MENU LIJST DRUIVEN OORSPRONKELIJKE PLAAT

2. VROEGE MALINGRE.

 

 

In de catalogi van mr. André Leroy te Angers wordt zekere kweeker Malingre als de winner van deze variëteit genoemd. Zij zal althans wel uit Frankrijk zijn. Bij Hogg, the Fruit Manual, 4de Ed., blz. 286, vinden wij haar beschreven onder den naam Early Malingre, met de syn. Madeleine Blanche de Malingre, Malingre, Précoçe de Malingre, Précoçe Blanc.

 

De TROSSEN van deze druif zijn niet zeer groot, fraai gevormd, los, goed met bessen bezet; de bessen zijn niet groot, rond, min of meer en soms geheel ovaal; de schil is groenwit, een weinig geel als de druiven rijp zijn, dit vooral bij warme zomers; overdekt met een dun, blauwwit waas.

Het VLEESCH is saprijk, zoet, geurig, lekker.

Zij is een van de vroegst rijpwordende druiven, die wij kennen.

De BESSEN worden altijd, ook in de slechtste zomers, goed; in het jaar 1868 plukten wij druiven in het laatst der maand Juli, nog eens in Augustus en eindelijk opnieuw in het begin van October. Deze uitkomst verkregen wij door telkens als de scheuten bloemen voortgebracht hadden, al waren de bloemen dan nog niet volledig ontwikkeld, de spits der scheuten op een blad boven de bloemtros af te knijpen.

De VRUCHTEN  van deze variëteit kunnen dus in ons klimaat altijd rijp worden; maar men geve den wijnstok eene warme plaats tegenover het zuidoosten of zuidwesten. Hij behoeft geen stand tegenover de middagzon, als andere, die den warmsten stand verlangen. Ook is het niet volstrekt noodzakelijk hem tegen eene muur of schutting te leiden. Hij kan zeer goed worden geplaatst aan een hek, op p.m. l of 2 Meter afstand van muren of schuttingen geplaatst, maar dan tegenover het zuiden.

Deze variëteit groeit sterk en maakt stevige lange ranken, die op 2.50 ŕ 2.75 M. lengte het hout nog tot rijpheid brengen: bestand tegen onze winter vorst.

Het BLAD is matig groot, vijflobbig, met twee zeer diepe en twee minder diepe insnijdingen; op de randen onregelmatig scherp getand. De spitsen der tanden zijn veelal geelbruin gekleurd, voor 't overige is de kleur van 't blad heldergroen, glanzig, aan de onderzijde lichter gekleurd.

De BLADSTEEL en bladnerven zijn ten deele lichtbruin rosé gekleurd.

Hogg zegt, dat de trossen zoo ijl bezet zijn en de bessen zoo klein, dat deze variëteit, in weerwil van hare goede hoedanigheden: den sterken groei, de vruchtbaarheid, den zoeten smaak en aangenamen geur der bessen geene hooge waarde voor de cultuur heeft. Maar zóó ijl zijn de trossen niet bezet, zóó klein zijn de bessen niet (men zie de plaat) als Hogg, wellicht in vergelijking met de trossen en bessen van de "Golden Champion", meent te moeten verklaren. De niet te vaste, saamgedrongen tros en de eigenschap van vroeg te rijpen, maken haar tot de meest aanbevelenswaardige van alle druiven voor den open grond, vooral voor lieden, die moeilijk druivenkasten kunnen houden.

K. J. W. O.