MENU RASSENLIJST APPELS RASSENLIJST PEREN

Inleiding eerste perenalbum.
Inleiding tweede perenalbum.
Inleiding eerste appelalbum.
Inleiding tweede appelalbum.


Inleiding eerste Peren-album.
1905.

Met genoegen heb ik den vooruitgang van de fruitteelt in ons land gadegeslagen; vooral de laatste tien jaren is al zeer veel op dit gebied gedaan; talrijke boomgaarden en fruittuinen werden aangelegd, en heel wat is in dien tijd over de fruitteelt gesproken en verschenen. Velen, die vroeger nauwelijks iets van fruit of fruitteelt afwisten, bezitten thans een vruchtentuin of boom¬gaard of interesseeren zich voor de vruchtenteelt.
Met het oog hierop mag ik zeker wel mijn verwondering uitspreken over het feit, dat er tot nog toe zoo weinig aandacht werd gevestigd op de noodzakelijkheid voor ons land van een uniform sortiment.
Wel mag ik niet zeggen, dat er totaal niets is gedaan om een normaal sortiment vast te stellen. De »Nederlandsche Pomologische Vereeniging« *) o.a. heeft dit punt ook al eens ter hand genomen, er is zelfs op een vergadering lang en breed over gesproken, maar met een kleine meerderheid van stemmen werd besloten vooralsnog geen soortenlijst vast te stellen, omdat men zich, zonder verder en grondiger onderzoek niet competent achtte een uniform sortiment. vast te stellen. Nu mag deze beslissing ongetwijfeld zeer voorzichtig en uiterst bescheiden genoemd worden, waar wel wat voor te zeggen valt, maar bij slot van rekening blijft de zaak dan toch maar onopgelost en blijft het publiek voor de hoogst belangrijke vraag geplaatst:

"Welke soorten moet ik in mijn tuin of boomgaard aanplanten?"

zonder een voldoend antwoord te kunnen krijgen.
De kwestie is zoo belangrijk en dringend, dat ik het nog betreur dat voor twee jaren, toen de zaak ter sprake werd gebracht, door een officieel lichaam als de »Nederlandsche Pomologische Vereeniging« niet een klein aantal soorten is aanbevolen, die beslist goed zijn; men had dan een punt van uitgang gehad, waarop kon worden voortgebouwd, terwijl men nu op dit punt nog even ver is als eenige tientallen jaren terug.
Op gevaar af van voorbarig genoemd te worden, heb ik in nr. 101 van »De Veldbode« van 10 December 1904 een lijst gegeven van soorten, volgens mijn meening geschikt voor ons land. Die lijst is ook in dit boekje opgenomen wat betreft de peren, in het tweede album wat betreft de appels, met de inmiddels noodig gebleken wijzigingen.
Ik mag niet verhelen, dat enkele kweekers vroeger reeds veel moeite hebben gedaan om een goed en aanbevelenswaardig sortiment vast te stellen, doch over 't algemeen schijnt dit weinig resultaat te hebben opgeleverd, wat men althans mag afleiden uit het enorme aantal soorten, dat nog steeds wordt gekweekt en gevraagd.
Ook is tot nog toe te weinig rekening gehouden met de vormen, al of niet geschikt voor de verschillende soorten. Toch is dit een voorname factor. Een peer of appel kan zeer goed, zelfs best zijn, als hij als leiboom voor een zuidmuur geplant is, doch absoluut ongeschikt zijn voor hoog- of halfstam of vollewindsboom. Deze groote fout moet niet geheel op rekening van den kweeker worden gesteld; 't publiek vraagt die boomen en is daarvan gewoonlijk niet af te brengen. Een groot aantal soorten is daarvan mede het gevolg, waarbij vele van minderwaardige kwaliteit.
Dan wordt de keuze in een groot sortiment uiterst moeilijk, terwijl de teleurstellingen later meestal groot zullen zijn.
Veel moeite heb ik gehad de lijst zoodanig in te krimpen, dat ze nog niet te groot werd; daarom zal deze of gene allicht enkele soorten in mijn sortiment missen, die toch werkelijk niet zoo slecht zijn. Ik deed dit, omdat andere soorten beter waren, en daarbij niet alleen in aanmerking nemende de kwaliteit der vruchten, maar ook de geschiktheid en het weerstandsvermogen van den boom in ons klimaat.
De raadpleging van ons sortiment bij het planten van boomen in gaard en tuin, en het langzamerhand algemeen kweeken en vragen van de hier aangegeven soorten, zou den ondernemer veel teleurstelling besparen en tevens de taak van den boomkweeker zeer verlichten. Met de uitgave van deze serie boekjes, waarvan de soortenlijst slechts een ondergeschikt deel uitmaakt, heb ik echter speciaal nog een ander doel.
Ik wil n.1. onzen vruchtenkweekers en -liefhebbers hiermede een serie albums met photografische afbeeldingen aanbieden van de beste en meest voorkomende peren en appels, met de noodige bijzonderheden, als de tijd van rijping, de kwaliteit der vruchten, de eischen, welke de boom stelt, enz., benevens eenige opnamen van de voornaamste en meest voorkomende vormen van vrucht-boomen met een korte beschrijving van kweekwijze en snoei.
In 4 albums zullen worden opgenomen afbeeldingen van voor ons land aanbevelingswaardige 40 soorten appels en 40 soorten peren. Ieder album zal dus 20 opnamen met evenveel beschrijvingen bevatten. Ik twijfel niet, of met behulp dezer afbeeldingen, naar fotografische opnamen, meest alle op de natuurlijke grootte, zal het onderscheiden der soorten zelfs den leek gemakkelijk vallen, te meer, daar van de vruchten genomen werden de meest karakteristieke, en bij de opname op een zoo eigenaardig mogelijke plaatsing der vruchten is gelet. Een vijfde album zal behandelen de behandeling van de verschillende vormen van vruchtboomen.
Het fotografeeren van vruchten als voor deze albums geschiedde, is iets nieuws, want wij zouden ons zéér moeten vergissen als het zelfs in 't buitenland ooit geschiedde op een dergelijke wijze, terwijl wij onze fotografe, mejuffrouw MARIE BIJL te Assen, een woord van lof niet mogen onthouden over de keurige uitvoering.
Het meerendeel der gefotografeerde vruchten zijn afkomstig uit de tuinen der »Gerard Adriaan Van Swieten-Tuinbouwschool« te Frederiksoord, andere werden mij welwillend toegezonden door Nederlandsche fruit- en boomkweekers, welke ik bij dezen daarvoor mijn hartelijken dank betuig.
Daar de uitgever aan de uitvoering dezer albums alle zorg beloofde te zullen besteden, is mijn verwachting, dat velen er groot nut van zullen hebben en ze "een ware vraagbaak" zullen blijken in de practijk, wèl gerechtvaardigd.
Tevens koester ik de hoop, dat ze door fruit- en boomkweekers welwillend zullen worden ontvangen, terwijl ik mij voor gegronde opmerkingen aanbevolen houd.
Frederiksoord, 2 Nov. 1905. H. DE GREEFF.

