urn:nbn:nl:ui:32-628121/obj 2024-03-19 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628116 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628116 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-628116/mods Verspreiding invasieve rivierkreeften in Nederland : Voorkomen in verleden, heden en toekomst Roessink Ivo 314599738 0000-0003-0017-8282 0000000390033983 aut Thomas Daphne 433093242 0000000502631794 aut Staritsky Igor 142754595 0000000395489023 aut Ottburg Fabrice 263074773 0000000390625209 aut Peeters Edwin T.H.M. 167253042 0000-0003-2541-1829 0000000393908466 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 31 10.18174/640864 nl Several invasive crayfish species occur in The Netherlands, of which five are commonly established. This research provides insight into the recent distribution and development of the populations of the Californian, spiny-cheeked, red swamp, white river and virile crayfish over time. Additionally, an analysis is performed to determine the correlations of their occurrence with environmental factors such as elevation in the landscape, connectivity, soil type and salinity. Based on this analysis, a prediction is made regarding the potential distribution area of the various species in The Netherlands. In Nederland komen verschillende invasieve rivierkreeften voor, waarvan er vijf algemeen gevestigd zijn. Dit onderzoek maakt de recente verspreiding en de ontwikkeling van de populaties van de Californische, gevlekte, rode, gestreepte en geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft inzichtelijk in de tijd. Ook wordt een analyse uitgevoerd naar welke omgevingsfactoren het voorkomen van invasieve rivierkreeften kunnen voorspellen. Hiervoor wordt gekeken naar hoogteligging, connectiviteit, bodemtype en saliniteit. Op basis van deze analyse wordt tevens een voorspelling gedaan met betrekking tot het potentiële verspreidingsgebied van de verschillende soorten. WIMEK Animal Ecology Environmental Risk Assessment Applied Spatial Research Aquatic Ecology and Water Quality Management WIMEK Dierecologie Environmental Risk Assessment Applied Spatial Research Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer urn:nbn:nl:ui:32-628116/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628084 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628084 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-628084/mods Erratum to "Behavioral patterns as indicators of resilience after parturition in dairy cows" van Dixhoorn I.D.E. 316180289 0000-0003-3642-2523 0000000396701778 aut de Mol R.M. 087187000 0000-0003-4372-401X 0000000369574814 aut Schnabel S.K. 371305845 0000-0003-2338-3019 000000043636472X aut van der Werf J.T.N. 314620532 0000000391811222 aut van Mourik S. 308479904 0000-0001-7965-9227 0000000389836965 aut Bolhuis J.E. 266280013 0000000369264111 aut Rebel J.M.J. 13454465X 0000-0003-4765-4215 0000000390698897 aut van Reenen C.G. 242021042 0000000391927794 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3168/jds.2024-107-3-1826 85186378685 en Agricultural Biosystems Engineering PE&RC WIAS Biometris Mathematical and Statistical Methods - Biometris Animal Health & Welfare Adaptation Physiology Agricultural Biosystems Engineering PE&RC WIAS Biometris Wiskundige en Statistische Methoden - Biometris Dierenwelzijn en gezondheid Adaptatiefysiologie Journal of Dairy Science 107 3 1 1826 1826 00220302 urn:nbn:nl:ui:32-628084/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628028 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628028 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-628028/mods Slow design : Creating long lasting consumer product relationships de Hooge Ilona E. 311665470 0000-0002-3064-9324 0000000389105193 aut Milosavljevic Virrueta Cristobal aut Reimink Sem aut Pfeiffer Lèneke 393823962 0000000452633651 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Science Shop Wageningen 2024 46 10.18174/651918 en In their move towards a more sustainable society, many designers, manufacturers, and producers have thus far focused on reduced use of natural resources, or on the reuse of previously used materials. One other way to move towards a more sustainable future, however, is to motivate consumers to use their products for longer, and to motivate consumers to repair their products when necessary. In the current project, we delved into the question how consumers can be motivated to use their products for longer and to repair their products if necessary. Moreover, as extending the lifespan of products may have negative effects on the sales of designers, manufacturers, and producers, we also examined whether it would be possible to motivate consumers to extend the lifetime of their products in ways that can be considered economically viable for designers, manufacturers, or producers. To answer these research questions, we first conducted an extensive literature review. We searched for articles that had studied effects on consumer product lifetime extension, consumer product usage, or on consumer product repair. After screening through 477 scientific articles, we ended up with 36 relevant articles that examined factors influencing consumers’ product usage and product repair. To focus more on the question how designers, manufacturers and producers can motivate lifetime extension in economically viable ways, we also conducted two experiments. In both experiments, we studied the influence of lifetime extension-, repairability- and sustainability marketing strategies on consumer responses to a (fashion) product. In Experiment 1, the product concerned a trousers (jeans), and in Experiment 2 the product concerned a backpack. We measured consumers’ attitudes towards the product and the brand, consumers’ usage and repair intentions for the product, and consumers’ willingness to pay for the product. The findings reveal that….. Together, these findings provide multiple valuable suggestions on how to increase the lifespan of products, and whether this is possible in ways that can be considered promising for designers, manufacturers, and producers. Although future research is necessary, there certainly seems to be a future for the extension of product lifetimes. Marketing and Consumer Behaviour WASS CVC Impact for society Marktkunde en Consumentengedrag WASS CVC Impact for society urn:nbn:nl:ui:32-628028/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628026 2024-03-18 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628026 2024-03-18 urn:nbn:nl:ui:32-628026/mods Diets in Dutch hospitals : Setting the scene for healthy, protein adequate, and sustainable menus Bannenberg Celia aut Geleijnse Marianne 147832667 0000-0001-7638-0589 0000000387033907 aut Grootswagers Pol 412921804 0000-0002-1850-1714 0000000491758887 aut Lensink Mariska aut van der Schouw Yvonne T. aut Kok Annemieke aut Dermody Brian J. aut Bolat Esra aut Pot Gerda K. aut de Koning Iris aut Kuipers Jelte aut Verhage Charlotte aut Biesbroek Sander 0000-0001-9934-0969 0000000508349693 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Ubiversity & Research Wageningen 2024 87 10.18174/650900 en VLAG Global Nutrition Nutrition and Disease Nutritional Biology VLAG Wereldvoeding Voeding en Ziekte Nutritional Biology urn:nbn:nl:ui:32-628026/obj 2024-03-18 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/628022 2024-03-18 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-628022 2024-03-18 urn:nbn:nl:ui:32-628022/mods Datarapportage Marktbemonstering schubvis IJsselmeergebied 2022 Tien Nicola 304353167 000000038905332X aut Kwakman-Schilder Karen 420990488 0000000493407378 aut Volwater Joey 424631784 0000000504639749 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 22 10.18174/646073 nl Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in het kader van de Visserijwet verantwoordelijk voor een duurzame visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem (‘schubvis’) op het IJsselmeer en Markermeer. Het ministerie streeft ernaar het beheer te baseren op wetenschappelijk onderbouwde vangst- en inspanningsadviezen. Een belangrijke informatiebron voor nauwkeurige visserij-adviezen is informatie over de vangstopbouw van de visserij; wat is de lengte- en leeftijdsopbouw van de vangst? Deze informatie wordt voor de vier visbestanden sinds 2016 in een marktbemonstering aan boord van de schepen verzameld. Hiervoor worden tijdens het eerste, derde en vierde kwartaal van een jaar de twee grootste visserijen op schubvis op het IJsselmeer en Markermeer bemonsterd, namelijk de staandwantvisserij (waarbij voornamelijk met 101mm maaswijdte en soms met grotere mazen wordt gevist) en de zegenvisserij (alleen in het eerste en vierde kwartaal). In totaal zijn in 2022 28 visreizen bemonsterd tijdens de veldbezoeken, waarvan zeven in het eerste kwartaal, 12 in het derde kwartaal en negen in het vierde kwartaal. In het eerste kwartaal zijn twee bezoeken bij de zegenvisserij uitgevoerd, verder zijn alle andere bezoeken in het eerste, derde en vierde kwartaal bij de staandwantvisserij uitgevoerd. Verdeeld over de visserijen zijn 16.595 vissen gevangen, verdeeld over 13 soorten. Van de doelsoorten waren dit 1.157 baarzen, 5.234 blankvoorns, 5.311 brasems en 4.488 snoekbaarzen. In totaal zijn in 2022 319 vissen verzameld voor biologische gegevens (leeftijd, gewicht, geslacht, rijpheid), waarvan 59 baarzen, 56 blankvoorns, 51 brasems en 153 snoekbaarzen. Voor alle soorten zijn per veldbezoek schattingen van de discards gemaakt (vis die niet aangeland wordt maar meteen weer wordt teruggezet). Bij de staandwantvisserij werd vooral snoekbaars teruggezet. Bij de zegenvisserij werd vooral snoekbaars en blankvoorn teruggezet. Onderzoeksformatie Business Manager projects Mid-North Business Manager projects Mid-South Onderzoeksformatie Business Manager projecten Midden-Noord Business Manager projecten Midden-Zuid urn:nbn:nl:ui:32-628022/obj 2024-03-18 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627992 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627992 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627992/mods Towards a living income for cocoa producers in Indonesia : An insight into the situation of Indonesian cocoa farming households and potential strategies for improved intervention design Bellini Motovska Nina 433161396 0000000502639833 aut Janssen Valerie 423014064 0000000493359089 aut Waarts Yuca 321762495 0000000393980150 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Wageningen 2024 51 10.18174/648051 en The primary objective of this paper is to assess the income situation of Indonesian cocoa-producing households across different regencies and consider the factors that enable or hinder them from earning a living income. Our findings reveal that the vast majority of the studied households are not earning a living income, with many living in a situation of severe poverty. The living income gap amounts to approximately USD 1,365 per household per year, indicating that a significant increase in income would be necessary for households to achieve decent standards of living. Households that are already earning a living income typically have larger farm sizes and tend to be more diversified. Our study concludes with recommendations intended for enhancing the income of these households, either by expanding cocoa production or through other means, ultimately bolstering the resilience of smallholder farming households. Food System & Impact Research International Policy Food System & Impact Research Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627992/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627949 2024-03-22 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627949 2024-03-22 urn:nbn:nl:ui:32-627949/mods agROBOfood final report Lokhorst C. 091115566 0000-0002-4334-5127 000000010929981X aut text info:eu-repo/semantics/report agROBOfood and euRobotics 2024 104 10.5281/zenodo.10679686 en This report is the result of agROBOfood’s journey to create a pan-European network of DIHs for people working on robotics in the agri-food environment and to show a variety of robotic solutions to support agricultural processes. The results presented were possible only thanks to the hard and dedicated work of all 37 partners in the project, the 20 innovation experiments and industrial challenges, and the support and advice from the project reviewers, project officers and industrial advisory board. I also appreciated the cooperation with the other Innovation Action projects joined under the RODIN umbrella, the organisers of several events, like the yearly FIRA, were we could present agROBOfood, and Topontwerper for their support in creating this version of the final report. I strongly believe that in the coming decade there will continue to be a need for a specialised network on robotics for the agrifood sector. It is therefore encouraging to see that the journey will be continued by the agROBOfood network. WIAS Animal Health & Welfare WIAS Dierenwelzijn en gezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627949/obj 2024-03-22 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627932 2024-03-14 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627932 2024-03-14 urn:nbn:nl:ui:32-627932/mods Characterising turf grass adaptation to drought and heat and assessing its potential cooling effect : Combined report on turf grass field experiments : Work package 1: Climate and drought, Work package 2: Climate and temperature Deolu-Ajayi Ayodeji O. 424095742 0000-0001-5309-6884 0000000492920786 aut van der Werf Adrie 105140910 0000000390396274 aut Mossink Leon 0000000514252126 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 80 10.18174/652111 en Crop Physiology Applied Ecology Crop Physiology Toegepaste Ecologie urn:nbn:nl:ui:32-627932/obj 2024-03-14 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627930 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627930 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-627930/mods Jeunesse Africaine face aux changements climatiques : Des cas du Bénin, Burkina Faso et de la République Démocratique du Congo Alimasi Tulonde aut Daburon A. 423594494 0000000493315625 aut text info:eu-repo/semantics/report Le Centre du Développement et de l’Innovation de Wageningen Wageningen 2024 43 10.18174/650094 fr This document presents findings from three African countries, each presenting cases how young agricultural producers cope with climate change. The authors of the cases were participants in a course on resilience and climate change, and applied the triangle resilience framework looking at knowledge networks, diversity of resources including capacities, and technology and sustainable development. The cases from Bénin, Burkina Faso and the Democratic Republique of Congo presents reflections, testimonials and recommendations. Ce document présente les conclusions de trois pays africains, chacun présentant des cas de la manière dont les jeunes producteurs agricoles font face au changement climatique. Les auteurs des cas ont participé à un cours sur la résilience et le changement climatique et ont appliqué le cadre triangulaire de résilience en examinant les réseaux de connaissances, la diversité des ressources, y compris les capacités, ainsi que la technologie et le développement durable. Les cas du Bénin, du Burkina Faso et de la République Démocratique du Congo présentent des réflexions, témoignages et des recommandations. Advisory A Advisory B Advisory A Advisory B urn:nbn:nl:ui:32-627930/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627929 2024-03-14 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627929 2024-03-14 urn:nbn:nl:ui:32-627929/mods Weerbare teeltsystemen tegen invasieve tripsplagen in de glastuinbouw Le Hesran Sophie 426217454 0000000443975537 aut Sewkaransing Denise 0000000514252046 aut Vervoorn Kyra 0000000508104338 aut Koedijk Nathan 0000000514252062 aut Mouratidis Angelos 0000000508104282 aut Léonard Eléna 0000000508104311 aut Leman Ada 330625519 0000000395585568 aut Messelink Gerben 239706382 0000-0002-5196-1229 0000000387735343 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 80 10.18174/648867 nl Among the more than 6300 described thrips species, hundreds of species are known as serious pests of commercially important crops. Growers need to protect their crops not only from native thrips species, but also from new invasive thrips species which regularly arrive from other continents through international trade. Some of these invasive species can cause serious damage, like the western flower thrips Frankliniella occidentalis, arrived from North America in the 1980s. Finding crop protection strategies adapted to invasive species remains a challenge due to limited knowledge of their characteristics and a lack of natural predators. This 3-years research project aimed to develop knowledge on 4 invasive thrips species (Thrips parvispinus, Thrips setosus, Dichromothrips corbetti, Chaetanaphothrips orchidii) present in the Netherlands, in order to find suitable biological control strategies against them. We studied their developmental time, their behaviour and the potential of different natural enemies (insects, mites and microorganisms) to control them in Anthurium, lily and Phalaenopsis greenhouses. Our results show that there is great potential for biological control of invasive thrips, but that the unfavorable conditions for natural enemies in these crops can limit its effectiveness. Wereldwijd zijn meer dan 6300 soorten trips beschreven en daarvan zijn honderden soorten bekend als schadelijk voor gewassen. Telers staan voor de uitdaging om hun gewas niet alleen te beschermen tegen inheemse tripssoorten, maar ook tegen nieuwe invasieve tripssoorten die via de internationale handel regelmatig vanuit andere continenten arriveren. Sommige van deze invasieve soorten kunnen ernstige schade aanrichten, zoals de Californische trips Frankliniella occidentalis, die in de jaren tachtig vanuit Noord-Amerika arriveerde. Het vinden van gewasbeschermingsstrategieën die zijn aangepast aan invasieve soorten blijft een uitdaging vanwege de beperkte kennis van hun kenmerken en een gebrek aan natuurlijke vijanden. Dit 3-jarige onderzoeksproject had tot doel kennis te ontwikkelen over 4 invasieve tripssoorten (Thrips parvispinus, Thrips setosus, Dichromothrips corbetti, Chaetanaphothrips orchidii) die in Nederland aanwezig zijn, om zo geschikte biologische bestrijdingsstrategieën hiertegen te vinden. We bestudeerden hun ontwikkelingstijd, hun gedrag en het potentieel van verschillende natuurlijke vijanden (insecten, mijten en micro-organismen) om ze te bestrijden in Anthurium-, lelie- en Phalaenopsis. Onze resultaten laten zien dat er veel potentie is voor biologische bestrijding van invasieve tripssoorten, maar dat de ongunstige omstandigheden voor natuurlijke vijanden in deze gewassen de effectiviteit kan beperken. PE&RC Laboratory of Entomology Crop health PE&RC Laboratorium voor Entomologie Gewasgezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627929/obj 2024-03-14 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627891 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627891 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627891/mods Ethics of early detection of disease risk factors : A scoping review Jansen Sammie N.G. aut Kamphorst Bart A. 369477065 0000-0002-7209-2210 0000000419574477 aut Mulder Bob C. 333839382 0000-0003-0357-1370 0000000419484594 aut van Kamp Irene aut Boekhold Sandra aut Van den hazel Peter aut Verweij Marcel F. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1186/s12910-024-01012-4 85186935852 en Background: Scientific and technological advancements in mapping and understanding the interrelated pathways through which biological and environmental exposures affect disease development create new possibilities for detecting disease risk factors. Early detection of such risk factors may help prevent disease onset or moderate the disease course, thereby decreasing associated disease burden, morbidity, and mortality. However, the ethical implications of screening for disease risk factors are unclear and the current literature provides a fragmented and case-by-case picture.Methods: To identify key ethical considerations arising from the early detection of disease risk factors, we performed a systematic scoping review. The Scopus, Embase, and Philosopher’s Index databases were searched for peer-reviewed, academic records, which were included if they were written in English or Dutch and concerned the ethics of (1) early detection of (2) disease risk factors for (3) disease caused by environmental factors or gene-environment interactions. All records were reviewed independently by at least two researchers.Results: After screening 2034 titles and abstracts, and 112 full papers, 55 articles were included in the thematic synthesis of the results. We identified eight common ethical themes: (1) Reliability and uncertainty in early detection, (2) autonomy, (3) privacy, (4) beneficence and non-maleficence, (5) downstream burdens on others, (6) responsibility, (7) justice, and (8) medicalization and conceptual disruption. We identified several gaps in the literature, including a relative scarcity of research on ethical considerations associated with environmental preventive health interventions, a dearth of practical suggestions on how to address expressed concerns about overestimating health capacities, and a lack of insights into preventing undue attribution of health responsibility to individuals.Conclusions: The ethical concerns arising with the early detection of risk factors are often interrelated and complex. Comprehensive ethical analyses are needed that are better embedded in normative frameworks and also assess and weigh the expected benefits of early risk factor detection. Such research is necessary for developing and implementing responsible and fair preventive health policies. WASS Postdoc Directie - LAW Strategic Communication Philosophy early detection environmental health ethics prevention public health risk factors scoping review screening WASS Postdoc Directie - LAW Strategische Communicatie Filosofie BMC Medical Ethics 25 14726939 urn:nbn:nl:ui:32-627891/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627881 2024-03-13 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627881 2024-03-13 urn:nbn:nl:ui:32-627881/mods Morocco-Netherlands Centre of Excellence in Horticulture of Agadir : Final report project MAS1MR01 Campen Jouke 272553999 0000000371119802 aut Stanghellini Cecilia 072806486 0000-0003-2281-8711 0000000391312300 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 36 10.18174/649341 en The goal of the project is to enhance the sustainability and productivity of greenhouse horticulture in the region, with the Complexe Horticole d’Agadir (CHA) as the key partner. Dutch involvement included funding for a greenhouse research facility and scientific cooperation with Wageningen University & Research (WUR). Delays due to COVID pushed the project timeline, but progress was made in research, education, and outreach activities. Despite delays in greenhouse construction, groundwork was laid for future involvement. While operational challenges persist, the project is deemed successful in fostering collaboration and improving prospects for the horticultural sector in Morocco and Dutch supply industries Het doel van het project is om de duurzaamheid en productiviteit van de kasbouw in de regio te verbeteren, waarbij Complexe Horticole d’Agadir (CHA) als belangrijke partner fungeert. De Nederlandse betrokkenheid omvatte financiering voor een kas onderzoeksfaciliteit en wetenschappelijke samenwerking met Wageningen University & Research (WUR). Vertragingen als gevolg van COVID hebben het projectschema verstoord, maar er is vooruitgang geboekt in onderzoeks-, onderwijs- en outreach-activiteiten. Ondanks vertragingen in de bouw van de kas, is er een basis gelegd voor toekomstige betrokkenheid. Hoewel operationele uitdagingen aanhouden, wordt het project als succesvol beschouwd in het bevorderen van samenwerking en het verbeteren van de vooruitzichten voor de tuinbouwsector in Marokko en de Nederlandse toeleveringsindustrieën. PE&RC GTB Tuinbouw Technologie PE&RC GTB Tuinbouw Technologie urn:nbn:nl:ui:32-627881/obj 2024-03-13 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627863 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627863 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627863/mods Effects of dietary exposure to plant toxins on bioaccumulation, survival, and growth of black soldier fly (Hermetia illucens) larvae and lesser mealworm (Alphitobius diaperinus) Mulder Patrick P.J. 314617213 0000000389455775 aut Mueller-Maatsch Judith T.L. 0000-0001-6782-6315 0000000439940542 aut Meijer Nathan 374540454 0000-0002-3246-0437 0000000442732613 aut Bosch Marlou aut Zoet Lisa aut van der Fels-Klerx H.J. 23639472X 0000-0002-7801-394X 0000000393257755 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.heliyon.2024.e26523 85185584605 en In their natural habitat, insects may bioaccumulate toxins from plants for defence against predators. When insects are accidently raised on feed that is contaminated with toxins from co-harvested herbs, this may pose a health risk when used for human or animal consumption. Plant toxins of particular relevance are the pyrrolizidine alkaloids (PAs), which are genotoxic carcinogens produced by a wide variety of plant species and the tropane alkaloids (TAs) which are produced by a number of Solanaceae species. This study aimed to investigate the transfer of these plant toxins from substrates to black soldier fly larvae (BSFL) and lesser mealworm (LMW). PAs and the TAs atropine and scopolamine were added to insect substrate simulating the presence of different PA- or TA-containing herbs, and BSFL and LMW were grown on these substrates. Bioaccumulation from substrate to insects varied widely among the different plant toxins. Highest bioaccumulation was observed for the PAs europine, rinderine and echinatine. For most PAs and for atropine and scopolamine, bioaccumulation was very low. In the substrate, PA N-oxides were quickly converted to the corresponding tertiary amines. More research is needed to verify the findings of this study at larger scale, and to determine the potential role of the insect and/or substrate microbiome in metabolizing these toxins. VLAG PE&RC WASS Team Authenticity & Nutrients Team Natural Toxins Team Agrochains Programme and Account Management Laboratory of Entomology Business Economics Black soldier fly larvae (Hermetia illucens) LC-MS/MS Lesser mealworm (Alphitobius diaperinus) Pyrrolizidine alkaloids Transfer Tropane alkaloids VLAG PE&RC WASS Team Authenticity & Nutrients Team Natural Toxins Team Agrochains Programme and Account Management Laboratorium voor Entomologie Bedrijfseconomie Heliyon 10 4 24058440 urn:nbn:nl:ui:32-627863/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627847 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627847 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627847/mods Visualizing greener cities Metze Tamara 298147335 0000-0002-6103-5958 0000000117353054 aut Rojas-Padilla Eduardo aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41893-024-01277-y 85185904713 001170597900002 en To realize sustainability transitions, there is a need for broad societal support. A study now shows that images can be influential in building that support, even in the case of policy decisions to invest in greener urban transportation, which more sceptical citizens would typically not endorse. WASS CSA - Extern Gefinancierde Activiteiten Public Administration and Policy WASS CSA - Extern Gefinancierde Activiteiten Bestuurskunde Nature Sustainability 23989629 urn:nbn:nl:ui:32-627847/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627842 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627842 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627842/mods Quick scan financiële impact maatregelen “Voorgenomen invulling regelgeving dierwaardige veehouderij” Backus G.B.C. 073791229 0000000369939668 aut Jongeneel R.A. 119663007 0000-0003-1349-5164 0000000356944249 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Den Haag 2024 17 nl WASS Agricultural Economics and Rural Policy International Policy WASS Agrarische Economie en Plattelandsbeleid Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627842/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627839 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627839 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627839/mods Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering : Syntheserapport van Zeijts H. aut van Bussel L.G.J. aut van Dijk W.F.A. aut Trienekens S.J. aut Poppeliers S.W.M. 0000000493078092 aut Schmidt A.M. 161083900 0000000394903798 aut Smits N.A.C. 236348639 0000000396851717 aut Reinds G.J. 096395192 0000000370839517 aut Marra W.A. aut Boezeman D. aut van Hinsberg A. aut ‘t Hoen M.J.J. aut Plantinga R. aut Stammes I.H. aut Stroeken D.P. aut Vink M.J. aut van der Werf E.H. aut van Berkum S. 073773298 0000-0002-0248-8033 0000000384369851 aut Cals T.C.A. 438258959 0000000509860119 aut Mathijssen P.J.H. 0000000514211834 aut van Os J. 075013134 0000000390492469 aut Visser J.B. 0000000513610868 aut Hazelhorst S.B. aut Westerhoff P.W. aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 35 nl Food System & Impact Research Vegetation and Landscape Ecology Sustainable Soil Use Regional Development and Spatial Use Food System & Impact Research Vegetatie en landschapsecologie Duurzaam Bodemgebruik Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik urn:nbn:nl:ui:32-627839/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627837 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627837 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627837/mods Voortgang stikstofbronmaatregelen en verwachte effecten in 2030 : Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering Reinds G.J. 096395192 0000000370839517 aut van Dijk W.F.A. aut ’t Hoen M.J.J. aut Stammes I.H. aut Stroeken D.P. aut Cals T.C.A. 438258959 0000000509860119 aut van Os J. 075013134 0000000390492469 aut Marra W.A. aut Hazelhorst S.B. aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 136 nl Sustainable Soil Use Regional Development and Spatial Use Duurzaam Bodemgebruik Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik urn:nbn:nl:ui:32-627837/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627838 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627838 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627838/mods Verwachte effecten van voorgenomen natuur- en stikstofbronmaatregelen op de toestand van de natuur : Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering van Bussel L.G.J. aut van Hinsberg A. aut Biersteker L. 0000000505680030 aut Roelofsen H.D. 370615158 0000000436358637 aut Pouwels R. 162441371 0000000394216365 aut Giesen P. aut Schild J. aut van Tol S. aut van der Hoek D.C.J. aut Schram J.M. aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 78 nl WOT Natuur & Milieu Biodiversity and Policy WOT Natuur & Milieu Biodiversiteit en Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627838/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627829 2024-03-26 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627829 2024-03-26 urn:nbn:nl:ui:32-627829/mods Policy brief for exploitation of results : MEF4CAP: Monitoring and Evaluation Frameworks for the Common Agricultural Policy van Asseldonk M.A.P.M. 181269325 0000000382247535 aut Lokers R.M. 192015052 0000000392698284 aut Ceccarelli T. 158667204 0000-0001-5236-8884 0000000041267570 aut Ibbott Samantha aut Vrolijk H.C.J. 110582306 0000-0001-7767-5880 000000007342207X aut Poppe K.J. 069302898 0000-0002-3899-363X 0000000078525633 aut Urdu D. 426455517 0000000492257902 aut Leenaars G.A.N. 0000000514284195 aut Dillon Emma aut Donnellan Trevor aut Zbigniew Floriańczyk aut García Alberto Gutiérrez aut García David Alfonso Nafría aut Kalatzis Nikolaos aut Kaprelis Sokratis aut van Dijk Roeland aut Vreeman Albert aut Nyssens-James Célia aut Caiati Sophia aut Tsioutsia Ifigeneia aut Fernandez Pablo aut Vazquez Rossana Tornel aut text info:eu-repo/semantics/report European Environmental Bureau 2024 18 en Programmamanagement WASS Project Management Group Earth Observation and Environmental Informatics Transition Risk and Innovation Governance Data Science and Innovation Programmamanagement WASS Project Management Group Aardobservatie en omgevingsinformatica Transition Risk and Innovation Governance Data Science and Innovation urn:nbn:nl:ui:32-627829/obj 2024-03-26 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627801 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627801 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627801/mods Sweet and sour sips : No effect of repeated exposure to sweet or sour-tasting sugary drinks on children's sweetness preference and liking Mueller Carina aut Zeinstra Gertrude G. 314625240 0000-0003-3942-5420 000000037111637X aut Forde Ciarán G. 0000-0002-4001-9182 0000000508441262 aut Jager Gerry 304818321 0000-0001-5163-436X 000000039413575X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.appet.2024.107277 85185814903 en Health agencies advocate reducing children's sweetness exposure to lower sweetness preference or liking to ultimately lower sugar intake. However, the relationship between sweetness exposure, preference, and liking remains unclear. This work investigated the influence of exposure to a sucrose-containing sweet or sour-tasting drink on sweetness preference and liking for sweet and sour products in 4-7-year-old children (n = 65). The children were randomized into three groups with one daily exposure to either the sweet drink, sour drink, or water (control group) for 14 days. Sweetness preference was assessed at baseline (t1), day 15 (t2), and two months after the intervention (t3), using a forced-choice, paired comparison test with five beverages varying in sweetness intensity. Hedonic liking for the intervention drinks, a sweet and sour yogurt, and a sweet and sour candy was evaluated using a 5-point pictorial scale. Linear mixed models revealed a significant increase in sweetness preference from t1 to t3 (F(2) = 7.46, p < 0.001). However, ANCOVA analysis indicated that this effect was not caused by the intervention. Based on linear mixed models, we observed that children's hedonic liking for sweet and sour products remained stable from t1 to t3 and was not influenced by the intervention. These findings suggest that 14 exposures to a sucrose-containing sweet or sour-tasting drink did not affect sweetness preference or liking in 4-7-year-old children. VLAG Sensory Science and Eating Behaviour Food, Health & Consumer Research Children Sweetness exposure Sweetness liking Sweetness preference VLAG Sensoriek en eetgedrag Food, Health & Consumer Research Appetite 196 01956663 urn:nbn:nl:ui:32-627801/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627798 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627798 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627798/mods GC Insights: Fostering transformative change for biodiversity restoration through transdisciplinary research Ekberzade Bikem aut Carrasco Rita aut Izdebski Adam aut Sofo Adriano aut Larsen Annegret 0000000492186104 aut Akinyemi Felicia O. aut Bruckman Viktor J. aut Baker Noel aut Clark Simon aut Hill Chloe aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.5194/gc-7-57-2024 85186087724 en According to a 2019 United Nations report, of all the known species, up to 1 million face extinction globally. Despite being considered a pressing global risk with several international efforts to protect and to restore, biodiversity loss and the degradation of ecosystems continue at an alarming rate. In December 2022, the UN Biodiversity Conference (COP15) saw the adoption of the Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework, where four overarching international goals for biodiversity and 23 targets were set. While this is a positive step towards addressing the drivers of biodiversity loss, we will need not just public and political will but also more effective methods to integrate and use scientific information to reach the goals and targets outlined. To facilitate this, scientists and research institutions need to establish alternative and new approaches to transform the way science is conducted, communicated, and integrated into the policymaking process. This will require the scientific community to become proficient at working in interdisciplinary and transdisciplinary teams, establishing connectivity across scientific disciplines and engaging in the policymaking process to ensure that the best available scientific evidence is not only comprehensible to decision-makers but also timely and relevant. This commentary details how scientists can embrace transformative change within and outside of their own communities to increase the impact of their research and help reach global targets that benefit society. PE&RC Soil Geography and Landscape PE&RC Bodemgeografie en Landschap Geoscience Communication 7 1 5 57 61 25697102 urn:nbn:nl:ui:32-627798/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627791 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627791 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-627791/mods Energiearmoede en energiecoöperaties in Nederland : Onderzoeksrapport Young Jordan 000000051375786X aut van der Wens Isabel 0000000514237858 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen University & Research Wageningen 2024 15 10.18174/651939 nl Environmental Policy Urban Economics Milieubeleid Urban Economics urn:nbn:nl:ui:32-627791/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627787 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627787 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627787/mods Monitoring the flows of biomass residues in the Netherlands van Leeuwen Myrna 156140977 000000039073267X aut Elbersen Berien 120927977 0000000111261917 aut Meesters Koen 339798815 0009-0007-0077-374X 0000000396606623 aut Mostert Pim 373506384 0000000436385889 aut Ijntema Gerben 0000000508640544 aut Oudendag Diti 074707876 0000000394292827 aut Jongschaap Raymond 15534742X 0000000054870651 aut Staritsky Igor 142754595 0000000395489023 aut Conijn Sjaak 074646109 0000-0002-0046-7730 0000000392870187 aut van den Oever Martien 31461740X 0000000395808127 aut Agricola Herman 262398095 0000000395104496 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Wageningen 2024 111 10.18174/650424 en The Material Flow Monitor of CBS shows how different sorts of materials (e.g. minerals, steel, biomass) flow to, within and from the Dutch economy; however, flows of especially biomass residues are insufficiently captured. The aim of this KB1-1B study is to quantify the supply and use of the main biomass residues, as well as the individual components they consist of (such as C, N, P), and embed these details in the Material Flow Monitor. This increases the insight into unwanted leakages to the environment (soil, air, water) due to the supply and use of biomass, and shows opportunities for potential new circular business cases to use biomass residues more efficiently. De Materiaalmonitor van het CBS toont fysieke materiaalstromen (zoals mineralen, staal, biomassa) van, naar en binnen de Nederlandse economie voor een bepaald jaar, maar hierin zijn stromen van biomassaresten nauwelijks zichtbaar. Het doel van deze KB1-1B-studie is om het aanbod en de vraag van de belangrijkste biomassaresten, evenals hun inhoudsstoffen (zoals C, N, P), te kwantificeren en data daarover te implementeren in de Materiaalmonitor. Dit geeft inzicht in ongewenste lekken naar het milieu (bodem, lucht, water) die samenhangen met het aanbod en gebruik van biomassa, en laat ook kansen zien voor nieuwe, circulaire businesscases om biomassaresten efficiënter te benutten. Onderz. Form. B. Animal Farming Systems Earth Observation and Environmental Informatics Regional Development and Spatial Use Applied Spatial Research Land Use and Food Security BBP Biorefinery & Sustainable Value Chains Agrosystems Research International Policy Onderz. Form. B. Veehouderijsystemen Aardobservatie en omgevingsinformatica Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik Applied Spatial Research Landgebruik en Voedselzekerheid BBP Biorefinery & Sustainable Value Chains Agrosysteemkunde Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627787/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627788 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627788 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627788/mods Reflection on the Dutch points of interest regarding the proposed EU Directive on Soil Monitoring and Resilience Besse-Lototskaya A. 314605924 0000-0003-4909-5138 0000000393838437 aut Matson A. 0000-0002-5856-3936 0000000514237655 aut Hendriks C. 372556523 0000-0001-6749-7232 0000000436383939 aut Hazeu G. 18651848X 0000-0002-6711-8973 0000000390538199 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen University & Research Wageningen 2024 8 10.18174/651722 en Soil, Water and Land Use CSA - Extern Gefinancierde Activiteiten Sustainable Soil Use Applied Spatial Research Bodem, Water en Landgebruik CSA - Extern Gefinancierde Activiteiten Duurzaam Bodemgebruik Applied Spatial Research urn:nbn:nl:ui:32-627788/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627777 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627777 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627777/mods Digestive problems in rabbit production : moving in the wrong direction? van der Sluis Malou 417087020 0000-0001-7448-6857 0000000506033644 aut van Zeeland Yvonne R.A. aut de Greef Karel H. 099581701 0000000393291363 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3389/fvets.2024.1354651 85185694474 001168979900001 en Digestive problems, both those with a clear pathogenic origin (e.g., Escherichia coli) and those without obvious pathogen involvement [e.g., syndromes like epizootic rabbit enteropathy (ERE)], are common in production rabbits and account for the majority of losses in meat rabbit production. A multitude of nutritional, genetic and housing factors have been found to play a role in the occurrence of digestive problems. However, the exact early pathophysiological mechanism, including the links between aforementioned risk factors and subsequent development and expression of gastrointestinal disease, is less clear, especially in non-specific enteropathies without obvious pathogen involvement. In this review, we aim to shed more light on the derailment of the normal gastrointestinal functioning in rabbits. We discuss a conceptual integrated view of this derailment, based on an “overload” pathway and a “chymus jam” pathway, which may occur simultaneously and interact. The “overload” pathway centers around exposure to excess amounts of easily fermentable substrate (e.g., starch and protein) that might be incompletely digested prior to entering the caecum. Once there, hyperfermentation may result in changes in caecal pH and inhibition of the normal microflora. The second pathway centers around a chymus jam resulting from a compromised passage rate. Here, reduced hindgut motility (e.g., resulting from stress or limited fiber supply) leads to reduced flow of digesta and increased caecal retention times, which might lead to the production of abnormal caecal fermentation products and subsequent inhibition of the normal microflora. A central role in the presumed mechanism is attributed to the fusus coli. We discuss the suggested mechanisms behind both pathways, as well as the empirical substantiation and alignment between theoretical concepts and observations in practice. The proposed hypotheses may explain the effect of time-based restriction to prevent ERE, which is widely applied in practice but to date not really understood, and suggest that the particle size of fiber may be a key point in the normal functioning of the colon and fusus coli. Further insight into the circumstances leading to the derailment of physiological processes in the rabbit hindgut could provide a meaningful starting point to help improve their gastrointestinal resilience. WIAS Behavioral Ecology Animal Breeding & Genomics Oryctolagus cuniculus dysbiosis epizootic rabbit enteropathy fiber fusus coli gastrointestinal disease nutrition WIAS Gedragsecologie Fokkerij & Genomica Frontiers in Veterinary Science 11 22971769 urn:nbn:nl:ui:32-627777/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627779 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627779 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627779/mods Travelling away from home? Joining global change and recovery scenarios to anticipate the marine distribution of diadromous fish Charbonnel Anaïs aut Lassalle Géraldine aut Lambert Patrick aut Quinton Eric aut Geßner Jörn aut Rochard Eric aut Colclough Steve aut Brevé Niels 0000-0002-2152-3690 aut Acolas Marie Laure aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.ecolind.2024.111762 85185551692 en Species Distribution Models (SDM) are useful tools providing results that can be extrapolated to anticipate species range shifts, under climate change scenarios. SDM studies integrating spatial constraints are significantly lacking in the marine environment, leading to optimistic predictions. This is particularly true for anadromous species in which marine distributions can be driven by their affinity to their natal rivers. Acipenser sturio is a critically endangered anadromous fish for which two stocked populations are currently maintained in the Gironde-Garonne-Dordogne (France) and Elbe (Germany) river systems. Benefiting from bycatch reports of A. sturio, we applied a SDM process that explicitly considers distance to home when evaluating habitat suitability. More precisely, we included the variable ‘distance to mouth of the natal river system’ into SDM inputs to test and characterize its influence on the marine distribution of A. sturio. We used this model to obtain the marine distribution under current climatic conditions with the two source populations and under population recovery scenarios (functional populations hypothesized to exist in ten currently unoccupied river systems). We projected the model under future conditions with two climatic scenarios (RCP 4.5 and 8.5) and three time slices over the 2023–2099 period. Constrained-ranges of both existing and hypothetical populations are projected to expand in the future. We observed an overall increase of habitat suitability, with new suitable sectors localized further from natal river mouths. By informing on the suitable marine surface that each hypothetical population holds and adds to the existing ones, our approach aims at informing about the feasibility of species recovery and marine habitats protection strategies. Our findings highlight the need for including dispersal information in marine SDM. The application of our dispersal-constrained approach may be considered for other less-well-known species for which dispersal