KERSEN.

 

 RASSENLIJST                ORIGINELE PLATEN

 

VORM.

De vorm is bij de kersen veel minder verschillend dan bij appelen en peren. Wij hebben bij het beschrijven van eenige kersensoorten in de tweede reeks van het meergemeld door ons uitgegeven boekwerkje, vijf hoofdvormen aangenomen en daarbij sommige bekende soorten als normaalvruchten daarvoor opgegeven, een en ander als volgt:

1. Platrond: de Groszer Gobet en Oranjekers.

2. Rond: de Dubbele Meikers.

3. Hoogrond : de Reine Hortense.

4. Hartvormig: de Eltonkers.

Hierdoor verstaan wij kersen, welke naar den steel het breedst afronden en naar het stempelpuntje, dat is, het uiterste van de vrucht tegenover den steel, smaller zijn of somtijds puntig toeloopen; de steel staat bij deze soorten meestal eenigzins ingedrukt.

5. Stomp hartvormig: de Adams Crown.

Hoofdzakelijk gelijken deze in vorm op no. 4, doch zijn naar het stempelpuntje afgeplat, ook wel een weinig ingedrukt,

 

GROOTTE.

Deze is nog moeijelijker naauwkeurig te bepalen dan bij appelen en peren. Van kersen nemen wij als normaalvruchten aan:

Eerste grootte: de Reine Hortense.

Middelbare of tweede grootte: de Meikers.

Derde grootte, kleinste soorten: de Adams Crown.

 

KLEUR.

Bij de kersen zal de kleur niet altijd volkomen natuurgetrouw afgebeeld kunnen worden. Het min of meer glanzende en door schijnende kan op platen bezwaarlijk wedergegeven worden. Hierover zal dus in meerdere of mindere mate uitvoeriger gehandeld moeten worden bij de beschrijving. Men zal bij het omschrijven der kleur ook wel eens van een naad gewag gemaakt vinden, waarin de kleur altijd lichter is dan op het overige der vrucht; wij bedoelen daarmede die verdieping in de oppervlakte der vrucht, welke bij kersen meestal aan de beide zijden van den steel naar het stempelpuntje toe zich uitstrekt.

 

DE STEEL

maakt bij kersen dikwijls een onderscheidend kenmerk uit. Hij is lang, middelmatig of kort, somtijds een weinig gekromd, ook wel eens minder of meer geel of bruin gekleurd. In den regel is de kleur van kersenstelen groen; hij staat in eene meer of minder diepe holte, die altijd zeer regelmatig is en grooten invloed uitoefent op het bepalen der vormbenaming.

 

HET VLEESCH

der kersen is, wat de kleur betreft, inwendig meestal overeenstemmend met de uitwendige kleur. Door zacht vleezig verstaan wij zulke kersen, welke, hoewel volsappig, altijd eenigzins vleezig zijn, dat is: waarvan het inwendige zich niet geheel in sap oplost. Gewoonlijk zijn dit de beste kersensoorten. Door zacht-saprijk verstaan wij dezulken, welke zich bij 't gebruik bijna geheel in sap oplossen; de meeste dezer soorten zijn z.g. rinsche kersen, d.i. niet zoo zoet als de eerstgenoemde.

Zij zijn echter, indien men ze maar goed rijp laat worden, vooral niet minder aangenaam en verkwikkend. In den regel kunnen deze kersen weinig leed verdragen en zijn daarom minder voor den groothandel en tot verzending geschikt. Door vast vleesch verstaan wij die soort van kersen, welke het naast aan de harde of knapkersen komen; dit zijn doorgaans de zoetste en zeer goed ter verzending geschikt. - Knapkersen zijn kersen met hard vleesch en zoet sap (doch veeltijds met eenig bitter gemengd); deze kersen zullen voor de huishouding het doelmatigst zijn; het sap is, naar gelang van de uitwendige kleur der kersensoort, meer of minder helder of donker gekleurd.

 

DE STEEN.

Hieromtrent valt veel op te merken. Doch daar dit onderwerp eene afzonderlijke studie vereischt, waarbij men het mikroskoop noodig heeft, gaan wij hetgeen daarvan te zeggen zou zijn, meestal stilzwijgend voorbij. Alleen zullen wij, als de steen groot is, zulks vermelden, dewijl dit kenmerk mede veel bijdraagt ter bepaling tot welken rang de soort te brengen zij.

 

DEN TIJD VAN GEBRUIK

hebben wij bepaald door perioden, en verstaan wij onder kersen, welke in de eerste periode rijp zijn, de allervroegste; die in de tweede periode rijp zijn, de middelbaar rijp wordende (in den regel van 15 Junij tot 15 Julij te rekenen); die in de derde periode rijp zijn, de late of laatst rijp wordende.

 

GEBRUIKSAANWIJZING.

In Nederland beschouwt men de kers bijna uitsluitend als eene dessert-vrucht. Onze naburen, vooral de Duitschers, wenden haar ook aan tot huishoudelijk gebruik, ja droogen sommige soorten. Als wij kersensoorten beschrijven, welke tot iets anders dan voor het nageregt dienstig kunnen zijn, zullen wij dit kenbaar maken.

 RASSENLIJST                ORIGINELE PLATEN