Hoofdmenu

Rassenlijst

Grote Plaat

Vorige tekst

Volgende tekst

GELDERSCHE  BLANK-ZOET.
 


Kleur: De geheele oppervlakte dezer appelsoort is vrij zuiver mooi geel, alleen aan de zonzijde gaat dezelve in een blozend paars-rood over, tot bijna aan de steelholte, doch op eenige plaatsen meer van het geel afgescheiden en zeer zacht ineensmeltend. Op het geel, zoowel als op het rood, zijn eenige roode en geel-roode kleine vlekken en stipjes kennelijk.

Kelk: De holte voor de kelkblaadjes is tamelijk diep, in dezelve zijn eenige ribbetjes, die zich tot op den rand der holte uitstrekken, en ook op enkele plaatsen eene grootere verhevenheid vormen. In en buiten de holte is de kleur licht geel, ook wel kaneelachtig en met kleine vlekken en stipjes bedekt.

Steel: De steel die kort doch vrij dik is, staat in een diepe holte.

Vrucht: Als pot-appel is deze appel redelijk goed van smaak. Half September wordt hij doorgaans ingeoogst, en kan tot Februarij gebruikt worden.