point sources are identifiable, such as other diadromous species in different study areas. Marine Animal Ecology WIAS Acipenser sturio Anadromous species Climate change Dispersal constraint Marine habitat Natal homing Recovery scenarios Species distribution model Mariene Dierecologie WIAS Ecological Indicators 160 1470160X urn:nbn:nl:ui:32-627779/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627778 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627778 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627778/mods Identifying feed characteristics that affect the pellet manufacturing of livestock diets containing different coproducts Bastiaansen T.M.M. aut de Vries S. 375564748 0000-0002-3842-8411 0000000442846039 aut Martens B.M.J. 423068008 0000-0002-0144-9761 0000000492926854 aut Benders R.T. 0000-0003-3069-2266 aut Vissers E. aut Dijksman J.A. 32324596X 0000-0002-8337-1434 0000000395823909 aut Hendriks W.H. 298620936 0000-0001-8242-7953 000000038817113X aut Thomas M. 171692578 0000000398584835 aut Bosch G. 31462709X 0000-0002-5714-9506 0000000071123586 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.clcb.2024.100073 85185942288 en As part of the transition to circular agriculture and to reduce food-feed competition for arable land, the inclusion of coproducts in livestock feed is expected to increase. Pellet manufacturing allows for improving the handling properties of livestock feed, but the effect of fibrous coproducts on the process is poorly understood. Inclusion of coproducts is considered to affect the physicochemical characteristics of a feed mash, and subsequently pellet manufacturing. To understand how coproducts can effectively be incorporated in pellet manufacturing, we investigated the effect of the inclusion of 300 g/kg of various fibrous coproducts, differing in fibrous composition, in feed mash containing 700 g/kg of basic mash, containing soybean meal, maize and soy oil, on mash physicochemical properties and pellet manufacturing. Treatment mashes were prepared in singleton, steam-conditioned and compacted using a ring-die pelletizer. Physical pellet quality, production capacity, and energy consumption of the pellet press were evaluated per treatment mash. Mash physicochemical properties were evaluated by determining hydration properties (i.e. water binding capacity and sorption analyses) and thermomechanical properties (i.e. phase transition and capillary rheometric analysis). Pellet durability varied among treatments (15.8–91.1 %), as did total energy costs of compaction (28.0–38.7 kWh/tonne). Principal component analysis indicated that higher levels of insoluble fibre in a feed mash associated with increased shear stress during capillary rheometric analysis. Combinedly these parameters reduced production capacity (R2 = 0.25; P = 0.046) and increased required energy consumption by the pellet press (R2 = 0.30; P = 0.03), but could only limitedly explain variation among treatments. In conclusion, the inclusion of coproducts with higher or lower levels of fibre did not consistently affect physical pellet quality. The overall low pellet durability (<90%) of all treatments, however, illustrates the challenge for the pellet manufacturing of diets containing fibrous coproducts. In addition the effects on energy costs of production should be considered during feed formulation. Physical Chemistry and Soft Matter VLAG WIAS Animal Nutrition Circular agriculture Hydration properties Livestock feed Pellet manufacturing Pellet quality Thermomechanical properties Physical Chemistry and Soft Matter VLAG WIAS Diervoeding Cleaner and Circular Bioeconomy 7 27728013 urn:nbn:nl:ui:32-627778/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627773 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627773 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627773/mods Review on the contribution of farming practices and technologies towards climate-smart agricultural outcomes in a European context Erekalo Kassa Tarekegn aut Pedersen Søren Marcus aut Christensen Tove aut Denver Sigrid aut Gemtou Marilena aut Fountas Spyros aut Isakhanya Gohar 334174325 0000000389749394 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.atech.2024.100413 85185576714 en The aim of this review was to provide an overview of existing farming practices and technologies in Europe by assessing their contribution to climate-smart agricultural (CSA) outcomes. Following the PRISMA protocol, 110 final selected studies were scrutinized. Altogether 74 different practices and technologies were identified. Using an inductive approach, the identified practices and technologies were categorized, and their potential contribution towards contextualized CSA outcomes—productivity, resilience, GHG mitigation, biodiversity improvement, animal welfare support, water and energy use efficiency—was assessed. Among CSA farming practices, this review highlighted legume-based cover crops, crop rotation, intercropping, and crop diversification as having promising potential to achieve CSA outcomes. Among CSA technologies, precision fertilization, crop protection, and irrigation showed promising potential. Moreover, pasture grazing, legume-based feed additives, improved forage production and holistic husbandry management with precision technologies were identified as promising contributors to CSA outcomes. The review emphasizes that the utilization of smart farming technologies and practices in crop and livestock production systems could positively contribute to achieving one or more outcomes. Overall, the GHG mitigation and farm productivity improvement outcomes were relatively well covered in the reviewed literature. Improvements in biodiversity, water and energy use efficiency, and animal welfare outcomes are not well demonstrated within the identified studies. WASS Transition Risk and Innovation Governance Data Science and Innovation Climate-smart agriculture Contextualized outcomes Europe GHG emission Smart farming technologies WASS Transition Risk and Innovation Governance Data Science and Innovation Smart Agricultural Technology 7 27723755 urn:nbn:nl:ui:32-627773/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627770 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627770 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627770/mods Greenhouse gas reporting of the LULUCF sector in the Netherlands : Methodological background, update 2024 van Baren S.A. 434397415 0000-0002-7290-9809 0000000503960047 aut Arets E.J.M.M. 273855751 0000-0001-7209-9028 0000000389094324 aut Hendriks C.M.J. 372556523 0000-0001-6749-7232 0000000436383939 aut Kramer H. 248080709 0000-0002-3785-0258 0000000391682897 aut Lesschen J.P. 304350923 0000-0003-1535-8294 0000000396478967 aut Schelhaas M.J. 188311130 0000-0003-4525-2677 0000000036117383 aut text info:eu-repo/semantics/report WOT Natuur & Milieu Wageningen 2024 113 10.18174/648278 en This report provides a complete methodological description and background information on the Dutch National System for Greenhouse Gas reporting of the LULUCF sector. It provides a detailed description of the methodologies, activity data and emission factors that were used. Each reporting category Forest land, Cropland, Grassland, Wetlands, Settlements, Other Land and Harvested Wood Products, is described in a separate chapter. Dit rapport geeft de methodologische achtergrondinformatie die gebruikt wordt binnen het nationale systeem om de broeikasgasemissies voor de LULUCF (landgebruik en bosbouw) sector te berekenen, zoals die aan de VN Klimaat-conventie (UNFCCC) worden gerapporteerd. Het rapport geeft gedetailleerde beschrijvingen van de gehanteerde methodologie, gebruikte activiteitendata en emissie-factoren. De te rapporteren categorieën Bos (Forest land), Bouwland (Cropland), Grasland (Grassland), Wetlands, Bebouwd gebied (Settlements), Ander land (Other Land), en Geoogste houtproducten (Harvested Wood Products) worden per hoofdstuk beschreven. Sustainable Soil Use Earth Observation and Environmental Informatics Sustainable forest ecosystems Duurzaam Bodemgebruik Aardobservatie en omgevingsinformatica Sustainable forest ecosystems urn:nbn:nl:ui:32-627770/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627769 2024-03-14 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627769 2024-03-14 urn:nbn:nl:ui:32-627769/mods Natuurinclusieve landbouw in de praktijk Bestman Monique aut Blok Alice aut Bosland Hugo aut de Buck Abco 214074382 0000000398612592 aut Gommer Roy aut Hees Eric aut Hendriks Ruud aut Herbert Zwanet 0000000514236644 aut Heupink Dennis aut Hondebrink Merel aut Huisman Tjalling aut Leendertse Peter aut Mul Monique 213184761 0000000394250088 aut Prins Udo aut Rietberg Petra aut Schurer Burret aut Struyk Pieter aut van Vliet Jenneke aut Vrijlandt Jacco aut Wagenaar Jan-Paul aut van Well Erik aut Luske Boki aut Tinhout Bas aut Veenenbos Margot 408560193 0000000514236679 aut van Apeldoorn Dirk 314503633 0000-0003-0636-1977 0000000419445499 aut Dekker Annemarie aut van Eekeren Nick aut Janmaat Leen aut Kleijheeg Erik aut Koopmans Chris aut Prins Evert aut van der Schans Frits aut Schillemans Marcel aut Schoutsen Maureen 239696301 0000000396818415 aut text info:eu-repo/semantics/report Louis Bolk Instituut Bunnik 2024 253 nl Agricultural Biosystems Engineering Crop and Weed Ecology PE&RC Farming Systems Ecology Plant Ecology and Nature Conservation OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit Agricultural Biosystems Engineering Crop and Weed Ecology PE&RC Farming Systems Ecology Plantenecologie en Natuurbeheer OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit urn:nbn:nl:ui:32-627769/obj 2024-03-14 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627768 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627768 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627768/mods Vangstreductie via beheer van het gesloten seizoen : Staandwantvisserij in het IJsselmeer/Markermeer Volwater Joey 424631784 0000000504639749 aut School Jorn 0000000509760054 aut Tien Nicola 304353167 000000038905332X aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 27 10.18174/645850 nl Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is verantwoordelijk voor duurzame visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem in het IJssel-/Markermeer. LNV wil onderzoeken of toekomstige vangstadviezen (maximale toegestane vangsten) gehaald kunnen worden via het beheren van het gesloten seizen voor de staandwantvisserij. De kennisvraag van deze rapportage is hoe vangstadviezen behaald kunnen worden via beheer van stilligperiodes en de lengte van het gesloten seizoen. Daarbij wordt gekeken in welke weken de hoogste aanlandingen en vangstsucces worden gerealiseerd binnen een visseizoen. Ook wordt onderzocht hoe groot het risico is dat het effect van een stilligweek teniet wordt gedaan door extra hoge vangsten in de weken erna. Zowel aanlandingen als vangstsucces (aanlanding per netnacht) van snoekbaars en baars nemen vanaf het begin van het seizoen sterk toe en pieken rond week 35-45 om vervolgens weer af te nemen. Blankvoorn vertoont een soortgelijke golfbeweging maar piekt meestal een paar weken later tussen week 45-5. De aanlandingen van brasem laten geen duidelijk patroon zien maar het vangstsucces voor brasem is doorgaans wel hoog in de laatste weken van het visseizoen. De beschikbare inspanning wordt in vrijwel alle weken niet volledig gebruikt, gemiddeld wordt 27% van de inspanning niet benut. Voor alle vier de schubvissoorten en voor de drie afzonderlijke stilligperiodes (week 48, week 52-53/1 en week 6) geldt dat het vangstsucces ná de stilligperiode gemiddeld hoger was dan voor de stilligperiode. Er zijn drie manieren te definiëren om via het gesloten seizoen de vangsten van een soort te reduceren: (1) uitstellen van de start van het visseizoen, (2) extra stilligweken tijdens het visseizoen en (3) eerder eindigen van het visseizoen. De aanlandingen in de eerste weken zijn laag en het uitstellen van de start van het seizoen zal een minimaal effect hebben op de uiteindelijke totale aanlandingen. In de week na een stilligperiode ligt het vangstsucces hoger dan ervoor, hierdoor zullen extra stilligperiodes waarschijnlijk een beperkt effect op de uiteindelijke aanlandingen hebben. Als de onbenutte inspanning in het huidige systeem beter benut gaat worden in de toekomst (bijvoorbeeld via verkoop aan actievere vissers), zullen de vangstreducties nog lager uitvallen. De grootste kans op het beperken van de vangsten via beheer van het gesloten seizoen lijkt gedaan te kunnen worden met het eerder eindigen van het visseizoen. Meerdere factoren (de omvang van de visbestanden, vissersgedrag en de gemengde visserij) kunnen het effect van uitbreiding van het gesloten seizoen op de totale hoeveelheid vangst van individuele bestanden verzwakken: het precieze effect van een specifieke uitbreiding van het gesloten seizoen op de hoeveelheid vangst is dan ook niet te voorspellen of garanderen. Onderzoeksformatie Onderz. Form. B. Business Manager projects Mid-North Business Manager projects Mid-South Onderzoeksformatie Onderz. Form. B. Business Manager projecten Midden-Noord Business Manager projecten Midden-Zuid urn:nbn:nl:ui:32-627768/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627767 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627767 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627767/mods Report of a Spinacia turkestanica collecting expedition to Uzbekistan : Daily itinerary, collected germplasm and data Groenink Wouter 0000000492348505 aut Hoekstra Roel 154298417 0000000387215305 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen University & Research, Centre for Genetic Resources (CGN) Wageningen 2024 17 10.18174/649754 en In 2023 CGN carried out a collecting expedition in Uzbekistan, in close collaboration with its local counterparts. This report provides the results of this collecting expedition, during which 27 seed samples of Spinacia turkestanica were collected. These new accessions will be added to the spinach collection of the CGN. Potentially the majority of S. turkestanica populations in Uzbekistan are under threat as wild spinach can only survive in the margins of fields that are managed through low input farming. However it was possible to find a number of populations, so where the conditions are right there is still enough S. turkestanica present. This means that agriculture hasn’t changed much in certain areas since the previous expedition in 2008. But for how long will this be the case? In 2023 heeft CGN, in nauwe samenwerking met lokale collega’s, een expeditie ondernomen naar Oezbekistan. Dit rapport verslaat de resultaten van deze expeditie, waarin 27 monsters van zaden van Spinacia turkestanica verzameld werden. Deze nieuwe accessies zullen aan de spinazie collectie van het CGN toegevoegd worden. De meeste populaties van S. turkestanica in Oezbekistan worden mogelijk bedreigd omdat wilde spinazie alleen kan overleven in de marges van velden die extensief worden beheerd. Het was echter mogelijk om diverse populaties te vinden, dus waar de juiste condities te vinden zijn is nog voldoende S. turkestanica aanwezig. Dit betekent dat de landbouw in bepaalde gebieden niet erg is veranderd sinds de vorige expeditie in 2008. Maar hoe lang zal dit nog zo zijn? WOT CGN WPR GTB Bloembollen WOT CGN WPR GTB Bloembollen urn:nbn:nl:ui:32-627767/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627764 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627764 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627764/mods Zink in recirculerende teeltsystemen : Toepassing van een ‘selectief’ zinkmembraan Eveleens Barbara 188736077 0000000388628670 aut van Ruijven Jim 352855371 0000000419536913 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 16 10.18174/650561 nl In closed cultivation systems, elements will increase in concentration if more is added to the water than can be taken up by the crop. Zinc dissolves in some cultivation systems in drain water and can potentially cause crop damage (mainly by lack of iron). In this project a ‘selective’ zinc membrane is applied in the cultivation of dendrobium, that stopped dissolved zinc from passing to the clean drain tank, without emission of water. This creates a situation in which more drain water can be recirculated, so that emission of drain water by increased zinc can be prevented. No solution was found to remove zinc selectively enough from the water the be discharged. In gesloten teeltsystemen kunnen elementen ophopen als ze meer worden toegevoegd dan worden opgenomen door het gewas. Zink lost in een aantal teeltsystemen op in het drainwater en kan daarmee voor gewasschade zorgen (ijzergebrek). In het project is een ‘selectief’ zinkmembraan toegepast in de teelt van dendrobium, waarmee het opgeloste zink in de vuil draintank gehouden kan worden, zonder emissie van water. Hierdoor kan een groter percentage drainwater bijgemengd worden, zodat emissie van drainwater onder invloed van zink voorkomen kan worden. Er is nog geen oplossing gevonden om het zink selectief genoeg uit water te kunnen verwijderen om afgevoerd te kunnen worden. Rootzone Dynamics Crop health Rootzone Dynamica Gewasgezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627764/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627765 2024-03-12 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627765 2024-03-12 urn:nbn:nl:ui:32-627765/mods Optimalisatie filtratie : Voorkomen en bestrijden emissies kasteelten 2 (WP2) van Ruijven J. 352855371 0000000419536913 aut Eveleens B. 188736077 0000000388628670 aut Koeman N. aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 64 10.18174/650160 nl Rinsing water from filtration systems is one of the issues hampering zero emission cultivation in greenhouse horticulture. A screening at 20 growers has shown that water quality is very much depending on the cultivation system and type of growing medium used. It was shown in pilot tests that multiple step filtration with a fine final filtration step (3 – 10 μm) could improve water quality. Applied filters were not absolute filters. By means of two demonstration tests at growers the long term effect of these multiple step filtration systems were tested. From the results it can be concluded that fine filtration improved water quality. The applied method for dealing with rinsing water also proved valuable. It proved difficult to substantiate visual observations with measurements: measurement of particle size distribution did not always show a clear difference before and after filtration. Also measurement of TSS (total suspended solids) were not uniform. Improved filtration should lead to enhanced efficiency of disinfection equipment, based on UV or ozone. However, dissolved particles that have a large effect on the disinfection efficacy, are not removed by the applied filtration technologies. Enhanced functioning of this equipment could therefore not be underpinned. Terugspoelwater van filtratiesystemen is een van de punten die een volledig gesloten watersysteem in de glastuinbouw in de weg staat. Screening van de waterkwaliteit bij 20 telers heeft laten zien dat de waterkwaliteit sterk afhankelijk is van het teeltsysteem en het gekozen substraat. In pilottesten is aangetoond dat in een meertrapsfiltratie met fijnere filtratie (3 – 10 μm) de waterkwaliteit verbeterd kan worden. De filters zijn geen absolute filters. Door middel van twee demonstratietesten bij telers is op langere termijn getest of dit ook werkt. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat fijne filtratie bijdraagt aan betere waterkwaliteit in de kas. De toegepaste methode voor omgang met filterspoelwater heeft ook zijn waarde laten zien. Het was lastig om de visuele waarnemingen middels analyses inzichtelijk te maken: meting van deeltjesgrootteverdeling gaf niet altijd duidelijk verschil voor/na filtratie. Ook TSS-metingen (total suspended solids) waren niet eenduidig. Verbeterde filtratie zou ook moeten leiden tot beter werking van ontsmetters, gebaseerd op UV of ozon. De opgeloste deeltjes, die in belangrijke mate bijdragen aan de werking hiervan, worden door filtratie niet verwijderd. Een verbeterde werking kon daarom op basis van de analyses niet worden waargenomen. Rootzone Dynamics Crop health Rootzone Dynamica Gewasgezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627765/obj 2024-03-12 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627763 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627763 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627763/mods Effectiviteit van driftreducerende spuittechnieken in ziektebestrijding : Laboratoriumonderzoek naar het effect van driftreducerende spuittechniek en spuitvolume op de effectiviteit van de bestrijding van Phytophthora infestans in aardappels van Steenbergen Gerrit aut van den Bosch Trudy 314612556 0000000419439144 aut Evenhuis Bert 155477900 0000000357834797 aut Goossen Helen 314600671 0000000396935419 aut Michielsen Jean-Marie 314617086 0000000393948126 aut Nieuwenhuizen Ard 31462371X 0000-0002-8525-8558 0000000371033080 aut Snoussi Mostafa 430400047 0000000492868869 aut Stallinga Hein 268930813 0000000388727265 aut text info:eu-repo/semantics/report Stichting Wageningen Research, Wageningen Plant Research, Business unit Agrosysteemkunde Wageningen 2024 41 10.18174/650008 nl Een goede bestrijding van Phytophthora infestans is belangrijk voor een geslaagde aardappelteelt. Het effect van driftreducerende spuittechniek en spuitvolume op de effectiviteit in bestrijding van Phytophthora is onderzocht in dit onderzoek op drie verschillende bladlagen in de plant. De fungicidebespuitingen en inoculatie zijn uitgevoerd onder gecontroleerde omstandigheden. Daarnaast zijn depositie en bladbedekking van spuitvloeistof vastgesteld op dezelfde lagen. Spuitvolume had geen significant effect op effectiviteit van Ranman Top op de Phytophthora bestrijding. Alleen op de bovenste bladlaag werd een significant verschil gevonden tussen de spuittechnieken waarbij het sleepdoeksysteem een lagere effectiviteit had dan de andere spuittechnieken. Dit resultaat hing samen met een lagere depositie en bladbedekking op deze bladlaag. Bij de middelste en onderste bladlagen hadden de verschillende driftreducerende spuittechnieken geen effect op effectiviteit. Biointeractions and Plant Health OT Team Schimmels Onkr. en Plagen Agro Field Technology Innovations Biointeractions and Plant Health OT Team Schimmels Onkr. en Plagen Agro Field Technology Innovations urn:nbn:nl:ui:32-627763/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627746 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627746 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627746/mods Highly pathogenic avian influenza causes mass mortality in Sandwich Tern Thalasseus sandvicensis breeding colonies across north-western Europe Knief Ulrich aut Bregnballe Thomas aut Alfarwi Ibrahim aut Ballmann Mónika Z. aut Brenninkmeijer Allix aut Bzoma Szymon aut Chabrolle Antoine aut Dimmlich Jannis aut Engel Elias aut Fijn Ruben aut Fischer Kim aut Hälterlein Bernd aut Haupt Matthias aut Hennig Veit aut Herrmann Christof aut In 'T Veld Ronald aut Kirchhoff Elisabeth aut Kristersson Mikael aut Kühn Susanne 354901974 0000-0003-1052-7634 0000000443231642 aut Larsson Kjell aut Larsson Rolf aut Lawton Neil aut Leopold Mardik 091468922 0000-0002-4540-9841 0000000388543845 aut Lilipaly Sander aut Lock Leigh aut Marty Régis aut Matheve Hans aut Meissner Włodzimierz aut Morrison Paul aut Newton Stephen aut Olofsson Patrik aut Packmor Florian aut Pedersen Kjeld T. aut Redfern Chris aut Scarton Francesco aut Schenk Fred aut Scher Olivier aut Serra Lorenzo aut Sibille Alexandre aut Smith Julian aut Smith Wez aut Sterup Jacob aut Stienen Eric aut Strassner Viola aut Valle Roberto G. aut van Bemmelen Rob S.A. 339239980 0000-0002-0688-7058 0000000391622165 aut Veen Jan aut Vervaeke Muriel aut Weston Ewan aut Wojcieszek Monika aut Courtens Wouter aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1017/S0959270923000400 85185884347 001158793800001 en In 2022, highly pathogenic avian influenza (HPAI) A(H5N1) virus clade 2.3.4.4b became enzootic and caused mass mortality in Sandwich Tern Thalasseus sandvicensis and other seabird species across north-western Europe. We present data on the characteristics of the spread of the virus between and within breeding colonies and the number of dead adult Sandwich Terns recorded at breeding sites throughout north-western Europe. Within two months of the first reported mortalities, 20,531 adult Sandwich Terns were found dead, which is >17% of the total north-western European breeding population. This is probably an under-representation of total mortality, as many carcasses are likely to have gone unnoticed and unreported. Within affected colonies, almost all chicks died. After the peak of the outbreak, in a colony established by late breeders, 25.7% of tested adults showed immunity to HPAI subtype H5. Removal of carcasses was associated with lower levels of mortality at affected colonies. More research on the sources and modes of transmission, incubation times, effective containment, and immunity is urgently needed to combat this major threat for colonial seabirds. Business Manager projects Mid-North Avian flu H5N1 HPAI Highly pathogenic avian influenza virus Seabird conservation Sero-surveillance Wildlife disease management Business Manager projecten Midden-Noord Bird Conservation International 34 09592709 urn:nbn:nl:ui:32-627746/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627732 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627732 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627732/mods Single droplet drying with stepwise changing temperature-time trajectories: Influence on heat sensitive constituents Eijkelboom N.M. 0000-0002-1196-1056 aut Gawronska K. aut Vollenbroek J.M. aut Kraaijveld G.J.C. aut Boom R.M. 096756640 0000-0003-2877-4166 0000000390781471 aut Wilms P.F.C. aut Schutyser M.A.I. 251137171 0000-0002-7217-4910 000000039584876X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.foodres.2024.114194 85187200579 en Optimization procedures for industrial spray drying processes mainly rely on empirical understanding. Mechanistic understanding of the process is limited, but can be enhanced by studying the drying of single droplets. We here report on a new sessile single droplet drying platform, using two air streams to represent the inlet and outlet air of a spray dryer to simulate changing conditions in a spray dryer. Accurate temperature measurements confirmed the temperature profiles and their imposition onto a drying droplet. Single droplets of solutions containing β-galactosidase and maltodextrin were dried with different temperature-time trajectories, with the inactivation of the enzyme as indicator for the thermal load on the droplet. The locking point is found to be an important parameter: the air temperature before this point does not influence the enzyme inactivation much, but a high air temperature after the locking point results in significant inactivation. The β-galactosidase inactivation was also successfully predicted with a coupled drying and inactivation model. Food Process Engineering VLAG Food Process Engineering VLAG Food Research International 182 09639969 urn:nbn:nl:ui:32-627732/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627726 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627726 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627726/mods In vitro assay to determine inactivation of Toxoplasma gondii in meat samples Opsteegh Marieke aut Cuperus Tryntsje aut van Buuren Chesley aut Dam-Deisz Cecile aut van Solt-Smits Conny 314625763 0000000395996631 aut Verhaegen Bavo aut Joeres Maike aut Schares Gereon aut Koudela Břetislav aut Egberts Frans aut Verkleij Theo 292393709 0000000389071632 aut van der Giessen Joke aut Wisselink Henk J. 231582196 0000-0002-3747-8054 0000000396486940 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.ijfoodmicro.2024.110643 85187399583 en Consumption of raw and undercooked meat is considered as an important source of Toxoplasma gondii infections. However, most non-heated meat products contain salt and additives, which affect T. gondii viability. It was our aim to develop an in vitro method to substitute the mouse bioassay for determining the effect of salting on T. gondii viability. Two sheep were experimentally infected by oral inoculation with 6.5×104 oocysts. Grinded meat samples of 50 g were prepared from heart, diaphragm, and four meat cuts. Also, pooled meat samples were either kept untreated (positive control), frozen (negative control) or supplemented with 0.6%, 0.9%, 1.2% or 2.7% NaCl. All samples were digested in pepsin-HCl solution, and digests were inoculated in duplicate onto monolayers of RK13 (a rabbit kidney cell line). Cells were maintained for up to four weeks and parasite growth was monitored by assessing Cq-values using the T. gondii qPCR on cell culture supernatant in intervals of one week and ΔCq-values determined. Additionally, 500 µL of each digest from the individual meat cuts, heart and diaphragm were inoculated in duplicate in IFNγ KO mice. Both sheep developed an antibody response and tissue samples contained similar concentrations of T. gondii DNA. From all untreated meat samples positive ΔCq-values were obtained in the in vitro assay, indicating presence and multiplication of viable parasites.This was in line with the mouse bioassay, with the exception of a negative mouse bioassay on one heart sample. Samples supplemented with 0.6%-1.2% NaCl showed positive ΔCq-values over time. The frozen sample and the sample supplemented with 2.7% NaCl remained qPCR positive but with high Cq-values, which indicated no growth. In conclusion, the in vitro method has successfully been used to detect viable T. gondii in tissues of experimentally infected sheep, and a clear difference in T. gondii viability was observed between the samples supplemented with 2.7% NaCl and those with 1.2% NaCl or less. Epidemiology, Bio-informatics & Animal models Bacteriology, Host Pathogen Interaction & Diagnostics Food Technology Epidemiologie, Bioinformatica & Diermodellen Bacteriologie, Host Pathogen Interactie & Diagnostiek Food Technology International Journal of Food Microbiology 416 01681605 urn:nbn:nl:ui:32-627726/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627696 2024-03-12 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627696 2024-03-12 urn:nbn:nl:ui:32-627696/mods Unravelling mycotoxin biotransformation by the black soldier fly and house fly Wageningen University dgg Niermans Kelly 0000000514231456 aut J.J.A. van Loon opn H.J. van der Fels-Klerx opn E.F. Hoek- van den Hil opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 313 10.18174/646593 en PE&RC Team Agrochains Laboratory of Entomology Business Economics PE&RC Team Agrochains Laboratorium voor Entomologie Bedrijfseconomie urn:nbn:nl:ui:32-627696/obj 2024-03-12 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627695 2024-03-15 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627695 2024-03-15 urn:nbn:nl:ui:32-627695/mods Zoonotic quests in urban pests : Rodent-borne zoonotic pathogens in changing urban environments Wageningen University dgg de Cock Marieke P. 0000000514232061 aut W.H.M. van der Poel opn M. Maas opn H. Sprong opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 230 10.18174/644016 en WIAS Virology & Molecular Biology Quantitative Veterinary Epidemiology WIAS Virologie & Moleculaire Biologie Kwantitatieve Veterinaire Epidemiologie urn:nbn:nl:ui:32-627695/obj 2024-03-15 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627692 2024-03-13 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627692 2024-03-13 urn:nbn:nl:ui:32-627692/mods Genomic insights into effector diversity in plant-parasitic nematodes Wageningen University dgg van Steenbrugge Joris J.M. 0000000514231843 aut G. Smant opn J. Helder opn M.G. Sterken opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 180 10.18174/642305 en EPS Laboratory of Nematology EPS Laboratorium voor Nematologie urn:nbn:nl:ui:32-627692/obj 2024-03-13 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627693 2024-03-15 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627693 2024-03-15 urn:nbn:nl:ui:32-627693/mods Super-resolved imaging of proteins at colloidal interfaces Wageningen University dgg Jabermoradi Abbas 0000-0002-1112-6659 000000051423186X aut J.P.M. van Duynhoven opn J. Hohlbein opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 170 10.18174/647010 en VLAG Biophysics VLAG Biofysica urn:nbn:nl:ui:32-627693/obj 2024-03-15 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627691 2024-03-12 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627691 2024-03-12 urn:nbn:nl:ui:32-627691/mods Towards sustainable global food and biomass systems : Interactions between food loss and waste reductions, dietary shifts, and transitioning to a circular bio-based economy Wageningen University dgg Gatto Alessandro 0000000514231392 aut J.C.M. van Meijl opn M.H. Kuiper opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 262 10.18174/648608 en WASS Agricultural Economics and Rural Policy International Policy WASS Agrarische Economie en Plattelandsbeleid Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627691/obj 2024-03-12 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627676 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627676 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627676/mods Geography and ecology shape the phylogenetic composition of Amazonian tree communities Luize Bruno Garcia aut Bauman David aut ter Steege Hans aut Palma-Silva Clarisse aut do Amaral Iêda Leão aut de Souza Coelho Luiz aut de Almeida Matos Francisca Dionízia aut de Andrade Lima Filho Diógenes aut Salomão Rafael P. aut Wittmann Florian aut Castilho Carolina V. aut de Jesus Veiga Carim Marcelo aut Guevara Juan Ernesto aut Phillips Oliver L. aut Magnusson William E. aut Sabatier Daniel aut Revilla Juan David Cardenas aut Molino Jean François aut Irume Mariana Victória aut Martins Maria Pires aut da Silva Guimarães José Renan aut Ramos José Ferreira aut Bánki Olaf S. aut Piedade Maria Teresa Fernandez aut López Dairon Cárdenas aut Pitman Nigel C.A. aut Demarchi Layon O. aut Schöngart Jochen aut de Leão Novo Evlyn Márcia Moraes aut Vargas Percy Núñez aut Silva Thiago Sanna Freire aut Venticinque Eduardo Martins aut Manzatto Angelo Gilberto aut Reis Neidiane Farias Costa aut Terborgh John aut Casula Katia Regina aut Honorio Coronado Euridice N. aut Mendoza Abel Monteagudo aut Montero Juan Carlos aut Costa Flávia R.C. aut Feldpausch Ted R. aut Quaresma Adriano Costa aut Arboleda Nicolás Castaño aut Zartman Charles Eugene aut Killeen Timothy J. aut Marimon Beatriz S. aut Marimon-Junior Ben Hur aut Vasquez Rodolfo aut Mostacedo Bonifacio aut Assis Rafael L. aut Baraloto Chris aut do Amaral Dário Dantas aut Engel Julien aut Petronelli Pascal aut Castellanos Hernán aut de Medeiros Marcelo Brilhante aut Simon Marcelo Fragomeni aut Andrade Ana aut Camargo José Luís aut Laurance William F. aut Laurance Susan G.W. aut Rincón Lorena Maniguaje aut Schietti Juliana aut Sousa Thaiane R. aut de Sousa Farias Emanuelle aut Lopes Maria Aparecida aut Magalhães José Leonardo Lima aut Nascimento Henrique Eduardo Mendonça aut de Queiroz Helder Lima aut Aymard C Gerardo A. aut Brienen Roel aut Stevenson Pablo R. aut Araujo-Murakami Alejandro aut Cintra Bruno Barçante Ladvocat aut Baker Tim R. aut Feitosa Yuri Oliveira aut Mogollón Hugo F. aut Duivenvoorden Joost F. aut Peres Carlos A. aut Silman Miles R. aut Ferreira Leandro Valle aut Lozada José Rafael aut Comiskey James A. aut de Toledo José Julio aut Damasco Gabriel aut Dávila Nállarett aut Draper Freddie C. aut García-Villacorta Roosevelt aut Lopes Aline aut Vicentini Alberto aut Valverd Fernando Cornejo aut Alonso Alfonso aut Arroyo Luzmila aut Dallmeier Francisco aut Gomes Vitor H.F. aut Jimenez Eliana M. aut Neill David aut Mora Maria Cristina Peñuela aut Noronha Janaína Costa aut de Aguiar Daniel P.P. aut Barbosa Flávia Rodrigues aut Bredin Yennie K. aut de Sá Carpanedo Rainiellen aut Carvalho Fernanda Antunes aut de Souza Fernanda Coelho aut Feeley Kenneth J. aut Gribel Rogerio aut Haugaasen Torbjørn aut Hawes Joseph E. aut Pansonato Marcelo Petratti aut Paredes Marcos Ríos aut de Jesus Rodrigues Domingos aut Barlow Jos aut Berenguer Erika aut da Silva Izaias Brasil aut Ferreira Maria Julia aut Ferreira Joice aut Fine Paul V.A. aut Guedes Marcelino Carneiro aut Levis Carolina 396119905 0000-0002-8425-9479 0000000458747019 aut Licona Juan Carlos aut Zegarra Boris Eduardo Villa aut Vos Vincent Antoine aut Cerón Carlos aut Durgante Flávia Machado aut Fonty Émile aut Henkel Terry W. aut Householder John Ethan aut Huamantupa-Chuquimaco Isau aut Silveira Marcos aut Stropp Juliana aut Thomas Raquel aut Daly Doug aut Millike William aut Molina Guido Pardo aut Pennington Toby aut Vieira Ima Célia Guimarães aut Albuquerque Bianca Weiss aut Campelo Wegliane aut Fuentes Alfredo aut Klitgaard Bente aut Pena José Luis Marcelo aut Tello J.S. aut Vriesendorp Corine aut Chave Jerome aut Di Fiore Anthony aut Hilário Renato Richard aut de Oliveira Pereira Luciana aut Phillips Juan Fernando aut Rivas-Torres Gonzalo aut van Andel Tinde R. 205284868 0000-0002-4951-1894 0000000054593738 aut von Hildebrand Patricio aut Balee William aut Barbosa Edelcilio Marques aut de Matos Bonates Luiz Carlos aut Doza Hilda Paulette Dávila aut Gómez Ricardo Zárate aut Gonzales Therany aut Gonzales George Pepe Gallardo aut Hoffman Bruce aut Junqueira André Braga 353435864 0000-0003-3681-1705 0000000419545289 aut Malhi Yadvinder aut de Andrade Miranda Ires Paula aut Pinto Linder Felipe Mozombite aut Prieto Adriana aut Rudas Agustín aut Ruschel Ademir R. aut Silva Natalino aut Vela César I.A. aut Zent Stanford aut Zent Egleé L. aut Cano Angela aut Márquez Yrma Andreina Carrero aut Correa Diego F. aut Costa Janaina Barbosa Pedrosa aut Flores Bernardo Monteiro 406719241 aut Galbraith David aut Holmgren Milena 314609687 0000000388598539 aut Kalamandeen Michelle aut Lobo Guilherme aut Montenegro Luis Torres aut Nascimento Marcelo Trindade aut Oliveira Alexandre A. aut Pombo Maihyra Marina aut Ramirez-Angulo Hirma aut Rocha Maira aut Scudeller Veridiana Vizoni aut Umaña Maria Natalia aut van der Heijden Geertje aut Torre Emilio Vilanova aut Reategui Manuel Augusto Ahuite aut Baider Cláudia aut Balslev Henrik aut Cárdenas Sasha aut Casas Luisa Fernanda aut Farfan-Rios William aut Ferreira Cid aut Linares-Palomino Reynaldo aut Mendoza Casimiro aut Mesones Italo aut Parada Germaine Alexander aut Torres-Lezama Armando aut Giraldo Ligia Estela Urrego aut Villarroel Daniel aut Zagt Roderick aut Alexiades Miguel N. aut de Oliveira Edmar Almeida aut Garcia-Cabrera Karina aut Hernandez Lionel aut Cuenca Walter Palacios aut Pansini Susamar aut Pauletto Daniela aut Arevalo Freddy Ramirez aut Sampaio Adeilza Felipe aut Valderrama Sandoval Elvis H. aut Gamarra Luis Valenzuela aut Dexter Kyle G. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/jbi.14816 85185958120 001164802700001 en Aim: Amazonia hosts more tree species from numerous evolutionary lineages, both young and ancient, than any other biogeographic region. Previous studies have shown that tree lineages colonized multiple edaphic environments and dispersed widely across Amazonia, leading to a hypothesis, which we test, that lineages should not be strongly associated with either geographic regions or edaphic forest types. Location: Amazonia. Taxon: Angiosperms (Magnoliids; Monocots; Eudicots). Methods: Data for the abundance of 5082 tree species in 1989 plots were combined with a mega-phylogeny. We applied evolutionary ordination to assess how phylogenetic composition varies across Amazonia. We used variation partitioning and Moran's eigenvector maps (MEM) to test and quantify the separate and joint contributions of spatial and environmental variables to explain the phylogenetic composition of plots. We tested the indicator value of lineages for geographic regions and edaphic forest types and mapped associations onto the phylogeny. Results: In the terra firme and várzea forest types, the phylogenetic composition varies by geographic region, but the igapó and white-sand forest types retain a unique evolutionary signature regardless of region. Overall, we find that soil chemistry, climate and topography explain 24% of the variation in phylogenetic composition, with 79% of that variation being spatially structured (R2 = 19% overall for combined spatial/environmental effects). The phylogenetic composition also shows substantial spatial patterns not related to the environmental variables we quantified (R2 = 28%). A greater number of lineages were significant indicators of geographic regions than forest types. Main Conclusion: Numerous tree lineages, including some ancient ones (>66 Ma), show strong associations with geographic regions and edaphic forest types of Amazonia. This shows that specialization in specific edaphic environments has played a long-standing role in the evolutionary assembly of Amazonian forests. Furthermore, many lineages, even those that have dispersed across Amazonia, dominate within a specific region, likely because of phylogenetically conserved niches for environmental conditions that are prevalent within regions. Biosystematics PE&RC Wildlife Ecology and Conservation Moran's eigenvector maps Niche conservatism community assembly dispersal limitation environmental selection evolutionary principal component analysis indicator lineage analysis neotropics tropical rain forests Biosystematiek PE&RC Wildlife Ecology and Conservation Journal of Biogeography 03050270 urn:nbn:nl:ui:32-627676/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627674 2024-03-06 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627674 2024-03-06 urn:nbn:nl:ui:32-627674/mods Sociaaleconomische effecten van stikstofbronmaatregelen en natuurmaatregelen : Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering Trienekens S.J. aut Plantinga R. aut Vink M.J. aut Boezeman D. aut van Berkum S. 073773298 0000-0002-0248-8033 0000000384369851 aut Bachaus A.A.F. aut Heijink M.K. aut Hoen A. aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 116 nl Food System & Impact Research International Policy Food System & Impact Research Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627674/obj 2024-03-06 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627673 2024-03-06 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627673 2024-03-06 urn:nbn:nl:ui:32-627673/mods Kennisdocument Basiskwaliteit Natuur Meesters H. aut Biesmeijer K. aut Edixhoven F. aut Grashof-Bokdam C. 157783391 0000000391338965 aut Hofhuis H. 435289756 0000000506287396 aut Wallis de Vries M. 121893499 0000-0003-3808-2999 0000000053033448 aut Wortel M. aut Zollinger R. aut text info:eu-repo/semantics/report Samen voor Biodiversiteit Wageningen 2024 99 nl Basiskwaliteit Natuur is de set van condities (abiotiek, inrichting en beheer) die algemene soorten nodig hebben om algemeen te blijven of worden. Zonder deze condities zullen de algemene soorten achteruitgaan. Basiskwaliteit Natuur richt met name zich op het landelijk en stedelijk gebied, waar natuur niet de primaire functie is. Het doel van dit kennisdocument is om eenduidigheid te scheppen over de basisprincipes van BKN, de beschikbare kennis over BKN in kaart te brengen en de kennishiaten te identificeren. Het kennisdocument biedt dus een basis om verder te bouwen aan de ontwikkeling van BKN en dient als eerste aanzet om ermee aan de slag te gaan. De doelgroep van dit kennisdocument is professionals die werken met BKN, zoals bijvoorbeeld ministeries, gemeenten, waterschappen, provincies, adviesbureaus, agrarische natuurverenigingen en natuurorganisaties. PE&RC Vegetation and Landscape Ecology Plant Ecology and Nature Conservation PE&RC Vegetatie en landschapsecologie Plantenecologie en Natuurbeheer urn:nbn:nl:ui:32-627673/obj 2024-03-06 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627671 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627671 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627671/mods Citizen science data on urban forageable plants: a case study in Brazil Soares Filipi Miranda aut Ferreira Pires Luís aut Garcia Maria Carolina aut Coradin Lidio aut Ghilardi-Lopes Natalia Pirani aut Silva Rubens Rangel aut de Carvalho Aline Martins aut Gavai Anand 314607013 0000-0002-4738-190X 0000000396993686 aut Bouzembrak Yamine 39873366X 0000-0001-8028-0847 0000000403312616 aut dos Santos Maculan Benildes Coura Moreira aut Koffler Sheina aut Montedo Uiara Bandineli aut Drucker Debora Pignatari aut Santiago Raquel aut de Carvalho Maria Clara Peres aut da Silva Lima Ana Carolina aut Gabriel Hillary Dandara Elias aut de França Stephanie Gabriele Mendonça aut de Almeida Karoline Reis aut dos Santos Bárbara Junqueira aut Saraiva Antonio Mauro aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.46471/gigabyte.107 85186865906 en This paper presents two key data sets derived from the Pomar Urbano project. The first data set is a comprehensive catalog of edible fruit-bearing plant species, native or introduced to Brazil. The second data set, sourced from the iNaturalist platform, tracks the distribution and monitoring of these plants within urban landscapes across Brazil. The study includes data from the capitals of all 27 federative units of Brazil, focusing on the ten cities that contributed the most observations as of August 2023. The research emphasizes the significance of citizen science in urban biodiversity monitoring and its potential to contribute to various fields, including food and nutrition, creative industry, study of plant phenology, and machine learning applications. We expect the data sets presented in this paper to serve as resources for further studies in urban foraging, food security, cultural ecosystem services, and environmental sustainability. Information Technology WASS Toegepaste Informatiekunde WASS Gigabyte 2024 16 27094715 urn:nbn:nl:ui:32-627671/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627642 2024-03-07 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627642 2024-03-07 urn:nbn:nl:ui:32-627642/mods Schoolmoestuinen als erkende interventie in de interventiedatabase Centrum Gezond Leven : Resultaten en leerpunten van het project Accreditatie Schoolmoestuinen Zeinstra Gertrude G. 314625240 0000-0003-3942-5420 000000037111637X aut de Leeuw Iris 0000000514231245 aut Haveman-Nies Annemien 186025408 0000-0002-3391-295X 0000000114657263 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Food & Biobased Research Wageningen 2024 49 10.18174/644073 nl VLAG WASS Consumption and Healthy Lifestyles Food, Health & Consumer Research VLAG WASS Consumptie en Gezonde Leefstijl Food, Health & Consumer Research urn:nbn:nl:ui:32-627642/obj 2024-03-07 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627640 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627640 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627640/mods Prospecting