Recente publicaties uit de Hydrotheek
- Afvalwatersysteem:
- Waterweren:
- Algemeen
- Primaire waterkeringen:
- Niet-primaire waterkeringen
- Watersysteem:
- Waterketen:
- Diversen
AFVALWATERSYSTEEM - Algemeen
Claessen, V.; Zandt, E. van der;
Nieuwe rwzi Aarle-Rixtel weer helemaal bij de tijd. (nl)
In: Neerslag 40 (2005)3 p.2-6. figs.
Waterschap Aa en Maas gaat de rwzi Aarle-Rixtel aanpassen zodat deze voldoet aan de eisen van het lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater. Diverse onderdelen van de rwzi zijn technisch verouderd en/of voldoen niet meer aan de hedendaagse eisen. De hydraulische capaciteit behoeft geen uitbreiding. De bestaande sliblijn heeft voldoende capaciteit en wordt met kleine aanpassingen gehandhaafd. In dit artikel wordt verslag gedaan over de procestechnologische overwegingen die hebben geleid tot de gekozen uitvoering van de actiefslibtanks. De laatste inzichten in de processen die een rol spelen bij de stikstof- en fosfaatverwijdering en de beheersing van de slibbezinkbaarheid speelden daarbij een belangrijke rol, maar ook beheeraspecten. Daarnaast wordt ingegaan op de gevolgen van de aanpassing voor de sliblijn en op een studie rondom de nabezinking.
URL: http://www.neerslag-magazine.nl/artikel.asp?key=388
Coenen, J.; Gastel, M. van; Jong, K. de;
Potentieel voor duurzame energie met biogas uit
rioolwaterzuiveringen. (nl) Rapport / STOWA,
2005-W-03, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 53 p
De mogelijkheid om duurzame energie te genereren
via biogasproductie uit slib van waterzuiveringen is al
lang bekend. Een belangrijk deel van de RWZI's maakt
echter geen gebruik van de mogelijkheid om biogas te
winnen door vergisting van slib, maar voert het slib
onvergist af naar de eindverwerking. Bij de RWZI's met
slibgisting kan het biogas meestal nog beter worden
ingezet en is verhoging van de gasproductie nog mogelijk.
De doelstelling van deze studie is het inzichtelijk maken
van het potentieel voor duurzame energie met biogas uit
rioolwaterzuiveringen. [HAAFF NN31050,2005,W03 ]
Hartman, E.; Leijen, R.; Pronk, J.;
Optimalisatie van de afvalwaterketen Beemster [thema
afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.52-54. figs.; tabs.; 1 ref.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft,
in samenwerking met de acht betrokken gemeenten, een
optimalisatiestudie uitgevoerd van de afvalwaterketen die
is aangesloten op de rioolwaterzuivering Beemster. Dit
heeft geleid tot een innovatieve oplossing waarmee een
aanzienlijke kostenbesparing is behaald: een combinatie
van sturing van verbeterd gescheiden stelsels en de bouw
van een retourslibbuffer op de zuivering.
Loeffen, P.; Geraats, B.;
Toekomstige kwantiteit en kwaliteit van
zuiveringsslib. (nl) Rapport / STOWA, 2005 06,
STOWA, Utrecht, 2005. 96 p
In deze studie is beoogd om het effect van
toekomstige ontwikkelingen in de afvalwaterketen op de
kwaliteit en kwantiteit van communaal zuiveringsslib in
kaart te brengen. De analyse van de toekomstige
slibkwaliteit en slibkwantiteit heeft op hoofdlijnen
plaats gevonden op basis van een landelijk beeld. De
studie is verder begrensd tot de r.w.z.i. zelf en beperkt
zich tot de invoer(belasting) van de r.w.z.i.. Bronnen
van CBS, CPB, RIZA, VROM, DRSH, SNB en van de Nederlandse
waterbeheerders zijn hiervoor geraadpleegd. Het volgende
stappenplan is gehanteerd: * Vaststellen huidige
situatie; * Vertaalslag naar slibkwaliteit en
kwantiteit; * Prognose van toekomstige belasting
r.w.z.i.'s; * Bepalen toekomstige slibkwaliteit en
kwantiteit; en * Variantenanalyse. [HAAFF
NN31050,2005,06 ]
AFVALWATERSYSTEEM - Inzameling en transport
Mels, A.; Zeeman, G.; Kujawa-Roeleveld, K.[et al.];
De afvalwaterketen verandert, langzaam maar zeker :
demonstratieteam in Meppel [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.18-20. figs.; ill.
Op verschillende plaatsen in Europa worden
initiatieven genomen ter ontwikkeling van een nieuwe
wijze van afvalwaterinzameling, -transport en
-behandeling. Deze zijn gebaseerd op scheiding van
afvalwaterstromen aan de bron (in het huishouden). Het
uiteindelijk doel is het ontwikkelen van een efficiënter
systeem voor de afvalwaterketen. Het alternatief moet
voldoen aan de doelen en randvoorwaarden van het huidige
systeem, terwijl het tegelijkertijd oplossingen genereert
voor huidige knelpunten. In opdracht van STOWA is,
begeleid door een breed samengestelde
begeleidingscommissie, een overzicht gemaakt van de stand
van zaken. Welke mogelijkheden bieden de verschillende
concepten bij de actuele aandachtspunten in de
(afval)waterketen in Nederland?.
Stolk, P.C.; Bouma, J.H.;
Monitoring volgt effecten drainage-infiltratiesysteem
Wippolder. (nl)
In: Land + water
45(2005)6/7 p.14-15. figs.; ill.; tab.
De Wippolder is een wijk in Delft waar ’s winters
hoge grondwaterstanden voorkomen. ’s Zomers zijn de
grondwaterstanden lager en is er ruimte in het
bodemprofiel voor infiltratie van regenwater. Voorheen
werd het regenwater geloosd op het gemengd stelsel. In
2000 is een door adviesbureau Wareco ontworpen
gecombineerd drainage-infiltratiesysteem aangelegd in een
deel van de Wippolder. Met dit systeem wordt ook het
hemelwater van de straten en de daken afgevoerd naar het
oppervlaktewater, er is dus sprake van een zogenaamd
drainage-infiltratietransportriool (DIT-riool).
Monitoring gedurende drie jaar heeft inzicht gegeven in
de werking van het systeem wat betreft waterstanden en
waterkwaliteit. [HAAFF]
AFVALWATERSYSTEEM - Waterbehandeling
Boomen, R.M. van den;
Praktijkonderzoek moerassysteem RWZI Land van Cuijk.
(nl) Rapport / STOWA, 2004 45, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 30 bl
Waterschap Aa en Maas wil bij de RWZI “land van
Cuijk” in droge periodes een deel van het effluent van de
zuivering in het achterliggende gebied (de Laarakkerse
Waterleiding) inlaten om verdroging te voorkomen. Het
achterliggende gebied heeft zowel een agrarische- als
natuurfunctie en is ecologisch gevoelig. Hoewel de
verbouwing van de RWZI heeft geleid tot een aanzienlijke
verbetering van de effluentkwaliteit, wilde het
waterschap toch streven naar een nog betere en
natuurlijkere waterkwaliteit. Om deze kwaliteit te
bereiken wordt een gedeelte van het effluent van de
nieuwe zuivering daarom geloosd via een helofytenfilter.
Vanuit dit systeem wordt een deel van het water afgevoerd
naar de Laarakkerse Waterleiding. Het resterende water
wordt op de Maas geloosd. [HAAFF NN31050,2004,45 ]
Bressers, H.T.A.; Lulofs, K.R.D.;
Industrial water pollution in the Netherlands : a
fee-based approach. (en)
In: Harrington, W.;
Choosing environmental policy : comparing instruments
and outcomes in the United States and Europe. Resources for the Future,
Washington, DC, 2004. p.91-116. tabs.; 22 refs.
In this chapter, the authors present evidence on
the effectiveness of Dutch effluent fees in the period
1986-1995 and compare it with earlier findings from the
period 1975-1980. They discuss industrial wastewater and
reduction of the waste load, not the improvement of the
surface water quality, albeit this improvement has been
impressive. The analysis focuses on the effectiveness,
static and dynamic efficiency of fees.
Bruin, L.M.M. de; Kraan, M.W.; Verkuijlen, J.[et al.];
Aërobe korrelslibtechnologie alternatief voor
actiefslibproces. (nl)
In: Land + water
45(2005)6/7 p.16-17. figs.; ill.