**) De »Nederlandsche Pomologische Vereeniging«, (die sinds 1925 de »Vereeniging voor Boskoopsche Culturen« heet) is een vereniging van professionele telers die niet verward moet worden met de »Noordelijke Pomologische Vereniging«, een vereniging van amateurs die in 1988 werd opgericht).
Terug naar tekst.

Terug naar begin van pagina.

 

Inleiding eerste Appel-album.
1906.

Wij kunnen met een inleiding voor dit album kort zijn en verwijzen naar het voorwoord van het voorafgaande.
Met genoegen kunnen wij vermelden, dat intusschen door de »Nederlandsche Pomologische Vereeniging« **) een lijst is uitgegeven met een «Algemeen sortiment appels en peren voor geheel Nederland». Deze lijst zullen wij in het vierde album afdrukken, heden geven wij de beloofde, verleden jaar in »De Veldbode« afgedrukte lijst van appelen, welke o.i. voor ons land het meest geschikt zijn.
Bij de aanbieding van dit album, moeten wij er in de eerste plaats uitdrukkelijk op wijzen, dat wij alleen die soorten aangeven, die of door hun weerstandsvermogen, of als leverende vruchten van uitnemenden smaak, of om hun waarde als marktvrucht, uitmunten. Natuurlijk laten wij vele soorten achterwege, die plaatselijk zijn, of om de een of andere reden minder aanbeveling verdienen. Met een appel-sortiment moet men vooral daarom voorzichtig zijn, omdat er zoo ontzettend veel soorten zijn, zoodat een goede keus werkelijk niet gemakkelijk is.
Dan zullen de Hollandsche fruitkweekers zich wat meer moeten gaan toeleggen op het kweeken van werkelijk goede, gave appels met een aromatischen smaak, zoodat het publiek wat beter op de hoogte komt met de vruchten van eigen bodem. Meermalen is er al gewezen op de concurentie, onzen kweekers aangedaan met Amerikaansche appels. Wij vreezen die concurentie niet, maar meenen er toch op te moeten wijzen, dat men zich in ons land veel meer mag toeleggen op het kweeken van goede appels.
Meermalen hoorden wij zeggen: »de Amerikaansche appels zijn veel lekkerder dan de Hollandsche». Wekt een dergelijk uitspraak altijd onze verwondering en ergernis, ze ontlokt ons steeds het minder vleiende antwoord : »dan kent u geen goede Hollandsche appels«! Want wij denken dan steeds aan onze heerlijke Ribston Pippeling, Reinette du Canada, Princesse Nobel, Cox's oranje pippeling en andere soorten. Doch de meeste menschen kennen deze heerlijke vruchten niet en kunnen ze dus ook niet waardeeren. De Amerikaansche vruchten zijn wel goed en gaaf, frisch en sappig, maar met bitter weinig aroma; iemand die geen andere vruchten kent, zal ze echter natuurlijk wel lekker vinden. Dat er tot nog toe weinig aan de keuze van goede tafelappelen is gedaan, zouden wij alleen al kunnen opmaken uit het feit, dat er in de hotels voor dessert zoo bitter weinig goede appels worden aangeboden. Niet zelden troffen wij in eerste klasse hotels exemplaren aan, van een gewone groentekar gekocht, zoo goed als oneetbare en smakelooze vruchten, veelal plaatselijke soorten, misschien wel zaailingen, met als eenige aanbeveling een mooi kleurtje. Men onziet zich niet in October en November de zure Brabantsche Bellefleur als dessert aan te bieden ! Mag deze zeker een eerste klasse appel genoemd worden, hem vóór Januari als tafel-appel aan te bieden, is toch wel kras. De reden van deze fout is het feit, dat er eenvoudig veel te weinig en ook te weinig soorten beslist goede tafelappels worden gekweekt en aangeboden.
Wij hopen daarom, dat ook dit album door velen moge worden geraadpleegd en zal kunnen bijdragen tot den vooruitgang der fruitteelt in ons land, terwijl het als leiddraad moge dienen voor hen, die goede en lekkere appels willen oogsten.
H. DE GREEFF.

**) De »Nederlandsche Pomologische Vereeniging«, (die sinds 1925 de »Vereeniging voor Boskoopsche Culturen« heet) is een vereniging van professionele telers die niet verward moet worden met de »Noordelijke Pomologische Vereniging«, een vereniging van amateurs die in 1988 werd opgericht).
Terug naar tekst.