for rare earth element (hyper)accumulators in the Paris Herbarium using X-ray fluorescence spectroscopy reveals new distributional and taxon discoveries Goudard Léo aut Blaudez Damien aut Sirguey Catherine aut Purwadi Imam aut Invernon Vanessa aut Rouhan Germinal aut van der Ent Antony 0000-0003-0922-5065 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1093/aob/mcae011 001179086100001 en Background: Rare earth elements (REEs) are increasingly crucial for modern technologies. Plants could be used as a biogeochemical pathfinder and a tool to extract REEs from deposits. However, a paucity of information on suitable plants for these tasks exists.Methods: We aimed to discover new REE-(hyper)accumulating plant species by performing an X-ray fluorescence (XRF) survey at the Herbarium of the Muséum national d’Histoire naturelle (MNHN, Paris, France). We selected specific families based on the likelihood of containing REE-hyperaccumulating species, using known taxa that accumulate REEs. A total of 4425 specimens, taken in the two main evolutionary lineages of extant vascular plants, were analysed, including the two fern families Blechnaceae (n = 561) and Gleicheniaceae (n = 1310), and the two flowering plant families Phytolaccaceae (n = 1137) and Juglandaceae (n = 1417).Key Results: Yttrium (Y) was used as a proxy for REEs for methodological reasons, and a total of 268 specimens belonging to the genera Blechnopsis (n = 149), Dicranopteris (n = 75), Gleichenella (n = 32), Phytolacca (n = 6), Carya (n = 4), Juglans (n = 1) and Sticherus (n = 1) were identified with Y concentrations ranging from the limit of detection (LOD) >49 µg g−1 up to 1424 µg g−1. Subsequently, analysis of fragments of selected specimens by inductively coupled plasma atomic emission spectroscopy (ICP-AES) revealed that this translated to up to 6423 µg total REEs g−1 in Dicranopteris linearis and up to 4278 µg total REEs g−1 in Blechnopsis orientalis which are among the highest values ever recorded for REE hyperaccumulation in plants. It also proved the validity of Y as an indicator for REEs in XRF analysis of herbarium specimens. The presence of manganese (Mn) and zinc (Zn) was also studied by XRF in the selected specimens. Mn was detected in 1440 specimens ranging from the detection limit at 116 µg g−1 up to 3807 µg g−1 whilst Zn was detected in 345 specimens ranging from the detection limit at 77 µg g−1 up to 938 µg g−1.Conclusions and Implications: This study led to the discovery of REE accumulation in a range of plant species, substantially higher concentrations in species known to be REE hyperaccumulators, and records of REE hyperaccumulators outside of the well-studied populations in China. PE&RC Laboratory of Genetics PE&RC Laboratorium voor Erfelijkheidsleer Annals of Botany 03057364 urn:nbn:nl:ui:32-627640/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627637 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627637 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627637/mods Aquatic and sediment ecotoxicity data of difenoconazole and its potential environmental risks in ponds bordering rice paddies Sun Jian aut Xiao Pengfei aut Yin Xiaohui aut Zhu Guonian aut Brock T.C.M. 07139673X 0000-0002-1842-1597 0000000395680805 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.ecoenv.2024.116135 85186067140 en Difenoconazole has a widespread agricultural use to control fungal diseases in crops, including rice. In edge-of-field surface waters the residues of this lipophilic fungicide may be toxic to both pelagic and benthic organisms. To allow an effect assessment we mined the regulatory and open literature for aquatic toxicity data. Since published sediment toxicity data were scarce we conducted 28 d sediment-spiked toxicity test with 8 species of benthic macroinvertebrates. Ecotoxicological threshold levels for effects were assessed by applying the species sensitivity distribution approach. Based on short-term L(E)C50’s for aquatic organisms from water-only tests an acute Hazardous Concentration to 5% of the species (HC5) of 100 µg difenoconazole/L was obtained, while the HC5 based on chronic NOEC values was a factor of 104 lower (0.96 µg difenoconazole/L). For benthic macroinvertebrates the chronic HC5, based on 28d-L(E)C10 values, was 0.82 mg difenoconazole/kg dry weight sediment. To allow a risk assessment for water- and sediment-dwelling organisms, exposure concentrations were predicted for the water and sediment compartment of an edge-of-field pond bordering rice paddies treated with difenoconazole using the Chinese Top-Rice modelling approach, the Chinese Nanchang exposure scenario and the Equilibrium Partitioning theory. It appeared that in the vast majority of the 20 climate years simulated, potential risks to aquatic and sediment organisms cannot be excluded. Although the HC5 values based on laboratory toxicity data provide one line of evidence only, our evaluation suggests population- and community-level effects on these organisms due to chronic risks in particular. WIMEK Environmental Risk Assessment Azole fungicide Environmental risk assessment Sediment toxicity Species sensitivity distributions aquatic toxicity WIMEK Environmental Risk Assessment Ecotoxicology and Environmental Safety 273 14 01476513 urn:nbn:nl:ui:32-627637/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627631 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627631 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627631/mods Lipid transfer protein StLTPa enhances potato disease resistance against different pathogens by binding and disturbing the integrity of pathogens plasma membrane Chen Xiaokang aut Feng Jiashu aut Li Zhenzhen aut Feng Hui aut Song Chunxu 345689348 0000000419507266 aut Cai Lin aut Joosten Matthieu H.A.J. 085705799 0000-0002-6243-4547 0000000395210096 aut Du Yu 370618424 0000-0002-3512-0200 0000000087081800 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/pbi.14310 85185672705 001163610500001 en Potato is the third most important food crop worldwide. Potato production suffers from severe diseases caused by multiple detrimental plant pathogens, and broad-spectrum disease resistance genes are rarely identified in potato. Here we identified the potato non-specific lipid transfer protein StLTPa, which enhances species none-specific disease resistance against various pathogens, such as the oomycete pathogen Phytophthora infestans, the fungal pathogens Botrytis cinerea and Verticillium dahliae, and the bacterial pathogens Pectobacterium carotovorum and Ralstonia solanacearum. The StLTPa overexpression potato lines do not show growth penalty. Furthermore, we provide evidence that StLTPa binds to lipids present in the plasma membrane (PM) of the hyphal cells of P. infestans, leading to an increased permeability of the PM. Adding of PI(3,5)P2 and PI(3)P could compete the binding of StLTPa to pathogen PM and reduce the inhibition effect of StLTPa. The lipid-binding activity of StLTPa is essential for its role in pathogen inhibition and promotion of potato disease resistance. We propose that StLTPa enhances potato broad-spectrum disease resistance by binding to, and thereby promoting the permeability of the PM of the cells of various pathogens. Overall, our discovery illustrates that increasing the expression of a single gene in potato enhances potato disease resistance against different pathogens without growth penalty. EPS Laboratory of Phytopathology Phytophthora infestans broad-spectrum disease resistance plant immunity EPS Laboratorium voor Phytopathologie Plant Biotechnology Journal 14677644 urn:nbn:nl:ui:32-627631/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627627 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627627 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627627/mods Assessing Peru’s Land Monitoring System Contributions towards Fulfilment of Its International Environmental Commitments Boza Espinoza Tatiana Erika aut Salinas Norma aut Cosio Eric G. aut Tito Richard aut Nina-Quispe Alex aut Roman-Cuesta Rosa María 0000-0002-6945-8402 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/land13020205 85185952380 001172305400001 en Land use change (LUC) is recognized as one of the major drivers of the global loss of biodiversity and represents a major threat to ecosystems. Deforestation through LUC is mainly driven by fire regimes, logging, farming (cropping and ranching), and illegal mining, which are closely linked with environmental management policies. Efficient land management strategies, however, require reliable and robust information. Land monitoring is one such approach that can provide critical information to coordinate policymaking at the global, regional, and local scales, and enable a programmed implementation of shared commitments under the Rio Conventions: the United Nations Convention on Biological Diversity (CBD), Convention to Combat Desertification (UNCCD), and Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Here we use Peru as a case study to evaluate how a land monitoring system enables environmental policy decisions which appear in the country’s international commitment reports. Specifically, we synthesize how effective the ongoing land monitoring system has been in responding to current and future environmental challenges; and how improvements in land monitoring can assist in the achievement of national commitments under the Rio Conventions. We find that Peruvian policies and commitments need to be improved to be consistent with the 1.5 °C temperature limit of the Paris agreement. Regarding the Aichi targets, Peru has achieved 17% land area with sustainable management; however, the funding deficit is a great challenge. Even though Peru commits to reducing GHG emissions by reducing LUC and improving agricultural and land use forestry practices, it needs policy improvements in relation to land tenure, governance, and equity. Potential explanations for the observed shortcomings include the fragmentation and duplication of government roles across sectors at both a national and regional scale. Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing Peru UN Conventions land use national commitments national monitoring systems Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing Land 13 2 2073445X urn:nbn:nl:ui:32-627627/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627621 2024-03-06 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627621 2024-03-06 urn:nbn:nl:ui:32-627621/mods EFMZV: Rendementsverbetering en verduurzaming oesterproductie door kennisoverdracht en monitoring : WP3: Kennisontwikkeling ter ondersteuning van kweekalternatieven en bevordering van duurzame kweekmethodes Tonk Linda 304346640 0000000388302355 aut Chiu Cheng 434021180 0000-0002-7232-6849 0000000507167476 aut Verschuur Xanthe 435463780 0000000506299039 aut Pulskens Alba 0000000514222621 aut van der Wal Jan-Tjalling 123967139 0000-0001-6179-0446 0000000396357137 aut Steins Nathalie A. 187566682 0000-0002-6362-342X 0000000138878845 aut van Dalen Pim 42115683X 0000000493454422 aut Suykerbuyk Wouter 425761207 0000000492256395 aut van Donk Susanne 428662625 0000000501188129 aut Kamermans Pauline 101905025 0000000392428815 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research Yerseke 2024 82 10.18174/648510 nl WIAS Onderzoeksassistenten Onderz. Form. B. Business Manager projects Mid-North Onderz. Form. D. Business Manager projects Mid-South WIAS Onderzoeksassistenten Onderz. Form. B. Business Manager projecten Midden-Noord Onderz. Form. D. Business Manager projecten Midden-Zuid urn:nbn:nl:ui:32-627621/obj 2024-03-06 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627617 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627617 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627617/mods Beyond Personal Beliefs: The Impact of the Dominant Social Paradigm on Energy Transition Choices Platje Johannes aut Kurek Katarzyna A. 0000-0002-6153-1441 0000000501777978 aut Berg Petra aut van Ophem Johan 07350016X 0000000391426287 aut Styś Aniela aut Jankiewicz Sławomir aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/en17051004 85187464714 en Energy transition towards a local resilient energy supply is necessary for energy security. Climate change and the threat of economic collapse are reasons to force society to become less dependent on fossil fuel. Small-scale solutions are expected to be more sustainable, as large-scale integrated networks are featured by complexity and difficult-to-notice vulnerabilities, creating system risks. This paper presents the results of empirical research among a sample of Polish business students (N = 205) on the importance of worldviews for the choice of the energy transition scenario (local solutions vs. large-scale solutions). Worldviews are represented here by the Dominant Social Paradigm (defined for the purpose of this study as the belief that liberal democracy, free markets, and technological development are to solve all type of problems). This study addresses two research questions: (1) Is there a difference in preference for the energy transition scenarios? (2) Does adherence to the Dominant Social Paradigm determine the choice of the scenario for energy transition? The results present a preference for non-cooperative solutions (individual household solutions and large-scale solutions), while no significant relation to the worldviews represented by the Dominant Social Paradigm has been found. The results suggest that preferences for individual and large-scale solutions may be influenced more by institutional factors than by personal worldviews. A policy implication is that a change in the socio-political institutions and strengthening local governance may be a prerequisite for a sustainable energy transition. WASS Urban Economics WASS Urban Economics Energies 17 5 19961073 urn:nbn:nl:ui:32-627617/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627616 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627616 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627616/mods Influence of Salinity on the Extracellular Enzymatic Activities of Marine Pelagic Fungi Salazar-Alekseyeva Katherine aut Herndl Gerhard J. aut Baltar Federico aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/jof10020152 85187253029 001170087700001 en Even though fungi are ubiquitous in the biosphere, the ecological knowledge of marine fungi remains rather rudimentary. Also, little is known about their tolerance to salinity and how it influences their activities. Extracellular enzymatic activities (EEAs) are widely used to determine heterotrophic microbes’ enzymatic capabilities and substrate preferences. Five marine fungal species belonging to the most abundant pelagic phyla (Ascomycota and Basidiomycota) were grown under non-saline and saline conditions (0 g/L and 35 g/L, respectively). Due to their sensitivity and specificity, fluorogenic substrate analogues were used to determine hydrolytic activity on carbohydrates (β-glucosidase, β-xylosidase, and N-acetyl-β-D-glucosaminidase); peptides (leucine aminopeptidase and trypsin); lipids (lipase); organic phosphorus (alkaline phosphatase), and sulfur compounds (sulfatase). Afterwards, kinetic parameters such as maximum velocity (Vmax) and half-saturation constant (Km) were calculated. All fungal species investigated cleaved these substrates, but some species were more efficient than others. Moreover, most enzymatic activities were reduced in the saline medium, with some exceptions like sulfatase. In non-saline conditions, the average Vmax ranged between 208.5 to 0.02 μmol/g biomass/h, and in saline conditions, 88.4 to 0.02 μmol/g biomass/h. The average Km ranged between 1553.2 and 0.02 μM with no clear influence of salinity. Taken together, our results highlight a potential tolerance of marine fungi to freshwater conditions and indicate that changes in salinity (due to freshwater input or evaporation) might impact their enzymatic activities spectrum and, therefore, their contribution to the oceanic elemental cycles. Bio Process Engineering Bio Process Engineering Journal of Fungi 10 2 2309608X urn:nbn:nl:ui:32-627616/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627615 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627615 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627615/mods Evaporation-Induced Polyelectrolyte Complexation : The Role of Base Volatility and Cosolvents Li Jiaying aut de Heer Kloots Martijn Hans Paul 0000-0003-2937-8237 aut van Ewijk Gerard aut van Dijken Derk Jan aut de Vos Wiebe M. 314626204 0000000392171685 aut van der Gucht Jasper 261620789 0000-0001-5525-8322 0000000395352836 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1021/acs.langmuir.3c02656 85184300110 001158606800001 en Film formation is a vital step for coating applications where a homogeneous, defect-free solid phase should be obtained, starting from a liquid casting formulation. Recently, an alternative waterborne-coating approach was proposed, based on the formation of a polyelectrolyte complex film. In this approach, an evaporating base induces a pH change during drying that initiates the complexation of oppositely charged polyelectrolytes, followed by further densification. In previous studies, ammonia was used as the evaporative base, leading to relatively fast evaporation and resulting in films showing significant brittleness, which tended to crack at low relative humidity or larger thicknesses. We hypothesize that slower complexation and/or evaporation can reduce the problematic stress build-up in the prepared polyelectrolyte complex coatings. For this reason, we studied the changes in the film formation process when there are different bases and cosolvents. We found that reducing the evaporation rate by changing ammonia to the slower evaporating dimethylamine or by adding DMSO as a cosolvent, led to less internal stress build-up during film formation, which could be beneficial for film application. Indeed, films prepared with ammonia showed cracking after 1 h, while films prepared with dimethylamine only showed cracking after one month. The fast evaporation of ammonia was also found to cause a temporary turbid phase, indicating phase separation, while for the slower evaporating bases, this did not occur. All prepared films remained sensitive to humidity, which poses the next challenge for these promising coatings. Physical Chemistry and Soft Matter VLAG Physical Chemistry and Soft Matter VLAG Langmuir 40 5 12 2531 2542 07437463 urn:nbn:nl:ui:32-627615/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627605 2024-03-22 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627605 2024-03-22 urn:nbn:nl:ui:32-627605/mods Roggenplaatsuppletie (Oosterschelde) : Morfologische en ecologische ontwikkelingen over de eerste drie jaren (2020T1-2021T2-2022T3) na aanleg Escaravage Vincent 148617174 0000000390045626 aut van Donk Susanne 428662625 0000000501188129 aut van Belzen Jim 0000000514221717 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 164 10.18174/647835 nl Business Manager projects Mid-North Business Manager projects Mid-South Business Manager projecten Midden-Noord Business Manager projecten Midden-Zuid urn:nbn:nl:ui:32-627605/obj 2024-03-22 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627597 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627597 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627597/mods The artificial intelligence divide: Who is the most vulnerable? Wang Chenyue aut Boerman Sophie C. 32690624X 0000-0002-2453-1493 0000000390034206 aut Kroon Anne C. aut Möller Judith aut de Vreese Claes H. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1177/14614448241232345 85186607146 001173834400001 en This study investigates users’ artificial intelligence (AI)-related competencies (i.e., AI knowledge, skills, and attitudes) and identifies the vulnerable user groups in the AI-shaped online news and entertainment environment. We surveyed 1088 Dutch citizens over the age of 16 years and identified five user groups through the latent class analysis: the average users, the expert advocates, the expert skeptics, the unskilled skeptics, and the neutral unskilled. The most vulnerable groups with the lowest levels of AI knowledge and AI skills (i.e., unskilled skeptics and neutral unskilled) were mostly older, with lower levels of education and privacy protection skills, than the average users. Overall, the results of this study resonate with the existing findings on the digital divide and provide evidence for an emerging AI divide among users. Finally, the societal implication of this study is discussed, such as the need for education programs and applications of the explainable AI. WASS Strategic Communication WASS Strategische Communicatie New Media & Society 14614448 urn:nbn:nl:ui:32-627597/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627598 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627598 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627598/mods Doing sonic urban ethnography: Voices from Shanghai, Berlin and London Aceska Ana 0000000403082435 aut Doughty Karolina 0000-0002-1645-4010 0000000427274140 aut Tiryaki Muhammet Esat aut Robinson Katherine aut Tisnikar Eva aut Xu Fang aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1177/00420980231223866 001162839900001 en Matters of sound and listening are increasingly being attended to across the social sciences and humanities, reflecting what has been termed a ‘sonic turn’ since the early 2000s. In urban ethnographic research, scholars are starting to pay attention to the role of sound in social relations, in expressions of identity and senses of belonging, as well as in processes of othering. In this paper, we explore the theoretical and methodological opportunities of sonic urban ethnography, that is, an urban ethnography that foregrounds sound and listening in theoretical and methodological ways. We argue that the promise of sonic urban ethnography lies in its ability to interrupt the predominant focus on text and the visual by developing expanded practices of listening for alternative ways of knowing and engaging with the urban. We share four empirical vignettes from Shanghai, Berlin and London that illustrate, in their different ways, the power exercised through sound in the urban environment. Our discussion of the empirical cases highlights three key ‘lessons’ for doing sonic urban ethnography. WASS Cultural Geography WASS Cultural Geography Urban Studies 00420980 urn:nbn:nl:ui:32-627598/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627594 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627594 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627594/mods Effects of Resistant Starch Infusion, Solely and Mixed with Xylan or Cellulose, on Gut Microbiota Composition in Ileum-Cannulated Pigs Zhang Yaowen aut Bai Yu aut Wang Zhenyu 0000000509972778 aut Ye Hao aut Han Dandan aut Zhao Jinbiao aut Wang Junjun aut Li Defa aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/microorganisms12020356 85187275878 001177074600001 en Fermentation of dietary fiber (DF) is beneficial for gut health, but its prebiotic effects are often impeded in the distal large intestine because of the fast degradation of fermentable substrates. One way to enhance the prebiotic effect of DF is to deliver fibers to the lower parts of the gut, which can be achieved by mixing different kinds of fiber. Therefore, in the present study, an ileum-cannulated pig model was employed to investigate the fermentation influence in the large intestine by infusing resistant starch solely (RS, fast fermentable fiber) and mixing with other fibers (xylan or cellulose). Twenty-four ileum-cannulated growing pigs were divided into four groups: one control group receiving saline ileal infusions and three experimental groups infused with RS, RS with xylan, or RS with cellulose. Fecal and plasma samples were analyzed for gut microbiota composition, short-chain fatty acids (SCFAs), and blood biochemistry. Results indicated no significant differences between the RS and control group for the microbiome and SCFA concentration (p > 0.05). However, RS combined with fibers, particularly xylan, resulted in enhanced and prolonged fermentation, marked by an increase in Blautia and higher lactate and acetate production (p < 0.05). In contrast, RS with cellulose infusion enriched bacterial diversity in feces (p < 0.05). Blood biochemistry parameters showed no significant differences across groups (p > 0.05), though a trend of increased glucose levels was noted in the treatment groups (p < 0.1). Overall, RS alone had a limited impact on the distal hindgut microbiota due to rapid fermentation in the proximal gut, whereas combining RS with other fibers notably improved gut microecology by extending the fermentation process. WIAS Animal Nutrition Adaptation Physiology WIAS Diervoeding Adaptatiefysiologie Microorganisms 12 2 20762607 urn:nbn:nl:ui:32-627594/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627595 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627595 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627595/mods Fluvial Response to Environmental Change in Sub-Tropical Australia over the Past 220 Ka Croke Jacky aut Thompson Chris aut Larsen Annegret 0000000492186104 aut Macklin Mark aut Hughes Kate aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/quat7010009 en This paper uses a 30 m record of valley alluviation in the Lockyer Creek, a major tributary of the mid-Brisbane River in Southeast Queensland, to document the timing and nature of Quaternary fluvial response. A combination of radiocarbon and optically stimulated luminescence dating reveals a sequence of major cut and fill episodes. The earliest aggradation phase is represented by a basal gravel unit, dating to ~220 ka (marine isotope sub-stage 7d), and although little evidence supports higher fluvial discharges during MIS 5, a MIS 3 fluvial episode characterised by incision and aggradation dates to ~60 ka. A penultimate phase of incision to a depth of 30 m prior to ~14 ka saw the lower Lockyer occupy its current position within the valley floor. The Lockyer Creek shows evidence of only minor fluvial activity during MIS 2, suggesting a drier LGM climate. The appearance of alternating fine- and coarse-grained units at about 2 ka is notable and may represent higher-energy flood conditions associated with a strengthening of El Niño Southern Oscillation activity as observed in the flood of 2011. The aggradation rate for this Holocene floodplain unit is ~11 times higher than the long-term rate. PE&RC Soil Geography and Landscape PE&RC Bodemgeografie en Landschap Quaternary 7 1 2571550X urn:nbn:nl:ui:32-627595/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627592 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627592 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627592/mods Digital Opportunity or a Threat? Adoption of Internet of Things (IoT) Monitoring Systems for Natural Resources in Germany Baycheva-Merger Tanya aut Selter Andy aut Seijger Chris 345885236 0000000388169048 aut Häublein Sabeth aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/environments11030039 en In Germany, modern digital technologies like Internet of Things (IoT) have been increasingly promoted for better environmental and natural resources management through “smart” monitoring and real-time data. However, adopting such advanced technologies is complex and brings a wide array of risks and challenges, and it remains unclear whether local actors are in fact willing and sufficiently equipped to adopt them. Using the Motivations and Abilities (MOTA) framework, and quantitative data collection and analysis methods, this study explores the motivations and abilities of German local (governmental) actors by focusing on the adoption of IoT-based forest and water monitoring systems. The findings reveal an early-stage adoption of IoT environmental monitoring, with limited awareness and no plans for adoption. The lack of willingness, however, is not attributed to a lack of motivation; it is, rather, influenced by perceived insufficient financial and technical capacities and resources. This study provides novel insights for understanding the complex relationship between actors’ behavior and the adoption of advanced digital technologies in the realm of environmental and natural resources management. The results provide a robust foundation for future research, and inform policy and practice aimed at facilitating digitalized natural resources management. Water Resources Management Water Resources Management Environments 11 3 20763298 urn:nbn:nl:ui:32-627592/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627588 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627588 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-627588/mods Los límites a la riqueza en la historia de la filosofía occidental Kramm Matthias 0000000506789724 aut Robeyns Ingrid aut text info:eu-repo/semantics/bookPart 2024 10.11647/obp.0354.03 es Knowledge Technology and Innovation Kennis, Technologie and Innovatie Tener Demasiado Ingrid Robeyns edt 2024 Open Book Publishers 9781805110804 urn:nbn:nl:ui:32-627588/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627587 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627587 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627587/mods Application of CRISPR/Cas9 for Rapid Genome Editing of Pseudorabies Virus and Bovine Herpesvirus-1 Yu Wanqi aut Liu Jingyi aut Liu Yingnan aut Forlenza Maria 344547515 0000-0001-9026-7320 0000000419516955 aut Chen Hongjun aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/v16020311 85185899781 001172521100001 en The CRISPR/Cas9 system is widely used to manipulate viral genomes. Although Alphaherpesvirinae genomes are large and complicated to edit, in recent years several Pseudorabies virus (PRV) mutants have been successfully generated using the CRISPR/Cas9 system. However, the application of CRISPR/Cas9 editing on another member of alpha herpesviruses, bovine herpesvirus-1 (BHV-1), is rarely reported. This paper reports a rapid and straightforward approach to manipulating herpesviruses genome using CRISPR/Cas9. The recombinant plasmids contained the left and right arm of the thymidine kinase (TK) gene of PRV or of the glycoprotein I (gI) and glycoprotein E (gE) of BHV-1. Upon the cleavage of the TK or gIgE gene by Cas9 protein, this was replaced by the enhanced green fluorescence protein (eGFP) by homologous recombination. With this approach, we generated recombinant TK-/eGFP+ PRV and gIgE-/eGFP+ BHV-1 mutants and then proceeded to characterize their biological activities in vitro and in vivo. In conclusion, we showed that alpha herpesvirus, including PRV and BHV-1, can be rapidly edited using the CRISPR/Cas9 approach paving the way to the development of animal herpesvirus vaccines. WIAS Aquaculture and Fisheries A Aquaculture and Fisheries Host-Microbe Interactomics WIAS Aquaculture and Fisheries A Aquacultuur en Visserij Host-Microbe Interactomics Viruses 16 2 19994915 urn:nbn:nl:ui:32-627587/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627586 2024-03-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627586 2024-03-28 urn:nbn:nl:ui:32-627586/mods Investigating Metabolic Plant Response toward Deoxynivalenol Accumulation in Four Winter Cereals Righetti Laura aut Vanara Francesca aut Bruni Renato aut Sardella Claudia aut Blandino Massimo aut Dall’Asta Chiara aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1021/acs.jafc.3c06111 85184815282 001162687700001 en Deoxynivalenol (DON) is a phytotoxic agent supporting the spread of fungal diseases in cereals worldwide, i.e., fusarium head blight. It is known that DON accumulation may elicit changes in plant secondary metabolites in response to pathogen attack. This study maps the changes in selected secondary metabolite classes upon DON contamination occurring in fifteen Triticum spp. genotypes, among them emmer, spelt, and soft wheat, and 2 tritordeum varieties, cultivated in two different sites and over two harvest years. The main phenolic classes (i.e., alkylresorcinols, soluble, and cell-wall bound phenolic acids) were targeted analyzed, while changes in the lipidome signature were collected through untargeted HRMS experiments. The results, obtained across multiple Triticum species and in open fields, confirmed the modulation of first-line biological pathways already described in previous studies involving single cereal species or a limited germplasm, thus reinforcing the involvement of nonspecific chemical defenses in the plant response to pathogen attack. Team Pesticides 2 Organic Chemistry Team Pesticides 2 Organische Chemie Journal of Agricultural and Food Chemistry 72 6 3200 3209 00218561 urn:nbn:nl:ui:32-627586/obj 2024-03-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627585 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627585 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627585/mods Making Rivers, Producing Futures: The Rise of an Eco-Modern River Imaginary in Dutch Climate Change Adaptation de Jong Lotte 438189523 0000000509840919 aut Veldwisch Gert Jan 323928145 0000-0002-8123-281X 0000000389090171 aut Melsen Lieke Anna 372710905 0000-0003-0062-1301 0000000436406707 aut Boelens Rutgerd 156637030 0000-0002-8412-3109 0000000107772861 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/w16040598 85185727950 001172730700001 en In the field of climate change adaptation, the future matters. River futures influence the way adaptation projects are implemented in rivers. In this paper, we challenge the ways in which dominant paradigms and expert claims monopolise the truth concerning policies and designs of river futures, thereby sidelining and delegitimising alternative river futures. So far, limited work has been performed on the power of river futures in the context of climate change adaptation. We conceptualised the power of river futures through river imaginaries, i.e., collectively performed and publicly envisioned reproductions of riverine socionatures mobilised through truth claims of social life and order. Using the Border Meuse project as a case study, a climate change adaptation project in a stretch of the river Meuse in the south of the Netherlands, and a proclaimed success story of climate adaptation in Dutch water management, we elucidated how three river imaginaries (a modern river imaginary, a market-driven imaginary, and an eco-centric river imaginary) merged into an eco-modern river imaginary. Importantly, not only did the river futures merge, but their aligned truth regimes also merged. Thus, we argue that George Orwell’s famous quote, “who controls the past, controls the future: who controls the present, controls the past” can be extended to “who controls the future, controls how we see and act in the present, and how we rediscover the past”. WASS WIMEK Water Resources Management Hydrology and Environmental Hydraulics WASS WIMEK Water Resources Management Hydrologie en Omgevingshydraulica Water 16 4 20734441 urn:nbn:nl:ui:32-627585/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627583 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627583 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627583/mods Tunable Cell-Adhesive Surfaces by Surface-Initiated Photoinduced Electron-Transfer-Reversible Addition–Fragmentation Chain-Transfer Polymerization Kuzmyn Andriy R. 0000-0002-1571-2911 0000000502679544 aut Ypma Tanja G. aut Zuilhof Han 11925512X 0000-0001-5773-8506 0000000391069216 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1021/acs.langmuir.3c02604 85187293620 001174770100001 en Cell adhesion involves many interactions between various molecules on the cell membrane (receptors, coreceptors, integrins, etc.) and surfaces or other cells. Cell adhesion plays a crucial role in the analysis of immune response, cancer treatment, tissue engineering, etc. Cell–cell adhesion can be quantified by measuring cell avidity, which defines the total interaction strength of the live cell binding. Typically, those investigations use tailor-made, reusable chips or surfaces onto which cells are cultured to form a monolayer to which other cells can bind. Cell avidity can then be measured by applying a force and quantifying cell–cell bond ruptures. The subsequent cleaning and reactivation of such biochip and biointeractive surfaces often require repeated etching, leading to device damage. Furthermore, it is often of great interest to harvest the cells that remain bound at the end of an avidity experiment for further analysis or use. It is, therefore, advantageous to pursue coating methods that allow tunable cell adhesion. This work presents temperature-switchable poly(di(ethylene glycol) methyl ether methacrylate) brush-based cell-interactive coatings produced by surface-initiated photoinduced electron-transfer reversible addition–fragmentation chain-transfer polymerization. The temperature switch of these brushes was explored by using a quartz crystal microbalance with dissipation monitoring, chemical composition, and physicochemical properties by atom force microscopy, X-ray photoelectron spectroscopy, single-molecule force spectroscopy, and ellipsometry. VLAG Organic Chemistry VLAG Organische Chemie Langmuir 40 7 3354 3359 07437463 urn:nbn:nl:ui:32-627583/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627582 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627582 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627582/mods Unveiling Pathways to Enhance Social Learning Processes in Water Struggles Tubino de souza Daniele 0000-0001-6278-7716 0000000509879629 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/w16050629 85187451884 en To advance actionable knowledge production in the context of water struggles, this article identifies ways to strengthen transformative learning processes within riverine social movements. The complex challenges associated with water struggles point to an increasing need to explore ways in which these processes can be shaped and to promote changes in the worldviews that inform how water and riverine environments are perceived and structured. This study draws on the grassroots movement for the social-ecological regeneration of the Taquara Stream in Porto Alegre, Brazil. Research on this case has shown that the actions conducted by this movement fostered learning processes through the creation of innovative forms of involvement that brought together multiple actors. A panel of experts conducted an in-depth analysis of the learning practices observed in this case. This article discusses five aspects of the learning process, which have been identified by the experts, that are essential to expanding the transformative potential of water-related social movements: (1) building relationships of trust between actors, (2) building links with and between key actors in the process, (3) creating dialogue spaces that promote the co-creation of actionable knowledge, (4) engaging actors spontaneously, proactively, and co-responsibly in the process, and (5) bringing participatory research into local processes. WASS Water Resources Management WASS Water Resources Management Water 16 5 20734441 urn:nbn:nl:ui:32-627582/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627578 2024-03-13 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627578 2024-03-13 urn:nbn:nl:ui:32-627578/mods Dead or Alive, that Is the Question: Development and Assessment of Molecular Synchytrium endobioticum Viability Tests van de Vossenberg Bart T.L.H. 423062441 0000-0003-1205-6119 0000000492936841 aut Smith Donna aut van Gent-Pelzer Marga P.E. 314601619 0000-0002-1880-4344 0000000393991589 aut van den Berg Marlies aut Govaert Marcel aut Helderman Carin M. aut van der Lee Theo A.J. 258143002 0000000388579047 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1094/PHYTOFR-06-23-0073-FI en Potato wart disease caused by the obligate biotrophic fungus Synchytrium endobioticum is a devastating disease that can result in significant crop losses. Resting spores of this pathogen can remain viable and infectious in soil for decades. The detection of viable resting spores using conventional methods such as bioassays and direct microscopic examination are challenging and time-consuming and require specific expertise and facilities. Molecular methods, such as real-time PCR, have been shown to be effective in detecting the presence of S. endobioticum DNA in soil samples but cannot differentiate between viable and nonviable spores. In this paper, we present three novel mRNA-based molecular tests to potentially detect viable S. endobioticum resting spores. The tests are specific to the transcribed mRNA and do not detect the genomic DNA of the target genes. We demonstrate the analytical sensitivity using synthetic constructs of the target mRNAs. The tests were found to be able to repeatedly detect 10 target copies per reaction. Soils and waste of potato processing industries free from S. endobioticum were used to assess the exclusivity of the tests. The biological relevance of mRNA detection was determined in the context of replicated bioassays. Applications of the tests to facilitate collection management, assessment of the effects of treatments on presumed viability of S. endobioticum resting spores, and the potential use in descheduling of previously infested plots are discussed. EPS Biointeractions and Plant Health EPS Biointeractions and Plant Health PhytoFrontiers™ 4 1 31 39 26905442 urn:nbn:nl:ui:32-627578/obj 2024-03-13 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627569 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627569 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627569/mods Segmental duplications drive the evolution of accessory regions in a major crop pathogen van Westerhoven Anouk C. aut Aguilera‐Galvez Carolina 423535870 0000000492924605 aut Nakasato‐Tagami Giuliana aut Shi‐Kunne Xiaoqian 40855875X 0000000492978240 aut Martinez de la Parte Einar 0000-0002-2322-0888 0000000513228028 aut Chavarro‐Carrero Edgar aut Meijer Harold J.G. 239375033 0000-0002-0883-219X 000000039528479X aut Feurtey Alice aut Maryani Nani 420678786 0000-0003-4599-9295 0000000493380523 aut Ordóñez Nadia 420514384 aut Schneiders Harrie aut Nijbroek Koen aut Wittenberg Alexander H.J. aut Hofstede Rene aut García‐Bastidas Fernando aut Sørensen Anker aut Swennen Ronny aut Drenth Andre aut Stukenbrock Eva H. aut Kema Gert H.J. 149255489 0000-0002-2732-6911 0000000357495350 aut Seidl Michael F. 315888873 0000-0002-5218-2083 0000000419459866 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/nph.19604 85186409191 en Many pathogens evolved compartmentalized genomes with conserved core and variable accessory regions (ARs) that carry effector genes mediating virulence. The fungal plant pathogen Fusarium oxysporum has such ARs, often spanning entire chromosomes. The presence of specific ARs influences the host range, and horizontal transfer of ARs can modify the pathogenicity of the receiving strain. However, how these ARs evolve in strains that infect the same host remains largely unknown.We defined the pan-genome of 69 diverse F. oxysporum strains that cause Fusarium wilt of banana, a significant constraint to global banana production, and analyzed the diversity and evolution of the ARs.Accessory regions in F. oxysporum strains infecting the same banana cultivar are highly diverse, and we could not identify any shared genomic regions and in planta-induced effectors. We demonstrate that segmental duplications drive the evolution of ARs. Furthermore, we show that recent segmental duplications specifically in accessory chromosomes cause the expansion of ARs in F. oxysporum.Taken together, we conclude that extensive recent duplications drive the evolution of ARs in F. oxysporum, which contribute to the evolution of virulence. EPS Biointeractions and Plant Health Laboratory of Phytopathology EPS Biointeractions and Plant Health Laboratorium voor Phytopathologie New Phytologist 242 2 610 625 0028646X urn:nbn:nl:ui:32-627569/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627572 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627572 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627572/mods Dietary Intervention with Whey Protein Concentrate Does Not Affect Toll-like Receptor Responses and Gene Expression Patterns in Peripheral Blood Mononuclear Cells of Healthy Volunteers Porbahaie Mojtaba 0000-0001-6446-9148 0000000507243424 aut Ulfman Laurien H. aut Prodan Andrei aut Teodorowicz Malgorzata 364412151 000000041955808X aut Schloesser Joyce E.L. aut Savelkoul Huub F.J. 073668915 0000-0001-6236-7092 0000000392011411 aut Kardinaal Alwine F.M. aut van Neerven R.J.J. 138920184 0000-0002-3991-5297 0000000395395465 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/nu16050592 85187459638 001183127100001 en Bovine milk contains bioactive proteins, carbohydrates, and phospholipids with immunomodulatory properties impacting human immunity, potentially contributing to resistance to infections and allergies through diverse mechanisms. One such mechanism is the enhancing of the innate immune response to secondary pathogen-related stimuli, termed innate immune training. Although in vitro studies demonstrate that milk immunoglobulin G (IgG) can train human monocytes, evidence for in vivo immune training is limited. To explore the potential of bovine IgG for inducing innate immune training in vivo, this human study utilized an IgG-rich whey protein concentrate (WPC). Healthy male volunteers were assigned to a high dose WPC, low dose WPC, or placebo group. Blood was collected pre- and post-two weeks of WPC consumption. Peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) were isolated and stimulated with TLR ligands, evaluating IL-6 and TNF-α production by monocytes, myeloid DCs, and plasmacytoid DCs. Additionally, RNA was isolated for differential gene expression (DGE) analysis. Results indicated that the two-week WPC intervention did not influence the ex vivo response of studied cells to TLR agonists. Furthermore, PBMC gene expression patterns showed no significant differences between the placebo and high dose WPC groups. The data suggests that oral WPC ingestion did not enhance immune responses in young, healthy male participants. WIAS Cell Biology and Immunology WIAS Celbiologie en Immunologie Nutrients 16 5 20726643 urn:nbn:nl:ui:32-627572/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627566 2024-03-22 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627566 2024-03-22 urn:nbn:nl:ui:32-627566/mods Far-red light-enhanced apical dominance stimulates flower and fruit abortion in sweet pepper Chen Sijia aut Marcelis Leo F.M. 073657018 0000-0002-8088-7232 0000000077657431 aut Offringa Remko aut Kohlen Wouter 314608109 0000-0001-9057-2392 0000000394882181 aut Heuvelink Ep 147568005 0000-0002-8731-7195 0000000110617387 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1093/plphys/kiae088 001175557100001 en Far-red radiation affects many plant processes, including reproductive organ abortion. Our research aimed to determine the role of apical dominance