DHV heeft in samenwerking met de TU Delft een
nieuwe innovatieve biologische
afvalwaterzuiveringstechnologie ontwikkeld: de aërobe
korrelslibtechnologie. De zuiveringstechnologie is
een doorbraak op aëroob zuiveringsgebied en is inzetbaar
voor het zuiveren van industrieel en huishoudelijk
afvalwater. Het bijzondere van de technologie is dat de
zuiverende bacteriën in agglomeraten groeien en
zogenaamde granules of korrels vormen. Uitgebreid
laboratoriumonderzoek resulteerde in een stabiele
korrelvorming en vergaande nutriëntenverwijdering op
basis van synthetisch afvalwater. Ook is de technologie
getoetst aan praktijkomstandigheden. De gunstige
uitkomsten van beide onderzoeken gaven groen licht om
eind 2003 te starten met praktijkonderzoek op de
rioolwaterzuiveringsinstallatie in Ede.
Bruin, L.M.M. de; Kraan, M.W.; Verkuijlen, J.[et al.];
Doorbraak op gebied van aërobe zuiveringstechnologie:
aëroob korrelslibtechnologie compact alternatief voor
actiefslibproces. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.173-177. figs.;
ill.; 3 refs.
DHV heeft in samenwerking met de TU Delft een
nieuwe innovatieve biologische
afvalwaterzuiveringstechnologie ontwikkeld: de aëroob
korrelslibtechnologie. De zuiveringstechnologie wordt
gezien als een doorbraak op aëroob zuiveringsgebied.
Foekema, E.; Oosterhuis, M.; Peters, R.; Nonnekens, J.;
TIE als opsporingsinstrument bij het zuiveren van
afvalwater [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.41-43. figs.; ill.; 5 refs.
TIE (Toxicity Identification and Evaluation) is een
oorspronkelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde
methodiek om de oorzaak van een geconstateerde
vergiftiging te identificeren. De methodiek werd met
succes toegepast om de oorzaak van nitrificatieremming op
de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Enschede te
achterhalen. Het bleek te gaan om een fenolachtige stof
in het influent. TIE bewees zich hiermee als geschikte
methodiek om de oorzaak van een vergiftiging van actief
slib te achterhalen. Opsporing van het verantwoordelijke
bedrijf blijft echter lastig. Om toxische lozingen op
rwzi's terug te dringen is ook een goede communicatie met
vergunningplichtige bedrijven van belang én voortdurende
influentbewaking.
Geilvoet, S.P.; Evenblij, H.; Graaf, J.H.J.M. van der;
Membraanvervuiling in membraanbioreactoren door
extracellulaire polymere substanties. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.86-95. figs.; tab.;
9 refs.
De Technische Universiteit Delft heeft in het kader
van een onderzoek naar membraanvervuiling in MBR-systemen
een kleinschalige filtratie-installatie ontwikkeld en een
bijbehorend meetprotocol opgesteld, zodat de
filtreerbaarheid van een gegeven slibmonster eenduidig
gekwantificeerd kan worden. Een beschouwing.
Have, C.C.R. ten; Meijer, S.C.F.; Kempen, R. van[et al.];
Rwzi stikstofeffluentkwaliteit met SHARON verbeterd.
(nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.2-9. figs.; tabs.;
11 refs.
Op rwzi’s met onvoldoende beluchtingscapaciteit,
onvoldoende denitrificatie capaciteit of een te korte
aërobe slibleeftijd voor nitrificatie, kan SHARON
uitkomst bieden om de stikstofeffluentkwaliteit te
verbeteren. Op rwzi Rotterdam-Dokhaven en rwzi Utrecht is
het effect van dit biologisch proces voor de behandeling
van stikstofrijk rejectiewater geëvalueerd.
Hengst, K.;
Waterkwaliteit in veenplas Koornmolengat na aanleg
helofytenfilter. (nl) Hoogheemraadschap van
Schieland, Rotterdam, 2004. 31 p
De doelstelling van deze themarapportage over het
Koornmolengat is driedelig: - in beeld brengen van de
waterkwaliteit in het Koornmolengat en aangeven welke
factoren hiervan op invloed zijn; - bepalen in hoeverre
het helofytenfilter heeftbijgedragen aan een betere
waterkwaliteit in het Koornmolengat; - nagaan of het
huidige beheer optimaal is of dat een ander beheer
gewenst is. [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/ebooks/1767337.pdf
Janssen, P.M.J.;
Inzicht neemt toe in kosten nabehandeling afvalwater.
(nl)
In: Land + water
45(2005)8 p.18-19. fig.; ills.; tab.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) streeft naar een
‘goede chemische en ecologische toestand’ van de
oppervlaktewateren in 2015. Hoewel nog geen normen
zijn vastgesteld, is wel duidelijk dat een zeer vergaande
zuivering wordt gevraagd voor een keur aan stoffen. Met
de huidige infrastructuur op
rioolwaterzuiveringsinrichtingen (rwzi’s) is het slechts
in beperkte mate mogelijk de nieuwe normen te halen. Vaak
zullen aanvullende zuiveringstechnieken nodig zijn. Bij
het kiezen van aanvullende nabehandelingstechnieken voor
rwzi’s is een goede afweging nodig tussen
investeringskosten en exploitatielasten. Ervaringen bij
drinkwaterzuivering kunnen als basis dienen voor
kostenramingen.
Janssen, P.M.J.;
Kosten van vergaande zuivering. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.159-172. figs.;
ills.; tabs.; 6 refs.
Uit diverse verkenningen blijkt dat het verdergaand
behandelen van effluent hoge extra kosten met zich
meebrengt. Hierbij wordt vaak in nogal vage termen
gesproken, maar wat kost elke zuiveringstechniek nu echt?
Probleem is dat in Nederland nog maar weinig technieken
binnen de afvalwaterwereld op praktijkschaal zijn
gerealiseerd. In dit artikel wordt nader ingegaan op de
kosten voor vergaande zuivering.
Kiestra, F.; Piron, D.; Segers, J.; Uijterlinde, C.[et
al.];
Vergelijkend onderzoek MBR en zandfiltratie rwzi
Maasbommel. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.68-76. figs.;
ills.; tabs.; 2 refs.
In 2002 is de STOWA met het Waterschap
Rivierenland, in samenwerking met Royal Haskoning, een
onderzoek gestart op de rwzi Maasbommel naar de
toepasbaarheid van een MembraanBioReactor (MBR) en
continue zandfiltratie voor de behandeling van stedelijk
afvalwater. Onderzocht is welke zuiveringstechniek het
beste ingezet kan worden om de MTR-kwaliteit te bereiken.
Koning, J. de; Miska, V.; Ravazzini, A.M.;
Aquarec - geïntegreerde concepten voor hergebruik van
afvalwater. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.103-114. figs.;
tab.; 42 refs.
In 2003 is het door de Europese Commissie onder het
5e Kaderprogramma gesubsidieerde onderzoeksproject
Aquarec van start gegaan. Het algemene doel van het
project is het verbeteren van de kennis en de
technologie, nodig voor een praktisch hergebruik van
water als belangrijk onderdeel van duurzame
watermanagement concepten.
Krijgsman, J.; Dijk, E. van; Uijterlinde, C.; Bentem, A.
van;
FAST2D haalt het onderste uit de nabezinktank [thema
afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.44-47. figs.; tab.; 9 refs.
In opdracht van de STOWA heeft DHV een nieuwe
benadering voor het ontwerp en de optimalisatie van ronde
nabezinktanks ontwikkeld. Een centrale rol is hierbij
weggelegd voor het model FAST2D, waarmee de processen in
een nabezinktank kunnen worden gesimuleerd. Inmiddels is
het model twee jaar in gebruik (waarvan één jaar algemeen
beschikbaar) en heeft het zijn nut bewezen in tal van
projecten. Het gaat hierbij vooralsnog vooral om de
optimalisatie van bestaande nabezinktanks. In dit artikel
worden enkele praktijkvoorbeelden beschreven, waaruit
blijkt dat door relatief geringe aanpassingen veel meer
uit bestaande installaties is te halen en aanzienlijke
kosten kunnen worden bespaard.
Poele, S. te; Graaf, J. van der;
Toepassing van enzymatische reiniging in
ultrafiltratie van rwzi-effluent. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.47-55. figs.;
tabs.; 9 refs.