Terug naar begin van pagina.

 

Inleiding tweede Peren-album.
1908.

Het is nu ruim twee jaar geleden, dat ik begon aan het eerste album van »Onze appels en peren«. Ik had mij voorgenomen in één jaar tijds het geheele werk persklaar te maken, maar het slechte vruchtenjaar van 1906 en het enorme werk, dat de samenstelling meebracht, waren oorzaak, dat ik mijn voornemen liet varen en moest wachten op een beter vruchtenjaar, terwijl ook bleek, dat door overhaast werken niets goeds tot stand kon gebracht worden. 1907 gaf de gelegenheid om goede vruchten te fotografeeren en een goede keuze te doen. Dank zij de mooie, groote collectie, vooral aan de jonge boomen in den schooltuin van de Gerard Adriaan van Swieten-Tuinbouwschool te Frederiksoord en dank zij vooral ook de welwillende hulp van vele vrienden, was ik in staat een keurcollectie bijeen te brengen.
Ik heb alzoo met de meeste nauwgezetheid, na veel wikken en wegen, een 40-tal peren uitgezocht uit het enorm groote aantal, dat bestaat en aangeboden wordt. Ongetwijfeld zullen er enkele variëteiten bij zijn, die naar 't oordeel van sommige kweekers of vruchtenkenners geen plaats in deze keurcollectie verdienen, terwijl zij er andere voor in de plaats zullen wenschen; verschil van opinie omtrent de kwaliteit van verschillende appels en peren zal wel altijd blijven bestaan, en ik heb mij nooit ook maar een oogenblik voorgesteld, dat ik, wat de beoordeeling daarvan betreft, het monopolie zou bezitten. Toch durf ik, op grond van ervaring, de verzekering geven, dat deze 40 peersoorten tot de beste behooren, die er bestaan. Meermalen heb ik in twijfel gestaan, of ik deze of gene soort wel zou opnemen, terwijl ik andere maar noode van de 40 uitverkorene uitsloot, want het is uiterst moeilijk al die verschillende vruchten een vergelijkend examen te doen ondergaan.
Over 't algemeen heb ik meer gelet op den smaak der vruchten dan wel op hun uiterlijke hoedanigheden. Vandaar, dat in deze albums voor den particulier te vinden is, wat hij voor een tuin met uitmuntende vruchten noodig heeft, terwijl er voor den beroepsteler meer dan genoeg soorten in voorkomen, die verdienen in 't groot te worden aangeplant. Bovendien heb ik niet geschroomd in de beschrijving op te nemen, alles wat van vrucht en boom te zeggen valt en dus ook die eigenschappen aangegeven, die niet vóór vrucht of boom pleiten. Voordat men een keuze doet, moet ik dus raden de beschrijvingen nauwkeurig te lezen, om daarna te beoordeelen, welke soorten voor aanplanting in aanmerking komen.
Ik heb mij zelve wel eens afgevraagd, of 40 soorten niet ook nog een te groot aantal is, en ben dikwijls geneigd geweest daarop toestemmend te antwoorden. Maar! de smaken en de omstandigheden loopen zoo uiteen en de eischen der vruchtenliefhebbers zijn dikwijls van zoo verschillenden aard, dat ik ten slotte meende ,dit aantal te moeten handhaven. Bovendien is niemand verplicht alle soorten te nemen, maar kan daaruit een gepaste keuze doen.
Ik zal tevreden zijn, als »Onze appels en peren« mag bijdragen tot het inkrimpen van het groot, ja veel en veel te groot aantal variëteiten, dat thans het publiek wordt aangeboden en aanbevolen, en hoop, dat na verloop van enkele jaren niet veel meer variëteiten zullen worden gekweekt, dan hier zijn opgenomen en aanbevolen, waarbij ik enkele, die plaatselijk eenige waarde hebben en nieuwe, uitmuntende aanwinsten buiten beschouwing laat. Het zal hierdoor voor den liefhebber niet zoo'n hopelooze moeilijkheid zijn uit den chaos van variëteiten een keuze te doen, terwijl de kweeker ongetwijfeld zal toejuichen, dat hij op het kweeken en in voorraad hebben van enkele in plaats van honderden variëteiten aangewezen is, ja er toe gedwongen wordt.
Frederiksoord, Februari 1908. H. DE GREEFF.