in far-red light-induced flower and fruit abortion in sweet pepper (Capsicum annuum L.). We conducted several climate room experiments where plants were grown under white- or red-rich LED light, with or without additional far-red light. Additional far-red light enhanced apical dominance: it increased auxin levels in the apices of dominant shoots, and caused a greater difference in internode length and apical auxin levels between dominant and subordinate shoots. Additional far-red light stimulated fruit abortion in intact plants but not in decapitated plants, suggesting a crucial role of shoot apices in this effect. However, reducing basipetal auxin transport in the stems with N-1-naphthylphthalamic acid did not influence far-red light-stimulated fruit abortion, although auxin levels in the stem were largely reduced. Applying the synthetic auxin 1-naphthaleneacetic acid on decapitated apices did not influence fruit abortion. However, applying the auxin biosynthesis inhibitor yucasin to shoot apices reduced fruit abortion regardless of the light conditions, accompanied by slight shoot growth retardation. These findings suggest that the basipetal auxin stream does not mediate far-red light-stimulated fruit abortion. Far-red light-stimulated fruit abortion was associated with reduced sucrose accumulation and lower invertase activities in flowers. We suggest that under additional far-red light conditions, increased auxin levels in shoot apices promote fruit abortion probably through enhanced competition for assimilates between apices and flowers, which limits assimilate import into flowers. Horticulture & Product Physiology PE&RC Laboratory of Cell Biology Tuinbouw & Productfysiologie PE&RC Laboratorium voor Celbiologie Plant Physiology 00320889 urn:nbn:nl:ui:32-627566/obj 2024-03-22 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627560 2024-03-05 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627560 2024-03-05 urn:nbn:nl:ui:32-627560/mods Methaanoxidatie bij mestopslagen : Voortgangsverslag deel 1: werking en aandachtspunten voor 3 methaanoxidatie technieken Maasdam E. 431650063 0000000493461972 aut Daatselaar C. 073559695 0000000394610899 aut Oonk H. aut Bondt N. 080259332 0000000391461656 aut Jansen L. aut Kroes K. aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Livestock Research Wageningen 2024 55 10.18174/650013 nl This project has focussed on researching the possibilities of capturing methane at manure storages and subsequently convert (oxidise) it into CO2. For three types of manure storages (manure bags, manure silos and manure basins) a test was performed to capture methane with as few as possible adjustments to existing storage facilities. Subsequently, a pilot was carried out with three different methane oxidation techniques with manure bags; chemical oxidation with a torch and biologically oxidation with a biofilter and a soilfilter. The first tests show that for all three techniques it is possible to oxidize methane with an efficiency of >95%, 60-80% and 60-70% respectively. Calculations with a methane production model and a cost analysis show that cost efficiency is highest if manure is stored as quickly as possible in a manure storage coupled to a methane oxidation technique. The field filter is the cheapest solution, but the total amount of methane converted is higher with flaring and the biofilter. In addition, the parties who will be involved in, among other things, licensing and control of the techniques were interviewed. The interviews show that assurance of the continued working of the technique and enforcement will play a crucial role in the acceptance of the techniques in livestock farming. Binnen het project is onderzocht wat de mogelijkheden zijn om methaan bij mestopslagen af te vangen om te kunnen omzetten (oxideren) in CO2. Hierbij is bij drie soorten mestopslagen (mestzakken, mest silo’s en mestbassins) onderzocht of het bij bestaande opslagen mogelijk is om methaan te kunnen afvangen met weinig aanpassingen aan de opslag. Vervolgens is er bij drie mestzakken een pilot uitgevoerd met drie verschillende methaanoxidatie technieken; chemisch oxideren met een fakkel en biologisch oxideren met een biofilter en een bodemfilter. Uit de eerste testen blijkt dat alle drie de technieken afgevangen methaan oxideren met respectievelijk een efficiëntie van >95%, 60-80% en 60-70%. Uit berekeningen met een methaanproductiemodel en een kostenanalyse blijkt dat kostenefficiëntie het hoogste is als mest zo snel mogelijk in een mestopslag gekoppeld aan een methaanoxidatie techniek wordt opgeslagen. Het bodemfilter is hierbij de goedkoopste oplossing, maar de totale hoeveelheid geoxideerde methaan hoger is bij fakkelen en het biofilter. Verder zijn de eerste partijen geïnterviewd die betrokken zullen zijn bij o.a. vergunningverlening en controle van de technieken. Uit de interviews blijkt dat borging van de werking van de oxidatietechniek en handhaving een cruciale rol zal spelen bij acceptatie van de technieken in de veehouderij. Performance and Impact Agrosectors Transition Risk and Innovation Governance Emissions & Manure Valorisation Performance en Impact Agrosectoren Transition Risk and Innovation Governance Emissie & Mestverwaarding urn:nbn:nl:ui:32-627560/obj 2024-03-05 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627559 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627559 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627559/mods A novel mechanism for dissimilatory nitrate reduction to ammonium in Acididesulfobacillus acetoxydans Egas A.R. 0000-0003-1823-2179 aut Kurth J.M. aut Boeren J.A. 314621415 0000-0002-0847-8821 0000000396339676 aut Sousa D.Z. 405480253 0000-0003-3569-1545 0000000069804921 aut Welte C.U. aut Sanchez Andrea I. 383644860 0000-0001-6977-3026 0000000443907331 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1128/msystems.00967-23 85188128079 001158716900001 en The biological route of nitrate reduction has important implications for the bioavailability of nitrogen within ecosystems. Nitrate reduction via nitrite, either to ammonium (ammonification) or to nitrous oxide or dinitrogen (denitrification), determines whether nitrogen is retained within the system or lost as a gas. The acidophilic sulfate-reducing bacterium (aSRB) Acididesulfobacillus acetoxydans can perform dissimilatory nitrate reduction to ammonium (DNRA). While encoding a Nar-type nitrate reductase, A. acetoxydans lacks recognized nitrite reductase genes. In this study, A. acetoxydans was cultivated under conditions conducive to DNRA. During cultivations, we monitored the production of potential nitrogen intermediates (nitrate, nitrite, nitric oxide, hydroxylamine, and ammonium). Resting cell experiments were performed with nitrate, nitrite, and hydroxylamine to confirm their reduction to ammonium, and formed intermediates were tracked. To identify the enzymes involved in DNRA, comparative transcriptomics and proteomics were performed with A. acetoxydans growing under nitrate- and sulfate-reducing conditions. Nitrite is likely reduced to ammonia by the previously undescribed nitrite reductase activity of the NADH-linked sulfite reductase AsrABC, or by a putatively ferredoxin-dependent homolog of the nitrite reductase NirA (DEACI_1836), or both. We identified enzymes and intermediates not previously associated with DNRA and nitrosative stress in aSRB. This increases our knowledge about the metabolism of this type of bacteria and helps the interpretation of (meta)genome data from various ecosystems on their DNRA potential and the nitrogen cycle. WIMEK MicPhys Biochemistry Microbiology WIMEK MicPhys Biochemie Microbiologie mSystems 9 3 23795077 urn:nbn:nl:ui:32-627559/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627557 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627557 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627557/mods HelloFresh: Transitioning to a plastic-free future? Sharda Nikita aut Krampe Caspar 0000000509451403 aut Ingenbleek Paul T.M. 152826262 0000-0001-8793-716X 000000008893545X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.22434/ifamr2023.0068 en The packaging practices of HelloFresh have come under scrutiny in recent years as a result of the company’s remarkable expansion success. Customers have cancelled their meal-kit subscriptions due to the excessive use of plastic packaging for ingredients. In response to these events, HelloFresh began to seek alternatives to replace plastic packaging for its ingredients, but ultimately found that the currently available packaging technology makes it impossible to eliminate plastic completely. HelloFresh is therefore looking for ways to communicate with customers about its sustainability message and their actions to be cost-effective, retain food-safety, and foster sustainability with regard to packaging while making innovative changes in its packaging processes. In the current stage of the sustainability transition for packaging materials in which no ready-at-hand solutions are available, it is crucial for HelloFresh to strike a balance between converting its packaging practices to be more sustainable and communicating this message effectively to its customers. Marketing and Consumer Behaviour WASS Marktkunde en Consumentengedrag WASS International Food and Agribusiness Management Review 10967508 urn:nbn:nl:ui:32-627557/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627555 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627555 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627555/mods Hybridization constrains the evolution of mimicry complexes in woodpeckers Ottenburghs Jente 37453974X 0000-0002-0335-9655 000000043640025X aut Nicolaï Michaël P.J. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/jav.03228 85185965280 001173093800001 en The evolution of interspecific mimicry does not always result in perfect resemblance between mimics and models. Differences between members of a mimicry complex can be explained by genetic or developmental constraints. Alternatively, imperfect mimicry might be the outcome of a tradeoff between multiple selective pressures. In this study, we explored the evolutionary conflict between mimicry and hybridization in woodpeckers. Based on the selective tradeoff hypothesis, we expected that mimicry complexes will start to evolve once the constraint of maladaptive hybridization is relaxed. Hence, we predicted limited overlap in the divergence times between hybridizing species pairs and members of a mimicry complex. This prediction was supported by clear tipping point in the probability of hybridization and mimicry at ca 9 million years of divergence. Around this timepoint, the probability of hybridization approaches zero while the probability of belonging to a mimicry complex increases. This finding is only correlational and remains to be confirmed in other taxonomic groups. Nonetheless, our results suggest a selective tradeoff between evolving interspecific mimicry and avoiding maladaptive hybridization in woodpeckers. PE&RC Wildlife Ecology and Conservation PE&RC Wildlife Ecology and Conservation Journal of Avian Biology 09088857 urn:nbn:nl:ui:32-627555/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627563 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627563 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627563/mods Synthesis and Reactivity of Ruthenium(BINAP)(PPh3) Zhou Yifei aut Wensink Niels H. aut Pécharman Anne-Frédérique aut Miloserdov Fedor M. 0000-0001-6420-211X 000000050960692X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1002/anie.202318684 85186238483 001178001100001 en Ru(BINAP)(PPh3)HCl cleanly reacts with LiCH2TMS to give Ru(BINAP)(PPh3) (1) that has been fully characterized, including by X-ray diffraction (BINAP and TMS stand for (2,2′-bis(diphenylphosphino)-1,1′-binaphthyl and trimethylsilyl respectively). In sharp contrast with other carbonyl-free phosphine complexes of Ru(0), 1 demonstrates a strikingly high thermal stability and no propensity for intramolecular C−H activation (cyclometalation). Yet 1 coordinates acetonitrile and readily exchanges its PPh3 ligand with alkenes and dienes, thus behaving like a “masked” 16-e Ru(0) species. Electron-poor alkenes coordinate more readily than electron-rich ones, which testifies for the nucleophilic character of the Ru(0)-BINAP fragment. While being thermally stable, 1 is highly reactive and is capable of activating C−H and N−H bonds, and even of cleaving an inert N−Et bond. The combination of high reactivity and stability originates from the P,arene-chelation by the BINAP ligand, i.e., the coordinated π-arene stabilizes Ru(0) to prevent cyclometalation, yet it can slide upon substrate coordination, thereby enabling a variety of inert bond activation reactions to occur under mild conditions. VLAG Organic Chemistry VLAG Organische Chemie Angewandte Chemie-International Edition 63 14 14337851 urn:nbn:nl:ui:32-627563/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627552 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627552 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627552/mods Partially Substituting Top-light with Intracanopy Light Increases Yield More at Higher LED Light Intensities Schouten Ingeborg 0009-0000-8153-1804 aut Hawley Dave aut Olschowski Sebastian aut Ouzounis Theoharis 405912811 0000-0001-8330-8470 aut Kerstens Tijmen N. aut Gianneas Theodoros aut Ludovico João aut Marcelis Leo F.M. 073657018 0000-0002-8088-7232 0000000077657431 aut Heuvelink Ep 147568005 0000-0002-8731-7195 0000000110617387 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.21273/HORTSCI17546-23 85186247256 en This study compared supplemental white light-emitting diode (LED) light provided on top of the canopy (top-light) or partially on top and partially as intracanopy light (ICL) in high-wire cucumber (Cucumis sativus) and tomato (Solanum lycopersicum) crops. The aim was to determine the effects of partially substituting top-light by ICL on fruit yield and its underlying yield components. For each crop, three replicate Venlo glasshouse compartments were used. Two cucumber (HiPower and Skyson) and two tomato cultivars (Brioso and Merlice) were planted in the second half of Oct 2020 and grown on stone wool for a period of 15 weeks (cucumber) or 20 weeks (tomato). Light was supplied at either a light intensity of 250 or 375 µmol⋅m−2⋅s−1, provided either as 100% top-light or as 67% (2/3) top-light and 33% (1/3) ICL. For cucumber at the higher light intensity, 50% more fruits were retained and for tomato at the higher light intensity, planting density was 50% higher to keep the plants balanced in terms of source-to-sink ratio. Substituting 33% of top-light with ICL resulted on average in an increase of 17% in fresh fruit yield for both cucumber and tomato. This increase was twice as high at the higher light intensity (20% to 24%) compared with the lower light intensity (10% to 12%). For both cucumber and tomato, the higher yield for ICL treatments resulted mainly from higher total plant dry weight, whereas partitioning to the fruits was hardly affected. For both crops, the higher plant dry weight resulted from a higher light use efficiency. Increasing light intensity from 250 to 375 µmol⋅m−2⋅s−1 resulted in 38% higher total daily light integral (including solar radiation) and 36% to 37% higher total plant dry weight in cucumber. In tomato, the higher light intensity resulted in 33% higher daily light integral and 36% to 40% total plant dry weight. These values are in agreement with the rule of thumb that 1% increment in light results in 1% increase in plant growth. For cucumber, partially substituting top-light by ICL as well as increasing light intensity resulted in longer and greener fruits, whereas tomato fruit quality (Brix, pH) was unaffected by ICL or light intensity. In conclusion, partially substituting top-light by intracanopy light increased fruit yield and this was even more so at higher than at lower supplemental light intensities. Horticulture & Product Physiology PE&RC Tuinbouw & Productfysiologie PE&RC HortScience 59 3 421 428 00185345 urn:nbn:nl:ui:32-627552/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627545 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627545 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627545/mods Toxicokinetics of the Antidepressant Fluoxetine and Its Active Metabolite Norfluoxetine in Caenorhabditis elegans and Their Comparative Potency van der Most Merel A. 0000-0002-8082-3829 aut Bakker Wouter 0000000508307717 aut Wesseling Sebastiaan 315012587 0000000394429416 aut van den Brink Nico W. 158393821 0000-0001-7959-3344 000000038803344X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1021/acs.est.3c07744 85187297800 001167747300001 en The nematode Caenorhabditis elegans is a valuable model for ecotoxicological research, yet limited attention has been given to understanding how it absorbs, distributes, metabolizes, and excretes chemicals. This is crucial for C. elegans because the organism is known to have strong uptake barriers that are known to be susceptible to potential confounding effects of the presence of Escherichia coli as a food source. One frequently studied compound in C. elegans is the antidepressant fluoxetine, which has an active metabolite norfluoxetine. In this study, we evaluated the toxicokinetics and relative potency of norfluoxetine and fluoxetine in chemotaxis and activity tests. Toxicokinetics experiments were conducted with varying times, concentrations of fluoxetine, and in the absence or presence of E. coli, simulated with a one-compartment model. Our findings demonstrate that C. elegans can take up fluoxetine and convert it into norfluoxetine. Norfluoxetine proved slightly more potent and had a longer elimination half-life. The bioconcentration factor, uptake, and elimination rate constants depended on exposure levels, duration, and the presence of E. coli in the exposure medium. These findings expand our understanding of toxicokinetic modeling in C. elegans for different exposure scenarios, underlining the importance of considering norfluoxetine formation in exposure and bioactivity assessments of fluoxetine. WIMEK Toxicology WIMEK Toxicologie Environmental Science & Technology 58 7 3129 3140 0013936X urn:nbn:nl:ui:32-627545/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627546 2024-03-20 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627546 2024-03-20 urn:nbn:nl:ui:32-627546/mods Multienvironment genomic prediction in tetraploid potato Wilson Stefan 408456205 0000000509863846 aut Zheng Chaozhi 386031460 0000-0001-6030-3933 0000000484814043 aut Maliepaard Chris 191965340 0000000358564370 aut Mulder Han 340585188 0000-0003-2124-4787 0000000054872614 aut Visser Richard G.F. 074072315 0000-0002-0213-4016 0000000109860072 aut van Eeuwijk Fred 145758982 0000-0003-3672-2921 0000000359533381 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1093/g3journal/jkae011 001164144600001 en Multienvironment genomic prediction was applied to tetraploid potato using 147 potato varieties, tested for 2 years, in 3 locations representative of 3 distinct regions in Europe. Different prediction scenarios were investigated to help breeders predict genotypic performance in the regions from one year to the next, for genotypes that were tested this year (scenario 1), as well as new genotypes (scenario 3). In scenario 2, we predicted new genotypes for any one of the 6 trials, using all the information that is available. The choice of prediction model required assessment of the variance–covariance matrix in a mixed model that takes into account heterogeneity of genetic variances and correlations. This was done for each analyzed trait (tuber weight, tuber length, and dry matter) where examples of both limited and higher degrees of heterogeneity was observed. This explains why dry matter did not need complex multienvironment modeling to combine environments and increase prediction ability, while prediction in tuber weight, improved only when models were flexible enough to capture the heterogeneous variances and covariances between environments. We also found that the prediction abilities in a target trial condition decreased, if trials with a low genetic correlation to the target were included when training the model. Genomic prediction in tetraploid potato can work once there is clarity about the prediction scenario, a suitable training set is created, and a multienvironment prediction model is chosen based on the patterns of G×E indicated by the genetic variances and covariances. EPS PE&RC WIAS Biometris Mathematical and Statistical Methods - Biometris Plant Breeding Animal Breeding and Genomics EPS PE&RC WIAS Biometris Wiskundige en Statistische Methoden - Biometris Laboratorium voor Plantenveredeling Fokkerij en Genomica G3: Genes, Genomes, Genetics 21601836 urn:nbn:nl:ui:32-627546/obj 2024-03-20 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627536 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627536 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627536/mods Participatory modelling of scenarios to restore nitrogen cycles in a nutrient-saturated area van der Wiel Bernou Zoë aut Caspersen Lars aut Whitney Cory aut van Middelaar Corina 37554156X 0000000436414010 aut Weijma Jan 20429357X 0000-0001-5324-6088 0000000139185151 aut Wichern Florian aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.scitotenv.2024.170335 85185200998 en This paper aims to find socially acceptable solutions of circularity as measure to reduce nitrogen (N) losses and prevent environmental damage by combining participatory modelling and scenario Substance Flow Analyses (SFA). A local perspective was taken on the agro-food-waste system in the animal production-dominated German district Cleves. Three scenarios were programmed as Monte Carlo simulation of SFA with stakeholder input regarding crop allocation, livestock composition, livestock reduction, and manure allocation following the elimination of feed imports. The three scenarios either utilized the unaltered stakeholder input (PS), altered crop allocation to satisfy the demand for feed (CBS), or adjusted the livestock numbers to match the locally available feed (LBS). In the reference year (2020) agricultural losses amounted to 68 kg N year−1 ha−1 agricultural land and 116 kg N in feed was imported year−1 ha−1 agricultural land. In the PS feed import elimination led to deficits in feed availability. The LBS showed the biggest reduction of agricultural N losses and improved N use efficiency (+6 %), however agricultural losses were still high (50 kg N year−1 ha−1 agricultural land). The results show a limited effect of feed import elimination on N losses if no further measures are taken, such as reduced consumption of animal-based products. Further, the study shows that it is important to improve stakeholders' knowledge about approaches to circular agro-food-waste systems. The discrepancy between stakeholder visions and N circularity provide policy makers with the recommendation to improve stakeholders' visions of a circular agro-food-waste system. WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology Animal Production Systems Environmental Technology WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology Dierlijke Productiesystemen Milieutechnologie Science of the Total Environment 919 00489697 urn:nbn:nl:ui:32-627536/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627535 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627535 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627535/mods The virtual container: Physics-based simulation of refrigerated container map temperature and fruit quality evolution and variability in a shipment Defraeye Thijs 0000000513243914 aut Verreydt Celine aut Gonthier Julien aut Lukasse Leo 180639048 0000-0002-3029-2193 0000000356646807 aut Cronjé Paul aut Berry Tarl aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.postharvbio.2023.112722 85185335923 en Many fresh food and vegetables are transported in refrigerated containers after harvest, often over thousands of kilometers. A better understanding of when and where food quality is lost in these supply chains provides opportunities to reduce the quality variability within and between different shipments. Nowadays, however, only a few (hygro-)thermal sensors are placed within every shipment, which masks the variability in the shipment. These hygrothermal data are also not actionable for stakeholders for decision-making. The resulting food quality evolution and its variability within a shipment remain invisible. We approach this problem by building a validated physics-based digital model of a refrigerated container for citrus fruit. This virtual container model is described extensively in an accompanying paper (Defraeye et al., 2024). We use computational fluid dynamics with a two-phase porous media approach to simulate the airflow in this virtual container. We also simulate the cooling process of every single fruit and the fruit's thermal quality loss. We compare the virtual container model with a full-scale experimental data set. The simulations captured the main physical trends of container cooling but cooled on average 0.3 d faster. The variability in seven-eighths cooling time within the cargo was over 2 days, and that of the remaining shelf life after the transport period of 24 days was about 0.7 days. We identify the slowest cooling location in the cargo. This location is the pallet or box that would need to be inspected to assess the quality or the best location to place the sensors. The model simulations indicate that during the container's warm loading or hot stuffing, high airflow rates should be used for the first three days to improve fruit quality preservation. Lower airflow rates can be used later on. The simulations show that airflow bypasses through gaps between pallets should be avoided. Using a void plug can decrease the cooling time by 30%. Void plug placement is found to be much more effective than reducing the small gaps between the pallets. The type of void plug that is used is less critical. Cooling and quality problems could be mitigated by placing precooled pallets at the expected slowest cooling locations in the container. Changing the T-bar floor height, while keeping the pallet height constant, affected the differences in cooling and quality between both sides of the container. The virtual container provides a full spatiotemporal map of the fruit temperature, temperature-driven quality, and postharvest life for all fruit in the container. We quantified cooling times and remaining shelf life in 60,000 individual probe locations. The data that are engineered by the virtual container is currently a missing link to enable in-transit temperature management, shelf-life-driven logistics, and inventory management. The virtual container is also an essential building block of a refrigerated container's digital twin that can help reduce food loss and increase supply-chain resilience. Such simulation tools will support stakeholders in the future in evaluating and improving cargo temperature control and resulting fruit quality at arrival. VLAG Food Quality and Design Post Harvest Technology Citrus Computational Digital twin Multiphysics Refrigeration: slot-ventilated enclosure VLAG Food Quality and Design Post Harvest Technology Postharvest Biology and Technology 211 09255214 urn:nbn:nl:ui:32-627535/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627534 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627534 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627534/mods Rapid urban expansion and potential disaster risk on the Qinghai-Tibetan Plateau in the 21st century Yin Chenglong aut Zhu Annah Lake 0000-0002-0439-6677 0000000492266198 aut Zhou Qiang aut Meng Fei aut Chen Ruishan aut Liu Fenggui aut Chen Qiong aut Guo Xiaona aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1007/s10980-024-01825-z 85185322779 001162739900002 en Context: Cities are still expanding in many parts of the world in the 21st century, especially in developing regions, where socioeconomic transition has triggered urbanization. The Qinghai-Tibetan Plateau, characterized by its high elevation, developing economy, and fragile environment, has undergone rapid urbanization in the past twenty years, potentially heightening the region’s risk of geological and hydrometeorological disasters. Objectives: This article examines the process of urbanization on the Qinghai-Tibetan Plateau in order to better understand the relationship between urban expansion and population change and to explore whether geological and hydrometeorological disasters threaten urban expansion. Methods: We created a high-resolution urban built-up boundary dataset from 2000 to 2020 based on remote sensing and GIS. By examining the spatio-temporal pattern of urban expansion and its population dynamics from 2000 to 2020 in 15 cities across the Qinghai-Tibetan Plateau, we quantified the urban expansion characteristics and explored the rising geological and hydrometeorological disaster risks urban areas face. Results: The Qinghai-Tibetan Plateau has experienced rapid and uneven urbanization in the past 20 years. The total expansion rate was over 252% – 1.48 and 2.81 times higher than that of China and the world, respectively. Urban expansion exceeded population growth in most cities throughout the whole period. The urban built-up areas and population of the Qinghai-Tibetan Plateau tended to concentrate in the Yellow River-Huangshui River Valley of Qinghai Province and the Yarlung Zangbo River and its two tributaries of Tibet. High-density urban built-up areas and population distribution were exposed to geological and hydrometeorological disasters. The urban boundary dataset produced in this study has better accuracy than the other five existing datasets, for the given area and time range. Environmental Policy WASS China Disaster risk Population growth Qinghai-Tibetan Plateau Urban expansion Urbanization Milieubeleid WASS Landscape Ecology 39 2 09212973 urn:nbn:nl:ui:32-627534/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627533 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627533 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627533/mods Regionalised modelling of recycled fertiliser P in agricultural fields : Development of the life cycle inventory model PLCI 2.0 Rydgård Maja aut Jensen Lars Stoumann aut Kroeze Carolien 075258102 0000-0002-8954-6629 0000000122675090 aut Strokal Maryna 343422824 0000-0002-8063-7743 0000000391949037 aut Möller Kurt aut Bruun Sander aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.jclepro.2024.141088 85185007358 en Phosphorus (P) in societal waste streams can be recycled and used as recycled P fertilisers (RPFs). When developing new technologies for P recycling, life cycle assessment (LCA) can be used to assess their environmental impact and support environmentally friendly decisions. In LCA calculations, inventory factors describe, for example, the emissions, resource requirements and potential substitution of products. The Phosphorus Life Cycle Inventory (PLCI) model is a tool for estimating such inventory factors for the use of RPFs. The main objective of this study was to develop the PLCI model from its previous parameterisation for Denmark to make it applicable to all countries and regions of the EU. This was undertaken by considering parameters that describe regional conditions affecting the loss of P, crop P uptake and potential mineral fertiliser substitution. Such parameters include soil type, soil P status, soil erosion, groundwater leaching, crop types, productivity and crop P concentrations. Several RPFs were incorporated into the model, including coefficients describing the partitioning to the labile, plant-available P fraction. To illustrate the applicability of the model, a case study was performed. Applications of RPFs were modelled in the Copenhagen region in Denmark and the Piedmont region in Italy. The higher soil erosion rate in Piedmont resulted in over six times greater P loss than in Copenhagen. The difference in P fertilisation practice between the regions had a strong impact on the mineral fertiliser substitutions. The results point to the importance of defining the fertilisation regime of the region being modelled, and this is now possible with the new, more dynamic version of PLCI. In conclusion, the new PLCI 2.0 model provides a dynamic tool for LCA practitioners to estimate region-specific inventory factors for RPFs. The model is relatively easy to use and captures differences between fertilisers with varying P availability and between applications in different regions of the EU. WIMEK Earth Systems and Global Change Environmental Systems Analysis Bio-based fertilisers LCA Life cycle assessment Nutrient recycling Phosphorus WIMEK Earth Systems and Global Change Milieusysteemanalyse Journal of Cleaner Production 443 09596526 urn:nbn:nl:ui:32-627533/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627532 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627532 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627532/mods The role of strategic visibility in shaping wayfinding behavior in multilevel buildings Gath-Morad Michal aut Grübel Jascha 0000-0002-6428-4685 aut Steemers Koen aut Sailer Kerstin aut Ben-Alon Lola aut Hölscher Christoph aut Aguilar Leonel aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41598-024-53420-6 85185237376 en In this paper, we explore the mutual effect of prior background expectations and visibility afforded by the 3D configuration of the physical environment on wayfinding efficiency and strategy in multilevel buildings. We perform new analyses on data from 149 participants who performed six unaided and directed wayfinding tasks in virtual buildings with varying degrees of visibility. Our findings reveal that the interaction between visibility and prior background expectations significantly affects wayfinding efficiency and strategy during between-floor wayfinding tasks. We termed this interaction effect strategic visibility, which emphasizes the importance of the strategic allocation of visibility towards actionable building elements in promoting efficient wayfinding and shaping wayfinding strategy. Our study highlights the significance of strategic visibility in promoting inclusive and accessible built environments for neurodiversity. Finally, we provide an open-source dataset that can be used to develop and test new wayfinding theories and models to advance research in the emerging field of human-building interaction. Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing Scientific Reports 14 20452322 urn:nbn:nl:ui:32-627532/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627530 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627530 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627530/mods Impact of river water and sediment properties on the chemical composition of water hyacinth and hippo grass Kapembwa Chindi aut Shitumbanuma Victor aut Yengwe Jones aut Schoustra Sijmen 271524995 0000-0001-7843-5539 0000000392687219 aut De Deyn Gerlinde B. 266603645 0000-0003-4823-6912 0000000396843549 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.envc.2024.100851 85185158076 en Water hyacinth and hippo grass are aquatic weeds that negatively affect freshwater bodies in sub-tropical and tropical areas. Using these weeds as soil amendments can help to reduce their spread, and improve soil fertility. Materials intended for use as soil amendments must have high levels of nutrients and low contaminant levels. It is important to understand how water and sediment properties influence the chemical composition of these weeds, to assist in choosing weeds that have high nutrient levels and low levels of heavy metals. This study aimed to investigate the effect of water and sediment characteristics on the chemical composition of water hyacinth and hippo grass and to assess the suitability of these aquatic weeds as soil amendments. We evaluated how the chemical parameters of water hyacinth and hippo grass varied across different rivers, and examined the relationship between the chemical composition of the aquatic weeds and the chemical composition of water and sediments in rivers where they occur. Plant, sediment, and water samples were systematically obtained from Kafue, Chongwe, Maramba and Kafubu Rivers in Zambia. These rivers are subject to different influences of anthropogenic activities and were therefore expected to differ in their levels of nutrients and heavy metals. Weeds collected from the Maramba River, which passes through human settlements, contained significantly higher concentrations of nitrogen and phosphorus, while weeds collected from Kafubu and Kafue Rivers which pass through industrial and mining areas contained significantly higher levels of zinc, cobalt, manganese, and copper. However, the concentrations of chromium, zinc, copper, manganese, and lead in the aquatic weeds from all four rivers were lower than the critical EU limits for compost. Concentrations of phosphorus and nitrogen in water hyacinth were positively correlated with levels in river water. In hippo grass, the levels of nitrogen and phosphorus were strongly and positively correlated with concentrations in sediments, but weakly correlated with concentrations in water. The results show that aquatic weeds from different locations vary in their nutrient and heavy metal contents, indicating that careful consideration needs to be taken when choosing sources of aquatic weeds intended for agronomic use. Maramba River was identified to be the best source of aquatic weeds for agronomic use because the weeds from this River had higher levels of macronutrients and lower levels of heavy metals. PE&RC Soil Biology Laboratory of Genetics Sub-department of Soil Quality Heavy metals Hippo grass River sediments River water Soil nutrients Water hyacinth PE&RC Bodembiologie Laboratorium voor Erfelijkheidsleer Sectie Bodemkwaliteit Environmental Challenges 14 26670100 urn:nbn:nl:ui:32-627530/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627531 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627531 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627531/mods The role of interleukin-22 in mammalian intestinal homeostasis : Friend and foe Klotskova Hedi Britt aut Kidess Evelien aut Nadal Adria L. 0000-0002-5218-138X aut Brugman Sylvia 29873852X 0000-0001-9955-0552 0000000393057024 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1002/iid3.1144 85185234540 001163148300001 en Interleukin-22 (IL-22) is an important cytokine in the intestinal environment. IL-22 is mainly produced by immune cells and targeted at nonimmune cells such as epithelial and stromal cells in a broad array of tissues such as -but not restricted to- the liver and adipose tissue. IL-22 therefore connects immune functions with metabolic functions of the host, and since it is induced by the microbiota, connects host functioning to the outside environment. IL-22 induces epithelial cell proliferation aiding in rapid epithelium regeneration and wound healing. Additionally, IL-22 activates antiapoptotic genes and DNA damage response pathways, enhancing epithelial cell survival. Recently, it has also been shown that IL-22 induces Paneth cell differentiation in humans. However, IL-22 can also contribute to intestinal epithelium damage and reduces microbial diversity in the intestine directly or indirectly by inducing excessive antimicrobial peptide production by epithelial cells. Moreover, IL-22 enhances angiogenesis and may therefore support tumorigenesis in the intestine. In conclusion, it appears that whether IL-22 has a beneficial or harmful effect in the mammalian intestine largely depends on its regulation. This review aims to provide a comprehensive overview of the current literature and emphasizes that IL-22 signaling outcome depends on the timing and duration of IL-22 production, the presence of it regulators such as IL-22BP, and the specific location of the cytokine production in the gastrointestinal tract. WIAS Host-Microbe Interactomics cytokines inflammation molecular biology molecules mucosa processes techniques/approaches tissues WIAS Host-Microbe Interactomics Immunity, Inflammation and Disease 12 2 20504527 urn:nbn:nl:ui:32-627531/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627529 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627529 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627529/mods Large-scale gene expression alterations introduced by structural variation drive morphotype diversification in Brassica oleracea Li Xing aut Wang Yong aut Cai Chengcheng 0000-0002-8780-8963 0000000512653081 aut Ji Jialei aut Han Fengqing aut Zhang Lei aut Chen Shumin aut Zhang Lingkui aut Yang Yinqing aut Tang Qi aut Bucher Johan 344289818 0000000419503302 aut Wang Xuelin aut Yang Limei aut Zhuang Mu aut Zhang Kang aut Lv Honghao aut Bonnema Guusje 333479858 0000-0002-2298-6849 0000000419478725 aut Zhang Yangyong aut Cheng Feng aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41588-024-01655-4 85185145934 001161241600001 en Brassica oleracea, globally cultivated for its vegetable crops, consists of very diverse morphotypes, characterized by specialized enlarged organs as harvested products. This makes B. oleracea an ideal model for studying rapid evolution and domestication. We constructed a B. oleracea pan-genome from 27 high-quality genomes representing all morphotypes and their wild relatives. We identified structural variations (SVs) among these genomes and characterized these in 704 B. oleracea accessions using graph-based genome tools. We show that SVs exert bidirectional effects on the expression of numerous genes, either suppressing through DNA methylation or promoting probably by harboring transcription factor-binding elements. The following examples illustrate the role of SVs modulating gene expression: SVs promoting BoPNY and suppressing BoCKX3 in cauliflower/broccoli, suppressing BoKAN1 and BoACS4 in cabbage and promoting BoMYBtf in ornamental kale. These results provide solid evidence for the role of SVs as dosage regulators of gene expression, driving B. oleracea domestication and diversification. PE&RC Plant Breeding Plant Breeding PE&RC Plant Breeding Laboratorium voor Plantenveredeling Nature Genetics 56 3 517 529 10614036 urn:nbn:nl:ui:32-627529/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627526 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627526 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627526/mods Dynamics of individual inkjet printed picoliter droplet elucidated by high speed laser speckle imaging Antonelli Riccardo 0000-0002-2758-8823 0000000508304073 aut Fokkink Remco 314621709 0000000395842587 aut Sprakel Joris 314627065 0000-0001-6532-4514 0000000110018974 aut Kodger Thomas E. 40926430X 0000-0002-7796-9165 0000000492177670 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1039/d3sm01701j 85185442625 001161338900001 en Inkjet printing is a ubiquitous consumer and industrial process that involves concomitant processes of droplet impact, wetting, evaporation, and imbibement into a substrate as well as consequential substrate rearrangements and remodeling. In this work, we perform a study on the interaction between ink dispersions of different composition on substrates of increasing complexity to disentangle the motion of the liquid from the dynamic response of the substrate. We print three variations of pigmented inks and follow the ensuing dynamics at millisecond and micron time and length scales until complete drying using a multiple scattering technique, laser speckle imaging (LSI). Measurements of the photon transport mean free path, l*, for the printed inks and substrates show that the spatial region of information capture is the entire droplet volume and a depth within the substrate of a few μm beneath the droplet. Within this spatial confinement, LSI is an ideal approach for studying the solid-liquid transition at these small length and time scales by obtaining valid g2 and d2 autocorrelation functions and interpreting these dynamic changes under through kymographs. Our in situ LSI results show that droplets undergo delamination and cracking processes arising during droplet drying, which are confirmed by post mortem SEM imaging. Physical Chemistry and Soft Matter VLAG Biochemistry Physical Chemistry and Soft Matter VLAG Biochemie Soft Matter 20 9 2141 2150 1744683X urn:nbn:nl:ui:32-627526/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627528 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627528 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627528/mods Sesquiterpene Lactones–Insights into Biosynthesis, Regulation and Signalling Roles Frey Maximilian aut Vahabi Khabat aut Cankar Katarina 314599169 0000000391065274 aut Lackus Nathalie D. aut Padilla-Gonzalez Federico 0000-0002-8300-6891 aut Ro Dae Kyun aut Rieseberg Loren aut Spring Otmar aut Tissier Alain aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1080/07352689.2024.2307240 85185269373 001160291900001 en Sesquiterpene lactones (STLs) are bitter tasting plant specialized metabolites derived from farnesyl pyrophosphate (FPP) that contain a characteristic lactone ring. STLs can be found in many plant families that are distantly related to each other and outside the plant kingdom. They are especially prevalent in the plant families Apiaceae and Asteraceae, the latter being one of the largest plant families besides the Orchidaceae. The STL diversity is especially large in the Asteraceae, which made them an ideal object for chemosystematic studies in these species. Many STLs show a high bioactivity, for example as protective compounds against herbivory. STLs are also relevant for pharmaceutical applications, such as the treatment of malaria with artemisinin. Recent findings have dramatically changed our knowledge about the biosynthesis of STLs, as well as their developmental, spatial, and environmental regulation. This review intents to update the currently achieved progress in these aspects. With the advancement of genome editing tools such as CRISPR/Cas and the rapid acceleration of the speed of genome sequencing, even deeper insights into the biosynthesis, regulation, and enzyme evolution of STL can be expected in the future. Apart from their role as protective compounds, there may be a more subtle role of STL in regulatory processes of plants that will be discussed as well. Team Pesticides 2 BIOS Applied Metabolic Systems Asteraceae Sesquiterpene lactones biosynthesis development laticifers trichomes Team Pesticides 2 BIOS Applied Metabolic Systems Critical Reviews in Plant Sciences 43 3 131 157 07352689 urn:nbn:nl:ui:32-627528/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627527 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627527 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627527/mods Ionic wind amplifier for energy-efficient air propulsion : Prototype design, development, and evaluation Rubinetti Donato aut Iranshahi Kamran aut Onwude Daniel