ARBRE COURBÉ.

Afbeelding  57a,   57b,   57c.

Oorspronkelijke plaat.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

 

 

rbre courbé (Beschrijving der vruchtsoorten , I, No. 3; HOGG , the Fruit Manual, 3d ed., pag. 241; Catalogue of the Fruits, suppl.; Journal de Lyon; DECAISNE , livr. 64, pag. 209; Ann. de Pom., VIII, pag. 43; J. A. DOWNING , the Fruits, pag. 452; BALTET (Duitsche vertaling), No. 52, S. 20).
Amiral
Colmar Charnay
Krummholz-Birne (Handbuch, V, S. 419).

 

DECAISNE zegt dat het synoniem Amiral valsch is, omdat deze naam een andere vrucht aanduidt.

 

AFKOMST: volgens DECAISNE en LESUEUR (zie Handbuch, V, S. 419) gewonnen door den heer LEON LECLERCQ; van MONS heeft ze in 1830 verspreid.

VORM: doorgaans gelijk die van de afgebeelde vrucht; wanneer zij grooter is, is zij naar evenredigheid ook dikker.

GROOTTE: van de tweede, somtijds zeer groot.

KELK: met volkomene, ofschoon kleine blaadjes, open, in eene ronde, ondiepe holte, somtijds van bultjes omgeven.

STEEL: 0.02-0.03, dik, houtachtig, bruin, scheef geplaatst, somtijds met eene vleezige verhevenheid, die zich boven de inplanting van den steel verheft.

HUID: vrij dik, lichtgroen met geelwitte vlekken, met grauwbruin roest geheel bezaaid en overdekt.

VLEESCH: groenachtig wit, eer grof dan fijn, tamelijk smeltend, saprijk, zonder veel geur, evenwel niet onaangenaam.

KLOKHUIS: betrekkelijk klein, van eenige korrels omgeven, met kleine cellen en onvolkomene pitten.

GEBRUIK: October en November; - van den tweeden rang voor het dessert, vooral ook als siervrucht.

De BOOM laat zich niet gemakkelijk fraai vormen; hij draagt niet ten onrechte den naam Arbre courbé (gekromde boom). De twijgen zijn lang, stevig, krom, groengrauw, met een olijfkleurige opperhuid en zeer groote, bruingrauwe stippen; de knoppen kegelvormig, zwartbruin, van den tak afstaande; de scheuten groeien verward, ze zijn lang, vrij wel gespoord, licht olijf kleurig, met lange, groengrauwe stippen; de bladsteel is 0.02-0.03 lang; het blad middelmatig, ovaal, spits, ondiep en onregelmatig getand, steeds gedraaid, heldergroen, van onderen bleekgroen.

Deze soort is voor alle vormen geschikt; de leitwijgen moeten op bovenstaande knoppen, gesnoeid worden. De boom draagt matig, belooft in den bloeitijd gewoonlijk veel, maar werpt meest altijd het grootste gedeelte der vruchten af, wanneer zij half volwassen zijn.