Oorsprong en verspreiding. Wij kunnen den oorsprong van dezen appel niet vaststellen. Wij vinden de Reinette d'Orange beschreven als synoniem van Cox's Orange Pippin, wat beslist onjuist is. In 1905 ontvingen wij reeds eenige vruchten van den heer Verdonck te Hees, en in 1907 van den heer Vallen te Swalmen. Beide heeren geven hoog op van dezen appel, laatstgenoemde deelt ons mede, dat dit soort reeds een 5-tal jaren in zijn plantage met succes geteeld wordt. Overigens is deze appel weinig verspreid.

Vorm en grootte. De vrucht heeft een mooien, bijna kogelronden vorm, boven bij de kelk wat schielijk toeloopend; is altijd middelmatig groot.

Kelk en kelkholte. De kelk is mooi en zeer regelmatig gevormd; heeft meer van een pippeling dan van een reinette, is vrij groot en open. De kelkblaadjes zijn zeer goed ontwikkeld, lang en naar buiten omgebogen. De kelkholte is ondiep en breed, zeer regelmatig toeloopend.

Steel dun, tamelijk lang, in een zeer regelmatige, diepe holte ingezonken.

Schil prachtig mooi glad en gaaf, tegen het rijpen goudgeel, zonder eenig ander kleurtje. Vleesch tamelijk sappig, fijn en wit, zachtzuur, met een aangenaam aroma, uitmuntend van smaak.

Klokhuis middelmatig groot, goed gevormd, met volgroeide hokken, die goed met kerven bezet zijn.

Eigenschappen der vrucht. Is een eerste klasse appel voor hen die van zachtzure vruchten houden; bovendien is het een uitmuntende vrucht voor markt en winkel; goed bewaard, duurt zij tot Januari.

Eigenschappen van den boom. Deze maakt flink, compact, stevig eenjarig hout, groeit in mooien pyramide-vorm, is goed vruchtbaar en voor struik en halfstam geschikt. Wil goed groeien op alle onderstammen.

Minder goede eigenschappen van den boom zijn mij niet bekend.