aut Reymond Julien aut Rajabi Amirmohammad aut Xie Lei aut Nicolaï Bart aut Defraeye Thijs 0000000513243914 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.clet.2024.100728 85185444649 en Ionic wind, produced by electrohydrodynamic (EHD) processes, holds promise for efficient airflow generation using minimal power. However, practical applications have been limited by relatively low flow rates. This study introduces a novel prototype device designed to amplify ionic wind-generated flow rates by leveraging the Coanda effect. This scalable device features a unique needle electrode configuration, optimized geometry, and operating parameters to enhance flow rates and reduce electrical energy consumption. The experimental investigation encompasses two ground electrode configurations as collectors to evaluate velocity profiles within an extended wind channel setup. The analysis revealed that the rod collector arrangement slightly outperformed the plate collector regarding airflow rate and efficiency. Notably, a flow rate of up to 7.5 m3 h-1 was attained with an energy input of less than 2 W at 30 kV and a flow rate of 5 m3 h-1 within the optimal voltage range of 15–20 kV, requiring around 0.5 W. The findings indicate that a decrease in the number of needle emitters has a relatively negligible impact on the airflow rate, suggesting an opportunity to design more efficient devices with fewer needles. To complement the experimental results, a computational fluid dynamics (CFD)–based digital mirror was utilized to obtain deeper insights into the flow field patterns. The use of the CFD model confirmed that our device can increase flow rates by a factor of around three. The findings of this research have far-reaching implications for developing next-generation ionic wind generators, particularly in sustainable fluid flow engineering. By confirming the effectiveness of amplified ionic wind-based airflow, we provide a clear path for this technology to contribute to cleaner production practices across various industries. Ionic wind amplifiers show potential in applications requiring precise airflow control, such as data centers, cleanrooms, sterilization, or drying processes, where removing excess heat or maintaining specific conditions is essential. Food Quality and Design Air amplifier Air propulsion CFD Corona discharge Electrohydrodynamics Ionic wind Food Quality and Design Cleaner Engineering and Technology 19 26667908 urn:nbn:nl:ui:32-627527/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627523 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627523 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627523/mods The efficacy of Pb, As(v) and Sb(iii) removal by biochar is determined by solution chemistry Chaudhuri Sampriti aut Sigmund Gabriel 0000-0003-2068-0878 aut Kumar Naresh 0000-0002-8593-5758 0000000509451868 aut Hüffer Thorsten aut Mautner Andreas aut Hofmann Thilo aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1039/d3ew00726j 85185441972 001163465900001 en Biochars (BC) are cost-effective and sustainable sorbents to clean up waters polluted with metal(loid)s. Understanding the influence of water chemistry is critical in identifying processes that limit metal(loid) removal. To address this, we investigated the removal of lead [Pb], arsenate [As(v)], and antimonite [Sb(iii)] using BC in the presence of various solution constituents. A design of experiments approach was used to investigate sorption for each metal(loid)-BC setup (Pb with a straw BC, As(v) with charred wood-dolomite and Sb(iii) with a steam-activated wood BC) with twenty-five different background solutions varying in calcium (Ca), natural organic matter (NOM), phosphorus (P), and iron [Fe(iii)] content. Background solution composition affected removal of Pb (29 to 100%) more strongly than that of As(v) (37 to 92%) and Sb(iii) (20 to 70%), with the selected BC at the metal(loid) concentrations studied. Pb removal was associated with Fe(iii)-NOM-Ca organo-mineral phases for solutions containing Fe(iii), NOM and Ca. As(v) sorption was enhanced by Ca due to cation-bridging and reducing the competition for sorption sites by NOM and P in high NOM and/or P containing solutions. Sb(iii) sorption was hindered by oxidation to Sb(v) through redox active moieties in the BC in all solutions. Sb(iii) removal decreased in the presence of high Fe(iii), because Fe(iii)/Fe(iii)-NOM phases blocked accessibility to sorption sites in the highly porous BC, and/or due to enhanced oxidation of Sb(iii) to the more mobile (but less toxic) Sb(v). Ideally, the design of BC sorbents for the removal of metal(loid)s from contaminated waters should a priori consider complex solution compositions. Soil Chemistry and Chemical Soil Quality Environmental Technology Bodemscheikunde en Chemische Bodemkwaliteit Milieutechnologie Environmental Science: Water Research and Technology 20531400 urn:nbn:nl:ui:32-627523/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627525 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627525 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627525/mods Stability and adhesion properties of Lacticaseibacillus rhamnosus GG embedded in milk protein cryogels : Influence of plant seed gum inclusion Hellebois Thierry aut Fortuin Jennyfer aut Cambier Sébastien aut Contal Servane aut Leclercq Céline C. aut Gaiani Claire aut Soukoulis Christos aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.foodhyd.2024.109867 85185200191 en This work reports on the influence of plant seed gum (PSG) from alfalfa (Medicago sativa L.) and flaxseed (Linum usitatissimum L.) on cryogels based on sodium caseinate (NaCas), whey protein isolate (WPI), and their combined mixture in embedding the probiotic Lacticaseibacillus rhamnosus GG (LGG). A significant preservation of LGG cell viability was achieved during the xero-structuration process. Among the materials tested, sodium caseinate was the standout, most effectively preserving LGG's biological activity across varying temperature and humidity conditions. Elevated storage temperature and relative humidity conditions accelerated LGG inactivation rates, especially in the case of WPI (in the presence or absence of PSG), which was primarily attributed to increased metabolic activity due to the changes in the xero-scaffolds’ physical state. Moreover, the specific protein type used played a pivotal role in determining LGG's survival rates during simulated gastrointestinal digestion processes. In adhesion tests using a Caco-2/HT-29 co-culture model, LGG showed the highest adhesion found in NaCas. Interestingly, except for NaCas, adding PSG augmented LGG's bioadhesion capabilities, with flaxseed gum showing the highest enhancement in adhesin-mucin interactions. The research also underscored the release of bioactive peptides, which displayed a range of health benefits including antimicrobial and antioxidant properties. VLAG Food Quality and Design Adhesion Bioactive peptides Cryogel In vitro digestion L. rhamnosus GG Storage VLAG Food Quality and Design Food Hydrocolloids 151 0268005X urn:nbn:nl:ui:32-627525/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627524 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627524 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627524/mods Implications in the production of defossilized methanol : A study on carbon sources Servin-Balderas Ivonne 0000000514212140 aut Wetser Koen 356263207 0000000419527873 aut Buisman Cees 074628879 0000-0002-3820-1137 0000000392979932 aut Hamelers Bert 225909278 0000-0002-0990-4773 0000000357862296 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.jenvman.2024.120304 85185400742 en The transition of the current fossil based chemical industry to a carbon-neutral industry can be done by the substitution of fossil carbon for defossilized carbon in the production of base chemicals. Methanol is one of the seven base chemicals, which could be used to produce other base chemicals (light olefins and aromatics). In this research, we evaluated the synthesis of methanol based on defossilized carbon sources (maize, waste biomass, direct air capture of CO2 (DAC), and CO2 from the cement industry) by considering carbon source availability, energy, water, and land demand. This evaluation was based on a carbon balance for each of the carbon sources. Our results show that maize, waste biomass, and CO2 cement could supply 0.7, 2, 15 times the carbon demand for methanol respectively. Regarding the energy demand maize, waste biomass, DAC, and CO2 from cement demand 25, 21, 48, and 45 [Formula presented]. And lastly, land demand was estimated to 1031, 36, 83, and 77 [Formula presented] per carbon source. The high-demanding-resource production of defossilized methanol is dependent on the availability of resources per location. Therefore, we analyzed the production of defossilized methanol in the Netherlands, Saudi Arabia, China, and the USA. China is the only country where CO2 from the cement industry could provide all the demand of carbon. But as we envision society becoming carbon neutral, CO2 from the cement industry would diminish in time, as a consequence, it would not be sufficient to supply the demand for carbon. DAC would be the only source able to provide the demand for defossilized carbon. WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology Environmental Technology CO capture and use Chemical industry DAC Defossilized methanol Energy crop Renewable carbon sources Waste biomass WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology Milieutechnologie Journal of Environmental Management 354 03014797 urn:nbn:nl:ui:32-627524/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627520 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627520 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627520/mods Isolation and quantification of alginate in choline chloride-based deep eutectic solvents Reynaga-Navarro Wimar aut Wijffels René H. 124254241 0000-0001-7630-4295 0000000023679774 aut Eppink Michel H.M. 183514890 0000-0001-8297-9985 0000000138802453 aut Kazbar Antoinette 0000-0002-6837-3407 0000000509052680 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.ijbiomac.2024.130103 85185411616 en Extraction of seaweed compounds using Deep Eutectic Solvents (DES) has shown high interest. Quantification, however, is challenging due to interactions with DES components. In this research work, three chemical separation techniques were investigated to isolate and quantify alginate from a set of choline chloride-based DES. While choline chloride served as the hydrogen bond acceptor (HBA); Urea, Ethylene Glycol, Propylene Glycol, Glycerol, Sorbitol, Xylitol and Glucose were used as hydrogen bond donors (HBD). DES containing sodium alginate were subjected to precipitation with sulfuric acid 0.2 M (pH 1.6), ethanol-water mixture (80 % v/v) and calcium chloride (1 % w/v CaCl2·2H2O). Alginate in precipitates was quantified and used to evaluate the performance of each separation technique. The highest recovery yields (51.2 ± 1.3 %) were obtained using the ethanol-water mixture followed by calcium chloride (45.7 ± 1.2 %), except for polyols (e.g. sorbitol). The lowest recovery yields were obtained with acid, with a particularly low recovery yield when urea was used as HBD (9.6 ± 1.3 %). Estimations of ManA/GulA ratios showed lower values for precipitates from DES compared to the ones obtained from water. This research shows ethanolic precipitation as a suitable method for alginate separation from the studied set of choline chloride-based DES. Bio Process Engineering VLAG OT Biotechnologie Alginate Deep eutectic solvents Precipitation Bio Process Engineering VLAG OT Biotechnologie International Journal of Biological Macromolecules 262 01418130 urn:nbn:nl:ui:32-627520/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627518 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627518 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627518/mods The making of urban informal settlements : Critical junctures and path dependency in governing Abuja, Nigeria Ismail Nuhu Adeiza 0000000512604538 aut Adu-Ampong Emmanuel Akwasi 0000-0001-6285-3875 0000000460607082 aut Aceska Ana 0000000403082435 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.cities.2024.104789 85185163078 001170407800001 en History matters. Yet, explanations about the contemporary dynamics around informal settlements in global South cities are often divorced from their historical antecedents. We argue that a retrospective approach is important in analyzing and understanding the current dynamics around informal settlements. Applying the historical institutionalism approach and the concepts of critical junctures and path dependency, this paper develops an institutionalist approach to exploring the messy and complex dynamics of urban informal settlements in Abuja, Nigeria. Using interviews, focus group discussions, document analysis, and participant observations, we identify four key critical junctures: the Federal Capital Territory (FCT) ACT of 1976; the Land Use ACT of 1978, the 1979 master plan of Abuja, and the attempted demolition of Mpape in 2012 and the resulting 5-year court case that ended in 2017. These critical junctures have created path dependencies that explain the contemporary state of the urban informal settlements in Abuja, particularly in relation to land rights and tenure (in)security. This study shows how inconsistencies in the formulation of policies and their implementation in the planning of cities are a result of historically embedded problems. Insights into such historical legacies are the first step to a comprehensive understanding and future planning of urban informal settlements. WASS Cultural Geography Abuja Critical junctures Historical institutionalism Path dependence Tenure security Urban informal settlements WASS Cultural Geography Cities 147 02642751 urn:nbn:nl:ui:32-627518/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627516 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627516 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627516/mods Acetic acid stress response of the acidophilic sulfate reducer Acididesulfobacillus acetoxydans Egas Reinier A. 0000-0003-1823-2179 aut Sahonero-Canavesi Diana X. aut Bale Nicole J. aut Koenen Michel aut Yildiz Çağlar aut Villanueva Laura aut Sousa Diana Z. 405480253 0000-0003-3569-1545 0000000069804921 aut Sánchez-Andrea Irene 383644860 0000-0001-6977-3026 0000000443907331 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/1462-2920.16565 85185130712 001162603100001 en Acid mine drainage (AMD) waters are a severe environmental threat, due to their high metal content and low pH (pH <3). Current technologies treating AMD utilize neutrophilic sulfate-reducing microorganisms (SRMs), but acidophilic SRM could offer advantages. As AMDs are low in organics these processes require electron donor addition, which is often incompletely oxidized into organic acids (e.g., acetic acid). At low pH, acetic acid is undissociated and toxic to microorganisms. We investigated the stress response of the acetotrophic Acididesulfobacillus acetoxydans to acetic acid. A. acetoxydans was cultivated in bioreactors at pH 5.0 (optimum). For stress experiments, triplicate reactors were spiked until 7.5 mM of acetic acid and compared with (non-spiked) triplicate reactors for physiological, transcriptomic, and membrane lipid changes. After acetic acid spiking, the optical density initially dropped, followed by an adaptation phase during which growth resumed at a lower growth rate. Transcriptome analysis revealed a downregulation of genes involved in glutamate and aspartate synthesis following spiking. Membrane lipid analysis revealed a decrease in iso and anteiso fatty acid relative abundance; and an increase of acetyl-CoA as a fatty acid precursor. These adaptations allow A. acetoxydans to detoxify acetic acid, creating milder conditions for other microorganisms in AMD environments. WIMEK BacGen MicPhys Microbiology WIMEK BacGen MicPhys Microbiologie Environmental Microbiology 26 2 14622912 urn:nbn:nl:ui:32-627516/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627513 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627513 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627513/mods Wind- and rain-driven macroplastic mobilization and transport on land Mellink Yvette A.M. 0000000509606807 aut van Emmerik Tim H.M. 417041616 0000-0002-4773-9107 0000000464682581 aut Mani Thomas aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41598-024-53971-8 85185319127 001163729100045 en Wind and rain are considered main drivers for mobilization and transport of macroplastics on land, yet there is a lack of empirical data that quantifies this. We present lab experiment results on land-based macroplastic mobilization and transport. We placed four types of macroplastics on terrains with varying surface roughness and slope angles, and exposed them to changing wind speeds and rain intensities. In general, we find that the mobilization probability and transport velocity of macroplastics strongly depend on the combination of the terrain characteristics and material properties. At Beaufort 3, 100% of the plastic bags were mobilized, whereas for the other plastic types less than 50% were mobilized. We found 1.4 (grass) to 5 times (paved surface) higher mobilization probabilities on land than assumed by existing plastic transport models. Macroplastic transport velocities were positively correlated with wind speed, but not with rain intensity. This suggests that macroplastics are not transported on land by rain unless surface runoff develops that can bring the macroplastics afloat. Macroplastic transport velocities were, driven by wind, 1.9 and, driven by rain, 4.9 times faster on paved surfaces than on grass. This study enhances our understanding of land-based macroplastic transport and provides an empirical basis for models. WIMEK Hydrology and Environmental Hydraulics WIMEK Hydrologie en Omgevingshydraulica Scientific Reports 14 20452322 urn:nbn:nl:ui:32-627513/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627512 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627512 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627512/mods Hydroponic materials improve organic micropollutant removal in vertical flow constructed wetlands treating wastewater Sithamparanathan Elackiya 41312049X 0000000512680063 aut Kujawa-Roeleveld Katarzyna 282429174 0000000389438238 aut Rijnaarts Huub H.M. 121896048 0000-0001-6607-1256 0000000356837574 aut Sutton Nora B. 343207273 0000-0002-6504-6371 0000000419492391 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.chemosphere.2024.141388 85185469194 en Unconventional substrata like activated carbon or clay beads can enhance micropollutant removal in constructed wetlands. However, hydroponic materials widely used in horticulture have not yet been investigated for their potential to remove micropollutants. In addition, potential effect of plant species other than reeds on micropollutant removal has not been sufficiently investigated. Therefore, a nature-based, post-treatment technology called improved vertical flow constructed wetlands (CW) with hydroponic (H) materials (CWH) was designed by employing cocopeat and mineral with ornamental plant species syngonium and periwinkle. A mesocosm CWH system was tested in a climate-controlled greenhouse for 550 days for its potential to remove frequently found micropollutants in wastewater, namely sulfamethoxazole, trimethoprim, diclofenac, erythromycin, carbamazepine, pyrimethanil, tebuconazole, pymetrozine, atrazine and DEET from wastewater effluent. The main focus was to understand the contribution of sorption, microbial degradation and phytoremediation on the removal of those micropollutants. It was found that cocopeat showed a capacity for sorbing micropollutants, ranging between 80 and 99% of the compounds added while less than 10% sorption was observed for mineral wool. Additionally moderate to high biological removal (25–60 μg of compound/kg dry weight of substratum/day) for most of the studied compounds was observed in all the cocopeat biotic groups. Furthermore, it could be stated that plants appear not to be an important factor for micropollutant removal. The observed differences in removal between the cocopeat and mineral wool systems could be explained by the difference in physico-chemical properties of the substrata, where cocopeat has a higher water holding capacity, moisture content, nutrient and organic matter content, and a higher intraparticle porosity and surface area. This study revealed notable removal of persistent and mobile micropollutants in cocopeat CWH, namely carbamazepine (80–86%) and diclofenac (97–100%). These results demonstrate the potential beneficial use of hydroponic materials as substratum in more advanced constructed wetlands designed to remove micropollutants. WIMEK Environmental Technology WIMEK Biodegradation Carbamazepine Constructed wetland Micropollutant Phytoremediation Sorption WIMEK Milieutechnologie WIMEK Chemosphere 352 00456535 urn:nbn:nl:ui:32-627512/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627511 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627511 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627511/mods Soil aggregate stability governs field greenhouse gas fluxes in agricultural soils van den Bergh Stijn G. aut Chardon Iris aut Leite Márcio F.A. aut Korthals Gerard W. 158721632 0000000140111993 aut Mayer Jochen aut Cougnon Mathias aut Reheul Dirk aut de Boer Wietse 074712632 0000-0002-5380-2993 0000000395299414 aut Bodelier Paul L.E. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.soilbio.2024.109354 85185394950 en Agriculture is responsible for 30–50% of the yearly CO2, CH4, and N2O emissions. Soils have an important role in the production and consumption of these greenhouse gases (GHGs), with soil aggregates and the inhabiting microbes proposed to function as biogeochemical reactors, processing these gases. Here we studied, for the first time, the relationship between GHG fluxes and aggregate stability as determined via laser diffraction analysis (LDA) of agricultural soils, as well as the effect of sustainable agricultural management strategies thereon. Using the static chamber method, all soils were found to be sinks for CH4 and sources for CO2 and N2O. The application of organic amendments did not have a conclusive effect on soil GHG fluxes, but tilled soils emitted more CO2. LDA was a useful and improved method for assessing soil aggregate stability, as it allows for the determination of multiple classes of aggregates and their structural composition, thereby overcoming limitations of traditional wet sieving. Organic matter content was the main steering factor of aggregate stability. The presence of persistent stable aggregates and the disintegration coefficient of stable aggregates were improved in organic-amended and no-tilled soils. Predictive modelling showed that, especially in these soils, aggregate stability was a governing factor of GHG fluxes. Higher soil CH4 uptake rates were associated with higher aggregate stability, while CO2 and N2O emissions increased with higher aggregate stability. Altogether, it was shown that sustainable agricultural management strategies can be used to steer the soil's aggregate stability and, both consequently and outright, the soil GHG fluxes, thereby creating a potential to contribute to the mitigation of agricultural GHG emissions. PE&RC Soil Biology Biointeractions and Plant Health Aggregate stability Agricultural soil Greenhouse gas fluxes Laser diffraction analysis Sustainable agriculture PE&RC Bodembiologie Biointeractions and Plant Health Soil Biology and Biochemistry 191 00380717 urn:nbn:nl:ui:32-627511/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627507 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627507 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627507/mods Selective sodium removal with electrodialysis by modifying concentration gradients using EDTA complexation Ozkul Selin aut Scharfberg Hadar aut Bisselink Roel J.M. 417058349 0000-0001-8449-0630 0000000508349730 aut Kuipers Norbert J.M. 136185495 0000000390752187 aut Bruning Harry 091965411 0000-0002-9717-7966 0000000388822414 aut Rijnaarts Huub H.M. 121896048 0000-0001-6607-1256 0000000356837574 aut Dykstra Jouke E. 372462529 0000-0002-0377-4779 000000043639059X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.seppur.2024.126337 85185179183 001174441300001 en Circular water reuse is often limited by the accumulation of harmful ions and the loss of valuable ions during water desalination. Selective removal of specific ions from water is essential but challenging with conventional desalination technologies, especially for ions with similar properties, such as sodium (Na+) and potassium (K+). In the present study, the use of electrodialysis in combination with EDTA complexation in the concentrate is proposed to selectively remove Na+ ions from a multi-ionic solution containing Na+, K+, and NO3− ions. Electrodialysis experiments were conducted at lab-scale at different operational conditions (i.e. solution pH, applied voltage, EDTA/Na+ ratio and solution ion composition) to evaluate the selectivity of the proposed process. It was found that a high solution pH (>10) and a low applied voltage (<0.3 V per cell pair) is required to maximize the selective transport of Na+ ions, while the presence of other metal ions in solution limits the process efficiency. The effect of the proposed process on the transport mechanisms in electrodialysis, which are electromigration, convection and diffusion, was also examined. The provided analysis concluded that the electromigration and convection mechanisms show the largest contribution to the transport of both Na+ and K+ ions, while the process selectivity is controlled by selective diffusion of ions which is enhanced by EDTA complexation. Finally, the regeneration and recovery of EDTA with acidification was experimentally evaluated at different pH values and different precipitation times; recoveries of >95 % were achieved with an acidic solution with pH < 2 in 30 min. VLAG WIMEK BBP Bioconversion BBP Sustainable Chemistry & Technology Environmental Technology Biobased Chemistry and Technology Desalination EDTA complexation Electrodialysis Ion transport Selective diffusion Sodium removal VLAG WIMEK BBP Bioconversion BBP Sustainable Chemistry & Technology Milieutechnologie Biobased Chemistry and Technology Separation and Purification Technology 337 13835866 urn:nbn:nl:ui:32-627507/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627506 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627506 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627506/mods Metatranscriptome analysis of symptomatic bitter apple plants revealed mixed viral infections with a putative novel polerovirus Ghorani Shahrbanou aut Massumi Hossein aut Farhangi Samin H. 0000-0003-2406-8539 0000000508949963 aut Mansouri Mehdi aut Heydarnejad Jahangir aut Hosseinipour Akbar aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1186/s12864-024-10057-z 85185238956 001163287300001 en Background: Next-generation Sequencing (NGS) combined with bioinformatic analyses constitutes a powerful approach for identifying and characterizing previously unknown viral genomes. In this study, leaf samples from bitter apple plants (Citrullus colocynthis (L.) Schrad) exhibiting symptoms such as dwarfing, leaf crinkling, and chlorosis were collected from the southern part of Kerman province, Iran. Results: Putative infecting viruses were identified through de novo assembly of sequencing reads using various tools, followed by BLAST analysis. Complete genomes for Squash vein yellowing virus (SqVYV), Citrus-associated rhabdovirus (CiaRV), and a novel polerovirus-related strain termed Bitter apple aphid-borne yellows virus (BaABYV) were assembled and characterized. Additionally, a partial genome for Watermelon mosaic virus (WMV) was assembled. The genomic organization of the BaABYV was determined to be 5’-ORF0-ORF1-ORF1,2-ORF3a-ORF3-ORF3,5-ORF4-3’. Amino acid sequence identities for inferred proteins (P0 and P1, P1,2) with known poleroviruses were found to be the 90% species delineation limit, implying that BaABYV should be considered a new member of the genus Polerovirus. Recombination events were observed in the BaABYV and WMV strains; such events were not found in the CiaRV strain. Conclusions: Molecular evidence from this study suggests that C. colocynthis is a reservoir host of several plant viruses. Among them, BaABYV is proposed as a new member of the genus Polerovirus. Furthermore, the CiaRV strain has been reported for the first time from Iran. Animal Breeding and Genomics Bitter apple aphid-borne yellows virus Citrullus colocynthis Next-generation sequencing Recombination Fokkerij en Genomica BMC Genomics 25 14712164 urn:nbn:nl:ui:32-627506/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627508 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627508 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627508/mods Circularity on what grounds? Advancing learning for circular area development at the interface of proximity and precarity Buizer Marleen 314612947 0000-0001-8015-0380 0000000392504187 aut Barba Lata Iulian 371742048 0000000436384456 aut van de Weijer Joep aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.cities.2024.104787 85185173872 en This paper contributes empirically and conceptually to ongoing debates on the social and spatial implications of the circular economy in cities. We aim to offer a perspective on what a practice-based approach delivers in terms of opportunities for urban learning for circular cities, a topic insufficiently addressed in ongoing problematisations of circularity. Our findings are grounded in explorative qualitative research that was carried out over a period of five years, including in-depth interviews, ethnographic observations at local community events and go-along conversations in the Binckhorst area in the Hague. We ask what happens when a long-standing self-supportive neighbourhood is taken apart based on a rather sanitised vision on circular area development with high building densities. Our exploration offers an alternative view on planning the Binckhorst's circular transition, whereby a focus on social practices is likely to render a more humane, inclusive and, not least, sustainable version of circularity. In particular, learning at the interface of proximity and precarity offers potential for reformatting current conditions toward a circular and just neighbourhood and shows how the horizon of potentiality for local circular economies can be broadened. WASS Strategic Communication Area (re-)development Circular economy Precarity, proximity, potentiality Social practice-based learning WASS Strategische Communicatie Cities 147 02642751 urn:nbn:nl:ui:32-627508/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627504 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627504 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627504/mods Nickel stocks and fluxes in a tropical agromining ‘metal crop’ farming system in Sabah (Malaysia) Tisserand Romane aut van der Ent Antony 0000-0003-0922-5065 aut Nkrumah Philip Nti aut Didier Serge aut Sumail Sukaibin aut Morel Jean Louis aut Echevarria Guillaume aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.scitotenv.2024.170691 85185195308 en Nickel hyperaccumulator plants play a major role in nickel recycling in ultramafic ecosystems, and under agromining the nickel dynamics in the farming system will be affected by removal of nickel-rich biomass. We investigated the biogeochemical cycling of nickel as well as key nutrients in an agromining operation that uses the metal crop Phyllanthus rufuschaneyi in the first tropical metal farm located in Borneo (Sabah, Malaysia). For two years, this study monitored nine 25-m2 plots and collected information on weather, biomass exportation, water, and litter fluxes to the soil. Without harvesting, nickel inputs and outputs had only minor contributions (<1 %) to the total nickel budget in this system. The nickel cycle was mainly driven by internal fluxes, particularly plant uptake, litterfall and throughfall. After two years of cropping, the nickel litter flux corresponded to 50 % of the total nickel stock in the aerial biomass (3.1 g m−2 year−1). Nickel was slowly released from the litter; after 15 months of degradation, 60 % of the initial biomass and the initial nickel quantities were still present in the organic layer. Calcium, phosphorus and potassium budgets in the system were negative without fertilisation. Unlike what is observed for nickel, sustained agromining would thus lead to a strong depletion of calcium stocks if mineral weathering cannot replenish it. PE&RC Laboratory of Genetics Biogeochemistry Litter Nutrient cycling Tropical nickel hyperaccumulator plants Ultramafic soils PE&RC Laboratorium voor Erfelijkheidsleer Science of the Total Environment 919 00489697 urn:nbn:nl:ui:32-627504/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627503 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627503 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627503/mods Effect of oral burn on dynamic taste, flavor and mouthfeel perception of tomato soups, curried rice and beef patties Lyu Cong 0000000513379651 aut Forde Ciarán G. 0000-0002-4001-9182 0000000508441262 aut Stieger Markus 330648659 0000-0002-8736-6026 0000000027657863 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.foodqual.2024.105109 85185171856 001175549100001 en This study aimed to determine the effect of oral burn on temporal taste, flavor and mouthfeel perception of tomato soups, curried rice and beef patties. These foods were prepared without (control) and with capsaicin (low/high capsaicin concentration) or ground dried chilies (low/high chili concentration). Temporal-Check-All-That-Apply (TCATA; n=73; duplicate) was used to quantify dynamic sensory perception. The maximum citation proportion (Citmax) and/or area under the curve (AUC) of numerous taste, flavor and mouthfeel attributes were significantly reduced demonstrating suppression of these perceptions across three foods and two trigeminal stimuli. The time to reach maximum citation proportion (Tmax) of sweetness, saltiness and creaminess of curried rice and beef flavor and fattiness of beef patties were significantly affected by oral burn but only to a small extent suggesting that the temporal build up of taste, flavor and mouthfeel was influenced only to a limited extent. In contrast, the time period after which the citation proportion decreased to half of the maximum citation proportion (T½max) decreased significantly and considerably with burn for sweetness, sourness, tomato flavor and creaminess of tomato soups; for sweetness, rice flavor, coconut flavor and hardness of curried rice; and for beef flavor, hardness and fattiness of beef patties demonstrating that oral burn shortened the lingering of taste, flavor and mouthfeel perceptions. We conclude that in tomato soups, curried rice and beef patties oral burn suppresses taste, flavor and mouthfeel perceptions, reduces the lingering of taste, flavor and mouthfeel perceptions while the temporal build up of these perceptions is influenced only to a limited extent. VLAG Sensory Science and Eating Behaviour Food Quality and Design Capsaicin Chili pepper Cross-modal interactions Temporal Check-All-That-Apply (TCATA) Time-Intensity (TI) VLAG Sensoriek en eetgedrag Food Quality and Design Food Quality and Preference 115 09503293 urn:nbn:nl:ui:32-627503/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627515 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627515 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627515/mods Biochemical Response of the Endogeic Earthworm (Balanteodrilus extremus) Exposed to Tropical Soils Lucero Sánchez-del Cid E. aut Rendón von Osten Jaime aut Dzul-Caamal Ricardo aut del Carmen Ángeles González-Chávez Ma aut Torres-Dosal Arturo aut Huerta-Lwanga Esperanza 417086288 0000-0002-4552-5703 0000000359386529 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1007/s00128-024-03860-7 85185206555 001161863200002 en This work evaluated the biochemical responses of the endogeic earthworm Balanteodrilus extremus exposed for 14 and 48 days (d) to soils collected from two tropical agricultural systems: maize-sorghum (MS) and soybean-sorghum (SS). A soil without agricultural management (WAM) and the use of pesticides was selected as a reference. The presence of organochlorine (OC) and organophosphate (OP) pesticide residues was quantified in MS and SS soils. Biomarkers of detoxification [glutathione S transferase (GST)], neurotoxicity [acetylcholinesterase (AChE)] and oxidative stress [superoxide dismutase (SOD), catalase (CAT) and lipoperoxidation (LPO)] were evaluated in B. extremus. The concentration of OP pesticide residues was higher in SS than in MS. Activity of AChE in B. extremus exposed to SS soil for 14 d was significantly more inhibited (78%) than in MS soil (68%). B. extremus has been shown to be a good bioindicator of contaminated soils in tropical regions. Soil Physics and Land Management Agricultural Soils Bioindicator Biomarkers Mixture of Pesticide Residues Bodemfysica en Landbeheer Bulletin of Environmental Contamination and Toxicology 112 2 00074861 urn:nbn:nl:ui:32-627515/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627500 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627500 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627500/mods Double-coated nanoliposomes improve the bioavailability of flavanone hesperetin Meng Xiangnan aut Fryganas Christos aut Fogliano Vincenzo 26382604X 0000-0001-8786-9355 0000000388860111 aut Hoppenbrouwers Tamara 0000000508949920 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.foodhyd.2024.109872 85184997075 en Nanoliposomes are a promising delivery system, however, they are quickly broken down under physiological conditions leading to carrier leakage. Hesperetin (HST) is a flavanone with various potential health-related benefits, which are limited by its poor bioavailability and stability. This study aimed to improve the bioavailability of HST using different delivery systems including maltodextrin (MD), β-cyclodextrin (CD), and nanoliposomes coated with two biopolymers, chitosan (CH) and carrageenan (CGN). The capsules underwent in vitro digestion using the INFOGEST protocol and Caco-2 Transwell models were used to simulate intestinal epithelium absorption. Data showed chitosan and carrageenan conjugated-nanoliposomes retained 76 % of the HST at the end of the intestinal digestion, whereas delivery systems such as MD and CD retained only 30% and 66%, respectively. CH and CGN capsules also showed the highest HST transfer rate through the intestinal epithelium, which was a threefold increase compared to free HST after 6 h. Polysaccharide-coated nanoliposomes are an effective tool for delivering bioactive compounds to the small intestine and for improving their transepithelial transport. VLAG Food Quality and Design Food, Health & Consumer Research Biopolymer conjugation Cellular uptake Controlled delivery Hesperetin Nanoliposome VLAG Food Quality and Design Food, Health & Consumer Research Food Hydrocolloids 151 0268005X urn:nbn:nl:ui:32-627500/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627501 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627501 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627501/mods The impact of forearm immobilization and acipimox administration on muscle amino acid metabolism and insulin sensitivity in healthy, young volunteers Dirks Marlou L. 0000-0002-9189-1042 aut Jameson Tom S.O. aut Andrews Rob C. aut Dunlop Mandy V. aut Abdelrahman Doaa R. aut Murton Andrew J. aut Wall Benjamin T. aut Stephens Francis B. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1152/ajpendo.00345.2023 85185220688 en Although the mechanisms underpinning short-term muscle disuse atrophy and associated insulin resistance remain to be elucidated, perturbed lipid metabolism might be involved. Our aim was to determine the impact of acipimox administration [i.e., pharmacologically lowering circulating nonesterified fatty acid (NEFA) availability] on muscle amino acid metabolism and insulin sensitivity during short-term disuse. Eighteen healthy individuals (age: 22 ± 1 years; body mass index: 24.0 ± 0.6 kg·m-2) underwent 2 days forearm immobilization with placebo (PLA; n = 9) or acipimox (ACI; 250 mg Olbetam; n = 9) ingestion four times daily. Before and after immobilization, whole body glucose disposal rate (GDR), forearm glucose uptake (FGU; i.e., muscle insulin sensitivity), and amino acid kinetics were measured under fasting and hyperinsulinemic-hyperaminoacidemic-euglycemic clamp conditions using forearm balance and l-[ring-2H5]-phenylalanine infusions. Immobilization did not affect GDR but decreased insulin-stimulated FGU in both groups, more so in ACI (from 53 ± 8 to 12 ± 5 µmol·min-1) than PLA (from 52 ± 8 to 38 ± 13 µmol·min-1; P < 0.05). In ACI only, and in contrast to our hypothesis, fasting arterialized NEFA concentrations were elevated to 1.3 ± 0.1 mmol·L-1 postimmobilization (P < 0.05), and fasting forearm NEFA balance increased approximately fourfold (P = 0.10). Forearm phenylalanine net balance decreased following immobilization (P < 0.10), driven by an increased rate of appearance [from 32 ± 5 (fasting) and 21 ± 4 (clamp) preimmobilization to 53 ± 8 and 31 ± 4 postimmobilization; P < 0.05] while the rate of disappearance was unaffected by disuse or acipimox. Disuse-induced insulin resistance is accompanied by early signs of negative net muscle amino acid balance, which is driven by accelerated muscle amino acid efflux. Acutely elevated NEFA availability worsened muscle insulin resistance without affecting amino acid kinetics, suggesting increased muscle NEFA uptake may contribute to inactivity-induced insulin resistance but does not cause anabolic resistance.NEW & NOTEWORTHY We demonstrate that 2 days of forearm cast immobilization in healthy young volunteers leads to the rapid development of insulin resistance, which is accompanied by accelerated muscle amino acid efflux in the absence of impaired muscle amino acid uptake. Acutely elevated fasting nonesterified fatty acid (NEFA) availability as a result of acipimox supplementation worsened muscle insulin resistance without affecting amino acid kinetics, suggesting increased muscle NEFA uptake may contribute to inactivity-induced insulin resistance but does not cause anabolic resistance. Human and Animal Physiology amino acid kinetics anabolic resistance disuse atrophy insulin sensitivity lipid skeletal muscle Fysiologie van Mens en Dier American Journal of Physiology. Endocrinology and Metabolism 326 3 E277 E289 01931849 urn:nbn:nl:ui:32-627501/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627497 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627497 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627497/mods Assessing pollinator habitat suitability considering ecosystem condition in the Hannover Region, Germany Hinsch Malte aut Zulian Grazia aut Stekker Stefanie aut Rega Carlo aut Nabuurs Gert Jan 079111424 0000-0002-9761-074X 0000000384396446 aut Verweij Peter 26520660X 0000-0001-6074-4616 0000000393106471 aut Burkhard Benjamin aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1007/s10980-024-01851-x 85185494718 001165455400008 en Context: Habitat suitability for pollinator species is an important indicator for pollination ecosystem service potential, i.e. for biodiversity and crop provision. Modelling habitat suitability using an expert- and process-based models such as ESTIMAP-pollination is a common and accepted approach to spatially analyse pollination service potential and to make recommendations for planning. Objectives: However, the suitability as a pollinator habitat depends not only on the land use type. It is also important to consider the condition of the habitat. For this reason, ecosystem condition information was used as a parameter for ESTIMAP modelling for the first time. Ecosystem condition data was used besides the commonly (in ESTIMAP) used information from expert assessments and from land use data. Methods: As parameters for ecosystem condition, the management intensity in agro ecosystems, the management of forests and the proportion of green space in urban areas were included and affected the modelled habitat suitability for wild bees. Results: Not all ecosystem types of the region were equally affected by the inclusion of the ecosystem condition parameter in the model. The most affected types were agricultural areas, such as arable and horticultural biotopes, whose suitability values decreased by 25.7%. As a result, areas with low suitability account for 41% of the region and 76.6% of the agro ecosystems. In forest, shrubs and woody plants land use types, the suitability decreased respectively by 4.3 and 6%. On the other hand, urban ecosystems in the city of Hannover were characterised by relatively good habitat suitabilities, especially in the proximity of wide urban forests. In 3.4% of the agricultural land, measures to support pollinators have been established. 