Membraanvervuiling is nog steeds een van de meest
belangrijke aspecten bij toepassingen van
membraanfiltratie. Organische (macro) moleculen, zoals
polysachariden en proteïnen, de hoofdcomponenten van
extracellulaire polymere stoffen (EPS), spelen een
belangrijke rol bij de irreversibele membraanvervulling
tijdens ultrafiltratie van rioolwaterzuiveringinrichting
(rwzi)-effluent. In dit onderzoek is de irreversibele
membraanvervuiling door proteïnen als component van
rwzi-effluent onderzocht door een nieuw enzymatisch
reinigingsprotocol te testen op pilot-schaal.
Sayed, S.; Dijkstra, I.; Moerman, C.;
Capillaire nanofiltratie: éénstaps behandeling voor
ruw huishoudelijk afvalwater. (nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.53-55. figs.; ill.; tab.; 5 refs.
Vitens heeft onderzoek verricht naar de technische
haalbaarheid van behandeling van ruw huishoudelijk
afvalwater door middel van capillaire nanofiltratie. De
methode geeft in één stap een hoge kwaliteit permeaat. In
vergelijking met een membraanbioreactor heeft deze nieuwe
toepassing vooral voordelen ten aanzien van de kwaliteit
van het permeaat en het ruimtebeslag. De eerste
resultaten zijn veelbelovend. De bedrijfsvoering is qua
flux vergelijkbaar met nanofiltratie en qua
bedrijfsvoering met ultrafiltratie.
Third, K.A.; Paxman, J.; Schmid, M.[et al.];
Behandeling stikstofrijk afvalwater met partiele
nitrificatie en Anammox in het CANON-proces. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.10-17. figs.; tab.;
11 refs.
In dit artikel worden de resultaten besproken van
een studie waarbij Anammox bacteriën worden opgehoopt uit
actiefslib en toegepast in het CANON-proces op
laboratoriumschaal. Het doel van het onderzoek is de
benodigde procescontrole parameters vast te stellen voor
het succesvolle bedrijven van het CANON-proces.
Toet, S.; Logtestijn, R.S.P. van; Kampf, R.[et al.];
The effect of hydraulic retention time on the removal
of pollutants from sewage treatment plant effluent in a
surface-flow wetland system. (en)
In: Wetlands 25
(2005)2 p.375-391. 66 refs.
We evaluated the effect of four hydraulic retention
times (HRT, 0.3, 0.8, 2.3, and 9.3 days) on pollutant
removal in a surface-flow wetland system for polishing
tertiary effluent from a sewage treatment plant (STP).
The removal efficiency of pollutants at these HRTs was
based on mass budgets of the water inputs and outputs in
parallel ditches, which together with a presettling
basin, made up the wetland system. Fecal coliform and
N-removal efficiencies in the ditches were enhanced by
increasing the HRT, with only little removal of fecal
coliforms during spring-summer at a HRT of 0.3 days.
URL:
http://www.bioone.org/pdfserv/i0277-5212-025-02-0375.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Toet, S.; Logtestijn, R.S.P. van; Schreijer, M.[et al.];
The functioning of a wetland system used for polishing
effluent from a sewage treatment plant. (en)
In: Ecological
engineering 25(2005)1 p.101-124. 44 refs.
A surface-flow wetland system designed for
polishing effluent from a sewage treatment plant (STP) on
the island of Texel, The Netherlands, was studied between
April 1996 and March 1997. The wetland system was
composed of a sequence of several units with different
water depth, hydraulic retention time and vegetation. The
system had a relatively short hydraulic retention time of
2.4 days (hydraulic loading rate 25 cm day−1).
URL:
http://dx.doi.org/10.1016/j.ecoleng.2005.03.004 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Zoutberg, G.; Cronenberg, R. van; Beens, H.; Krijgsman,
J.;
Extra buffertank als alternatief voor nabezinktank
[thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.48-51. figs.; ill.
In het kader van de optimalisatiestudie Beemster is
onderzocht of de bouw van een extra nabezinktank kan
worden uitgespaard. Hiertoe is onderzocht wat het effect
is op het uitspoelen van slib uit de nabezinktanks van
rwzi Beemster indien de aanvoer van de verbeterd
gescheiden rioolstelsels van Purmerend na drie uur wordt
gestopt. In eerste instantie is de toekomstige situatie
gesimuleerd met het nabezinktankmodel FAST2D (zie het
artikel hiervoor). Aan de hand van de resultaten is
besloten een praktijkproef uit te voeren en de
toekomstige RWA-situatie na te bootsen door
effluentcirculatie toe te passen. Vervolgens is de
praktijkproef gesimuleerd en bleek het nabezinktankmodel
een goede voorspellende waarde te hebben. Daarna is een
alternatieve oplossing met buffering van retourslib
gesimuleerd om te komen tot een robuuste oplossing. Het
resultaat is dat wordt afgezien van de bouw van een dure
nabezinktank en een nieuw verdeelwerk. Volstaan kan
worden met de bouw van een buffer waarin bij RWA een
gedeelte van het actief slib tijdelijk wordt opgeslagen.
De kostenbesparing wordt geraamd op 1,24 miljoen euro.
AFVALWATERSYSTEEM - Slibbehandeling
Sion, J.P.;
Uitgewrongen slib levert biogas aan eigen awzi. (
nl)
In: Land + water
45(2005)5 p.20-21. figs.; ill.
De nieuwe awzi Harnaschpolder krijgt haar energie
voor een deel direct uit de eigen slibbehandeling. Dit
artikel sluit de serie over de bouw van deze awzi in de
Haagse regio af.
WATERWEREN - Algemeen
Asselt, M. van;
Nieuwe risico's in 't vizier?. (nl) Voorstudies en
achtergronden / Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en
Natuuronderzoek, nr V.05, RMNO, Den Haag, Netherlands,
2004. 118 p
Deel 1 bevat een algemene inleiding. In de vier
hoofdstukken waaruit deel 2 is opgebouwd, is ingegaan op
vier thema’s, waarbinnen bekende risico’s voorkomen. De
milieurisico’s van de opwekking van elektriciteit en de
winning van fossiele brandstoffen, de risico’s die
gepaard kunnen gaan met de ondergrondse opslag van CO2,
overstromingsrisico’s als gevolg van het broeikaseffect
en ten slotte de risico’s die inherent zijn aan bio- en
nanotechnologie. [WWW ] [RLG 2nm 04-24 i ]
URL:
http://mercury.dev.remotion.nl/websites/V2_RMNO/files_content/NieuweRisicos def.pdf
Baan, P.; Asselman, N.;
Hoe groot is het risico van overstromingen?. (nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.25-28. figs.; 9 refs.
In de media verschijnen de laatste tijd berichten
dat de risico's van overstromingen worden onderschat.
Volgens het RIVM is het (groeps)risico van overstromingen
groter zijn dan dat van alle andere externe
veiligheidsrisico's bij elkaar. Dit soort berichtgeving
jaagt mensen en bedrijven schrik aan. Bedrijven kunnen
huiverig worden om zich in overstromingsgevoelige
gebieden te vestigen en het leidt tot maatschappelijke en
politieke druk om meer maatregelen te treffen gericht op
het beperken van het overstromingsrisico. Wij zijn
uiteraard niet tegen dit laatste, maar de omvang van het
risico mag niet overdreven worden. Objectief vergelijken
van overstromingsrisico's met andersoortige risico's is
nodig: enerzijds om te komen tot een afgewogen oordeel en
anderzijds voor het stellen van prioriteiten inzake de
aanpak van verschillende risico's. Het gebied van
Centraal-Holland (dijkring 14) wordt vaak gebruikt om te
illustreren hoe groot het overstromingsrisico is. In dit
artikel gaan wij in op het risico voor dit gebied. Dat
gebeurt aan de hand van overstromingsberekeningen en
recente inzichten over mogelijke aantallen slachtoffers
van overstromingen. [HAAFF]
Bemmel, E.E. van;
De verandering van de overstromingsrisico's en de
veerkracht van de onbedijkte Maas in de tijd :
eindrapport. (nl) [sn, sl], 2004. 78
p
Om de veranderingen in het overstromingsrisicio en
de veerkracht in beeld te brengen, zijn deze bepaald op
een aantal momenten in de tijd, ook wel zichtjaren
genoemd. Ze zijn zo geselecteerd dat belangrijke
veranderingen in de rivier meegenomen worden. Historische
ontwikkelingen zoals de kanalisatie, normalisatie van de
Maas en de aanleg van kades hebben veel invloed gehad op
het overstromingsrisico van de Maas. Voor de zichtjaren
1993 (voor de aanleg van kades), 2000 (na aanleg van
kades) en 2015 (na uitvoering van het project “de
Maaswerken”) is een kwantitatieve analyse van het
overstromingsrisico gemaakt. Hierbij zijn schades bij
afvoeren met een bepaalde kans berekend door eerst met
SOBEK rivierwaterstanden te berekenen, deze vervolgens te
extrapoleren naar waterdieptekaarten en tenslotte de
bijbehorende schade te bepalen. Ter bepaling van de
veerkracht van het Maassysteem zijn drie
veerkrachtindicatoren berekend, namelijk de amplitude, de
geleidelijkheid en de herstelsnelheid. De amplitude is
gelijk aan het overstromingsrisico. Als referentie zijn
ook het overstromingsrisico en de veerkracht van de
zichtjaren 1900 en 2100 bepaald op basis van gefundeerde
aannames over veranderingen in afvoerregime,
overstromingspatronen en landgebruik in de tijd. [HAAFF
793E19 ]
Bijman, W.;
Voorstudie GDH zee & meer : resultation enquête,
interviews, analyse en workshop. (nl) Rapport /
STOWA, 2004 25, STOWA, Utrecht, 2004. 80 p
Het voorliggende document rapporteert de resultaten
van het project Voorstudie Geautomatiseerd Draaiboek
Hoogwater voor Zee en Meer, uitgevoerd door Royal
Haskoning in opdracht van STOWA. Sinds 1999 wordt gewerkt
aan het Geautomatiseerd Draaiboek Hoogwater (GDH).
