MENU LIJST PEREN OORSPRONKELIJKE PLAAT

11. URBANISTE.

 

 

Deze voortreffelijke peer is volgens van Mons in het jaar 1808 gevonden in den tuin van het in 1783 opgeheven klooster der Urbanisten te Mechelen, door den graaf de Coloma, die destijds eigenaar van dien tuin schijnt geweest te zijn.

Decaisne beschrijft (Jardin Fruitier du Muséum I no. 28) deze peer als Poire des Urbanistes met de algemeen erkende syn.: Beurré Piquéry, Beurré Drapiez, Louise d'Orléans, Beurré Gens, Urbanist's Seedling. Het Journal de Lyon voegt er nog als syn. bij: Louise de Prusse, 't H. B. der Obstkunde (no. 210, S. 443) heeft deze peer onder den naam: Coloma's Herbstbutterbirne. De Ann. de Pom. II. 35 noemen haar Louise d'Orléans en (II. 59) Louis Duponi. Hogg, the Fruit Manual, 4de Ed., noemt de peer Urbaniste, met de bovengemelde syn., waaraan nog toegevoegd worden: Si. Marc, Virgalieu Musquée. Downing, the Fruits etc. rev. Ed. pag. 446 vermeldt haar als Urbaniste. Verder vinden wij haar opgenomen in het bekende boekje van Baltet: les bonnes Poires, no. 44 en in de Beschrijving der Vruchtsoorlcn, 2de Reeks 1863, no. 96.

 

VORM: Kegelvormig en naar den kelk afgerond. Deze peer is echter zeer veranderlijk. Decaisne heeft haar "stomp-kegelvormig" afgebeeld, Downing overeenkomstig de afbeelding op de hierbij gevoegde plaat. De vruchten zijn echter doorgaans meer "eirond" d. i. minder ingebogen dan die, welke door ons in 1876 zijn ingeoogst. Waarschijnlijk is deze veranderlijkheid van vorm de oorzaak, dat de Pomologen het over geene andere peer zoo oneens zijn geweest als over deze. Een kenner als Bivort zou haar niet onder vier namen viermaal hebben laten afbeelden in het Album de Pomol., terwijl hij in de Ann. de Pomol. haar nog tweemaal in plaat gaf en beschreef, indien niet de veranderlijkheid van vorm hem op het dwaalspoor had gebracht.

GROOTTE: 0.07 Ned. a 0.08 hoog bij 0.065 a 0.07 dik. Onze vruchten zijn wel wat klein geteekend.

KELK: Open, kortbladerig, bijna vlak of in zeer fraaie, wijde, ondiepe holte; in 1874 hadden wij vruchten met gesloten kelk.

STEEL: 0.02 Ned.; somtijds 0.03 lang, houtachtig, dikwijls dik en dan met vleesch bij de vrucht, een weinig scheef, ingestoken, zeldzaam aangehecht.

SCHIL: Glad, lichtgroen, later licht citroengeel, zelden met een weinig rood (Decaisne heeft de vrucht geel met een rood blosje) met in ons klimaat veel bruin dun roest, fijne stipjes en niet zelden zwarte vlekken. Toch is de schil altijd zeer fijn en hierdoor onderscheidt deze peer zich van alle, die gelijktijdig met haar rijp zijn.

VLEESCH: Fijn, bijna wit, overvloeiend van sap, boterachtig, met een geurigen smaak als van citroenen. Sommigen noemen den smaak kalmusachtig; in ieder geval is hij eigenaardig en volgens velen voortreffelijk.

KLOKHUIS: Klein, niet geheel vrij van steenkorrels; cellen klein; pitten groot, dik, donkerbruin.

TIJD VAN GEBRUIK: Van 10—25 October; soms nog later. Van den eersten rang voor het dessert.

De BOOM wordt niet groot. Hij groeit pyramidaal met opgerichte, dicht met vruchttakjes bezette takken; de twijgen zijn dof olijfgroen, met fijne, vuilwitte stippen, de knoppen kegelvormig, doch klein, zwart, op verheven dragers; de scheuten groen met lichtbruin, aan den top een weinig met geelachtige, grauwe wol bedekt. De bladeren zijn "lancet vormig", dat wil zeggen smaller dan die van andere peren, fijn doch niet scherp gezaagd; de bladsteel is lang, stevig; de bladeren hangen zelden. De bloemen zijn klein en hebben zeer smal gevormde petalen, waardoor ze ijl zijn en van andere onderscheiden. In Duitschland beveelt men dezen boom schoorvoetend aan voor den hoog-stamden vorm. 't Is dwaasheid hem hier te lande in dezen vorm te kweeken; men plante hem in pyramide- en leivormen. Hij laat zich zeer goed leiden tot palmet- en kandelabervormen en is vooral schoon als pyramide. Men moet hem op wildeling en kwee veredelen, lang snoeien, op drie oogen inknijpen. De door deze operatie verkregen scheuten moeten niet gesnoeid worden. Hij maakt veeltijds bloem-knoppen aan het eind der vruchttwijgjes; deze snoeit men dus niet.

Met de meeste vrijmoedigheid durven wij deze variëteit aanbevelen als een der beste ons bekende dessertperen.

K. J. W. O.