1.6% of these measures are located in areas with low suitability. Conclusions: The results show that ecosystem condition is, in addition to land use type, an important parameter to indicate habitat suitability for pollinators. Especially for ecosystem types with varying habitat suitabilities, such as agro ecosystems, the implementation of ecosystem condition parameters is recommendable. However, the selection of suitable ecosystem condition indicators still requires further research and concise definitions. PE&RC Earth Observation and Environmental Informatics Sustainable forest ecosystems ESTIMAP Ecosystem condition Habitat suitability Mapping for policy support Science policy interface Spatial data PE&RC Aardobservatie en omgevingsinformatica Sustainable forest ecosystems Landscape Ecology 39 3 09212973 urn:nbn:nl:ui:32-627497/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627496 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627496 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627496/mods Revealing the spatial variation in biomass uptake rates of Brazil's secondary forests Chen Na 0000-0002-2703-5698 0000000513183915 aut Tsendbazar Nandin Erdene 353555304 0000-0002-4825-1971 0000000419553668 aut Requena Suarez Daniela 0000-0002-3081-6882 0000000503809611 aut Silva-Junior Celso H.L. aut Verbesselt Jan 356262316 0000-0001-7923-4309 0000000419527769 aut Herold Martin 332041581 0000-0003-0246-6886 0000000394736360 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.isprsjprs.2023.12.013 85185187119 001173574100001 en Monitoring forest aboveground biomass (AGB) is essential for quantifying the carbon cycle and mitigating climate change. Tropical secondary forests are significant carbon sinks that sequester large amounts of carbon dioxide. While recent studies have attempted to estimate the AGB recovery rates in tropical forests, considerable uncertainty remains in the estimation of AGB recovery of secondary forests and the spatial variability of the effects that different environmental conditions and degrees of human use may have on AGB recovery. These knowledge gaps hinder further understanding of climate change mitigation potential of secondary forests. Remote sensing products provide spatially and temporally explicit information for understanding and monitoring secondary forest dynamics. To explore the local effects of different factors on AGB of secondary forests in Brazil, we used geographically weighted regression (GWR) models that account for spatial heterogeneity in geospatial data to estimate the AGB of secondary forests in Brazil. Secondary forest areas (29142 polygons) were extracted from Brazil's forest age maps between 1984 and 2019. The AGB of these areas was derived from the Climate Change Initiative Biomass maps. The effects of selected predictors such as forest age, climatic water deficit, the cation exchange capacity of soil and surrounding tree cover were analyzed. The two most influential factors, forest age and surrounding tree cover were utilized to estimate the AGB and the recovery rates per year. Our results show the high spatial variation of different predictors’ effects on the AGB of secondary forests. Also, the GWR model (with an adjusted R2 of 0.74) showed considerable improvements regarding “goodness of fit” of models compared with the Ordinary Least Squares (with an adjusted R2 of 0.53). Our estimated average AGB recovery rate across all Brazil's biomes is 7.5 Mg ha−1 yr−1 (using forest age) for the first 20 years. We presented the map of the spatial variation of AGB recovery rates in Brazil. The estimated AGB recovery rates range using forest age is 28.9 Mg ha−1 yr−1. Our estimated mean AGB recovery rates of different biomes are 17.7 % on average higher than IPCC default rates. Our results provide baseline information for reducing uncertainties related to carbon sink estimation of secondary forests in Brazil, hence assisting in developing sustainable forest management and ecosystem restoration strategies. PE&RC Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing AGB recovery Forest age GWR Remote sensing Secondary forests Surrounding tree cover PE&RC Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing ISPRS Journal of Photogrammetry and Remote Sensing 208 12 233 244 09242716 urn:nbn:nl:ui:32-627496/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627495 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627495 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627495/mods Quantizing reconstruction losses for improving weather data synthesis Szwarcman Daniela aut Guevara Jorge aut Macedo Maysa M.G. aut Zadrozny Bianca aut Watson Campbell aut Rosa Laura aut Oliveira Dario A.B. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41598-024-52773-2 85185126454 en The stochastic synthesis of extreme, rare climate scenarios is vital for risk and resilience models aware of climate change, directly impacting society in different sectors. However, creating high-quality variations of under-represented samples remains a challenge for several generative models. This paper investigates quantizing reconstruction losses for helping variational autoencoders (VAE) better synthesize extreme weather fields from conventional historical training sets. Building on the classical VAE formulation using reconstruction and latent space regularization losses, we propose various histogram-based penalties to the reconstruction loss that explicitly reinforces the model to synthesize under-represented values better. We evaluate our work using precipitation weather fields, where models usually strive to synthesize well extreme precipitation samples. We demonstrate that bringing histogram awareness to the reconstruction loss improves standard VAE performance substantially, especially for extreme weather events. Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing Scientific Reports 14 3396 3396 20452322 urn:nbn:nl:ui:32-627495/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627494 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627494 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627494/mods Mechanisms of extracellular electron transfer in anaerobic methanotrophic archaea Ouboter Heleen T. aut Mesman Rob aut Sleutels Tom 314597905 0000-0001-8251-7879 0000000388064377 aut Postma Jelle aut Wissink Martijn aut Jetten Mike S.M. aut Ter Heijne Annemiek 314607374 0000-0002-6882-8395 0000000356376077 aut Berben Tom aut Welte Cornelia U. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s41467-024-45758-2 85185398463 en Anaerobic methanotrophic (ANME) archaea are environmentally important, uncultivated microorganisms that oxidize the potent greenhouse gas methane. During methane oxidation, ANME archaea engage in extracellular electron transfer (EET) with other microbes, metal oxides, and electrodes through unclear mechanisms. Here, we cultivate ANME-2d archaea (‘Ca. Methanoperedens’) in bioelectrochemical systems and observe strong methane-dependent current (91–93% of total current) associated with high enrichment of ‘Ca. Methanoperedens’ on the anode (up to 82% of the community), as determined by metagenomics and transmission electron microscopy. Electrochemical and metatranscriptomic analyses suggest that the EET mechanism is similar at various electrode potentials, with the possible involvement of an uncharacterized short-range electron transport protein complex and OmcZ nanowires. WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology WIMEK Biological Recovery & Re-use Technology Nature Communications 15 20411723 urn:nbn:nl:ui:32-627494/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627492 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627492 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627492/mods Identification and development of implementation strategies : the important role of codesign van der Laag Patricia J. aut Dorhout Berber G. 0000000505967699 aut Heeren Aaron A. aut Veenhof Cindy aut Barten Di Janne J.A. aut Schoonhoven Lisette aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3389/frhs.2024.1305955 85185509021 001169030200001 en Background: To date, implementation strategies reported in the literature are commonly poorly described and take the implementation context insufficiently into account. To unravel the black box of implementation strategy development, insight is needed into effective theory-based and practical-informed strategies. The current study aims to describe the stepwise development of a practical-informed and theory-based implementation strategy bundle to implement ProMuscle, a nutrition and exercise intervention for community-dwelling older adults, in multiple settings in primary care. Methods: The first four steps of Implementation Mapping were adopted to develop appropriate implementation strategies. First, previously identified barriers to implementation were categorized into the constructs of the Consolidated Framework for Implementation Research (CFIR). Second, the CFIR-ERIC matching tool linked barriers to existing implementation strategies. Behavioral change strategies were added from the literature where necessary. Third, evidence for implementation strategies was sought. Fourth, in codesign with involved healthcare professionals and implementation experts, implementation strategies were operationalized to practical implementation activities following the guidance provided by Proctor et al. These practical implementation activities were processed into an implementation toolbox, which can be tailored to a specific context and presents prioritized implementation activities in a chronological order. Results: A previous study identified and categorized a total of 654 barriers for the implementation of a combined lifestyle intervention within the CFIR framework. Subsequently, the barriers were linked to 40 strategies. Due to the fact that many strategies impacted multiple barriers, seven overarching themes emerged based on the strategies: assessing the context, network internally, network externally, costs, knowledge, champions, and patient needs and resources. Codesign sessions with professionals and implementation experts resulted in the development of supported and tangible implementation activities for the final 20 strategies. The implementation activities were processed into a web-based implementation toolbox, which allows healthcare professionals to tailor the implementation activities to their specific context and guides healthcare professionals to prioritize implementation activities chronologically during their implementation. Conclusion: A theory-based approach in combination with codesign sessions with stakeholders is a usable Implementation Strategy Mapping Method for developing a practical implementation strategy bundle to implement ProMuscle across multiple settings in primary care. The next step involves evaluating the developed implementation strategies, including the implementation toolbox, to assess their impact on the implementation and adoption of ProMuscle. Nutritional Biology Implementation Strategy Mapping Method codesign implementation lifestyle intervention methodology older adults primary care strategies Nutritional Biology Frontiers in Public Health 4 22962565 urn:nbn:nl:ui:32-627492/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627493 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627493 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627493/mods Inter- and transdisciplinary reasoning for action : the case of an arts–sciences–humanities intervention on climate change Poliseli Luana aut Caniglia Guido aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1007/s11625-024-01469-7 85185131196 001163082200003 en Inter- and transdisciplinary (ITD) approaches represent promising ways to address complex global challenges, such as climate change. Importantly, arts–sciences collaborations as a form of inter and transdisciplinarity have been widely recognized as potential catalysts for scientific development and social change towards sustainability. However, little attention has been paid to the process of reasoning among the participants in such collaborations. How do participants in arts–science collaboration reason together to overcome disciplinary boundaries and to co-create interventions? This article investigates how inter- and transdisciplinary reasoning (or ITD reasoning) unfolded in a collaboration involving experts from the natural sciences, humanities, and the arts. We studied how collaborators reasoned through different understandings and experiences of climate change as well as through multiple ways of fostering motivation to take action via two co-designed artworks, HOMONEXUS (a participatory textile and acoustic installation) and GLACIER NEX US (a performance staging a dialogue between a melting glacier and a glaciologist). Our conclusions are threefold: (i) ITD reasoning can increase participants’ capacity to navigate often-unpredictable situations by cross-fertilizing ideas and overcoming blind-spots; (ii) humanities in arts–science collaborations can foster a more nuanced understanding of the differences and similarities of different knowledge systems as well as a deeper ecological understanding of sustainability problems; and (iii) the aesthetic experiences stimulated by arts–science interventions may help to raise awareness about the climate emergency and sustainable actions by providing pleasant and positive or dazzling and negative aesthetic experiences. Knowledge Technology and Innovation Aesthetic Epistemology ITD Research teams SciArt Science communication Sustainability Kennis, Technologie and Innovatie Sustainability Science 18624065 urn:nbn:nl:ui:32-627493/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627490 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627490 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627490/mods Diversified crop rotations improve crop water use and subsequent cereal crop yield through soil moisture compensation Wang Bo aut Wang Guiyan aut van Dam Jos 203857321 0000-0002-3369-0875 0000000357926990 aut Yang Xiaolin aut Ritsema Coen 136469124 0000-0001-9789-7472 0000000359487557 aut Siddique Kadambot H.M. aut Du Taisheng aut Kang Shaozhong aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.agwat.2024.108721 85185285142 en The water-intensive conventional winter wheat–summer maize (WM) double cropping system in the North China Plain (NCP) has significantly decreased the groundwater table. To address this issue, we undertook a two-year field experiment to explore the potential and mechanisms of water-saving and yield increase of five newly designed diversified crop rotations incorporating spring crops (sweet potato, soybean, peanut, spring maize, and millet) into cereal crops compared with the conventional WM (as control). The results revealed that the five diversified crop rotations significantly decreased annual actual crop evapotranspiration by 7–12% and net groundwater use by 21–31% compared to the conventional WM. Sweet potato and peanut-based rotations significantly enhanced annual average equivalent yields up to 32% and economic benefit (+50%, +7%) while improving water productivity by 24–68% compared to WM. Shallow-rooted crops (sweet potato, soybean, peanut, and millet), when used as the preceding crop, improved soil water storage in the 0–180 cm soil layer at the start of the succeeding wheat planting season by 3–9% compared to the conventional WM. These shallow-rooted crops mainly concentrated their root systems in the 0–120 cm soil water, particularly the top 80 cm, complementing the deeper root systems of wheat, which extended down to 180 cm. Consequently, this optimal soil water use regime in diversified crop rotations increased the leaf area index and aboveground biomass of the succeeding wheat and maize crops, increasing total grain yields by 4–11%. Thus, introducing shallowed-root annual crops as preceding crops to the current WM rotation is beneficial for decreasing irrigation inputs, enhancing overall crop productivity, and mitigating groundwater table decline in the NCP. WIMEK Soil Physics and Land Management Rotation effect Soil water use Water productivity Yield increase WIMEK Bodemfysica en Landbeheer Agricultural Water Management 294 03783774 urn:nbn:nl:ui:32-627490/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627491 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627491 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627491/mods Effect of adding soluble viscous fibers to diets containing coarse and finely ground insoluble fibers on digesta transit behavior and nutrient digestibility in broiler chickens Dorado-Montenegro Sebastián aut Habibi Mochammad F. aut Gerrits Walter J.J. 155239473 0000-0003-0494-9259 0000000369326562 aut de Vries Sonja 375564748 0000-0002-3842-8411 0000000442846039 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.psj.2024.103487 85185450181 en This paper aimed to study the interactive effects of the addition of soluble arabinoxylans (AX) and the particle size (PS) of soybean hulls (SBH) on digesta mean retention time (MRT) and nutrient digestibility in broiler chickens. A total of 288 one-day old Ross 308 female chicks were assigned to 32 pens (9 birds/pen) and fed a commercial starter diet for 10 d. At 10 d of age, pens were assigned to 1 of 4 dietary treatments (8 pens/diet) containing 120 g/Kg coarse or fine SBH, with or without addition of 50 g/Kg of soluble wheat AX, substituting maize starch. Titanium dioxide (4 g/Kg) and cobalt-EDTA (1 g/Kg) were added as inert markers. Excreta were quantitatively collected from d 22 to 25. Gastrointestinal tract and digesta were collected on d 28, 29, or 30. Arabinoxylans reduced the weight of the gizzard relative to body weight (RW) by 0.07% units (P = 0.005), and increased ceca RW (0.28 vs. 0.34%, P < 0.001) and length (10.45 vs. 11.21 cm/Kg BW, P < 0.001). Arabinoxylans increased digesta MRT in the crop (solids/liquids: +12 min, P < 0.05), small intestine (solids/liquids: +17 min, P < 0.01), and hindgut (liquids: +77.5 min, P < 0.05); and reduced apparent ileal digestibility (AID) and apparent total tract retention (ATTR) of DM (−5.4 and −3.9%, P < 0.001, respectively) and starch (−1.35 and −0.7%, P < 0.001, respectively). Particle size of SBH only affected the ATTR of non-starch polysaccharides, presenting higher retention values with fine SBH (−4.3%-units, P = 0.034). The addition of AX reduced AID of N by 4.3%-units, only in presence of fine SBH (interaction, P < 0.05). In conclusion, arabinoxylans greatly influenced digestion in the chicken GIT, while PS of SBH had marginal effects. Arabinoxylans reduced AID of N only with fine SBH, suggesting coarse SBH counteracted AX effects on N digestion, speculatively by modifying digesta viscosity. WIAS Animal Nutrition arabinoxylans markers mean retention time particle size soybean hulls WIAS Diervoeding Poultry Science 103 4 00325791 urn:nbn:nl:ui:32-627491/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627488 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627488 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627488/mods Digital twin in high throughput chromatographic process development for monoclonal antibodies Silva Tiago Castanheira aut Eppink Michel 183514890 0000-0001-8297-9985 0000000138802453 aut Ottens Marcel aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.chroma.2024.464672 85185290800 en The monoclonal antibody (mAb) industry is becoming increasingly digitalized. Digital twins are becoming increasingly important to test or validate processes before manufacturing. High-Throughput Process Development (HTPD) has been progressively used as a tool for process development and innovation. The combination of High-Throughput Screening with fast computational methods allows to study processes in-silico in a fast and efficient manner. This paper presents a hybrid approach for HTPD where equal importance is given to experimental, computational and decision-making stages. Equilibrium adsorption isotherms of 13 protein A and 16 Cation-Exchange resins were determined with pure mAb. The influence of other components in the clarified cell culture supernatant (harvest) has been under-investigated. This work contributes with a methodology for the study of equilibrium adsorption of mAb in harvest to different protein A resins and compares the adsorption behavior with the pure sample experiments. Column chromatography was modelled using a Lumped Kinetic Model, with an overall mass transfer coefficient parameter (kov). The screening results showed that the harvest solution had virtually no influence on the adsorption behavior of mAb to the different protein A resins tested. kov was found to have a linear correlation with the sample feed concentration, which is in line with mass transfer theory. The hybrid approach for HTPD presented highlights the roles of the computational, experimental, and decision-making stages in process development, and how it can be implemented to develop a chromatographic process. The proposed white-box digital twin helps to accelerate chromatographic process development. Bio Process Engineering Harvest High-throughput screening High-throughput process development Lumped kinetic model Overall mass transfer coefficient Bio Process Engineering Journal of Chromatography A 1717 00219673 urn:nbn:nl:ui:32-627488/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627489 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627489 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627489/mods Heat stability of skim milk containing various levels of micellar calcium phosphate Ahmadi Elaheh aut Huppertz Thom 0000-0003-4142-9359 0000000456443193 aut Vasiljevic Todor aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.idairyj.2024.105900 85184997638 001184475800001 en This study assessed thermal stability in micellar calcium phosphate (MCP)-adjusted skim milk samples containing 67 (MCP67) or 113 (MCP113) % of the MCP content of control milk (MCP100) at 120 °C for 5 s or 140 °C for 1 s at pH 6.3, 6.6, 6.9 or 7.2. Sample MCP67 exhibited the smallest heat-induced reduction in non-sedimentable individual caseins and whey proteins, and only limited heat-induced increases in particle size and turbidity. MCP67 samples exhibited the highest levels of non-sedimentable k-casein post-heating, a key factor in heat coagulation. Sample MCP113 displayed the strongest heat-induced decrease in non-sedimentable casein, coupled with the highest heat-induced increases in particle size and turbidity, suggesting comparatively lower thermal stability. Moreover, elevated MCP levels in MCP113 samples might contribute to micelle instability. Milk pH at heating exhibited a linear correlation with heat stability. Overall, the findings emphasize the substantial influence of MCP and pH on heat-induced alterations in sterilized milk. Food Quality and Design Food Quality and Design International Dairy Journal 153 09586946 urn:nbn:nl:ui:32-627489/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627487 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627487 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627487/mods The action of endo-xylanase and endo-glucanase on cereal cell wall polysaccharides and its implications for starch digestion kinetics in an in vitro poultry model Kouzounis Dimitrios 412923963 0000-0002-6010-4704 0000000508168841 aut Nguyen Khoa A. aut Klostermann Cynthia E. 0000000512675600 aut Soares Natalia aut Kabel Mirjam A. 241252334 0000-0002-2787-7852 0000000396382711 aut Schols Henk A. 14073452X 0000-0002-5712-1554 0000000071426608 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.carbpol.2024.121861 85185155021 001176211100001 en Endo-xylanase and endo-glucanase are supplemented to poultry diets in order to improve nutrient digestion and non-starch polysaccharide (NSP) fermentation. Here, the action of these enzymes on alcohol insoluble solids (AIS) from wheat and maize grains as well as its implications for starch digestion in milled grains were evaluated in vitro, under conditions mimicking the poultry digestive tract. For wheat AIS, GH11 endo-xylanase depolymerized soluble arabinoxylan (AX) during the gizzard phase, and proceeded to release insoluble AX under small intestine conditions. At the end of the in vitro digestion (480 min), the endo-xylanase, combined with a GH7 endo-β-1,4-glucanase, released 30.5 % of total AX and 18.1 % of total glucan in the form of arabinoxylo- and gluco-oligosaccharides, as detected by HPAEC-PAD and MALDI-TOF-MS. For maize AIS, the combined enzyme action released 2.2 % and 7.0 % of total AX and glucan, respectively. Analogous in vitro digestion experiments of whole grains demonstrated that the enzymatic release of oligomers coincided with altered grain microstructure, as examined by SEM. In the present study, cell wall hydrolysis did not affect in vitro starch digestion kinetics for cereal grains. This study contributes to understanding the action of feed enzymes on cereal NSP under conditions mimicking the poultry digestive tract. VLAG Food Chemistry Biobased Chemistry and Technology Endo-glucanase Endo-xylanase Feed enzymes In vitro digestion Prebiotic oligosaccharides Starch digestion kinetics VLAG Levensmiddelenchemie Biobased Chemistry and Technology Carbohydrate Polymers 331 01448617 urn:nbn:nl:ui:32-627487/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627486 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627486 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627486/mods Derivation of no significant risk levels for three lower acrylates : Conclusions and recommendations from an expert panel Kirman C.R. aut Boogaard P.J. 075239108 0000-0002-6964-6681 0000000132369716 aut Bus J.S. aut Dellarco V.L. aut Shao K. aut Stern B.R. aut Hays S.M. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.yrtph.2024.105567 85185504495 en A panel of toxicology, mode of action (MOA), and cancer risk assessment experts was engaged to derive no-significant-risk-levels (NSRLs) for three lower acrylates: methyl acrylate (MA), ethyl acrylate (EA), and 2-ethylhexyl acrylate (2EHA) using the best available science, data, and methods. The review was structured as a five-round, modified Delphi format, a systematic process for collecting independent and deliberative input from panel members, and it included several procedural elements to reduce potential sources of bias and groupthink. Input from the panel for key decisions in the dose-response assessments resulted in NSRL values of 530 μg/day (330–800 μg/day), 640 μg/day (280–670 μg/day), and 1700 μg/day (1300–2700 μg/day) for MA, EA, and 2EHA, respectively. Novel to this approach were the use of nonneoplastic lesions reported at point of contact where tumors have been reported in laboratory rodents, along with nonlinear extrapolation to low doses (uncertainty factor approach) based upon panel recommendations. Confidence in these values is considered medium to high for exposures applied to the routes of exposure tested (inhalation for MA and EA, dermal for 2EHA), but confidence is considered lower when applied to other routes of exposure. Toxicology Benchmark dose Expert panel Mode of action NSRL Nonlinear dose-response Toxicologie Regulatory Toxicology and Pharmacology 148 02732300 urn:nbn:nl:ui:32-627486/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627485 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627485 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627485/mods Exploring drought‐to‐flood interactions and dynamics: A global case review Barendrecht Marlies aut Matanó Alessia aut Mendoza Heidi aut Weesie Ruben aut Rohse Melanie aut Koehler Johanna 0000-0002-9045-4844 aut de Ruiter Marleen aut Garcia Margaret aut Mazzoleni Maurizio aut Aerts Jeroen aut Ward Philip aut Di Baldassarre Giuliano aut Day Rosie aut van Loon Anne 294240179 0000000391827136 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1002/wat2.1726 85186922954 001178347600001 en This study synthesizes the current understanding of the hydrological, impact, and adaptation processes underlying drought-to-flood events (i.e., consecutive drought and flood events), and how they interact. Based on an analysis of literature and a global assessment of historic cases, we show how drought can affect flood risk and assess under which circumstances drought-to-flood interactions can lead to increased or decreased risk. We make a distinction between hydrological, socio-economic and adaptation processes. Hydrological processes include storage and runoff processes, which both seem to mostly play a role when the drought is a multiyear event and when the flood occurs during the drought. However, which process is dominant when and where, and how this is influenced by human intervention needs further research. Processes related to socio-economic impacts have been studied less than hydrological processes, but in general, changes in vulnerability seem to play an important role in increasing or decreasing drought-to-flood impacts. Additionally, there is evidence of increased water quality problems due to drought-to-flood events, when compared to drought or flood events by themselves. Adaptation affects both hydrological (e.g., through groundwater extraction) or socio-economic (e.g., influencing vulnerability) processes. There are many examples of adaptation, but there is limited evidence of when and where certain processes occur and why. Overall, research on drought-to-flood events is scarce. To increase our understanding of drought-to-flood events we need more comprehensive studies on the underlying hydrological, socio-economic, and adaptation processes and their interactions, as well as the circumstances that lead to the dominance of certain processes. Public Administration and Policy Bestuurskunde WIREs Water 20491948 urn:nbn:nl:ui:32-627485/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627476 2024-03-13 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627476 2024-03-13 urn:nbn:nl:ui:32-627476/mods De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband Jukema Gerben 32709043X 0000000397077292 aut Ramaekers Pascal aut Berkhout Petra 07411154X 0000000389472145 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Wageningen 2024 130 10.18174/648919 nl This report describes developments in the Dutch trade in agricultural products in 2023. In this joint edition, Wageningen Economic Research and Statistics Netherlands (CBS) have published the first estimates of the agricultural trade figures for 2023 and have included an explanation. This trade consists of both agricultural goods and agriculture-related goods. The report also includes information on revenues from agricultural trade. There are four sections that focus in more detail on special topics. For this edition, these topics are the trade with Ukraine, the footprint of Dutch imports, the trade in fertilisers and the trade in greenhouse materials. Dit rapport beschrijft de ontwikkeling van de Nederlandse handel in landbouwproducten in 2023. Wageningen Economic Research en CBS maken in deze gezamenlijke uitgave de eerste ramingen van de landbouwhandelscijfers voor 2023 bekend en voorzien deze van duiding. Het gaat zowel om de landbouwgoederen als de landbouwgerelateerde goederen. Daarnaast gaat het rapport in op hoeveel Nederland verdient aan de landbouwhandel. Er zijn vier katernen die dieper ingaan op speciale onderwerpen. Voor deze editie zijn dat de handel met Oekraïne, de voetafdruk van de Nederlandse invoer, de handel in meststoffen en de handel in kasmaterialen. Performance and Impact Agrosectors International Policy Performance en Impact Agrosectoren Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627476/obj 2024-03-13 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627475 2024-03-04 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627475 2024-03-04 urn:nbn:nl:ui:32-627475/mods Kennis over bestuivers in Nederland : Wordt de bestaande kennis over bestuivende insecten gevonden door de mensen die het nodig hebben? Villing Nina 436088584 0000000506820859 aut Schoonman Marten aut de Groot Arjen 314131566 0000-0001-7308-9200 000000038823038X aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 39 10.18174/650821 nl Since 2018, the Dutch Ministry of Agriculture, Nature and Food Security has teamed up with a large number of organisations under the umbrella of the ‘Dutch Bee Strategy’, with the end goal to conserve and promote Pollinators and their pollination services. The ‘Theory of Change’ that was developed for the strategy mentions the development and spread of (scientific) knowledge as essential components, to ensure that actors are taking effective measures. As the number of knowledge sources has expanded in recent years via various initiatives, among which the research program ‘Kennisimpuls Bestuivers’, an evaluation is due on whether actors indeed have the information they need and which improvements can still be made in this respect. This report presents the results of this evaluation, in which we studied both the needs and availability of knowledge on pollinators. All identified knowledge products have been added to the web portal ‘Wegwijzer Bestuivers’. Sinds 2018 werkt het Ministerie van LNV met een aanzienlijk aantal maatschappelijke partners samen binnen de Nationale Bijenstrategie, met als stip op de horizon dat bestuivers en hun bestuivingsdiensten in Nederland in het jaar 2030 duurzaam behouden en bevorderd moeten zijn. De door de Bijenstrategie- partners ontwikkelde ‘Theory of Change’ benoemt kennisontwikkeling en kennisdeling als essentiële componenten van de strategie om te borgen dat verschillende actoren maatregelen kunnen treffen die ook daadwerkelijk doeltreffend en efficiënt zijn. Aangezien de afgelopen jaren al veel kennisbronnen zijn ontwikkeld, onder andere door onderzoeksprogramma Kennisimpuls Bestuivers, bleek het waardevol een evaluatie uit te voeren om te kijken in welke mate de momenteel beschikbare kennisbronnen reeds voldoende antwoord bieden op de meest gestelde vragen en op welke onderwerpen de informatie nog kan en moet worden verbeterd. Dit rapport presenteert de resultaten van deze evaluatie, waarin we zowel hebben gekeken naar de kennisbehoefte als naar het kennisaanbod. Alle geïdentificeerde kennisproducten zijn toegevoegd aan het webportaal ‘Wegwijzer Bestuivers’. Animal Ecology Dierecologie urn:nbn:nl:ui:32-627475/obj 2024-03-04 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627451 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627451 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627451/mods How dietary advanced glycation end products could facilitate the occurrence of food allergy Paparo Lorella aut Coppola Serena aut Nocerino Rita aut Pisapia Laura aut Picariello Gianluca aut Cortese Maddalena aut Voto Luana aut Maglio Mariantonia aut Miele Erasmo aut Carucci Laura aut Oglio Franca aut Trinchese Giovanna aut Mollica Maria Pina aut Bruno Cristina aut De Vita Simone aut Tarallo Antonietta aut Damiano Carla aut Cerulo Mariapina aut Esposito Ciro aut Fogliano Vincenzo 26382604X 0000-0001-8786-9355 0000000388860111 aut Parenti Giancarlo aut Troncone Riccardo aut Berni Canani Roberto aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.jaci.2023.11.023 85181879057 en Background: Food allergy (FA) is one of the most common chronic conditions in children with an increasing prevalence facilitated by the exposure to environmental factors in predisposed individuals. It has been hypothesized that the increased consumption of ultra-processed foods, containing high levels of dietary advanced glycation end products (AGEs), could facilitate the occurrence of FA. Objective: We sought to provide preclinical and clinical evidence on the potential role of AGEs in facilitating the occurrence of FA. Methods: Human enterocytes, human small intestine organ culture, and PBMCs from children at risk for allergy were used to investigate the direct effect of AGEs on gut barrier, inflammation, TH2 cytokine response, and mitochondrial function. Intake of the 3 most common glycation products in Western diet foods, Nε-(carboxymethyl) lysine, Nε-(1-carboxyethyl) lysin, and Nδ-(5-hydro-5- methyl-4-imidazolone-2-yl)-ornithine (MG-H1), and the accumulation of AGEs in the skin were comparatively investigated in children with FA and in age-matched healthy controls. Results: Human enterocytes exposed to AGEs showed alteration in gut barrier, AGE receptor expression, reactive oxygen species production, and autophagy, with increased transepithelial passage of food antigens. Small intestine organ cultures exposed to AGEs showed an increase of CD25+ cells and proliferating crypt enterocytes. PBMCs exposed to AGEs showed alteration in proliferation rate, AGE receptor activation, release of inflammatory and TH2 cytokines, and mitochondrial metabolism. Significant higher dietary AGE intake and skin accumulation were observed children with FA (n = 42) compared with age-matched healthy controls (n = 66). Conclusions: These data, supporting a potential role for dietary AGEs in facilitating the occurrence of FA, suggest the importance of limiting exposure to AGEs children as a potential preventive strategy against this common condition. VLAG Food Quality and Design T2 response gut barrier immune tolerance inflammation ultra-processed foods VLAG Food Quality and Design Journal of Allergy and Clinical Immunology 153 3 742 758 00916749 urn:nbn:nl:ui:32-627451/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627448 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627448 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627448/mods Mediators and Moderators of the Effects of a School-based Intervention on Adolescents' Fruit and Vegetable Consumption: The HEIA Study Daas Merel C. aut Gebremariam Mekdes K. aut Poelman Maartje P. 338093125 0000000392685643 aut Andersen Lene F. aut Klepp Knut Inge aut Bjelland Mona aut Lien Nanna aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1017/S1368980024000260 85183516098 001160952600001 en Objective: To examine whether targeted determinants mediated the effects of the HEalth In Adolescents (HEIA) intervention on fruit and vegetable (FV) consumption, and explore if these mediating effects were moderated by sex, parental education, or weight status. Design: Cluster randomized-controlled trial. Setting: The HEIA study (2007-2009) was a Norwegian 20-month multi-component school-based intervention to promote healthy weight development. FV consumption and targeted determinants were self-reported at baseline, mid-way (8 months), and post-intervention (20 months). Participants: Adolescents (11-13 year old) in 25 control schools (n = 746) and 12 intervention schools (n = 375). Results: At post-intervention, more adolescents in the intervention group compared to the control group had knowledge of the FV recommendations (OR: 1.4, 95% CI: 1.1; 1.9) and reported a decreased availability of vegetables at home (β: -0.1, 95% CI: -0.2; 0.0). Availability/accessibility of FVs at home, availability of vegetables at dinner, taste preferences for different types of FVs, and knowledge of the FV recommendations were positively associated with the consumption of FVs. However, none of the post-intervention determinants significantly mediated the intervention effects on FV consumption. Although no moderating influences by sex, parental education, or weights status were observed on the mediating effects, exploratory analyses revealed significant moderations in the b-paths. Conclusions: Since none of the targeted determinants could explain the increase in FV consumption, it remains unclear why the intervention was effective. Reporting on a wide range of mediators and moderators in school-based interventions is needed to reveal the pathways through which intervention effects are achieved. VLAG Global Nutrition Consumption and Healthy Lifestyles School-based intervention determinants fruit and vegetables mediation moderation VLAG Wereldvoeding Consumptie en Gezonde Leefstijl Public Health Nutrition 27 1 13689800 urn:nbn:nl:ui:32-627448/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627449 2024-03-18 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627449 2024-03-18 urn:nbn:nl:ui:32-627449/mods High variation in the response of calves to a low dose lipopolysaccharide challenge is associated with early life measurements Gilbert M.S. 37073436X 0000-0001-5629-8238 0000000491736813 aut Lammers A. 204459672 0000-0002-1876-9630 0000000391863575 aut Gerrits W.J.J. 155239473 0000-0003-0494-9259 0000000369326562 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3168/jdsc.2023-0437 en Lipopolysaccharide (LPS) challenges are commonly used in animal studies as a model for infection with gram-negative bacteria and/or innate immune activation. We used a low dose LPS challenge for evaluating inter-individual variation in innate immune responses in calves. This was part of a larger study aimed at predicting inter-individual variation in feed efficiency in veal calves by variation in feeding motivation, digestion, metabolism, immunology, and behavioral traits. However, due to unexpected high mortality, this LPS challenge was performed in 32 calves rather than in 130 calves which was initially intended in that larger study, and these 32 calves subjected to the LPS challenge were removed from that larger study. The objective of this short communication is to report the effects of a low dose LPS challenge in those 32 calves and to examine whether the high variation in calves' responses to LPS could be explained by parameters related to feeding motivation, digestion, behavior and immunology measured in early life. Thirty-two male Holstein-Friesian calves of Dutch origin were intravenously injected with LPS (0.05 μg/kg of BW) at an age of 72 ± 0.6 d. Rectal temperature and respiratory frequency were recorded before injection and every hour after injection up to 6 h. In the 8 weeks before the LPS challenge, measurements were performed related to general health, feeding motivation, digestion, behavior and immunity. Following LPS administration, 3 calves died of shock, a fourth calf was euthanized because of severe symptoms of shock and 3 other calves were treated with corticosteroids to counteract observed symptoms of shock. Within the group of 25 relatively mild responding calves, large inter-individual variation in clinical responses to LPS was observed. The maximum increase in rectal temperature varied from 0 to 1.9°C and averaged 1.2 ± 0.45°C (CV was 39%). The maximum increase in respiratory frequency varied from 16 to 132 bouts/min and averaged 60 ± 28 bouts/min (CV was 48%). Little differences were found in early life measurements between the 7 heavy and 25 mild responders, although heavy responders tended to have a better umbilical hernia score, had a lower score in a human approach test (i.e., were less reactive) and lower presence of fecal pathogens. The maximum increase in rectal temperature correlated negatively with blood Hb concentration at arrival of the calves at the facilities (r = −0.59, P = 0.002) and in wk 4 (r = −0.53, P = 0.007). The maximum increase in respiratory frequency correlated negatively with fecal color score (r = −0.43, P = 0.031) and positively with fur score in wk 5 (r = 0.50, P = 0.012). Overall, mortality (12.5%) and variation in clinical response was high after a low dose LPS challenge in clinically healthy calves and some hematological and health measurements in early life were related to the clinical response of calves to LPS. WIAS Animal Nutrition Adaptation Physiology WIAS Diervoeding Adaptatiefysiologie JDS Communications 26669102 urn:nbn:nl:ui:32-627449/obj 2024-03-18 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627443 2024-03-04 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627443 2024-03-04 urn:nbn:nl:ui:32-627443/mods Win-Wind eindrapport : De eerste stap in het concreet vormgeven van passieve visserij op Noordzeekrab en Europese kreeft als een vorm van medegebruik Rozemeijer Marcel J.C. 170219887 0000000394780134 aut Deetman Bea 432597158 0000000495488730 aut Baan Christopher aut Cramer Rems aut Leemans Eelco aut Korving Arjan aut Pronk Rob aut Taal Kees 163435804 0000000391051665 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research IJmuiden 2024 34 10.18174/647976 nl WIMEK Onderz. Form. B. Business Manager projects Mid-North Performance and Impact Agrosectors WIMEK Onderz. Form. B. Business Manager projecten Midden-Noord Performance en Impact Agrosectoren urn:nbn:nl:ui:32-627443/obj 2024-03-04 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627444 2024-03-04 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627444 2024-03-04 urn:nbn:nl:ui:32-627444/mods Mariene bouwstenen : Een verkenning van de mogelijkheden van benutting van schelpen in cement- en betonproductie Foekema Edwin 147352568 0000-0002-8746-5569 0000000390338023 aut Poiesz Suzanne 0000000514215173 aut Poelman Marnix 314617809 0000-0002-0074-9586 0000000396261530 aut Kootstra Maarten 314601260 0000-0002-9939-8551 0000000387724521 aut Geerdink Peter 416869351 0000000493349358 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Marine Research Den Helder 2024 47 10.18174/645912 nl Schelpdierkweek in de kustgebieden vormt een duurzame vorm van eiwit/voedselproductie, maar resulteert ook in een koolstofrijke reststroom (de schelpen). In de onlangs opgestelde visie presenteert de schelpdiersector de ambitie om productie in 2030 te verdubbelen (o.a. door offshore kweek op de Noordzee), klimaatbestendigheid te vergroten en hergebruik van waardevolle reststromen te stimuleren. Tegelijkertijd is de betonsector actief op zoek naar duurzame grondstoffen voor de productie van cement. Schelpen bestaan voor meer dan 90% uit calciumcarbonaat (CaCO3) en zouden daarmee als grondstof voor cement en beton kunnen dienen. Het doel van het project Mariene Bouwstenen was te verkennen: 1) Wat zijn duurzame onttrekkingsniveaus van schelpdieren aan de Noordzee? 2) Hoeveel klimaatwinst is te bereiken doordat het koolstof in de schelpen langdurig in cement of beton wordt vastgelegd? 3) Hoeveel natuurwinst is te bereiken doordat schelpenmateriaal als vervanging kan dienen voor grondstoffen die nu in de natuur worden gewonnen? Het project heeft de volgende inzichten opgeleverd: 1) Op basis van indicatieve berekeningen lijkt er binnen het NCP voldoende natuurlijk voedselaanbod te zijn om op jaarbasis 0,4-0,6 miljoen ton mosselen te produceren zonder het ecosysteem teveel te belasten. Dit is ca. 10-15 keer meer dan de huidige schelpdierproductie in Nederland. Voor een betere inschatting van deze maximale productieruimte zijn echter uitgebreide (model)berekeningen noodzakelijk. Genoemde getallen dienen daarom slechts als eerste indicatie te worden beschouwd. Hoewel de situatie voor mosselkweek per locatie zal verschillen -de beste condities worden gevonden <35 km uit de kust- lijken de (geplande) windmolenparken voldoende ruimte te bieden om de mosselproductie op het NCP te maximaliseren. Uitgaande van de hierboven genoemde indicatieve schatting en een optimalisatie van de verwerkingsprocessen zou er maximaal ca. 299.000 ton schelpenmateriaal per jaar beschikbaar kunnen komen. 2) Volgens de huidige inzichten draagt koolstof dat is vastgelegd in schelpen van waterdieren, zoals mosselen en oesters, niet bij aan een vermindering van het CO2 gehalte in de atmosfeer. Dit komt doordat de CO2 equivalent die in de schelp als CaCO3 wordt vastgelegd niet uit de atmosfeer maar uit het water afkomstig is, in de vorm van carbonaat. Doordat door het biocalcificatie (schelpvorming) proces de alkaliniteit van het water daalt, daalt het vermogen van het water om CO2 vast te houden en kunnen de vastgelegde CO2 equivalenten niet vanuit de atmosfeer worden aangevuld. In schelpen vastgelegd koolstof levert daardoor geen klimaatwinst op. Ondanks bovenstaande constatering blijft de carbon footprint van schelpdier aquacultuur substantieel kleiner dan andere vormen van productie van dierlijke eiwitten. 