MENU LIJST PEREN OORSPRONKELIJKE PLAAT

3. EMILE D'HEYST.

 

 

AFKOMST: Deze voortreffelijke peer is gewonnen door den heer Esperen te Mechelen en genoemd naar den heer Emile Berckmans te Heyst-op-den-berg in België.

LITERATUUR: Hogg, the Fruit Manual, 4de Ed. 443, met eene zeer goed gelijkende figuur onder no. 33. Downing, the Fruits etc. blz. 196, fig. blz. 197. H. B. der Obstk. II, S. 323 met eene figuur overgenomen uit Bivorts album, II, blz. 121. Deze afbeelding is wat te groot. De hier bedoelde variëteit moet niet verward worden met de Eliza d'Heyst, die veel later rijp is.

VORM: Meestal lang, kegelvormig, zelden stomp, naar den kelk eivormig afgerond, naar den steel veelal eenzijdig ingebogen, bijna altijd scheef; 0,08 hoog, 0,05 Ned. dik.

KELK: Klein, gesloten, kortbladerig, hoornachtig, scheef, bijna op de vrucht geplaatst, door kleine verhevenheden omgeven.

STEEL: 0,025 Ned. lang, houtachtig, bruin, tamelijk dik, scheef ingestoken.

SCHIL: Glad, zeer dun, geelachtig groen, aan de zonzijde een weinig rood, ten minste bij sommige vruchten, met kleine, grauwgele stippen; om den steel en den kelk een weinig dun, lichtbruin roest.

VLEESCH: Zeer fijn, groenachtig wit, smeltend, zeer saprijk, zoet, met een geur als rozenwater, zonder steenkorrels, voortreffelijk.

KLOKHUIS: Klein, cellen matig, pitten plat, meest loos en donkerbruin.

TIJD VAN GEBRUIK: November, tegen 20—25 October moeten de vruchten geplukt worden. Van den eersten rang voor het dessert.

De BOOM: groeit matig, wordt niet groot, is niet voor den „hoogstamden" kroonvorm geschikt. Hij is zeer vruchtbaar, maar draagt niet op jeugdigen leeftijd. De twijgen zijn slank, met enkele doornachtige vruchttwijgjes, die men niet snoeien moet; de scheuten zijn dun, roodachtig geel, aan de schaduwzijde groen met roodachtige stippen; de bloemknoppen klein, eivormig toegespitst en lichtbruin met donkerbruin, de bladknoppen insgelijks klein, matig scherp, op eenigszins verheven dragers. De bladeren zijn langwerpig eivormig, bijna gaafrandig, stompgepunt, dun, glad, lichtgroen gekleurd, hebben een dunnen, matig langen steel en hangen een weinig. Deze variëteit is aan te bevelen voor leivormen en pyramiden. Zij is eene der voortreffelijkste peren, die ons bekend zijn. Gelijk bijna alle fijne tafelperen verlangt zij eene goede warme standplaats en is niet gemakkelijk te kweeken. De boom moet lang gesnoeid worden.

K. J. W. O.