|
Kleur: De grondkleur is licht geel, met vele lichte en donkere kaneelkleurige strepen, vlekken en stippen, tusschen welke de ondergrond op vele plaatsen doorschijnt. Kelk: De kelkblaadjes staan overeind, en blijven binnen den omtrek van eene vrij diepe holte met eenige sleuven en ribben, die zich gedeeltelijk ongelijk over de vrucht verspreiden. Steel: De steel is in evenredigheid der vrucht niet dik, en bijna 30 strepen lang. Hij is van eene paarsch-bruine kleur, en steekt in eene diepe trechtervormige groef, uit welke ook eenige sleuven voorkomen. Vrucht: In de maand October wordt dezelve veelal geplukt, en kan als een zure en niet onaangename tafelappel gedurende een groot gedeelte van den winter, dienstig zijn. |
