Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

ROODE  ROZEN-APPEL.
 


Kleur: Het tegenwoordig voorwerp hetwelk voorzeker eene eerste plaats onder de appelsoorten verdient is, voor zoo veel de grondkleur betreft, geel, doch deze kleur laat zich maar op zeer enkele plaatsen opmerken, zijnde de bovenkleur der vrucht bijna over de geheele oppervlakte gloeijend paarsachtig rood, met verscheidene donkere streepachtige vlekken, die zich met het rood en den ondergrond zeer zacht vereenigen, en op sommige plaatsen den ondergrond doen doorstralen. Aan de zonzijde zijn deze vlekken minder zigtbaar, en de kleur meer gelijk en paarsachtig van toon, doch op dezelve bemerkt men vele geelachtige stipjes.

Kelk: De De holte voor de kelkblaadjes welke niet boven de vrucht uitkomen, is tamelijk diep, en van eenige plooijen omgeven, die roodachtig geel zijn.

Steel: De steel is veelal ongelijk in lengte en dikte, hij steekt in een' vrij diepen kuil, waarin ook eenige sleuven of plooijen zijn, van eene roodachtige gele kleur. De geheele oppervlakte der vrucht is veelal overdekt met eene vetachtige waassem, welke sterk afgewreven wordende, dadelijk de kleur verlevendigt en zeer glanzig maakt.

Vrucht: Veelal wanneer het weder tot rijpwording gunstig is, kan hij in 't begin van September geplukt worden, en is bruikbaar in het laatst van die maand of in 't begin van de volgende, doch kan niet zeer lang als tafelvrucht dienen. Het vleesch is tegen de schil roodachtig. Het is eene alleraangenaamste tafelvrucht van eene zeer geurige en framboosachtige smaak.

Behalve het bevallig gezigt dat deze appelsoort wegens derzelver schoone kleur aan den boom oplevert, verdient zij mede uit hoofde van hare voortreffelijkheid tot gebruik, bijzondere aanbeveling ter aankweeking.