CONSEILLER DE LA COUR.

Rassenlijst:    Peren    Kersen    Pruimen    Abrikozen    Perziken.

Terminologie.

AFKOMST: door van MONS gewonnen; de boom leverde in 1840 de eerste vruchten; volgens DECAISNE en het Handbuch werd deze soort door van MONS genoemd naar zijn zoon, ,,conseiller de la cour" te Brussel.

VORM: zeer standvastig, ook volgens DECAISNE.

GROOTTE: van de derde, op gunstigen stand van de tweede.

KELK: open; bij ons zijn de kelkbladeren stervormig over de vrucht teruggeslagen (volgens het Handbuch zijn zij dikwijls onvolkomen en hoornachtig), grauw, in eene ondiepe holte, dikwijls ook geheel vlak geplaatst, van roest omgeven.

STEEL: 0.03-0.04, houtachtig, groen met bruin, gebogen, ingestoken, dikwijls op de vrucht staande, altijd een weinig scheef.

HUID: groenachtig geel, dikwijls levendiger gekleurd dan de afgebeelde vrucht, die van een op kwee geënten boom werd geplukt, met fijne bruine stippen en veel dun, kaneelkleurig roest, vooral om kelk en steel.

VLEESCH: roomwit, vrij fijn, saprijk, smeltend, aangenaam, geurig, verfrisschend.

KLOKHUIS: middelmatig, van weinig steenkorrels omgeven, met kleine cellen en onvolkomene pitten.

GEBRUIK: October en November; - van den eersten rang voor het dessert.

De BOOM groeit sterk en is, vooral op kwee veredeld, zeer vruchtbaar. De twijgen zijn lang, stevig, grauwbruin met eene donkere olijf kleur en met groote, ronde stippen; de knoppen kegelvormig, bruinzwart, van den tak afstaande; de scheuten stevig, olijfgroen met groote, grijze stippen, aan den top wollig; de bladstelen sterk, 0.04-0.05 lang; de bladeren eirond, in eene spitse punt uitloopend, fijngetand, dikwijls gaafrandig, donkergroen.

Voor alle vormen geschikt.