Pl. 2: 1. MARGUÉRITE (LEBRETON).

De VRUCHT is doorgaans zeer groot, fraai regelmatig kegelvormig; plat zagen wij haar zelden, somtijds met eene gleuf, helder glanzend rood met gele blootliggende zaden. Het VLEESCH is lichtgekleurd, bijna wit met een weinig oranje. De grootste vruchten zijn hol; zij zijn saprijk, maar doorgaans wat nauw, weinig geurig, nog al zoet en rijpen vroeg.

De PLANT is forsch, zeer vruchtbaar. Zij draagt lang en geeft eene groote menigte vruchten. Voor de markt zal deze aardbezie hoogstwaarschijnlijk minder geschikt zijn, omdat de vrucht te week is; misschien is zij op drogen, zanderigen grond harder.