Recentelijk is versie 2.1 van het GDH uitgebracht die
specifiek gericht is op waterkeringbeheerders langs de
rivieren. Deze versie wordt op dit moment door een aantal
waterschappen (o.a. Rivierenland en Brabantse Delta) in
gebruik genomen. Verder vindt doorontwikkeling van GDH
voor rivierwaterkeringbeheerders plaats binnen het
Interreg-project NOAH. In deze Voorstudie wordt nagegaan
of er belangstelling is voor een GDH dat specifiek
gericht is op hoogwatersituaties langs zee en meren, en
zo ja, welke aanpassingen nodig zijn. [HAAFF
NN31050,2004,25 ]
URL:
http://www.geautomatiseerddraaiboekhoogwater.nl/ Website Geautomatiseerd Draaiboek Hoogwater (GDH)
Gerven, K.A.J. van;
Dijkdoorbraken in Nederland: onstaan, voorkómen en
bestrijden. (nl) TU Delft, Delft, 2004.
163 p
In het huidige ontwerpproces van dijken wordt geen
rekening gehouden met de invloed van het dijkontwerp op
het proces van bresgroei na een onverhoopte
dijkdoorbraak. Er wordt enkel gekeken of de sterkte van
de dijk groter is dan de belastingen. Veel aandacht gaat
hierbij uit naar de belasting (het liefst wil men tot op
de centimeter nauwkeurig de waterstanden kunnen
voorspellen). Grote onzekerheid bestaat echter over de
aanwezige reststerkte van de dijk nadat de eerste
kenmerken van falen (primaire schade) worden waargenomen.
Ook inzicht in de effecten van de opbouw en geometrie van
de dijk op het proces van bresgroei ontbreekt. Doel van
dit afstudeerwerk is dan ook geweest meer inzicht te
verkrijgen in het ontstaan en de groei van een bres en
zodoende tot haalbare oplossingen te komen (zowel in de
preventieve als in de curatieve sfeer) om bresgroei te
kunnen remmen dan wel te kunnen voorkomen. [WWW ]
URL:
http://www.waterbouw.tudelft.nl/education/MScTheses/2004/2004VanGerven.pdf
Hoes, O.A.C.; Schuurmans, W.; Strijker, J.;
Water systems and risk analysis. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.105-112. 12.
Worldwide the water management sector is about to
review the design standards for water systems, as
expected climate changes may possibly increase the
frequency of flood events. This paper reviews new flood
standards for surface water systems in The Netherlands,
also presenting a cost-benefit analysis. Flood standards
were formulated after several serious incidents in 1998
and 2001 to inform residents about the level of
protection that they may expect to receive. At this
moment all water boards are about to evaluate their water
systems using these standards. The cost-benefit approach
has been applied to determine whether the necessary
measures to comply with such standards were
cost-effective. The authors found that the standards make
too much a simplification of the variety of water
systems, and lead to costly measures without being
beneficial while many small-scale floods in The
Netherlands do not cause any significant damage. A better
starting point to anticipate on climate change is to
prevent damage, instead of the prevention of flooding.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0105/051050105.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Riessen, M. van; Spijker, M.; Vorstenbosch, J.;
Ethisch verantwoord beleid rond waterkeringen:
(on)mogelijk? : over het ontbreken van urgentiegevoel.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.12-14. ills.
Waarom leiden terreuraanslagen in het buitenland
wel tot een brede maatschappelijke discussie en extra
investeringen in veiligheid, terwijl overstromingen
(Elbe, Oder, Po) niet leiden tot een vergelijkbare
aandacht en investeringen in de waterkeringen in
Nederland? Toegegeven, er is meer aandacht dan voorheen,
maar nog steeds onvoldoende gezien de eventuele
gevolgenen van een overstroming. Volgens politiek Den
Haag is de Nederlandse waterkering veiliger dan ooit,
terwijl veel deskundigen menen dat dit onjuist is en
Nederland bij lange na niet veilig genoeg is. Eén van de
belangrijkste conclusies uit het RIVM-rapport 'Risico's
in bedijkte termen' is dat het beleid niet leidt tot het
realiseren van een veilig en bewoonbaar Nederland, zoals
na 1953 werd beoogd. De auteurs pleiten voor een
versterkt streven naar een ethisch verantwoord
waterbeheer waarbij maatschappij en burgers voldoende
worden beschermd.
Vellinga, P.;
Van absolute veiligheid naar worst case scenarios :
klimaatverandering vergroot overstromingsrisico's. (
nl)
In: Geografie
14(2005)6 p.30-35. 3 fig., 3 refs., tab.
De afgelopen 2000 jaar hebben we in Nederland leren
leven met de dreiging van water. Het heeft ons landschap
bepaald. Het is de vraag hoe we ons veiligheidsniveau op
peil kunnen houden met het oog op klimaatveranderingen.
De meeste Nederlanders denken dat Rijkswaterstaat met
zijn indrukwekkende dijken en stormvloedkeringen goed
waakt over onze veiligheid. Dat is nog maar de vraag.
[HUCHT]
URL:
http://www.klimaatvoorruimte.nl/pro1/general/show_document_general.asp?documentid=96&GUID=%7B4E83551E%2D561A%2D41EE%2DAA16%2D21735F15F06B%7D
WATERWEREN - Prim. waterk. - Uitvoering, beheer en
onderhoud
Frissel, J.Y.; Hazebroek, E.; Melman, T.C.P.;
Extensief graslandbeheer op zeedijken : effecten op de
vegetatie, erosiebestendigheid en mogelijkheden voor
exploitatie van aangepast beheer na een periode van 13
jaar. (nl) Alterra-rapport, 1084, Alterra,
Wageningen, 2005. 52 p [HAAFF 32/476(1084)
1e ex.] [HAAFF 32/476(1084) 2e ex.] [DKLNV NL 02 /
1084 ]
Hemert, H. van; Steenepoorte, C.; Velner, R.G.B.[et al.];
Richtlijnen zijn conservatief over waterspanningen in
dijk : Rijkswaterstaat beproeft niet-stationaire
berekening [dossier: waterbouw]. (nl)
In: Land + water
45(2005)5 p.16-17. figs.; ill.
Voor primaire waterkeringen in Zeeland heeft
Rijkswaterstaat een veiligheidstoetsing uitgevoerd
volgens een nieuwe methode. Het betrok hierbij het tot nu
toe verwaarloosde element van niet-stationaire aspecten
van grondwaterstroming.
Keijts, B.;
Mijnsteen en slakken versterken Zeeuwse zeedijk : in
't werk. (nl)
In: Land + water
45(2005)8 p.22-23. ills.