Terug naar begin van pagina.

 


Sortiment peren der „Nederlandsche Pomologische Vereeniging”

Sedert de uitgave van ons eerste en tweede album heeft de «Commissie van Nomenclatuur» der »Nederlandsche Pomologische Vereeniging« ***) haar verslag uitgebracht, waaraan wij het volgende ontleenen:
»Uit den aard der zaak is de lijst der peer- en appelsoorten, welke deze Commissie voor aanplant meer in 't groot, als kroonboom, pyramide, struik etc. in ons geheele land en ook speciaal in sommige streken, met een gerust geweten durft aan te bevelen, niet groot; ook zal het voorkomen, dat men voor bepaalde streken soorten mist, waarvan men zich afvraagt, waarom ze niet in de lijst werden opgenomen, daar die in zekere omstandigheden toch niet achterstaan bij soorten, welke wel genoemd worden, doch de Commissie meende met de samenstelling der sortimentslijsten zoo voorzichtig mogelijk te werk te moeten gaan.
Het doel toch, dat het hoofdbestuur der »Nederlandsche Pomologische Vereeniging« o.m. met de instelling der sortimentsenquête had, was, om, door de samenstelling van betrouwbare soortenlijsten, zoowel aan de vruchtboomkweekers als aan hen, die boomgaarden of grootere fruiltuinen willen aanleggen, een leiddraad te verschaffen, die aangeeft, welke soorten in groote hoeveelheden kunnen worden gekweekt en aangeplant en in welken vorm zulks het best kan geschieden.
Toch blijft het altijd aan te raden, vóórdat men tot planten overgaat, nogmaals goed rond te zien, welke van de in deze lijsten genoemde soorten in die streek de beste resultaten opleverden en welke vormen de meeste aanbeveling verdienen. De mogelijkheid is toch niet uitgesloten, dat plaatselijk een niet in deze lijsten voorkomende soort buitengewoon goed groeit, terwijl ook omgekeerd, bij uitzondering, een wel genoemde variëteit toevallig op die plaats niet goed gedijen wil. Ook zijn er verschillende soorten, die de Commissie, al werden ze in sommige antwoorden op de in 1904 gestelde vragen genoemd, niet in de sortimentslijsten heeft willen opnemen, maar die zij toch geenszins afkeurt, mits ze op gunstige standplaatsen en in kleiner aantal aangeplant worden. (Hierbij denkt zij aan de peersoorten: Besi von Schonauen = Wintervijg, dr. Jules Guyot, Josephine de Malines, Marguérite Marrilat, enz. en wat de appels aangaat bijv. aan: Jerusalemmer = Poom of Zijden hemdje).