3) Met bovengenoemde 299.000 ton schelpenmateriaal zou de CaCO3 behoefte van de Nederlandse cementindustrie voor ca. 8% kunnen worden gedekt. Om schelpen geschikt te maken voor gebruik als grondstof in cement en beton is echter meer energie nodig (voor schoonmaken middels spoelen, en branden) dan bij toepassing van traditionele grondstoffen. Hierdoor neemt de CO2-footprint van het beton toe naarmate er meer schelpenmateriaal in gebruikt wordt. Bij gebruik als toeslagmateriaal (vergruisde schelpen) neemt de CO2-footprint van het beton met ca 2% toe. Wanneer de schelpen tot cement worden verwerkt (waarbij Ca als grondstof uit de schelpen wordt gewonnen) dan zal de CO2-footprint van het beton met ca. 20% toenemen. Geconcludeerd moet worden dat het verwerken van vers schelpenmateriaal uit de aquacultuur in cement en beton geen (klimaat)voordeel oplevert, anders dan dat hiermee maximaal 8% van in de natuur gewonnen calciumcarbonaat kan worden vervangen. Onderz. Form. D. Business Manager projects Mid-South BBP Biorefinery & Sustainable Value Chains Onderz. Form. D. Business Manager projecten Midden-Zuid BBP Biorefinery & Sustainable Value Chains urn:nbn:nl:ui:32-627444/obj 2024-03-04 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627442 2024-03-04 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627442 2024-03-04 urn:nbn:nl:ui:32-627442/mods Kringloopbestendig telen in grond en in zandbedden : LWV19101 van Os E.A. 120376571 0000000393394645 aut van Ruijven Jim 352855371 0000000419536913 aut Eveleens B. 188736077 0000000388628670 aut Oud N. 424354284 0000000508117120 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 50 10.18174/648541 nl Soil bound growers of several crops are reluctant in the application of reuse of drain water. In this project it is investigated if technical adaptations are required or substances are released in the water which may influence the growth. Analysing soil and water supply and drain for nutrients, salts, heavy metals or crop protection products did not show big differences at several companies. Plant response tests did not show any proof of appearance of substances released by the roots and accumulating in the recirculating water. The use of a bypass dosing unit for water and fertilizers in combination with surface water of varying quality and limited sampling of the water might be a reason of growth inhibition during the cultivation. No substance has been found which may cause growth inhibition. Grondtelers van diverse gewassen staan nog aarzelend tegenover het hergebruik van drainagewater. In dit project is onderzocht of er technische aanpassingen nodig zijn om recirculatie toe te gaan passen of dat er stoffen in het water zitten die tot groeiremming leiden. Via een inventarisatie en bedrijfsvergelijking, tezamen met analyses van grond, watergift en drainagewater op nutriënten, zware metalen, gewasbeschermingsmiddelen en plant response testen is getracht hierop een antwoord te vinden. Het blijkt dat grondtelers nog veelvuldig gebruik maken van een bypassdoseerunit en slootwater in combinatie met een geringe bemonstering op zouten en nutriënten. Hierdoor kunnen verschillen in groei ontstaan die niet nodig zijn. Er is geen stof gevonden die aansprakelijk kan zijn voor het optreden van groeiremming. Rootzone Dynamics GTB Tuinbouw Technologie Crop health Rootzone Dynamica GTB Tuinbouw Technologie Gewasgezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627442/obj 2024-03-04 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627441 2024-03-05 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627441 2024-03-05 urn:nbn:nl:ui:32-627441/mods Exploring variability in yield, resource use efficiency and environmental impact of ware potato production in the Netherlands Wageningen University dgg Ravensbergen Paul 0000-0001-7363-0634 000000051421201X aut M.K. van Ittersum opn P. Reidsma opn C. Kempenaar opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 245 10.18174/646034 en PE&RC Plant Production Systems PE&RC Plantaardige Productiesystemen urn:nbn:nl:ui:32-627441/obj 2024-03-05 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627438 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627438 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627438/mods Limited effects of culling on the behavior of invasive lionfish (Pterois miles) in the Mediterranean Phillips Elizabeth W. aut Bottacini Davide aut Schoonhoven Anna N.M. aut Kamstra Ynze J.J. aut de Waele Hannah aut Jimenez Carlos aut Hadjioannou Louis aut Kotrschal Alexander 0000-0003-3473-1402 000000049217797X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/jfb.15686 85185257423 001159840700001 en Invasive species pose serious threats to ecosystems. To reduce ecological and economic consequences of invasions, efforts are made to control invaders and evaluating the effects of such efforts is paramount. Lionfishes (Pterois volitans and Pterois miles) are native to the Indo-Pacific Ocean and pose a major threat to local ecosystems in the invaded Atlantic and Mediterranean. Culling via spearfishing is a widespread measure to limit lionfish population size in invaded ranges. However, like most hunted fishes, lionfish alter their behavior after repeated culling, potentially decreasing the effectiveness of future culls. Previous studies on lionfish in the Caribbean have shown that lionfish are less bold after repeated culling. However, the impact of culling on lionfish in their newest invasive range, the Mediterranean, remains enigmatic. To determine the behavioral changes in response to culling in this second area of invasion, we tested for effects of culling on the behavior of lionfish in Cyprus, a region heavily impacted by the lionfish invasion in the Mediterranean. We compared the response of lionfish to an approaching free diver holding a metal pole (imitating a spear fisher) between protected areas where spearfishing is restricted and areas where culls are frequently conducted. We also assessed whether activity, hiding pattern, and site fidelity differed between these culled and unculled sites. Overall, we found limited effects of culling on the traits measured, indicating surprising resistance to culling-induced behavioral changes in Mediterranean lionfish. Future studies should monitor invasive lionfish population densities and the effects of culling in more detail to tailor management plans and reduce the negative effects of these fish in specific invaded ranges. WIAS Behavioral Ecology Cell Biology and Immunology Experimental Zoology Mediterranean Sea behavioral flexibility culling invasion ecology lionfish WIAS Gedragsecologie Celbiologie en Immunologie Experimentele Zoologie Journal of Fish Biology 00221112 urn:nbn:nl:ui:32-627438/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627436 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627436 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627436/mods Clouds dissipate quickly during solar eclipses as the land surface cools Trees Victor J.H. aut de Roode Stephan R. aut Wiltink Job I. aut Meirink Jan Fokke aut Wang Ping aut Stammes Piet aut Siebesma A.P. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1038/s43247-024-01213-0 85185122377 001161480600004 en Clouds affected by solar eclipses could influence the reflection of sunlight back into space and might change local precipitation patterns. Satellite cloud retrievals have so far not taken into account the lunar shadow, hindering a reliable spaceborne assessment of the eclipse-induced cloud evolution. Here we use satellite cloud measurements during three solar eclipses between 2005 and 2016 that have been corrected for the partial lunar shadow together with large-eddy simulations to analyze the eclipse-induced cloud evolution. Our corrected data reveal that, over cooling land surfaces, shallow cumulus clouds start to disappear at very small solar obscurations (~15%). Our simulations explain that the cloud response was delayed and was initiated at even smaller solar obscurations. We demonstrate that neglecting the disappearance of clouds during a solar eclipse could lead to a considerable overestimation of the eclipse-related reduction of net incoming solar radiation. These findings should spur cloud model simulations of the direct consequences of sunlight-intercepting geoengineering proposals, for which our results serve as a unique benchmark. WIMEK Meteorology and Air Quality WIMEK Meteorologie en Luchtkwaliteit Communications Earth and Environment 5 26624435 urn:nbn:nl:ui:32-627436/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627435 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627435 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627435/mods Performance of TMRM and Mitotrackers in mitochondrial morphofunctional analysis of primary human skin fibroblasts Desai Shruti aut Grefte Sander 314433554 0000-0002-8502-6298 0000000391340352 aut van de Westerlo Els aut Lauwen Susette aut Paters Angela aut Prehn Jochen H.M. aut Gan Zhuohui aut Keijer Jaap 085344079 0000-0002-9720-7491 0000000389549085 aut Adjobo-Hermans Merel J.W. aut Koopman Werner J.H. 192189034 0000-0002-5340-6747 0000000393063942 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.bbabio.2023.149027 85185150865 001168766100001 en Mitochondrial membrane potential (Δψ) and morphology are considered key readouts of mitochondrial functional state. This morphofunction can be studied using fluorescent dyes (“probes”) like tetramethylrhodamine methyl ester (TMRM) and Mitotrackers (MTs). Although these dyes are broadly used, information comparing their performance in mitochondrial morphology quantification and Δψ-sensitivity in the same cell model is still scarce. Here we applied epifluorescence microscopy of primary human skin fibroblasts to evaluate TMRM, Mitotracker Red CMXros (CMXros), Mitotracker Red CMH2Xros (CMH2Xros), Mitotracker Green FM (MG) and Mitotracker Deep Red FM (MDR). All probes were suited for automated quantification of mitochondrial morphology parameters when Δψ was normal, although they did not deliver quantitatively identical results. The mitochondrial localization of TMRM and MTs was differentially sensitive to carbonyl cyanide-4-phenylhydrazone (FCCP)-induced Δψ depolarization, decreasing in the order: TMRM ≫ CHM2Xros = CMXros = MDR > MG. To study the effect of reversible Δψ changes, the impact of photo-induced Δψ “flickering” was studied in cells co-stained with TMRM and MG. During a flickering event, individual mitochondria displayed subsequent TMRM release and uptake, whereas this phenomenon was not observed for MG. Spatiotemporal and computational analysis of the flickering event provided evidence that TMRM redistributes between adjacent mitochondria by a mechanism dependent on Δψ and TMRM concentration. In summary, this study demonstrates that: (1) TMRM and MTs are suited for automated mitochondrial morphology quantification, (2) numerical data obtained with different probes is not identical, and (3) all probes are sensitive to FCCP-induced Δψ depolarization, with TMRM and MG displaying the highest and lowest sensitivity, respectively. We conclude that TMRM is better suited for integrated analysis of Δψ and mitochondrial morphology than the tested MTs under conditions that Δψ is not substantially depolarized. WIAS Human and Animal Physiology FCCP Flickering Mitochondrial morphology Mitotracker TMRM WIAS Fysiologie van Mens en Dier Biochimica et Biophysica Acta - Bioenergetics 1865 2 00052728 urn:nbn:nl:ui:32-627435/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627433 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627433 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627433/mods Joint 2D to 3D image registration workflow for comparing multiple slice photographs and CT scans of apple fruit with internal disorders Schut Dirk Elias aut Wood Rachael Maree aut Trull Anna Katharina aut Schouten Rob 261618032 0000000390387108 aut van Liere Robert aut van Leeuwen Tristan aut Batenburg Kees Joost aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.postharvbio.2024.112814 85185507724 en A large percentage of apples are affected by internal disorders after long-term storage, which makes them unacceptable in the supply chain. CT imaging is a promising technique for in-line detection of these disorders. Therefore, it is crucial to understand how different disorders affect the image features that can be observed in CT scans. This paper presents a workflow for creating datasets of image pairs of photographs of apple slices and their corresponding CT slices. By having CT and photographic images of the same part of the apple, the complementary information in both images can be used to study the processes underlying internal disorders and how internal disorders can be measured in CT images. The workflow includes data acquisition, image segmentation, image registration, and validation methods. The image registration method aligns all available slices of an apple within a single optimization problem, assuming that the slices are parallel. This method outperformed optimizing the alignment separately for each slice. The workflow was applied to create a dataset of 1347 slice photographs and their corresponding CT slices. The dataset was acquired from 107 ‘Kanzi’ apples that had been stored in controlled atmosphere (CA) storage for 8 months. In this dataset, the distance between annotations in the slice photograph and the matching CT slice was, on average, 1.47 ± 0.40 mm. Our workflow allows collecting large datasets of accurately aligned photo-CT image pairs, which can help distinguish internal disorders with a similar appearance on CT. With slight modifications, a similar workflow can be applied to other fruits or MRI instead of CT scans. Horticulture & Product Physiology PE&RC Post Harvest Technology Automatic differentiation Deep learning Image registration Internal browning Non-destructive testing (NDT) Transformation model Tuinbouw & Productfysiologie PE&RC Post Harvest Technology Postharvest Biology and Technology 211 09255214 urn:nbn:nl:ui:32-627433/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627430 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627430 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627430/mods Taxonomic and metabolic diversity of Actinomycetota isolated from faeces of a 28,000-year-old mammoth van Bergeijk Doris A. aut Augustijn Hannah E. 0000000508306589 aut Elsayed Somayah S. aut Willemse Joost aut Carrión Victor J. 0000-0002-4093-0355 aut Du Chao aut Urem Mia aut Grigoreva Lena V. aut Cheprasov Maksim Y. aut Grigoriev Semyon aut Jansen Hans 149816715 0000000396774344 aut Wintermans Bas aut Budding Andries E. aut Spaink Herman P. aut Medema Marnix H. 364266716 0000-0002-2191-2821 0000000423222212 aut van Wezel Gilles P. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/1462-2920.16589 85185112741 001162518000001 en Ancient environmental samples, including permafrost soils and frozen animal remains, represent an archive with microbial communities that have barely been explored. This yet unexplored microbial world is a genetic resource that may provide us with new evolutionary insights into recent genomic changes, as well as novel metabolic pathways and chemistry. Here, we describe Actinomycetota Micromonospora, Oerskovia, Saccharopolyspora, Sanguibacter and Streptomyces species were successfully revived and their genome sequences resolved. Surprisingly, the genomes of these bacteria from an ancient source show a large phylogenetic distance to known strains and harbour many novel biosynthetic gene clusters that may well represent uncharacterised biosynthetic potential. Metabolic profiles of the strains display the production of known molecules like antimycin, conglobatin and macrotetrolides, but the majority of the mass features could not be dereplicated. Our work provides insights into Actinomycetota isolated from an ancient source, yielding unexplored genomic information that is not yet present in current databases. Bioinformatics Bioinformatica Environmental Microbiology 26 2 14622912 urn:nbn:nl:ui:32-627430/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627429 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627429 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627429/mods Effect of emulsifier supplementation on nutrient digestibility, bile acid balance, faecal waste production and faecal characteristics of yellowtail kingfish (Seriola lalandi) Zhang Yaqing aut Horstmann Peter aut Maas Roel 408509082 0000-0001-6443-8667 0000000493419694 aut Prakash Satya aut Staessen Thomas W.O. 408509481 0000-0001-5551-1586 0000000493355133 aut Kokou Fotini 0000-0002-3675-3835 0000000492177937 aut Schrama Johan W. 114303800 0000-0001-7156-8806 0000000114489394 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.aqrep.2024.101964 85185162765 001183764300001 en Yellowtail kingfish (Seriola lalandi), a marine species, has recently been cultured in recirculation aquaculture systems (RAS). A challenge regarding faecal waste management of farming yellowtail kingfish in RAS is their poor faecal integrity. One approach to improve faecal waste management is to enhance nutrient digestibility and thus faecal waste production, which can be achieved through the addition of emulsifiers to the feed. We assessed the effect of emulsifier supplementation on nutrient digestibility, bile acid balance, faecal waste production and characteristics of yellowtail kingfish. This was investigated by using four experimental diets differing in emulsifier supplementation, where fish were fed restrictively (36 days). One diet without emulsifying supplements served as control. Three types of emulsifiers were tested (1) E484, composed of Glyceryl polyethyleneglycol ricinoleate; (2) Lysophospholipids (LPL) combined with lecithin; (3) Sodium taurocholate (STC). The results showed that the STC diet numerically improved fat digestibility and had a positive bile acid balance, which indicated an accumulation of dietary bile acids in the body bile acid pool. Despite a negative bile acid balance, the LPL diet improved fat digestibility as well. A negative bile acid balance shows that the daily amount of faecal bile acid loss exceeds the daily amount of dietary bile acid intake. Fish fed the E484 diet had more faeces removed than the other diets, whilst non-recovered faeces or faecal characteristics were not affected. In conclusion, the current study shows that supplementing both sodium taurocholate (STC), and the combination of Lysophospholipids (LPL) and lecithin can improve fat digestibility in yellowtail kingfish, but emulsifier supplementation does not improve faecal waste management. WIAS Aquaculture and Fisheries Bile acids Faecal quality Faecal removal efficiency Fat digestibility Total suspended solids WIAS Aquacultuur en Visserij Aquaculture Reports 35 23525134 urn:nbn:nl:ui:32-627429/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627427 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627427 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627427/mods Advancing environmental justice in cities through the Mosaic Governance of nature-based solutions Buijs Arjen E. 075105411 0000-0002-1683-6182 0000000390904275 aut Gulsrud Natalie M. aut Rodela Romina 333830814 0000000392632242 aut Diduck Alan P. aut van der Jagt Alexander P.N. 0000-0002-1365-5765 0000000453500674 aut Raymond Christopher M. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.cities.2024.104799 85185176684 001179653600001 en Nature-based solutions (NBS) are championed for providing co-benefits to cities and residents, yet their environmental justice impacts are increasingly debated. In this paper, we explore whether and how hybrid governance approaches, such as Mosaic Governance, may contribute to just transformations and sustainable cities through fostering long-term collaborations between local governments, local communities, and grassroots initiatives. Based on case studies in three major European cities, we propose and then exemplify six possible pathways to increase environmental justice: greening the neighborhood, diversifying values and practices, empowering people, bridging across communities, linking to institutions, and scaling of inclusive discourses and practices. Despite the diversity of environmental justice outcomes across cases, our results consistently show that Mosaic Governance particularly contributes to recognition justice through diversifying NBS practices in alignment with community values and aspirations. The results demonstrate the importance of a wider framing of justice in the development of NBS, sensitive to social, cultural, economic and political inequities as well understanding potential pathways to enhance not only environmental justice, but also social justice at large. Especially in marginalised communities, Mosaic Governance holds much potential to advance social justice by enabling empowering, bridging, and linking pathways across diverse communities and NBS practices. Information Technology WASS Regional Development and Spatial Use Forest and Nature Conservation Policy Active citizenship Environmental justice Just transformations Nature-based solutions Urban governance Urban planning Toegepaste Informatiekunde WASS Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik Bos- en Natuurbeleid Cities 147 02642751 urn:nbn:nl:ui:32-627427/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627428 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627428 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627428/mods Adapting cryogenic correlative light and electron microscopy (cryo-CLEM) for food oxidation studies Yang Suyeon 0000-0002-3233-4238 0000000512592776 aut Takeuchi Machi aut Joosten Rick R.M. aut van Duynhoven John P.M. 095727698 0000-0001-9769-0113 0000000395315840 aut Friedrich Heiner aut Hohlbein Johannes 364378417 0000-0001-7436-2221 0000000056382838 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.foostr.2024.100365 85185455178 en Lipid oxidation is a major cause of product deterioration in protein stabilised oil-in-water food emulsions. The impact of protein emulsifiers on lipid oxidation and the stability depends on the specific type of protein emulsifiers used and the redox conditions in the emulsion. However, the exact impact of these protein emulsifiers at the oil-water interface on lipid oxidation and the mechanism of lipid-protein co-oxidation are currently unknown. Here, we developed a cryo-correlative light and electron microscopy (cryo-CLEM) platform for co-localising the oxidation of lipids and proteins. For this first implementation of cryo-CLEM for food oxidation studies we optimised specifically the part of cryo-fluorescence microscopy (cryo-FM) by adding parts that prevent fogging on the sample and enable homogeneous laser illumination. We showed that lipid oxidation in food emulsions can be observed at cryogenic temperature using fluorescence imaging of the fluorophore BODIPY 665/676 that we employed earlier as a lipid oxidation sensor at room temperature. Using cryo-transmission electron microscopy (cryo-TEM), we observed that more protein aggregates are found at the droplet interfaces in oxidized emulsions compared to fresh emulsions. Our cryo-CLEM platform paves the way for future cryo-correlative oxidation studies of food emulsions. VLAG Biophysics Correlative imaging Cryogenic temperature Heterogeneity Interface Lipid oxidation Protein aggregates VLAG Biofysica Food Structure 40 22133291 urn:nbn:nl:ui:32-627428/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627426 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627426 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627426/mods Do electromagnetic fields from subsea power cables effect benthic elasmobranch behaviour? A risk-based approach for the Dutch Continental Shelf Hermans Annemiek aut Winter Hendrik V. 314620796 0000-0003-1358-5899 0000000392046876 aut Gill Andrew B. aut Murk Albertinka J. 114377669 0000-0002-4881-4236 0000000139678298 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.envpol.2024.123570 85185532561 en Subsea power cables cause electromagnetic fields (EMFs) into the marine environment. Elasmobranchs (rays, skates, sharks) are particularly sensitive to EMFs as they use electromagnetic-receptive sensory systems for orientation, navigation, and locating conspecifics or buried prey. Cables may intersect with egg laying sites, mating, pupping, and nursery grounds, foraging habitat and migration routes of elasmobranchs and the effects of encountering EMFs on species of elasmobranchs are largely unknown. Demonstrated behavioural effects are attraction, disturbance and indifference, depending on EMF characteristics, exposed life stage, exposure level and duration. We estimated exposure levels of elasmobranchs to subsea power cable EMFs, based on modelled magnetic fields in the Dutch Continental Shelf and compared these to reported elasmobranch sensory sensitivity ranges and experimental effect levels. We conclude that the risk from subsea power cables has a large uncertainty and varies per life stage and species ecology. Based on estimated no-observed effect levels (from 10−3 to 10−1 μT) we discuss what will probably be the most affected species and life stage for six common benthic elasmobranchs in the Southern North Sea. We then identify critical knowledge gaps for reducing the uncertainty in the risk assessments for EMFs effects on benthic elasmobranchs. Marine Animal Ecology WIMEK Business Manager projects Mid-South Behavioural effects Ecological risk assessment Electromagnetic fields Offshore wind farms Subsea power cables benthic elasmobranchs Mariene Dierecologie WIMEK Business Manager projecten Midden-Zuid Environmental Pollution 346 02697491 urn:nbn:nl:ui:32-627426/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627425 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627425 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627425/mods Coffee consumption is associated with a reduced risk of colorectal cancer recurrence and all-cause mortality Oyelere Abisola M. aut Kok Dieuwertje E. 314506772 0000-0001-7154-8207 0000000419458329 aut Bos Daniel aut Gunter Marc J. aut Ferrari Pietro aut Keski-Rahkonen Pekka aut de Wilt Johannes H.W. aut van Halteren Henk K. aut Kouwenhoven Ewout A. aut van Duijnhoven Fränzel J.B. 311462383 0000-0001-8367-2352 0000000397248434 aut Kampman Ellen 073765430 0000-0002-8606-7075 0000000390761518 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1002/ijc.34879 85185307443 001159644500001 en Coffee consumption has been associated with a reduced risk of developing colorectal cancer (CRC). However, it is not clear whether coffee consumption is related to CRC progression. Hence, we assessed the association of coffee consumption with CRC recurrence and all-cause mortality using data from a prospective cohort study of 1719 stage I–III CRC patients in the Netherlands. Coffee consumption and other lifestyle characteristics were self-reported using questionnaires at the time of diagnosis. We retrieved recurrence and all-cause mortality data from the Netherlands Cancer Registry and the Personal Records Database, respectively. Cox proportional hazard regression models with and without restricted cubic splines were used to calculate hazard ratios (HR) and 95% confidence intervals (CI) adjusted for age, sex, education, smoking status, cancer stage and tumor location. We observed 257 recurrences during a 6.2-year median follow-up and 309 deaths during a 6.6-year median follow-up. Consuming more than 4 cups/d of coffee compared to an intake of <2 cups/d was associated with a 32% lower risk of CRC recurrence (95% CI: 0.49, 0.94,). The association between coffee consumption and all-cause mortality was U-shaped; coffee intake seemed optimal at 3–5 cups/d with the lowest risk at 4 cups/d (HR: 0.68, 95% CI: 0.53, 0.88). Our results suggest that coffee consumption may be associated with a lower risk of CRC recurrence and all-cause mortality. The association between coffee consumption and all-cause mortality appeared nonlinear. More studies are needed to understand the mechanism by which coffee consumption might improve CRC prognosis. VLAG Nutrition and Disease all-cause mortality coffee consumption colorectal cancer recurrence VLAG Voeding en Ziekte International Journal of Cancer 00207136 urn:nbn:nl:ui:32-627425/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627423 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627423 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627423/mods A review of prediction models for E. coli in urban surface waters van der Meulen E.S. 413119246 0000000509738914 aut Tertienko A. aut Blauw A.N. aut Sutton N.B. 343207273 0000-0002-6504-6371 0000000419492391 aut van de Ven F.H.M. aut Rijnaarts H.H.M. 121896048 0000-0001-6607-1256 0000000356837574 aut van Oel P.R. 297551795 0000-0001-7740-0537 0000000393411441 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1080/1573062X.2024.2313634 85185468843 001161927200001 en Urban surface water is increasingly used for contact recreation. Predicting Escherichia coli (E. coli) concentrations in these waters can support early warning of bathers and explain the dynamics of this faecal pollution indicator. This study provides the first overview of the scientific knowledge on E. coli prediction models for freshwater in cities. Modelling techniques for urban waters are comparable to those for other freshwater environments, with multiple linear regression being the most frequently used approach. While previously reviewed E. coli prediction models for freshwater beaches predominantly target lakes, urban models mainly target rivers. We found indications that model performance for urban rivers is lower than for recreational beach water in rivers in general. Reported performance metrics indicate that not all relevant sources are captured by the models. Future research should solve the lack of insight into model performance for specific applications and verify the suggested directions to improve models’ accuracy. WIMEK Water Resources Management Environmental Technology E. coli prediction model surface water urban water WIMEK Water Resources Management Milieutechnologie Urban Water Journal 1573062X urn:nbn:nl:ui:32-627423/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627424 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627424 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627424/mods Late-Holocene counterpoint deposition in the Lower Rhine River Boterman Lisa aut Candel Jasper 408458232 0000000491578915 aut Makaske Bart 180016946 0000000114594004 aut Wallinga Jakob 234777451 0000-0003-4061-3066 0000000108979936 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1111/sed.13180 85185282411 001167091600001 en Channel deposits from meandering rivers have proven to be far more complex than the well-known lithofacies model consisting of coarse-grained channel, gravelly channel-lag and fine-grained overbank deposits. Sharp bends in rivers are subject to different hydraulic processes than bends with lower curvatures, enabling erosion of inner banks and deposition of fine-grained sediments in the outer bend, resulting in downstream migration of river bends. This phenomenon is known as counterpoint deposition, forming counterpoint bars. This research investigates whether scroll bars associated with a sharp bend in the Lower Rhine River, The Netherlands, are such a counterpoint-bar deposit. A counterpoint bar is expected based on: (i) the surface morphology of the scroll bar; (ii) the confinement of the river course by an ice-pushed ridge resulting in a sharp bend; and (iii) the archaeological context of successive Roman settlements atop the ice-pushed ridge, potentially moving downstream with the migrating river bend. This hypothesis is tested through detailed borehole descriptions combined with optically stimulated luminescence dating, the latter being a novel approach to identifying counterpoint deposits. The deposits consist of clays and sandy clays with fine sand laminations, and sporadic larger sand bodies. Further upstream these deposits grade into channel deposits dominated by coarser sands with gravels. These lithologies are explained using earlier proposed mechanisms for counterpoint formation; substrata match those described in previously studied counterpoint deposits and their point bar counterparts. Optically stimulated luminescence dates indicate that the Lower Rhine River bend migrated downstream, confirming counterpoint deposition. A migration rate of 1.93 m/year was established through weighted linear regression. This study demonstrates the potential of optically stimulated luminescence dating to investigate counterpoint bar presence. The identified counterpoint bars and associated bend migration provide insight into meandering river dynamics that is crucial for river management and in aiding river restoration and rewilding initiatives. PE&RC Soil Geography and Landscape Counterpoint deposition downstream migration fluvial sedimentology meandering point bar PE&RC Bodemgeografie en Landschap Sedimentology 00370746 urn:nbn:nl:ui:32-627424/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627422 2024-03-06 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627422 2024-03-06 urn:nbn:nl:ui:32-627422/mods Classroom management learning at the workplace: how to support student teachers? Adams T.A.G. 0000000512671941 aut Koster Bob aut den Brok P.J. 228121485 0000-0002-4945-763X 000000038754749X aut text info:eu-repo/semantics/book Platform Samen Opleiden & Professionaliseren 2024 24 en This publication is about student teachers’ classroom management learning, the challenges they face in practice, how the learning process occurs, and how teacher educators in schools and at institutes can support them in doing so.Focusing on classroom management during student teachers’ learning at the workplace is of great importance because of the high dropout rates among beginning teachers, which intern has a negative impact on the general teacher shortage. Teacher education institutes and professional development schools (PDS) are therefore committed to equipping teachers with skills to survive in the early stages of being a teacher, to increase job satisfaction and to further develop their professional development. Classroom management learning should be an explicit part of the rich learning environment at schools. The biggest is challenge here is the connection between theory and practice in the internship curriculum and the consequences it has for the supervision by institute based teacher educators and school based teacher educators. This section offers insights and suggestions to work with this in teacher education practice. WASS ELS Universitair Docent Education and Learning Sciences WASS ELS Universitair Docent Onderwijs- en leerwetenschappen urn:nbn:nl:ui:32-627422/obj 2024-03-06 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627418 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627418 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627418/mods CsMLO8/11 are required for full susceptibility of cucumber stem to powdery mildew and interact with CsCRK2 and CsRbohD Dong Shaoyun aut Liu Xin aut Han Jianan aut Miao Han aut Beckles Diane M. aut Bai Yuling 269228683 0000-0002-9382-6551 0000000367130515 aut Liu Xiaoping aut Guan Jiantao aut Yang Ruizhen aut Gu Xingfang aut Sun Jiaqiang aut Yang Xueyong aut Zhang Shengping aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1093/hr/uhad295 85186179466 001176569800001 en Powdery mildew (PM) is one of the most destructive diseases that threaten cucumber production globally. Efficient breeding of novel PM-resistant cultivars will require a robust understanding of the molecular mechanisms of cucumber resistance against PM. Using a genome-wide association study, we detected a locus significantly correlated with PM resistance in cucumber stem, pm-s5.1. A 1449-bp insertion in the CsMLO8 coding region at the pm-s5.1 locus resulted in enhanced stem PM resistance. Knockout mutants of CsMLO8 and CsMLO11 generated by CRISPR/Cas9 both showed improved PM resistance in the stem, hypocotyl, and leaves, and the double mutant mlo8mlo11 displayed even stronger resistance. We found that reactive oxygen species (ROS) accumulation was higher in the stem of these mutants. Protein interaction assays suggested that CsMLO8 and CsMLO11 could physically interact with CsRbohD and CsCRK2, respectively. Further, we showed that CsMLO8 and CsCRK2 competitively interact with the C-terminus of CsRbohD to affect CsCRK2-CsRbohD module-mediated ROS production during PM defense. These findings provide new insights into the understanding of CsMLO proteins during PM defense responses. EPS Plant Breeding EPS Laboratorium voor Plantenveredeling Horticulture Research 11 2 20527276 urn:nbn:nl:ui:32-627418/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627414 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627414 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627414/mods Exploitation of microbial activities at low pH to enhance planetary health Atasoy Merve 0000-0003-4046-1592 0000000508306378 aut Álvarez Ordóñez Avelino aut Cenian Adam aut Djukić-Vuković Aleksandra aut Lund Peter A. aut Ozogul Fatih aut Trček Janja aut Ziv Carmit aut de Biase Daniela aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1093/femsre/fuad062 85186105003 001168680100003 en Awareness is growing that human health cannot be considered in isolation but is inextricably woven with the health of the environment in which we live. It is, however, under-recognized that the sustainability of human activities strongly relies on preserving the equilibrium of the microbial communities living in/on/around us. Microbial metabolic activities are instrumental for production, functionalization, processing, and preservation of food. For circular economy, microbial metabolism would be exploited to produce building blocks for the chemical industry, to achieve effective crop protection, agri-food waste revalorization, or biofuel production, as well as in bioremediation and bioaugmentation of contaminated areas. Low pH is undoubtedly a key physical–chemical parameter that needs to be considered for exploiting the powerful microbial metabolic arsenal. Deviation from optimal pH conditions has profound effects on shaping the microbial communities responsible for carrying out essential processes. Furthermore, novel strategies to combat contaminations and infections by pathogens rely on microbial-derived acidic molecules that suppress/inhibit their growth. Herein, we present the state-of-the-art of the knowledge on the impact of acidic pH in many applied areas and how this knowledge can guide us to use the immense arsenal of microbial metabolic activities for their more impactful exploitation in a Planetary Health perspective. Unlock Unlock FEMS Microbiology Reviews 48 1 01686445 urn:nbn:nl:ui:32-627414/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627411 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627411 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627411/mods Transcriptomic analysis of intestinal organoids, derived from pigs divergent in feed efficiency, and their response to Escherichia coli Madsen Ole 242449093 0000000396229944 aut Rikkers Roxann S.C. aut Wells Jerry M. 333483081 0000000419479234 aut Bergsma Rob aut Kar Soumya K. 372561985 0000-0002-7892-9034 0000000436384560 aut Taverne Nico aut Taverne-Thiele Anja J. aut Ellen Esther D. 314626034 0000-0001-7306-4468 0000000065139485 aut Woelders Henri 074498770 0000000396777166 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1186/s12864-024-10064-0 85185122408 001161994500001 en Background: There is increasing interest in using intestinal organoids to study complex traits like feed efficiency (FE) and host-microbe interactions. The aim of this study was to investigate differences in the molecular phenotype of organoids derived from pigs divergent for FE as well as their responses to challenge with adherent and invasive Escherichia coli (E. coli). Results: Colon and ileum tissue from low and high FE pigs was used to generate 3D organoids and two dimensional (2D) monolayers of organoid cells for E. coli challenge. Genome-wide gene expression was used to investigate molecular differences between pigs that were phenotypically divergent for FE and to study the difference in gene expression after challenge with E. coli. We showed, (1) minor differences in gene expression of colon organoids from pigs with low and high FE phenotypes, (2) that an E. coli challenge results in a strong innate immune gene response in both colon and ileum organoids, (3) that the immune response seems to be less pronounced in the colon organoids of high FE pigs and (4) a slightly stronger immune response was observed in ileum than in colon organoids. Conclusions: These findings demonstrate the potential for using organoids to gain insights into complex biological mechanisms such as FE. WIAS Animal Nutrition Animal Breeding & Genomics Animal Breeding and Genomics Host-Microbe Interactomics Feed efficiency Gene expression Immunity Intestinal organoids Pigs WIAS Diervoeding Fokkerij & Genomica Fokkerij en Genomica Host-Microbe Interactomics BMC Genomics 25 1 14712164 urn:nbn:nl:ui:32-627411/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627404 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627404 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627404/mods Rapid Automatic Cacao Pod Borer Detection Using Edge Computing on Low-End Mobile Devices Hacinas Eros Allan Somo aut Querol Lorenzo Sangco aut Santos Kris Lord T. aut Matira Evian Bless aut Castillo Rhodina C. aut Arcelo Mercedes aut Amalin Divina aut Rustia D.J. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/agronomy14030502 en The cacao pod borer (CPB) (Conopomorpha cramerella) is an invasive insect that causes significant economic loss for cacao farmers. One of the most efficient ways to reduce CPB damage is to continuously monitor its presence. Currently, most automated technologies for continuous insect pest monitoring rely on an internet connection and a power source. However, most cacao plantations are remotely located and have limited access to internet and power sources; therefore, a simpler and readily available tool is necessary to enable continuous monitoring. This research proposes a mobile application developed for rapid and on-site counting of CPBs on sticky paper traps. A CPB counting algorithm was developed and optimized to enable on-device computations despite memory constraints and limited capacity of low-end mobile phones. The proposed algorithm has an F1-score of 0.88, with no significant difference from expert counts (R2 = 0.97, p-value = 0.55, 𝛼 = 0.05). The mobile application can be used to provide the required information for pest control methods on-demand and is also accessible for low-income farms. This is one of the first few works on enabling on-device processing for insect pest monitoring. Robotics and Automation Robotica en Automatisering Agronomy 14 3 20734395 urn:nbn:nl:ui:32-627404/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627403 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627403 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627403/mods Analysekader doeltreffendheid en doelmatigheid van stikstof- en natuurbeleid : Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering van der Werf E.H. aut Hof B.J.F. aut Kisters T. 0000000508083661 aut Linderhof V.G.M. 217604943 0000-0001-5936-7198 0000000387379617 aut Michels R. 314628231 0000000394836548 aut Bouma J.A. aut Vollebergh H.R.J. aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 58 nl WASS Transition Risk and Innovation Governance Blue and Green Economy WASS Transition Risk and Innovation Governance Blue and Green Economy urn:nbn:nl:ui:32-627403/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627377 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627377 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627377/mods Towards a Non-Use Regime on Solar Geoengineering: Lessons from International Law and Governance Gupta Aarti 31404065X 0000-0003-4908-7453 000000044298444X aut Biermann Frank aut van Driel Ellinore aut Bernaz Nadia 315349077 0000-0002-2558-6445 0000000367973256 aut Jayaram Dhanasree aut Kim Rakhyun E. aut Kotzé Louis J. aut Ruddigkeit Dana aut VanDeveer Stacy D. aut Wewerinke-Singh Margaretha aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1017/S2047102524000050 85186485249 en In recent years, some scientists have called for research into and potential development of ‘solar geoengineering’ technologies as an option to counter global warming. Solar geoengineering refers to a set of speculative techniques to reflect some incoming sunlight back into space, for example, by continuously spraying reflective sulphur aerosols into the stratosphere over several generations. Because of the significant ecological, social, and political risks posed by such technologies, many scholars and civil society organizations have urged governments to take action to prohibit the development and deployment of solar geoengineering techniques. In this article we take such calls for a prohibitory or a non-use regime on solar geoengineering as a starting point to examine existing international law and governance precedents that could guide the development of such a regime. The precedents we examine include international prohibitory and restrictive regimes that impose bans or restrictions on chemical weapons, biological weapons, weather modification technologies, anti-personnel landmines, substances that deplete the ozone layer, trade in hazardous wastes, deep seabed mining, and mining in Antarctica. We also assess emerging norms and soft law in anticipatory governance of novel technologies, such as human cloning and gene editing. While there is no blueprint for a solar geoengineering non-use regime in international law, our analysis points to numerous specific elements on which governments could draw to constrain or impose an outright prohibition on the development of technologies for solar geoengineering, should they opt to do so. Environmental Policy Law Group WASS WIMEK Milieubeleid Recht WASS WIMEK Transnational Environmental Law 20471025 urn:nbn:nl:ui:32-627377/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627376 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627376 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627376/mods Drie bedrijven met agroforestry in Frankrijk en Duitsland; wat levert agroforestry op? Schoutsen M.A. 239696301 0000000396818415 aut van der Voort M.P.J. 263685918 0009-0002-5496-1010 000000038829253X aut van Leeuwen S.K. 0000000509773533 aut Vijn M.P. 100090699 0000000396647521 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen University & Research Wageningen 2024 23 nl OT Team Agriculture & Society OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit OT Team Landbouw & Samenleving OT Team Bedrijfssyst.onderz./Bodemkwaliteit urn:nbn:nl:ui:32-627376/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627364 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627364 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627364/mods Sociaal-economische effecten van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering op de landbouw en agroketen : Gevolgen voor materiële welvaart en werkgelegenheid van Berkum Siemen 073773298 0000-0002-0248-8033 0000000384369851 aut Hoste Robert 087189356 0000000387976411 aut Verhoog David 144557444 0000000396991402 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Wageningen 2024 43 10.18174/649869 nl Research into socio-economic effects of source measures of the Nitrogen and Nature Improvement Programon the themes of material prosperity and labour. The effects on added value, turnover, production volumes and employment in the livestock farming complex have so far been limited. This is because a significant number of the measures are still in development or implementation has not yet been completed. However,there are strong regional consequences of the Pig Farming Restructuring, with a more than proportional decline in employment and the pig herd in a number of municipalities in the east of North Brabant and North Limburg. However, the economic consequences for the sector as a whole, including related chainparties, are limited. Onderzoek naar sociaal-economische effecten van bronmaatregelen van het Programma Stikstof en Natuurverbetering op de thema’s materiële welvaart en arbeid. De effecten op de toegevoegde waarde,omzet, productievolumes en werkgelegenheid in het veehouderijcomplex zijn vooralsnog beperkt. Dit komt doordat een aanzienlijk deel van de maatregelen nog in ontwikkeling is of de uitvoering nog niet is afgerond. Wel zijn er sterke regionale gevolgen van de Saneringsregeling Varkenshouderij, met een meer dan proportionele krimp van arbeidsplaatsen en de varkensstapel in een aantal gemeenten in het oosten van Noord-Brabant en Noord-Limburg. De economische consequenties voor de sector als geheel inclusief aanverwante ketenpartijen zijn echter beperkt. Food System & Impact Research Sustainable Value Chain International Policy Food System & Impact Research Sustainable Value Chain Internationaal Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627364/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627335 2024-03-01 publickb edurep openaire public thesis
