MENU LIJST PEREN OORSPRONKELIJKE PLAAT

7.  HUYSHE'S PRINCE CONSORT.

 

 

AFKOMST: Deze variëteit is gewonnen door den Rev. John Huyshe, te Clysthydon, Devon, in Engeland, van de Beurré d'Aremberg, bevrucht door de Passe Colmar.

LITERATUUR: Hogg, the Fruit Manual, 4° ed., blz. 461. Deze variëteit is anders nog niet beschreven; zij is nauwelijks 12—15 jaren in den handel.

VORM EN GROOTTE: De vrucht is langwerpig, kegelvormig, onregelmatig en bultig, 0.09 Ned. hoog en 0.06 dik. Zij kan nog wel grooter worden, vooral aan leiboomen; de hierbij afgebeelde is van een hoogstamden kroonboom genomen.

KELK: Gesloten; Hogg zegt, dat hij open is, klein, met vleeschbultjes omgeven; de kelkbladeren zijn kort, weinig regelmatig geplaatst, in eene weinig diepe, oneffen holte. In 1863 was de kelk bijna open.

STEEL: 0.02 lang, bruin, houtachtig, gebogen, een weinig ingestoken.

SCHIL: Geelgroen, wordt later meer groengeel, aan de zonzijde hooggeel, naar den steel bijna grasgroen; om den steel dun, grauw roest, hier en daar fijne bruine stipjes en groene vlekjes. VLEESCH: Zeer fijn, geelachtig wit met groene aderen, smeltend, doch niet boterachtig; een weinig knappend, buitengewoon saprijk, wijnachtig, zoet, van een buitengewoon geurigen smaak, niet met dien van een der ons bekende peren te vergelijken, aller voortreffelijkst.

KLOKHUIS: Klein, bijna vrij van steenkorrels; de cellen zijn lang en smal, met meestal looze, zwartbruine pitten.

TIJD VAN GEBRUIK: Van 15—30 November. De vruchten zijn van den eersten rang voor het dessert.

De BOOM: groeit matig, sterker echter dan de andere variëteiten, door Huyshe gewonnen als de Huyshe' s Prince of Wales = H. Bergamot, H. Princess of Wales en Huyshe's Victoria. Hij heeft de twijgen stevig, niet lang, donkerbruin met weinig grauwe stippen; de knoppen zijn spits-kegelvormig, zwart, op matig verheven dragers, de bloemknoppen spits-kegelvormig, grauw-bruin, groot, de scheuten matig lang, lichtbruin met groen. De bladsteel is 0.03 a 0.04 lang, dun; de bladschijf breed ovaal, somtijds rond en eivormig, scherp getand, stomppuntig, glanzend donkergroen. De boom wordt niet groot, draagt vroeg — reeds het tweede jaar na de veredeling op den proef-boom — en ook veel; hij is aan te bevelen voor leiboomen en pyramiden en moet niet op kwee veredeld worden. In dit geval wordt de vrucht te zuur van smaak en blijft de boom zeer klein.

K. J. W. O.