***) De »Nederlandsche Pomologische Vereeniging«, (die sinds 1925 de »Vereeniging voor Boskoopsche Culturen« heet) is een vereniging van professionele telers die niet verward moet worden met de »Noordelijke Pomologische Vereniging«, een vereniging van amateurs die in 1988 werd opgericht).
Terug naar tekst.

Terug naar begin van pagina.

 

Inleiding tweede Appel-album.
1908.

Heb ik bij het bijeenbrengen van een 40-tal peren, die aan de algemeene behoefte moeten voldoen, al eenige moeite gehad en daarbij menigmaal moeten wikken en wegen, welke soorten al dan niet mochten worden opgenomen, bij het bijeenbrengen der 40 appels was zulks nog in veel grooter mate het geval. Wat al verschillende soorten hebben op mijn lijstje gestaan, om later weer geschrapt te worden, omdat mij andere beter leken, terwijl naar mijn overtuiging de kwaliteit en de deugdzaamheid van een appel veel minder goed vast te stellen zijn dan die van een peer, waarbij nog komt, dat de bruikbaarheid van een appel veelal over een veel langer tijdperk loopt. Ik ben dan ook vrijwel zeker, dat dezen of genen enkele andere variëteiten zou opgenomen hebben en daarvoor enkele der hier aangegevene zou hebben laten vervallen. Zooals ik reeds elders opmerkte: verschil van meening zal altijd blijven bestaan en dat niet het minst waar het betreft den smaak van een appel of peer.
Het zal allicht eenige verwondering wekken, dat zoo weinig vroege appels zijn opgenomen. Ik zou zulks graag anders hebben gewild, maar kon van vroege appels geen geschikte exemplaren krijgen om te fotografeeren, en dan zijn er genoeg vroege appels, die iedereen voldoende kent, dat ik hier met het opnoemen van een paar soorten kan volstaan; n.1. Charlemowski en Schoner von Bath, een paar goede, lekkere en vroege soorten. Velen zullen allicht ook zoeken naar Codlin Keswick en Lord Suffield. Deze zijn zoo algemeen bekend en zoo bremzuur, dat ik ze niet nader behoef voor te stellen. Wel had ik nog graag de Gravensteiner opgenomen, maar ik kon niet over de slechte constitutie van den boom heenstappen; voor den herfst is het echter de lekkerste appel. Ook voor de sierappels, als Peasgood Nonsuch (zie omslag tweede serie), The Queen en Sweden-appel, kon ik geen plaats vinden, evenmin voor Leven Alma; zij vinden hun weg toch wel, en zou zulks niet het geval zijn, dan is nog niets verloren.
Voordat ik deze inleiding van het vijfde en laatste album eindig, wil ik in de eerste plaats mijn hartelijken dank brengen aan de vele vrienden, die mij op de meest welwillende wijze terzijde stonden door het verstrekken van inlichtingen en de toezending der mij ontbrekende vruchten; in de tweede plaats aan Mejuffrouw M. BIJL, die de hier afgebeelde vruchten op een zoo uitnemende wijze wist te fotografeeren, als tot heden niet geschiedde, en niet het minst aan de firma LEITER-NYPELS te Maastricht, die kosten noch moeite gespaard heeft om van deze uitgave een werk te maken, dat zoowel in salon als bibliotheek, in studeerkamer als op kantoor een plaats verdient.
Ten slotte wil ik nog opmerken,dat in dit werk ongetwijfeld fouten en tekortkomingen zullen voorkomen, al kan ik de verzekering geven, dat de reproducties de juiste vruchten geven. Over de bijschriften zal wel verschil van meening blijven bestaan, al was het maar over den „oorsprong" van vele vruchten.
Ik zal gaarne zien, dat dit werk spoedig algemeen verspreid en op tuinbouwcursussen gebruikt worde en velen tot vraagbaak moge dienen, opdat de kennis in en de belangstelling voor de fruitteelt in Nederland dermate toeneme, dat de weg gebaand wordt voor een meer uitgebreid werk, waarin wellicht de vruchten in de natuurlijke kleuren kunnen worden gereproduceerd. Dat voor een dergelijke kostbare uitgave thans nog de belangstelling ontbreekt, is nog niet lang geleden gebleken.
Mogen daarom degenen, wien dit werk ter beoordeeling voorgelegd zal worden, het met welwillendheid ontvangen en opbouwend critiseeren.
FREDERIKSOORD, April 1908.
H. DE GREEFF.

Terug naar begin van pagina.