DOROTHÉE ROYALE.
Rassenlijst: Peren Kersen Pruimen Abrikozen Perziken.
orothée Royale |
(Beschrijving der vruchtsoorten, eerste reeks, No. 81). |
Double Dorothée |
AFKOMST: ons onbekend ; voor vele jaren door Boskoopsche kweekers uit België ontvangen.
VORM: onregelmatig, veelal ronder, ook wel buikiger dan het afgebeelde voorwerp.
GROOTTE: van de tweede.
KELK: open, in eene nauwe holte, die zelden van eenigen roest is voorzien, met eenige ribjes, die zich over de kelkwelving uitstrekken.
STEEL: lang, houtachtig, bruin, dikwijls eenigzins ingedrukt.
HUID: meer stroef dan glad, geelachtig groen, geheel bezaaid met grove, grauwe stippen, die somtijds in roestvlekjes overgaan, aan de zonzijde niet zelden oranjeachtig.
VLEESCH: geelachtig wit, vast, brokkelig.
KLOKHUIS: middelmatig, met groote, veelal onvolkomene pitten.
GEBRUIK: December-Maart; - eene uitmuntende stoofpeer.
De BOOM groeit sterk, is buitengewoon vruchtbaar en aan zijne hangende takken te kennen. De twijgen zijn violetbruin met een groenachtig gele tint en grauwe, ovale stippen; de knoppen zijn spits en staan van de twijg af; de bladsteel is 0.039 lang, eenigzins gesleufd, rood aan de basis; de bladeren zijn langwerpig rond, gepunt, stomp getand, de scheuten bruin olijfkleurig, wollig; hunne jongste bladeren zijn violetkleurig.
Men plante den boom alleen als hoog- of halfstam, zeer geschikt langs wegen.