urn:nbn:nl:ui:32-627335 2024-03-01 urn:nbn:nl:ui:32-627335/mods Viral and fungal pathogens in house cricket rearing : Effects of temperature, density and co-infection Wageningen University dgg Takacs Jozsef 0000000514211885 aut J.J.A. van Loon opn V.I.D. Ros opn A.B. Jensen opn text info:eu-repo/semantics/doctoralThesis Wageningen University Wageningen 2024 112 10.18174/646807 en PE&RC Laboratory of Entomology Laboratory of Virology PE&RC Laboratorium voor Entomologie Laboratorium voor Virologie urn:nbn:nl:ui:32-627335/obj 2024-03-01 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627332 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627332 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627332/mods Model for nature policy voor de monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering : Inschatting effect van maatregelen op potentieel duurzame landnatuursoorten met behulp van het Model for Nature Policy (MNP) Biersteker Levi 0000000505680030 aut Roelofsen Hans 370615158 0000000436358637 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 65 10.18174/644299 nl Dit rapport beschrijft analyses met het Model for Nature Policy (MNP) bedoeld voor de ex-ante-evaluatie van de voorgenomen natuur- en stikstofmaatregelen uit het programma Natuur- en Stikstofreductie en Natuurverbetering (programma SN). Een huidige-situatiescenario is geëvalueerd, een Basispad 2030- scenario waarin de programma SN-maatregelen niet zijn meegenomen en ten slotte drie varianten van de implementatie van het programma SN voor zichtjaar 2030. Biodiversity and Policy Biodiversiteit en Beleid urn:nbn:nl:ui:32-627332/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627331 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627331 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627331/mods Voortgang en effecten van natuurmaatregelen : Monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering) Smits N.A.C. 236348639 0000000396851717 aut Mathijssen P.J.H. 0000000514211834 aut Poppeliers S.W.M. 0000000493078092 aut Visser J.B. 0000000513610868 aut Schmidt A.M. 161083900 0000000394903798 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 69 10.18174/643131 nl This report is part of a series reports about the monitoring and evaluation of the program Nitrogen reduction and Nature improvement (‘Programma SN’) and concerns the progress and effects of nature measures (ex post). For this first report, insufficient data were available to evaluate the progress and effects of nature measures. The conclusions and recommendations therefore focus primarily on the nature policy context within which this evaluation takes place. In addition, specific recommendations are given to enable evaluation of the progress and effects of nature measures in the future, as this report should be published every two years. Dit rapport maakt deel uit van het werkprogramma voor de monitoring en evaluatie van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering en betreft de voortgang en effecten van natuurmaatregelen (ex post). Voor dit eerste rapport waren onvoldoende data voorhanden om de voortgang en effecten van natuurmaatregelen te evalueren. De conclusies en aanbevelingen richten zich daarom vooral op de natuurbeleidscontext, waarbinnen deze evaluatie moet plaatsvinden. Daarnaast worden specifieke aanbevelingen gegeven om de evaluatie over de voortgang en effecten van natuurmaatregelen in de toekomst wel mogelijk te maken, aangezien dit rapport tweejaarlijks moet verschijnen. Vegetation and Landscape Ecology Sustainable forest ecosystems Climate Resilience Vegetatie en landschapsecologie Sustainable forest ecosystems Klimaatbestendigheid urn:nbn:nl:ui:32-627331/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627294 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627294 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627294/mods Comparative study of basil cultivation in Fieldlab Vertical Farming : Second comparative trial on the cultivation of basil in vertical farm cells at Delphy Improvement Centre, Logiqs, Vertify & Philips Horticulture LED Solutions Bijlaard M. 435486772 0000000508349722 aut van der Voort S. aut Blind M. aut van Noord J. aut Bautista L. aut Poot E. 23732685X 0000000388742246 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 24 10.18174/648404 en Within the Vertical Farming Fieldlab, comparative research has been conducted into the cultivation of basil in the indoor farming cells of Delphy Improvement Centre, Philips Horticulture LED Solutions (Signify), Vertify and Logiqs. Despite the same climate settings, major differences emerged between the plants after a cultivation period of 28 days. Plants from one cell were more elongated than others. Plants from different cells with similar fresh weight had different biomass distribution between leaves and stems. We found temperature differences between macro- and microclimate between cells and over time, with lower leaf temperatures than room temperatures, striking enough especially in the dark. The extent to which the macro and micro climate differ appears to be determined by the technical design of the cell. Binnen het Fieldlab Vertical Farming is vergelijkend onderzoek gedaan naar de teelt van basilicum in de indoor farming cellen van Delphy Improvement Centre, Philips Horticulture LED Solutions (Signify), Vertify en Logiqs. Ondanks dezelfde klimaatinstellingen ontstonden er na een teeltduur van 28 dagen grote verschillen tussen de planten. Planten uit de ene cel waren langwerpiger dan andere. Planten uit verschillende cellen met een vergelijkbaar versgewicht hadden een verschillende verdeling van biomassa over de bladeren en stengels. We vonden temperatuurverschillen tussen macro- en microklimaat tussen cellen en in de loop van de tijd, met lagere bladtemperaturen dan ruimtetemperaturen, opvallend genoeg vooral ook in het donker. De mate waarin het macro- en microklimaat verschillen, lijken te worden bepaald door het technische ontwerp van de cel. GTB Teelt & Gewasfysiologie GTB Teelt & Gewasfysiologie urn:nbn:nl:ui:32-627294/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627291 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627291 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627291/mods Een voorraadje voor de winter : Mogelijkheden voor seizoensopslag van thermische energie voor de Nederlandse glastuinbouw Mishra Kshiti 000000050481608X aut van Breugel Bram 409323527 0000000460101487 aut Kempkes Frank 139431276 0000000392091933 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Plant Research Wageningen 2024 41 10.18174/647536 nl In semi-closed greenhouse systems equipped with heat-pump dehumidifiers, dehumidification is accompanied by recovery of energy, which could potentially be used to meet the heating demand of greenhouses and reduce the total energy use. However, the period with highest dehumidification demand (thus highest energy recovery) does not coincide with the period for the highest heat demand. This imbalance can be bridged through long-term/seasonal storage of the extracted energy. In this report, some commercially available long-term thermal energy storage solutions are evaluated for their feasibility to be used in greenhouses. The required volume for seasonal storage is assessed for two simulated greenhouse cultivation systems. In semi-gesloten kassystemen die zijn uitgerust met ontvochtigers op basis van een warmtepomp gaat het ontvochtigingsproces gepaard met het terugwinnen van energie, die mogelijk kan worden gebruikt om aan de warmtevraag van de kas te voldoen en het totale energieverbruik te verminderen. De periode met de hoogste ontvochtigingsvraag (dus hoogste energieterugwinning) valt echter niet samen met de periode met de hoogste warmtevraag. Deze onbalans kan worden overbrugd door lange-termijn/seizoensgebonden opslag van de gewonnen energie. In dit rapport worden enkele commercieel verkrijgbare oplossingen voor thermische energieopslag voor de lange termijn geëvalueerd op hun haalbaarheid voor gebruik in kassen. Voor twee gesimuleerde glastuinbouwsystemen is het benodigde volume voor seizoensopslag uitgerekend. GTB Tuinbouw Technologie GTB Tuinbouw Technologie urn:nbn:nl:ui:32-627291/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627290 2024-02-29 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627290 2024-02-29 urn:nbn:nl:ui:32-627290/mods Actueel inzicht CO2-behoefte Nederlandse glastuinbouw 2030 Smit Pepijn 305081403 0000000392006110 aut Grootscholten René 0000000513765659 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Economic Research Wageningen 2024 21 10.18174/650075 nl Door de nieuwe dynamiekfactoren van invloed op het doseren van CO2 door de glastuinbouw is er behoefte aan inzicht in het CO2-gebruik van de Nederlandse glastuinbouw in 2030. Actuele schattingen wijzen op een lagere CO2-behoefte in 2030 vergeleken met schattingen uit 2019. Deze verlaging komt voort uit het saldo-effect van factoren areaal, kennis (plant en markt) en kosten (energietransitie en schaarste bronnen). Performance and Impact Agrosectors Performance en Impact Agrosectoren urn:nbn:nl:ui:32-627290/obj 2024-02-29 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627284 2024-03-15 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627284 2024-03-15 urn:nbn:nl:ui:32-627284/mods Looking into 16th-century botanical history to understand the complex taxonomy of Tulipa sylvestris in Europe Stefanaki A. 000000050977478X aut Walter Tilmann aut van Andel T.R. 205284868 0000-0002-4951-1894 0000000054593738 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.12685/bauhinia.1369 en Tulipa sylvestris is a small yellow tulip that was introduced to northern Europe in the 16th century. Unlike the tulips that came from the Ottoman empire and gave birth to modern cultivars, T. sylvestris came from the Mediterranean and became a garden escapee that successfully naturalized across Europe. Its taxonomy is complex due to morphological diversity, polyploidy and naturalization of cultivated plants. Two subspecies are provisionally accepted in Europe: subsp. australis, a diploid native in the Mediterranean (up to Central Asia) that grows on mountainous rocky grasslands, on poor soils; and subsp. sylvestris a tetraploid that is naturalized across Europe and grows in rich soils at low altitudes, mainly at field margins, vineyards and gardens. Sometimes these two subspecies are regarded as distinct species, but their taxonomic delimitation is unclear. Biosystematics Biosystematiek Bauhinia 29 137 138 00674605 urn:nbn:nl:ui:32-627284/obj 2024-03-15 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627285 2024-03-15 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627285 2024-03-15 urn:nbn:nl:ui:32-627285/mods What does the „true” Boerhaave herbarium tell us about the practice of collecting plant specimens in the botanical garden Leiden? Offerhaus A. aut van Andel T.R. 205284868 0000-0002-4951-1894 0000000054593738 aut Stefanaki A. 000000050977478X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.12685/bauhinia.1366 en The Dutch physician Herman Boerhaave (1668–1738) was famous for his clinical teaching, but his botanical research was also renowned. Boerhaave (Fig.1) inspired his pupils to set up botanical gardens and devise their own classification systems. His research resulted in the publication of two editions of the garden catalogue of the Leiden Hortus Botanicus, of which the latter (Boerhaave 1720), was deemed important enough to be used extensively as reference by Linnaeus (Linnaeus 1737). Devising a classification system was a major enterprise and must have required a substantial herbarium. Two herbaria were attributed to Boerhaave, but it appears unlikely – even though they have not yet been researched – that they were actually composed by him. From the collection of Naturalis Biodiversity Center, Leiden, we selected 100 specimens that were listed as collected by Boerhaave and verified 88 specimens as having been collected by Boerhaave. However, this small number raises the following questions: What happened to the rest of the herbarium that Boerhaave created? And how can we recognise a Boerhaave specimen? Biosystematics Biosystematiek Bauhinia 29 129 130 00674605 urn:nbn:nl:ui:32-627285/obj 2024-03-15 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627286 2024-03-15 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627286 2024-03-15 urn:nbn:nl:ui:32-627286/mods What did 16th-century tomatoes look like? van Andel T.R. 205284868 0000-0002-4951-1894 0000000054593738 aut Stefanaki A. 000000050977478X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.12685/bauhinia.1370 en Soon after the Spanish conquest of the Americas, the first tomatoes were presented as curiosities to the European elite and drew the attention of 16th-century Italian naturalists. Despite their scientific interest in this New World crop, most Renaissance botanists did not specify where these „golden apples” or „pomi d’oro” came from. It is likely that tomatoes were brought to Europe after the Spanish sieged the Aztec city of Tenochtitlan (now Mexico City) in 1521 and after they conquered the Peruvian Inca emperors in 1531. Tomatoes and other New World domesticates must have been brought to the Spanish court, and were probably planted in the royal gardensin Madrid, after which they were likely shipped from Sevilla to Italy, but no written evidence have been found so far for these events. The debate on the first European tomatoes and their origin is often hindered by erroneous dating, botanical misidentifications and inaccessible historical sources. So, who saw the first 16th-century tomatoes that entered Europe? What did they look like? Who made the first botanical description, collection and/or illustration? And where did these tomatoes come from? Biosystematics Biosystematiek Bauhinia 29 139 140 00674605 urn:nbn:nl:ui:32-627286/obj 2024-03-15 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627253 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627253 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627253/mods Traditional adhesive production systems in Zambia and their archaeological implications Fajardo Sebastian aut Zeekaf Jelte aut van Andel Tinde 205284868 0000-0002-4951-1894 0000000054593738 aut Maombe Christabel aut Nyambe Terry aut Mudenda George aut Aleo Alessandro aut Nchimunya Kayuni Martha aut Langejans Geeske aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.jaa.2024.101586 85186418744 en This study explores traditional adhesives using an ethnobiological approach within a multisocioecological context in Zambia. Through semi-structured interviews, videotaped demonstrations, and herbarium collections, we investigated the traditional adhesives people know and use, the flexibility of production processes, resource usage, and knowledge transmission in adhesive production. Our findings reveal flexibility in adhesive production systems. People use a wide range of organic and inorganic materials in their adhesive recipes. Recipes are flexible, demonstrating the ability to adapt to changes and substitute materials as needed to achieve the desired end product. Additionally, our study reveals a variety of redundant pathways for knowledge transmission typically confined within individual population groups. These include same-sex vertical transmission and distinct learning spaces and processes. Also, we identified material procurement zones showing that people are prepared to travel 70 km for ingredients. We use our findings to review the archaeology and we discuss the identification of archaeological adhesives, the functional roles of adhesive materials, adhesive storage, and the sustained human interaction with species from families such as Euphorbiaceae and Apiade. Our findings underscore the diversity and adaptability of traditional adhesive production and suggest that further research on adhesives would reveal similar diversity within the archaeological record. Biosystematics Laboratory of Cell Biology Biosystematiek Laboratorium voor Celbiologie Journal of Anthropological Archaeology 74 02784165 urn:nbn:nl:ui:32-627253/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627252 2024-03-11 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627252 2024-03-11 urn:nbn:nl:ui:32-627252/mods Relationship between landscape complexity and ecosystem services from the perspective of smallholder agroecosystems in China—A review Zou Yi aut Zhao Peng aut Bianchi Felix 216402298 0000-0001-5947-9405 0000000398590928 aut Gong Shanxing aut Li Li aut Li Juan aut Shi Xiaoyu aut Dainese Matteo aut Liu Yunhui aut Wanger Thomas aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.crsus.2023.100014 en Ecosystem services such as pollination and natural pest control are crucial for sustainable agriculture and affected by landscape complexity. Landscape complexity is associated with field size; therefore, studies in regions with large field sizes and regions with small field sizes are required for a comprehensive understanding of the landscape complexity-ecosystem service relationship. We conduct a systematic review, which shows that a majority of the studies are conducted in the US and Europe. Among the top 10 countries with the highest number of publications, China is the only one with extensive agricultural areas with very small fields (<0.64 ha). Then, we review all studies in China. Scattered studies show that landscape complexity enhances biocontrol, but not necessarily pollination, whereas results are likely dependent on the measuring methods. Finally, we highlight a future research agenda and recommend that future studies use standardized and multiple matrices to measure landscape context and associated ecosystem services. PE&RC Farming Systems Ecology PE&RC Farming Systems Ecology Cell Reports Sustainability 1 2 29497906 urn:nbn:nl:ui:32-627252/obj 2024-03-11 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627236 2024-03-12 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627236 2024-03-12 urn:nbn:nl:ui:32-627236/mods Wat zoemt er in de langste boomgaard van Europa? : Nulmeting en opzet monitoring insecten voor de langste boomgaard van Europa tussen knooppunt Deil en Dodewaard langs Rijksweg A15 Ottburg Fabrice 263074773 0000000390625209 aut Lammertsma Dennis 147149800 0000000388680057 aut Dimmers Wim 314613412 0000-0003-4591-9195 0000000396109416 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Environmental Research Wageningen 2024 47 10.18174/647709 nl The longest orchard in Europe is an idea to plant fruit, avenue and ornamental trees in the residual space between the wall of the railroad ‘Betuwelijn’ and the motorway ‘A15’, in the Gelderse Corridor, over a length of 33 kilometers, which improves the motorway environment, the identity of the river area, collects particulate matter and provides space for many birds and insects. Wageningen Environmental Research has been asked to carry out a baseline measurement that can be repeated over time. A baseline measurement that is mainly aimed at pollinators and in particular wild bees, bumblebees, hoverflies and butterflies. De langste boomgaard van Europa is een idee om in de restruimte tussen de muur van de Betuwelijn en de A15 – in de Gelderse Corridor – over een lengte van 33 kilometer, fruit-, laan- en sierbomen te planten, die de snelwegomgeving verbetert, de identiteit van het rivierengebied toont, fijnstof opvangt en plek biedt aan vele vogels en insecten. Wageningen Environmental Research is gevraagd om een nulmeting uit te voeren die in de tijd kan worden herhaald. Een nulmeting die vooral gericht is op bestuivers en in het bijzonder op wilde bijen, hommels, zweefvliegen en dagvlinders. Animal Ecology Dierecologie urn:nbn:nl:ui:32-627236/obj 2024-03-12 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627215 2024-02-28 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627215 2024-02-28 urn:nbn:nl:ui:32-627215/mods Effect van tarwegistconcentraat (TGC) op de technische prestatie en het welzijn van vleeskuikens: pilotstudie de Jong I.C. 202780082 0000-0003-1811-499X 0000000390462809 aut de Mol R.M. 087187000 0000-0003-4372-401X 0000000369574814 aut Melis S. 000000050960668X aut Gunnink H. 101318898 0000000391570107 aut text info:eu-repo/semantics/report Wageningen Livestock Research Wageningen 2024 47 10.18174/649459 nl In the present pilot study we determined whether the addition of 10% wheat yeast concentrate (TGC) on product basis to a standard broiler diet affects technical performance, (feeding) behaviour and other welfare indicators in broiler chickens. The study shows that the feed with TGC is well consumed by the chickens and that effects on performance, behaviour and welfare were absent or relatively small. It is advised to test the concept further under commercial conditions including a higher proportion of TGC in the diet. In de hier beschreven pilotstudie is onderzocht of het toevoegen van 10% Tarwegistconcentraat (TGC) op productbasis aan het vleeskuikenvoer een effect had op de technische prestatie, het (voeropname)gedrag en welzijnsindicatoren van reguliere vleeskuikens. De pilotstudie laat zien dat het voer goed werd opgenomen en dat effecten op technische prestatie, gedrag en welzijn afwezig of relatief klein waren. Aanbevolen wordt om het concept verder uit te testen onder praktijkomstandigheden en met een hoger aandeel TGC in het voer. WIAS Animal Health & Welfare WIAS Dierenwelzijn en gezondheid urn:nbn:nl:ui:32-627215/obj 2024-02-28 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627209 2024-03-25 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627209 2024-03-25 urn:nbn:nl:ui:32-627209/mods Ex ante analyse nationaal programma landelijk gebied : Provinciale programma's en rijksmaatregelen Boezeman Daan aut Silvius Brechtje aut Vink Martijn aut Kuindersma Wiebren 161562876 000000038764402X aut Breman Bas 322131464 0000000390855274 aut Hoogvliet Marco aut van den Roovaart Joost aut van Dam Frank aut van der Hoek Dirk-Jan aut van Puijenbroek Peter aut de Boed Barbara aut Kamphorst Dana 165673273 0009-0009-6925-9233 0000000042710845 aut de Boer Tineke 091172616 0000000394879708 aut Roelofsen Hans 370615158 0000000436358637 aut Bleser Julia aut van Eck Lisa aut Visman Philip aut Westerhoff Ella aut text info:eu-repo/semantics/report PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag 2024 121 nl Biodiversity and Policy Regional Development and Spatial Use Biodiversiteit en Beleid Regionale Ontwikkeling en Ruimtegebruik urn:nbn:nl:ui:32-627209/obj 2024-03-25 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627208 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627208 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627208/mods Pygmy Blue Whale Home Ranges and Their Overlaps with Indonesian and Australian Marine Protected Areas: Comparison between a-LoCoH and BBMM Methods Sahri A. 0000-0002-3778-7244 0000000495488802 aut Jak C. aut Murk A.J. 114377669 0000-0002-4881-4236 0000000139678298 aut van Lammeren R.J.A. 075135639 0000-0002-5062-882X 0000000388746319 aut text info:eu-repo/semantics/conferencePaper EDP Sciences 2024 10.1051/bioconf/20249201026 85187393028 en Information on the distribution of marine migratory species is lacking, and for a long time, these species have been overlooked in the designation of Marine Protected Areas (MPAs). This study analysed the home range of pygmy blue whales (PBWs) from western Australia to eastern Indonesia to be able to assess the overlap with current MPAs. In this study, data from 11 individual PBWs tagged in the Perth Canyon were used. Two home range methods, adaptive Local Convex Hull (a-LoCoH) and Brownian Bridge Movement Model (BBMM), were performed and compared to identify core use areas and connections between these areas (i.e., migration corridors). By assessing the relative properties and visually inspecting the home ranges, 90% BBMM (home range and migration corridor) and 50% BBMM (core use area) are chosen as the best results, because they cover the connected core-use areas to a large extent. The home ranges that were covered by current MPAs were only 2% in Indonesia and 16% in Australia. Important migration corridors without current protection are in the east Savu Sea, south of Timor Island, and wider Banda Sea. It is noteworthy that comparing methods is relevant to be able to choose the most suitable method for the data used and the goal of this study. The limited overlap between the calculated home ranges and the MPAs of the Indonesian waters articulates the importance of in-depth scientific studies to be able to evaluate, implement and develop marine conservation planning. Marine Animal Ecology PE&RC WIAS WIMEK Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing Mariene Dierecologie PE&RC WIAS WIMEK Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing The 4th International Conference on Integrated Coastal Management &amp; Marine Biotechnology (ICMMBT 2023) 2024 EDP Sciences urn:nbn:nl:ui:32-627208/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627207 2024-03-01 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627207 2024-03-01 urn:nbn:nl:ui:32-627207/mods Soil Microbial Biomass and Bacterial Diversity Enhanced through Fallow Cover Cropping in Rice–Fish Coculture Cai Shumei aut Xu Sixin aut Zhang Deshan aut Geisen Stefan 408134194 0000-0003-0734-727X 0000000491728813 aut Zhu Haitao aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3390/agronomy14030456 en Traditional rice production is often reliant on the unsustainable practice of utilizing intensive inputs in monoculture cropping systems. Alternatives fallow cover cropping and rice–fish coculture (RFC) offer promising solutions. However, the potential of fallow cover cropping in RFC remains underexplored, and its impact on soil microbes is poorly understood. In this study, assessments of soil–plant–microbe interactions were conducted across three cover cropping systems: Chinese milk vetch (Astragalus sinicus L.) single cropping (CM), Rapeseed (Brassica napus L.) single cropping (RP), and a combination of Chinese milk vetch and rapeseed intercropping (CM_RP). These systems were evaluated with and without nitrogen (N) addition, encompassing both the RFC and rice monoculture (RMC) systems. The findings indicate a notable increase in soil microbial biomass nitrogen (MBN) with CM. Soil microbial biomass carbon (MBC), influenced more by N-fertilizer than crop species, decreased with N addition. In the RFC system, the soil bacterial co-occurrence network exhibited more connections, yet negative links increased. CM_RP displayed similarities to CM without N but shifted closer to RP with N addition. N addition in intercropping significantly increased the root–shoot ratio (R/S) of A. sinicus, associated with decreased aboveground biomass and total root length. Compared to RMC, RFC with N addition reduced the relative abundance of Anaerolineaceae in CM while increasing Bacillus and Pontibacter across cover cropping systems. Overall, with N addition, both RFC and RMC showed decreased soil bacterial diversity indices. Changes in soil bacterial diversity correlated significantly with soil MBC, MBN, and plant R/S. Continuous fallow cover cropping altered soil microbial biomass and affected cover crop biomass distribution, impacting bacterial composition in paddy soil. These results shed light on how bacterial communities respond to N addition and fallow cover cropping in RFC and RMC systems, offering insights for sustainable nutrient management in paddy systems. PE&RC Laboratory of Nematology PE&RC Laboratorium voor Nematologie Agronomy 14 3 20734395 urn:nbn:nl:ui:32-627207/obj 2024-03-01 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627203 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627203 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627203/mods Diverse scaling strategies of energy communities : A comparative case study analysis of varied governance contexts Petrovics Daniel aut Cobut Loïc aut Huitema Dave 135712556 0000-0002-0139-3913 0000000038500538 aut Giezen Mendel aut Orsini Amandine aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.esg.2024.100203 85184779056 001182013800001 en Energy communities equip citizens with democratic control over their energy assets, help them capture value locally and create a green, just and decentralized energy system. Such energy communities have grown, replicated their experiences and have been institutionalized in diverse settings. In short, there are plenty of empirical examples of energy communities that have scaled. In this article we explore how varied governance contexts contribute to the scaling of community-based energy governance and in effect the actor constellations of diverse institutional settings. Through a comparative case study analysis based on semi-structured interviews and document analysis, we examined 3 distinct cases: Courant d'Air in Belgium, Coopernico in Portugal and Zuiderlicht in The Netherlands. Each case illustrates a different type of scaling journey and a varied governance context - suggesting that multiple pathways towards scaling exist. Our results show that the mixing of cooperative, state and market logics can potentially result in trade-offs between the democratic potential of energy communities and the efficiencies other logics offer to the energy transition. We argue that an institutional logics framework allows for a clearer understanding of the impact governance settings have on the scalability of energy communities as well as the composition of these countries' energy systems. WASS Public Administration and Policy Energy communities Energy governance Energy transition Polycentric governance Scaling WASS Bestuurskunde Earth System Governance 19 25898116 urn:nbn:nl:ui:32-627203/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627202 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627202 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627202/mods Diet in secondary prevention : the effect of dietary patterns on cardiovascular risk factors in patients with cardiovascular disease: a systematic review and network meta-analysis Bonekamp N.E. aut Cruijsen E. 0000-0002-8348-0243 aut Geleijnse J.M. 147832667 0000-0001-7638-0589 0000000387033907 aut Winkels R.M. 314625852 0000-0002-0376-8811 0000000054748795 aut Visseren F.L.J. aut Morris P.B. aut Koopal C. aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1186/s12937-024-00922-8 85184709562 001158748400001 en Background: Improving dietary habits is a first-line recommendation for patients with cardiovascular disease (CVD). It is unclear which dietary pattern most effectively lowers cardiovascular risk factors and what the short- and long-term effects are. Therefore, this network meta-analysis compared the effects of popular dietary patterns on cardiovascular risk factors in patients with established CVD. Methods: A systematic search of PubMed, Embase, the Cochrane library, SCOPUS and Web of Science was conducted up to 1 April 2023. Randomized controlled trials (RCTs) comparing the effect of popular dietary patterns (Mediterranean, moderate carbohydrate, low glycemic index, low-fat and minimal dietary intervention) on cardiovascular risk factors (body weight, systolic blood pressure, lipids) in CVD populations were selected. A random-effects network meta-analysis was performed. Results: Seventeen RCTs comprising 6,331 participants were included. The moderate carbohydrate diet had the most beneficial effect on body weight (-4.6 kg, 95%CrI -25.1; 15.8) and systolic blood pressure (-7.0 mmHg 95%CrI -16.8; 2.7) compared to minimal intervention. None of the included dietary patterns had a favorable effect on low-density lipoprotein cholesterol. After 12 months, the effects were attenuated compared to those at < 6 months. Conclusions: In this network meta-analysis of 17 randomized trials, potentially clinically relevant effects of dietary interventions on CV risk factors were observed, but there was considerable uncertainty due to study heterogeneity, low adherence, or actual diminished effects in the medically treated CVD population. It was not possible to select optimal dietary patterns for secondary CVD prevention. Given recent clinical trials demonstrating the potential of dietary patterns to significantly reduce cardiovascular event risk, it is likely that these effects are effectuated through alternative physiological pathways. VLAG Nutrition and Disease Cardiovascular disease Dietary pattern Network meta-analysis Nutrition Prevention Preventive medicine VLAG Voeding en Ziekte Nutrition Journal 23 14752891 urn:nbn:nl:ui:32-627202/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627199 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627199 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627199/mods Coupling extracellular glycan composition with metagenomic data in papermill and brewery anaerobic granular sludges Doloman Anna 0000-0001-6899-277X 0000000508425078 aut de Bruin Stefan aut van Loosdrecht Mark C.M. aut Sousa Diana Z. 405480253 0000-0003-3569-1545 0000000069804921 aut Lin Yuemei aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.watres.2024.121240 85184589948 en Glycans are crucial for the structure and function of anaerobic granular sludge in wastewater treatment. Yet, there is limited knowledge regarding the microorganisms and biosynthesis pathways responsible for glycan production. In this study, we analysed samples from anaerobic granular sludges treating papermill and brewery wastewater, examining glycans composition and using metagenome-assembled genomes (MAGs) to explore potential biochemical pathways associated with their production. Uronic acids were the predominant constituents of the glycans in extracellular polymeric substances (EPS) produced by the anaerobic granular sludges, comprising up to 60 % of the total polysaccharide content. MAGs affiliated with Anaerolineacae, Methanobacteriaceae and Methanosaetaceae represented the majority of the microbial community (30–50 % of total reads per MAG). Based on the analysis of MAGs, it appears that Anaerolinea sp. and members of the Methanobacteria class are involved in the production of exopolysaccharides within the analysed granular sludges. These findings shed light on the functional roles of microorganisms in glycan production in industrial anaerobic wastewater treatment systems. WIMEK MicPhys Anaerobic granular sludge EPS biosynthesis pathways Extracellular polymeric substances Glycans Metagenomics WIMEK MicPhys Water Research 252 00431354 urn:nbn:nl:ui:32-627199/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627198 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627198 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627198/mods Is More Merrier? Consumers’ Inferred Value of Sustainable Aspects for Plastic Food Packaging Mladenovic Milica aut van Trijp Hans 073557137 0000-0003-2323-4064 0000000382321416 aut Piqueras-Fiszman Betina 383063973 0000-0002-0809-8837 0000000434542510 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1080/08974438.2024.2304361 85184456798 en Research on consumer responses to sustainable food packaging often only compares materials or evaluates one sustainable aspect within a material category at a time. However, sustainability improvements are proliferating and can co-appear in the packaging design. This study builds upon existing research by identifying and describing the heterogeneity of consumer responses when three sustainable aspects (combinations) of plastic are simultaneously assessed. Bio-based, active technology, and compostable aspects were considered because they improve sustainability at different lifecycle stages of packaged foods. Using conjoint analysis, model guided segmentation and profiling, we found that consumer preferences for sustainable aspects vary, and that considering this heterogeneity matters to best understand consumer responses. Consequently, differences between the five identified consumer mindsets suggest that ecologically conscious consumers were more likely to prefer sustainable over conventional options and vice versa. Our findings underscore the importance of taking consumer diversity into account when introducing sustainable packaging innovations to the market. Marketing and Consumer Behaviour WASS Consumer responses food packaging plastic sustainable Marktkunde en Consumentengedrag WASS Journal of International Food and Agribusiness Marketing 08974438 urn:nbn:nl:ui:32-627198/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627195 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627195 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627195/mods The unpacking and repacking of agricultural innovation : Embrapa's translation roles and positions in the introduction of the pyramid model and hybrid pigs in Brazil Vilas-Boas Jean 0000000040360052 aut Klerkx Laurens 314300686 0000-0002-1664-886X 0000000396104877 aut Lie Rico 155240633 0000-0003-4228-5107 000000004181647X aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.agsy.2024.103880 85184581582 en Context: The notion of simply transfering agricultural innovation from suppliers to receivers as a strategy to improve agri-food systems globally has been strongly criticized and has raised debates in the field of agricultural technology development and innovation. Previous studies have shown that there is translational work to be done within agricultural innovation systems when technologies travel from one context to another, and they have also increasingly focused on how public research and technology institutions (PRTIs) participate in such efforts. However, previous literature has not sharpened such translation roles played by PRTIs into local innovation systems to interpret and adapt foreign agricultural technologies. Objective: This study aims to analyze translation roles played by Embrapa (a pivotal PRTI in Brazil) into the innovation system linked to Brazilian pig production. It analyses how Embrapa took part in the decontextualization and recontextualization of the pyramid model and hybrid pigs in the Brazilian setting. Methods: This study applies a qualitative research approach based on a case study method. Its primary data sources are 21 in-depth interviews with key actors involved with Brazilian pig production. Furthermore, interviewee's content was triangulated with secondary data and interpreted using our conceptual understanding as an analytical lens. Results and conclusions: Our findings add to theory on agricultural technology development and innovation systems in threefold way: 1) we show that PRTIs get involved in what we dub 'translation ecosystems’ when helping to interpret and adapt imported innovations; 2) we uncover that PRTIs may present a ‘translation flexibility’ and perform more than a single translation role simultaneously within translation ecosystems; and 3) we propose more fine-grained translation roles (orchestrator and supporter) by observing how Embrapa contributed to translation ecosystems functioning. Significance: This study enhances previous knowledge on how PRTIs can better deal with global flows of knowledge and traveling of innovation. It also evidences that PRTIs should be highly regarded in terms of how to approach imported innovations in terms of scaling readiness as they can perform pivotal functions to assist actors who may become marginalized by innovations from abroad, by providing options that suit local contexts. WASS Knowledge Technology and Innovation Agricultural innovation systems Brazilian pig production Public research and technology institutions Scaling of innovations Technology transfer Translation Unpacking-repacking WASS Kennis, Technologie and Innovatie Agricultural Systems 216 0308521X urn:nbn:nl:ui:32-627195/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627194 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627194 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627194/mods An earth system governance research agenda for carbon removal Low Sean aut Boettcher Miranda aut Asayama Shinichiro aut Baum Chad aut Borth Amanda aut Brown Calum aut Clingerman Forrest aut Dauvergne Peter aut De Pryck Kari aut Gupta Aarti 31404065X 0000-0003-4908-7453 000000044298444X aut Honegger Matthias aut Lenzi Dominic aut Reitsma Renate aut Schenuit Felix aut Scott-Buechler Celina aut Valenzuela Jose Maria aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1016/j.esg.2024.100204 85184617445 en Carbon dioxide removal (CDR) – the creation, enhancement, and upscaling of carbon sinks – has become a pillar of national and corporate commitments towards Net Zero emissions, as well as pathways towards realizing the Paris Agreement's ambitious temperature targets. In this perspective, we explore CDR as an emerging issue of Earth System Governance (ESG). We draw on the results of a workshop at the 2022 Earth System Governance conference that mapped a range of actors, activities, and issues relevant to carbon removal, and refined them into research questions spanning four intersecting areas: modeling and systems assessment, societal appraisal, policy, and innovation and industry. We filter these questions through the five lenses of the ESG framework and highlight several key ‘cross-cutting’ issues that could form the basis of an integrated ESG research agenda on CDR. Environmental Policy WASS Assessment Carbon dioxide removal Climate governance Earth system governance Innovation Policy Milieubeleid WASS Earth System Governance 19 25898116 urn:nbn:nl:ui:32-627194/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627193 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627193 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627193/mods A blessing in disguise: advisers’ experiences with promoting climate change mitigation among Norwegian farmers Farstad Maja aut Forbord Magnar aut Klerkx Laurens 314300686 0000-0002-1664-886X 0000000396104877 aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.1080/1389224X.2024.2314771 85184902078 001161400400001 en Purpose: The purpose of the paper is to analyze how promotional and advisory efforts address climate change mitigation in Norway and to learn how advisers navigate between governmental goals to address the common good and farmers’ private needs. Methodology: Empirical data was obtained through semi-structured in-depth interviews with eight agricultural advisers with the mandate of promoting climate-friendly farming, as well as through notes and presentations from a workshop involving advisers and agricultural schoolteachers. Data were analyzed qualitatively on the basis of meaning condensation and meaning categorization. Findings: Only the most enterprising farmers have proactively sought climate advice and attended climate courses–and primarily for farm-benefiting gains other than climate change mitigation. The advisers see it as essential to highlight the overall gains that derive from climate change mitigation and that benefit farms in the broader sense in order to motivate farmers, while the central communication around climate advice and courses more narrowly solely focuses on the opportunity to reduce emissions. Practical implications and value: It is important to create a suitable framing of climate change mitigation and its benefits both at the macro (policy and programme) and micro (farm-level advice) levels, in order to reach out to as many farmers as possible. Theoretical implications: Advice framing that puts greater emphasis on the private, non-climate-related benefits of climate change mitigation actions seems to stimulate greater support for these actions than a common-good framing focused on addressing climate change only. WASS Knowledge Technology and Innovation Farming climate informative means mitigation measures policy promotional work WASS Kennis, Technologie and Innovatie Journal of Agricultural Education and Extension 1389224X urn:nbn:nl:ui:32-627193/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
oai:library.wur.nl:wurpubs/627190 2024-03-27 publickb edurep openaire public
urn:nbn:nl:ui:32-627190 2024-03-27 urn:nbn:nl:ui:32-627190/mods Polyether ionophore resistance in a one health perspective Frederiksen Rikki Franklin aut Slettemeås Jannice Schau aut Granstad Silje aut Lagesen Karin aut Pikkemaat Mariel G. 265533406 000000038885116X aut Urdahl Anne Margrete aut Simm Roger aut text info:eu-repo/semantics/article 2024 10.3389/fmicb.2024.1347490 85184682059 001160177200001 en Antimicrobial resistance is a major threat to human health and must be approached from a One Health perspective. Use of antimicrobials in animal husbandry can lead to dissemination and persistence of resistance in human pathogens. Polyether ionophores (PIs) have antimicrobial activities and are among the most extensively used feed additives for major production animals. Recent discoveries of genetically encoded PI resistance mechanisms and co-localization of resistance mechanisms against PIs and antimicrobials used in human medicine on transferrable plasmids, have raised concerns that use of PIs as feed additives bear potential risks for human health. This review summarizes the current knowledge on PI resistance and discusses the potential consequences of PI-usage as feed additives in a One Health perspective. VLAG Team Bacteriology, Molecular Biology & AMR anticoccidials antimicrobial resistance coccidiostats growth promoters one health polyether ionophore vancomycin resistance VLAG Team Bacteriologie, Moleculaire Biologie & AMR Frontiers in Microbiology 15 1664302X urn:nbn:nl:ui:32-627190/obj 2024-03-27 http://purl.org/eprint/accessRights/OpenAccess
200:::nl_didl:publickb: