Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

WITTE  HERFST-CALVILLE.
 


Kleur: De grondkleur van dezen appel is licht groenachtig geel, op welke verscheiden vrij groote diepe vlekken van eene paarsachtige kleur, en welker omtrek meer blaauwachtig paars is, zich voordoen. Verder is de vrucht als bezaaid met kleine rood-gele en ook groenachtige vlekjes of stippen.

Kelk: De oogholte is diep, uit dezelve komen verscheiden hooge bulten, en knobbelachtige verhevenheden voor, door diepe groeven of sleuven afgezonderd; deze sleuven teekenen dan eens, met eene meerdere, dan weder met eene mindere diepte, over de geheele vrucht tot in de steelholte. De kleur der verhevenheden is bij vele licht blozend rood, onder welke echter altijd de grondkleur doorschijnt.

Steel: De steel is zeer kort, en dik, en staat in eenen zeer diepen ronden kuil, uit welke eenige niet zeer diepe sleuven voorkomen, die zich tot op een gedeelte der vrucht verspreiden.

De kleur in de steelholte is licht bruinachtig geel.

Vrucht: In het begin van de maand Augustus moet deze Calville geplukt worden, en kan in het laatst van die maand tot in September als eene zeer goede tafelvrucht dienen. De smaak is wijnzuurachtig.