Getijde en een sterke stroming, het weer, en
blootliggende elektriciteitskabels zijn de ingrediënten
van een betrekkelijk klein onderhoudswerk onder water aan
de waterkering bij de ‘zak van Zuid-Beveland’. Nabij
Ellewoutsdijk in Zeeland pleegt Rijkswaterstaat directie
Zeeland onderhoud aan het onderwater talud van de zeedijk
langs de Westerschelde. De sterke stroming ter plaatse
heeft in de loop der jaren een groot deel van de bodem
uitgeschuurd. Van de oorspronkelijke helling van 1:3
staat nog maar een gedeelte, onder een (te) steile
helling van 1:1 overeind. Daarmee heeft de dijk
onvoldoende steun. Zonder maatregelen kan de de
stabiliteit op termijn in gevaar komen. Onderhoud door
het uitvullen van de gaten in het talud, ter grootte van
0,5 meter tot 8 meter, wordt daarmee hard nodig. [HAAFF
]
Looff, A.K. de; Montauban, C.C.;
Asfalt op dijk zeer divers van kwaliteit : methoden om
laagdikte en stijfheid in kaart te brengen [dossier:
waterbouw]. (nl)
In: Land + water
45(2005)5 p.12-13. figs.; ill.
Met een combinatie van grondradar- en
valgewicht-deflectiemetingen wordt in opdracht van
Rijkswaterstaat de momentane sterkte van
asfaltbekledingen op dijken beoordeeld. De methode is ook
geschikt om een toekomstig kwaliteitsverlies te
monitoren.
Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Handleiding Steentoets 4.03. (nl) DWW, 2005-038,
Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft,
Netherlands, 2005. 46 p 1 CD-ROM.
Ten behoeve van de veiligheidstoetsing van
steenzettingen is in opdracht van de Dienst Weg- en
Waterbouwkunde en het ProjectBureau Zeeweringen (PBZ) te
Goes een Excel-programma gemaakt door WL | Delf
Hydraulics, genaamd STEENTOETS. In het programma kunnen
alle relevante gegevens omtrent de dijkbekleding worden
ingevoerd, waarna de toetsing door het programma wordt
uitgevoerd. [HAAFF 789A30 ] [HAAFF DISK 455 ]
URL:
http://www.waterkeren.nl/download/documenten/DWWhandlSteentoets403.pdf
URL: http://www.waterkeren.nl/download/documenten/SteenToetsv404.xls Programma STEENTOETS 4.04 (Excel)
WATERWEREN - Niet-primaire waterkeringen
Berg, P. van den; Hemert, H. van;
Droogteonderzoek veenkaden : samenvatting van het
onderzoeksprogramma en belangrijkste bevindingen. (
nl) Rapport / STOWA, 2005 02, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2005. 32 bl
Het voorliggende rapport “Droogteonderzoek
veenkaden” vormt een beknopte beschrijving van het
onderzoeksprogramma en de belangrijkste bevindingen (nav
verschuiving veenkade Wilnis door droogte). [HAAFF
NN31050,2005,02 ]
Calle, E.O.F.;
Naar een draaiboek voor droogtegevoelige kaden :
belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het
onderzoeksprogramma droogteonderzoek veenkaden. (nl)
Rapport / STOWA, 2005 03, STOWA, Utrecht, Netherlands,
2005. 82 p
Het rapport beschrijft een samenvattende
aanbeveling over denkbare voorbereidingen teneinde
gesteld te staan voor de veiligheid van droogtegevoelige
veenkaden tijdens droogte (ivm verschuiving veenkade
Wilnis). Het rapport is samengesteld op basis van de
conclusies en ontwikkelde inzichten van de verschillende
activiteiten en onderzoeken die zijn uitgevoerd in het
kader van het onderzoeksprogramma. Belangrijk onderdeel
van het rapport vormt een voorlopige methodiek voor de
beoordeling van de veiligheid van een kade bij droogte.
[HAAFF NN31050,2005,03 ]
Calle, E.O.F.;
Stabiliteit van veenkaden tijdens droogte : analyse
van de stabiliteit van veenkaden tijdens langdurige
droogte: een case studie. (nl) Rapport / STOWA, 2004
37, STOWA, Utrecht, 2004. 1 dl.
(verschillende pagineringen)
Het rapport beschrijft de resultaten van de analyse
van de stabiliteit van ca. 15 veenkaden tijdens droogte
ivm met kadeverschuiving Wilnis). Het beschrijft de
algemene bevindingen van de analyse. De resultaten van de
beschouwing van de verschillende veenkaden (de cases)
zijn gepresenteerd in de bijlagen. [HAAFF NN31050,2004,37
]
Kolen, B.; Hofman, P.J.; Vegte, B. van der;
Normering boezemkaden Zuid-Holland Zuid. (nl)
In: H twee O 38
(2005)13 p.30-32. figs.; tab.; 2 refs.
De provincies Zuid-Holland en Utrecht en de
waterschappen in Zuid- Holland Zuid (Rivierenland, De
Stichtse Rijnlanden, Schieland en de Krimpenerwaard en
Hollandse Delta) hebben door HKV Lijn in Water de
veiligheidsniveaus van boezemkaden laten bepalen. Hierbij
is uitgegaan van de IPO-richtlijn normering boezemkaden.
De veiligheidsniveaus zijn bepaald voor het huidige
watersysteem. Ook is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd.
Hieruit blijkt dat met name toekomstige ruimtelijke
ontwikkelingen van invloed zijn op de veiligheidsniveaus.
In het onderzoek is het toekomstige landgebruik,
gebaseerd op de Nieuwe Kaart van Nederland, opgenomen in
HIS-SSM (HoogwaterInformatieSysteem, Schade- en
SlachtofferModule). In het kader van dit onderzoek is
tevens een 'Planologisch Toetsinstrument Boezemkaden'
ontwikkeld. Hiermee kan het effect van bijvoorbeeld
planologische ontwikkelingen op de veiligheidsklassen van
boezemkaden worden bepaald.
Oostindie, K.; Ritsema, C.J.; Dekker, L.W.; Lansink, L.;
Pleijter, M.; Steenbergen, T. van;
Herbevochtiging verdroogde veenkaden : onderzoek naar
de natuurlijke herbevochtiging van verdroogde veenkaden.
(nl) Rapport / STOWA, 2004 38, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 207 p
Dit verslag richt zich op het monitoren van de
natuurlijke herbevochtiging van een 7-tal veendijken
verspreid gelegen over Nederland gedurende de periode
begin november 2003 tot eind januari 2004. Hiertoe zijn
veendijken te Wilnis, Vierhuis, de Middelburgse Kade, de
Kleine Geer, de Bermweg, Hollandse Kade en de Hollandse
IJssel elk een 5-tal keer bemonsterd tot een diepte van
circa 2 meter beneden maaiveld. Vanaf april 2004 tot
augustus 2004 is deze monitoring verlengd voor de eerste
4 genoemde veendijken. In deze periode zijn deze dijken
nog eens 6 keer bemonsterd. Alle verzamelde bodemmonsters
zijn in het laboratorium gebruikt om het volumetrisch
vochtgehalte te bepalen, de bulkdichtheid, het organisch
stofgehalte, en de mate van actuele en potentiële
waterafstotendheid. De waardes van bulkdichtheid en
organisch stofgehalte zijn gebruikt om vervolgens het
poriënvolume en de verzadigingsgraad van de bodemmonsters
te berekenen. [HAAFF NN31050,2004,38 ]
STOWA;
Grondonderzoek veenkaden : onderzoek naar de
grondmechanische eigenschappen van verdroogde veenkaden.
(nl) Rapport / STOWA, 2004 34, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 74 p
Het onderzoek (ivm verschuiving veenkade Wilnis
door droogte) heeft plaatsgevonden ter plaatse van de
volgende boezemkaden: Bermweg te Nieuwerkerk a/d IJssel,
de boezemkade van Ringvaart van de Polder Prins
Alexander; Kleine Geer nabij Zoetermeer, de boezemkade
van de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blanaardpolder; en
Middelburgse Kade nabij Waddinxveen, de boezemkade van de
Polder Middelburg. Teneinde een zo goed mogelijk beeld te
kunnen krijgen van de opbouw van de kadeprofielen is
overeengekomen om in één dwarsprofiel per kade, door
uitvoering van diverse boringen, een zo nauwkeurig
mogelijke beschrijving te maken van het bodem- en
vochtprofiel van de kade. [HAAFF NN31050,2004,34 ]
Weerts, H.J.T.; Maskake, B.; Maas, G.J.; Bont, C.H.M. de;
Kruse, G.A.M.; Veldkamp, J.G.; Vernes, R.W.;
Aandachtsgebieden veenkaden : inventariatie van
gebieden met veenkaden of kaden op veenondergrond. (
nl) Rapport / STOWA, 2004 36, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 22 bl
Het voorliggende rapport “Aandachtsgebieden
Veenkaden (ivm verschuiving veenkade Wilnis door
droogte)” beschrijft de inventarisatie van gebieden waar
veenkaden of kaden op veenondergrond kunnen voorkomen.
Het rapport presenteert de “Veenkade aandachtsgebieden”
kaart, evenals de kaarten met regionale informatie
betreffende de bodemopbouw, grondwaterstanden en
stijghoogte en historisch – geografisch informatie over
de ontstaanswijze van kaden. De verschillende kaarten
kunnen desgewenst door de STOWA digitaal beschikbaar
worden gesteld, zie hiervoor http://www.stowa.nl. [HAAFF
NN31050,2004,36 ]
WATERSYSTEEM - Algemeen
Adviescommissie Water
Water in beeld 2005 : voortgangsrapportage over het
waterbeheer in Nederland. (nl)
Adviescommissie Water, Den Haag, 2005.
Jaarlijkse rapportage op het gebied van waterbeheer
door de Adviescommissie Water.
URL:
http://www.verkeerenwaterstaat.nl/cend/dco/nieuws/data/nws/dwn/Water_in_beeld_2005.pdf
Berg, J. van den;
Ruimte voor riverie krijgt vorm: Lonkend rivierenland.
(nl)
In: Het waterschap
90(2005)12 p.6-9. ills.
Om het water uit de Rijn veilig door ons land te
voeren, moet er veel gebeuren. Geïnspireerd door het plan
Lonkend rivierenland van Staatsbosbeheer worden er
plannen ontwikkeld om rivierwater veilig af te kunnen
voeren. Dit zal grote gevolgen hebben voor het landschap.
Boogerd, J.L.M.;
Van droge kennis naar natte natuur : de interactie
tussen natuurwetenschap en beleid over verdroging. (
nl) Eburon, Delft, 2005. IX, 173 p 166 refs.
Veel kennis is beschikbaar ten behoeve van het
verdrogingsbeleid, zoals die van Studiecommissie
Waterbeheer voor Natuur, Bos en Landschap (SWNBL, 1988),
het onderzoek in opdracht van de interdepartementale
commissie verdroging (Braat, Rolf, 1989) en publicaties
in het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma
Verdroging (NOV). Deze dissertatie beschouwt de relatie
tussen onderzoek en beleid (zowel op nationaal, regionaal
als op lokaal niveau). [HAAFF 222-A/2005-02]
[LEI H-69 ]
Bossenbroek, J.C.;
Kans op wateroverlast : statistiek vóóraf of
statistiek achteraf?. (nl) TU Delft, Delft,
Netherlands, 2004. 59 p
In 2000 heeft de overheid een breed onderzoek naar
het waterbeheer in de 21e eeuw afgerond. Naar aanleiding
van dit onderzoek zijn in het Nationaal Bestuursakkoord
Water (NBW) werknormen opgenomen voor de beoordeling van
regionale watersystemenmet betrekking tot wateroverlast.
In de normering zijn voor verschillende grondgebruiktypen
de toelaatbare frequenties voor inundatie van het
maaiveld vastgesteld. De wijze waarop een regionaal
watersysteem moet worden getoetst is niet vastgesteld. In
depraktijk worden twee verschillende methoden gehanteerd.
Deze methoden zijn in deze studie onderling vergeleken.
[WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/ebooks/1771552.pdf
Ebregt, J.; Eijgenraam, C.J.J.; Stolwijk, J.J.J.;
Ruimte voor de rivier. dl. [1].2: Kosten-batenanalyse : kosteneffectiviteit
van maatregelen en pakketten. (nl) Centraal
Planbureau, Den Haag, 2005. 112 p
Dit CPB onderzoek binnen het project Ruimte voor de
Rivier bevat een kostenanalyse. Daarvoor is een methode
ontwikkeld om van een maatregel of pakket met
verscheidene van belang zijnde effecten in zijn geheel
de kosteneffectiviteit te bepalen. Veiligheidswinst,
toename van het aantal hectares gewenste natuur en
oordelen over ruimtelijke kwaliteit en over recreatieve
mogelijkheden zijn de effecten waarmee rekening is
gehouden. [DLGNRD WAT WAN 87 ] [DKLNV B 4c / 277 (2) ]
[LEI F-194(b) ]
URL:
http://www.cpb.nl/nl/pub/document/83/doc83.pdf
Eijgenraam, C.J.J.;
Ruimte voor de rivier. dl. 1: Kosten-batenanalyse : veiligheid tegen
overstromen. (nl) Centraal Planbureau, Den Haag,
Netherlands, 2005. 202 p
Dit CPB onderzoek binnen het project Ruimte voor de
Rivier bevat een nieuwe methode om voor dijkringen het
optimale veiligheidsniveau tegen overstromen te bepalen
met de bijbehorende investeringsstrategie. Deze methode
is toegepast op 22 dijkringen in het rivierengebied.
[DLGNRD WAT WAN 86 ] [WWW ] [DKLNV B 4c / 277 (1) ]
[LEI F-194(a) ]
URL:
http://www.cpb.nl/nl/pub/document/82/doc82.pdf
Haje, A.;
Waar lopen waterschappen zoal tegenaan? : uitvoering
van waterschapsprojecten in de praktijk. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)10 p.16-19. ill.
Waterschappen staan de komende jaren voor een
aanzienlijke wateropgave, werden gerealiseerd om voot
2015 in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water
en de Kaderrichtlijn Water het watersysteem op orde te
hebben. Waar lopen waterschappen bij de uitvoering die
projecten zoal tegenaan? Hoe krijgen je partijen, zoals
gemeenten, provincies, mee in dat proces van die
gezamenlijke wateropgave? En hoe ga je om met andere
belanghebbende partijen in een gebied? "Voorwaarde om een
proces te laten slagen, is dat er voor elk van de
partijen een winstpunt in zit. De worst moet groot genoeg
zijn".
Milieubalans 2005: nitraatdoelstelling grondwater
haalbaar : aanvullend Nederlands milieubeleid nodig.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.6-7. tab.; ill.
Als Nederland voldoet aan de Europese emissie-eisen
zal de uitstoot van schadelijke stoffen aanzienlijk
verminderen. Maar dat zal niet voldoende zijn om de
milieukwaliteitseisen van de Europese Unie te halen. Dat
komt door de specifieke Nederlandse situatie:
dichtbevolkt en -bebouwd en veel uitstoot uit het
buitenland. Om toch de kwaliteitseisen te halen moet
Nederland zelf aanvullend beleid opstellen. Dat blijkt
uit de Milieubalans 2005, die het Milieu- en
Natuurplanbureau van het RIVM op 10 mei presenteerde. Er
is ook goed nieuws: waarschijnlijk zal Nederland in 2009
kunnen voldoen aan de nitraatdoelstelling voor
grondwater.
URL:
http://www.rivm.nl/Images/MB2005%20totaal_tcm4-19788.pdf
MNP
Milieubalans 2005 : het Nederlandse milieu verklaard.
(nl)
MNP,
Bilthoven, 2005.
Op basis van de Wet milieubeheer brengt het Milieu-
en Natuurplanbureau (MNP) jaarlijks een Milieubalans uit.
Daarin wordt de ontwikkeling in de toestand van het
milieu en de effectiviteit van het gevoerde beleid
beschreven. Milieubalans 2005 is het elfde dat wordt
uitgebracht. In het proces van beleidsvoorbereiding tot
beleidsverantwoording (VBTB) staan bij de verantwoording
de volgende vragen centraal: Worden de doelen gehaald?,
Wat is de bijdrage van het beleid daaraan?, Wat heeft het
gekost? en Had het goedkoper gekund. Achtereenvolgens
komen aan bod: klimaatverandering; verzuring en
grootschalige luchtverontreiniging; milieukwaliteit in
het landelijk gebied; kwaliteit van de leefomgeving; De
bijlagen geven de cijfermatige onderbouwing van de
analyse in de tekst. [HAAFF]
URL:
http://www.mnp.nl/nl/publicaties/2005/Milieubalans_2005.html
Pleijte, M.; During, R.; Gerritsen, A.; Stuyt, L.;
Noordwaard: over stromingen in denken over hoogwater
en natuur : ruimte voor meer stromen om de Noordwaard.
(nl) Rapport / Wetenschapswinkel, 215,
Wetenschapswinkel Wageningen UR, Wageningen, Netherlands,
2005. 80 p
Het Platform Behoud Noordwaard is een organisatie
die een aantal landbouwers en inwoners van de Noordwaard
(ten westen van Werkendam) vertegenwoordigt. Zij willen
niet, dat de Noordwaard onderdeel wordt van het plan
"Ruimte voor rivier". Op hun verzoek heeft Alterra een
nota geschreven, met daarin: een gebiedsbeschrijving,
kritische beschouwing van Ruimte voor de rivier, maar
bovenal een presentatie van alternatieve (natuurlijke)
maatregelen voor het gebied. [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1769746.pdf
Projectorganisatie Ruimte voor de rivier
Inspraakwijzer ruimte voor de rivier. (nl)
Projectorganisatie Ruimte voor de rivier, [sl],
Netherlands, 2005. 32 p 1 CD-ROM.
Met deel 1 van de Planologische Kernbeslissing
Ruimte voor de Rivier ligt er een voorstel van het
kabinet om het rivierengebied tegen overstromingen te
beschermen en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te
verbeteren. Hoe nu verder? De eerste stap is dat iedereen
op dit voornemen kan reageren. In de Inspraakwijzer is
aangegeven welke stukken ter inzage liggen, op welke
stukken u kunt inspreken en hoe u dit kunt doen. Tevens
is kort toegelicht welke procedure doorlopen moet worden
voordat er sprake is van een definitieve Planologische
Kernbeslissing (PKB). Als het eenmaal zo ver is, moeten
er bovendien aansluitend nog belangrijke vervolgstappen
worden genomen voordat de uitvoering van maatregelen kan
starten. Ook hierover vindt u informatie in de
Inspraakwijzer. Allereerst wordt in de inleiding kort
ingegaan op het waarom van een PKB Ruimte voor de Rivier.
[HAAFF 788A29 ] [HAAFF DISK 452 ] [IAHL boeken
556(492) INSP ] [DKLNV B 4c / 274 ] [DLGNRD WAT WAN
88 ] [LEI F-197 ]
URL:
http://www.ruimtevoorderivier.nl/upload/inspraakwijzer.pdf
Rijkswaterstaat
Werkwijzer watertekorten (website). (nl) Rijkswaterstaat, [sl], 2005.
Deze website bundelt de resultaten van vier jaar
Droogtestudie. De informatie is vooral bedoeld voor
waterbeheerders. U vindt hier suggesties en aanbevelingen
voor het meenemen van watertekorten in de planvorming,
beredeneerd vanuit diverse procesgangen. Kies een ingang
vanuit een procesgang die voor u van toepassing is. Of
kies voor het Stappenplan Werkwijzer Watertekorten. Deze
ingang biedt u een procesgang beredeneerd vanuit de
Droogtestudie. Onder Inzichten Watertekorten vindt u alle
studieresultaten van de Droogtestudie. Ook vindt u hier
de resultaten van modelberekeningen die als voorbeeld
kunnen dienen voor eigen modelberekeningen. [WWW ]
URL: http://www.droogtestudie.nl/instrumentarium/instrumentarium.html Website
Unie van Waterschappen
Inbedding van waterkwaliteit in waterbeheersplannen en
waterplannen. (nl) Unie van Waterschappen, Den Haag,
Netherlands, 2003. 30 p
In dit onderzoek is gekeken naar de wijze waarop
waterkwaliteitsbeheerders en gemeenten werken aan een
betere waterkwaliteit en in het bijzonder naar de wijze
waarop hier bij het opstellen van plannen mee om wordt
gegaan. Hiertoe is een aantal recente
waterbeheersplannen en waterplannen nader beschouwd,
waarbij specifiek is gekeken naar de analyses die (wel
en niet) worden gemaakt om de kansen en knelpunten ten
aanzien van waterkwaliteit in beeld te brengen, en in
hoeverre dit de basis vormt voor de gekozen maatregelen.
[WWW ]
URL:
http://www.uvw.nl/content/TRIBAL_tsShop/files/95_eindrapport_inbedding_waterkwaliteit.pdf
Wel, A. van der;
Voor GIS-specialisten nog veel te doen!. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)9 p.12-13. fig.
Wist een beetje dijkgraaf vroeger tot op de halve
meter welke sloot, vaart en greppel zijn ‘vorstendom’
afpaalden, voor zijn moderne opvolger volstaat de kennis
in zijn hoofd niet langer. Sterker: zelfs papier lijkt te
hebben afgedaan. Anno 2005 zijn digitale landkaarten
onontbeerlijk voor het goed functioneren van de
waterschappen. Maar zelfs met de meest geavanceerde
satelliet-gestuurde metingen gaat het nog wel eens mis:
wat te denken van het mysterie van de half verdwenen
afsluitdijk?.
WATERSYSTEEM - Grondwater
Broers, H.P.;
Naar een andere toetsdiepte voor nitraat in
grondwater? : achtergronddocument voor de Evaluatie
Meststoffenwet 2004. (nl) TNO-rapport, NITG 04-066-A,
NITG-TNO, Utrecht, 2004. 66 p
Studie in het kader van de evaluatie van de
meststoffenwet 2004; onderzoek in opdracht van het
Milieu- en Natuurplanbureau. Doel van de voorliggende
studie is om antwoord te geven op de volgende vragen: (i)
Zijn gebieden met een voldoende mate van nauwkeurigheid
te identificeren waar denitrificatie zonder nadelige
gevolgen optreedt? En als dit het geval is: (ii) Op welke
diepte zou dan getoetst moeten worden? Hierbij moet dan
aangegeven worden wat de voor- en nadelen van het
vergroten van de toetsdiepte zijn. [WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/digitaaldepot/Toetsdiepte.pdf
Dik, P.E.; Kroes, J.G.; Smit, A.A.F.R.; Veldhuizen, A.A.;
Onderbouwing wateropgave Haarlemmermeerpolder :
modelbouw, kalibratie en scenarioanalyse. (nl)
Alterra-rapport, 1183, Alterra, Wageningen, Netherlands,
2005. 80 p
Ten behoeve van de Onderbouwing Wateropgave
Noord-Holland is door Alterra in opdracht van het
Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR) een studie
uitgevoerd naar de watervraag in de Haarlemmermeer.
Hiertoe is een model opgezet voor water- en
chloride-transport van de Haarlemmermeer. Gezien de
doelstelling van het project is voor het modelinstrument
FIWMultiSwap gekozen. Verschillende scenario’s zijn met
het model doorgerekend en geïnterpreteerd voor de
wateropgave. [HAAFF 32/476(1183) 1e ex.] [HAAFF
32/476(1183) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1183 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1183.pdf
Doorn, T.H.M. van; Vernes, R.W.;
Nieuw hydrogeologisch ondergrondmodel on line : REGIS
II. (nl)
In: InFormatie.
Editie grondwater en bodem (2005)17 p.1-5. 10 fig.
NITG ontwikkelde een nieuw hydrogeologisch
grondwatermodel REGIS, in opdracht van elf provincies
(Limburg sluit in 2007 aan). Het is gebaseerd op nieuwe
inzichten, uitgewerkt in een nieuwe lithostratigrafie en
LKN (geologische kartering, landsdekkend). [HAAFF]
URL:
http://www.tno.nl/ruimtegebruik_en_infrastructuur/actueel/publications/nieuwsbrieven_tnonitg/informatie/informatie_17_mei_2005/InFormatie%2017.pdf
Elbersen, J.; Hennekens, S.;
Doelbenadering aquatische natuur in Waternood :
functioneel ontwerp module "Doelrealisatie aquatische
natuur". (nl) Rapport / STOWA, 2005 17, STOWA,
Utrecht, 2005. 48 p
Dit rapport beschrijft het functioneel ontwerp van
een eerste versie van een applicatie die uitgaat van deze
zogenaamde doelbenadering voor aquatische natuur in het
Waternoodinstrumentarium versie 2. Met deze applicatie
kunnen per watertype op het niveau van
Kaderrichtlijntypen, Natuurdoeltypen en Aquatische
Supplementtypen, abiotische randvoorwaarden voor het
voorkomen van een optimale levensgemeenschap in beken en
sloten worden bepaald. Dit gebeurt op basis van de eisen
die indicatorsoorten stellen aan die randvoorwaarden. De
applicatie biedt de mogelijkheid om de mate van
doelrealisatie zowel abiotisch (op basis van de toestand
van door beheer stuurbare variabelen) als biotisch (op
basis van gevoeligheid voor verstoring van aanwezige
macrofauna, macrofyten en vissen) te berekenen. [HAAFF
NN31050,2005,17 ]
Fraters, D.; Boumans, L.J.M.; Leeuwen, T.C. van[et al.];
Results of 10 years of monitoring nitrogen in the
sandy regions in The Netherlands. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)3/4 p.239-247. 12 refs.
The effect of policy measures on agriculture and
water quality with respect to nitrogen have been
monitored on farms in the sandy regions since the early
1990s. Nitrogen surplus on dairy farms decreased by
100kg/ha (30%) in the 1991 - 1999 period due to
demonstration projects and the implementation of MINAS,
limiting farm gate balance surplus. Nitrogen surplus on
arable farms has slightly decreased (30kg/ha, i.e. 20%),
probably because MINAS became mandatory for arable farms
from 2001 onwards. About 25% of the farm-gate balance N
surplus leached as nitrate into the upper metre of the
groundwater. The NO3-N concentration decreased in the
1992 - 2001 period, but the decrease was larger for dairy
farms (16mg/l, 46%) than for arable farms (7.7mg/l, 30%).
Of the decrease in NO3-N concentration on dairy farms,
23% is caused by a decrease in N surplus, and 27% by
environmental factors, such as a higher precipitation
surplus, more wet soils and more peat soils in the second
part of the monitoring period. However, unknown factors
are responsible for 50% of the decrease.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05103/0239/051030239.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Giessen, A. van der;
Naar een gezamenlijk nationaal hydrologisch
modelinstrumentarium. (nl) Rapport / RIVM,
500026002/2005, Milieu- en Natuurplanbureau,
Bilthoven, Netherlands, 2005. 55 p
Harmonisatie en verbetering van hydrologisch
modelinstrumentarium is het hoofddoel van de nationale
werkgroep Consensus Hydrologie, waarin Alterra, Milieu-
en Natuurplanbureau en RIZA participeren. Dit eindrapport
legt het accent op hydrologische modelsystemen voor
lands(deel)dekkende analyses. Veel gebruikte
modelaanpakken zoals LGM/SWAP, MOZART/NAGROM, SIMGRO en
STONE hydrologie zijn voor het omvangrijke Brabantse
studiegebied Beerze-Reusel vergeleken. Tevens is gewerkt
aan een landsdekkend geharmoniseerd geohydrologisch
gegevensbestand.. [HAAFF 741C56 ] [WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500026002.pdf
Kekem, A.J. van; Hoogland, T.; Horst, J.B.F. van der;
Uitspoelingsgevoelige gronden op de kaart : werkwijze
en resultaten. (nl) Alterra-rapport, 1080, Alterra,
Wageningen, 2005. 89 p 1 CD-ROM.
Voor de uitvoering van het mestbeleid in Nederland
is het van belang om de uitspoelingsgevoeligheid voor
nitraat van de bodems in Nederland zo goed mogelijk te
kennen. Deze uitspoelingsgevoeligheid hangt o.a. af van
de grondsoort en de grondwaterstand om hiervan een
inschatting te maken dienen basisbestanden van de bodem
en de grondwaterstanden voldoende nauwkeurig en actueel
dienen te zijn. Uit een quick scan bleek dat 47% van de
oppervlakte veengronden in Oost-Nederland is gedeformeerd
naar een ander bodemtype, met name zandgronden. Voor de
zand- en lössgronden van Nederland is met een
geostatistische methode de grondwaterdynamiek
geactualiseerd en er is een methodiek ontwikkeld om op
basis hiervan de landbouwpercelen op zand- en lössgronden
te classificeren naar uitspoelingsgevoeligheid. Deze
berekeningen zijn uitgevoerd voor verschillende
scenario's waarin is gevarieerd met de GHG grens, de
areaal fractie per perceel en een kanscriterium. In het
gewijzigd beleid is ervoor gekozen om niet op
perceelsniveau uitspoelingsgevoelige gronden aan te
wijzen. Daarom is het areaal uitspoelingsgevoelige grond
ook voor pixels van 25x25 meter berekend. Voor de
zandgronden bedraagt het areaal uitspoelingsgevoelige
gronden met een GHG ≥ 70 cm en een GLG ≥ 120,
ongeveer 335000 ha, 36% van het landbouw areaal op
zandgronden. [HAAFF 32/476(1080) 1e ex.] [HAAFF
32/476(1080) 2e ex.] [HAAFF DISK 443 1e ex.] [HAAFF
DISK 443 2e ex.] [DKLNV NL 02 / 1080 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1080.pdf
Leenaers, H.;
TNO ontwikkelt nieuwe diensten rond database met
ondergrondgegevens : dagelijks een sms-je naar DINO.
(nl)
In: VI matrix
13(2005)5 p.34-37.
NITG TNO ontwikkelde voor de Provincie
Noord-Brabant een webapplicatie, waardoor
grondwaterstanden voor een groot publiek online
beschikbaar komen. Uitleg over de techniek, die zorgt,
dat waterstandsgegevens via telemetrie en een online
koppeling met DINO (het grondwaternet van TNO) op
internet verschijnt. [HAAFF]
Linden, A.M.A. van der; Boesten, J.J.T.I.; Cornelese,
A.A.; Kruijne, R.; Leistra, M.; Linders, J.B.H.J.; Pol,
J.W.; Tiktak, A.; Verschoor, A.J.;
The new decision tree for the evaluation of pesticide
leaching from soils. (en) RIVM rapport,
601450019/2004, RIVM, Bilthoven, Netherlands,
2004. 57 p
The Dutch decision tree on leaching from soil has
been re-designed to be more in line with EU guidelines on
the assessment of the leaching potential of substances.
The new decision tree explicitly defines reasonable
worst-case conditions as the 90th percentile of the area
to which a substance is applied. The spatially
distributed model, GeoPEARL, is used to calculate the
leaching. A report from RIVM, Alterra and TCB. [WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601450019.pdf
Louw, P. de; Bakkum, R.; Hardeveld, H. van[et al.];
Wellen verzilten het oppervlaktewater in polders in
West-Nederland. (nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.39-42. figs.; ills.; 4 refs.
In wellen treedt het grondwater vanuit het eerste
watervoerend pakket geconcentreerd uit. De
kwelintensiteiten die daarmee gepaard gaan, zijn met
gemiddeld 2000 mm per dag hoog te noemen. Door deze hoge
fluxen wordt dieper en daardoor brakker grondwater
aangetrokken. Dit veroorzaakt het hoge chloridegehalte
van 1500 tot 2500 mg/l in de grotere wellen. Door de hoge
kwelintensiteit en het hoge chloridegehalte dragen wellen
voor meer dan 60 procent bij aan de verzilting van het
oppervlaktewater in polder de Noordplas bij Zoetermeer.
[HAAFF]
Meij, H. van der; Beliën, W.;
Telemetrie in Noord-Brabant : grondwaterstanden op
internet. (nl)
In: InFormatie.
Editie grondwater en bodem (2005)17 p.10-13.
Op veel plaatsen in Nederland vinden metingen
plaats van de grondwaterstand en de stijghoogte. Onlangs
ontwikkelde NITG in opdracht van de provincie
Noord-Brabant een on line koppeling van 25 meetpunten met
DINO, die vervolgens via internet te zien zijn. Dit
artikel geeft technische achtergronden bij dit project.
[HAAFF]
URL:
http://www.tno.nl/ruimtegebruik_en_infrastructuur/actueel/publications/nieuwsbrieven_tnonitg/informatie/informatie_17_mei_2005/InFormatie%2017.pdf
Meuter, N.H.;
SimGro en stroming in open waterlopen. (nl) TU
Delft, Delft, 2004. 66 p
In hellende gebieden, met relatief grote
peilverschillen, is SimGro met succes toegepast. In een
vlak gebied zoals Utrecht-West treedt vaker een gestuwde
situatie op waarbij de benedenstroomse waterstand de
stroming beïnvloedt. Ditafstudeeronderzoek richt zich op
het in beeld brengen van de consequenties van een
Q(hbovenstrooms)-relatie in een dergelijk gebied en het
doen van voorstellen hoe hiermee kan worden om gegaan. Om
de beperkingen van een Q(hbovenstrooms)-relatie
teanalyseren, is een theoretische analyse uitgevoerd van
stroming in open waterlopen. Vervolgens is een
bakjesmodel geprogrammeerd in MatLab (wiskundig
softwarepakket). Voor een aantal situaties is de uitkomst
van dit bakjesmodel vergeleken met uitkomstenvan Sobek.
Sobek is een softwarepakket dat stroming in open
waterlopen simuleert op basis van de
bewegingsvergelijkingen, en dus ook rekening houdt met de
benedenstroomse waterstand. [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/ebooks/1771563.pdf
Post, V.E.A.;
Fresh and saline groundwater interaction in coastal
aquifers: is our technology ready for the problems
ahead?. (en)
In: Hydrogeology
journal 13(2005)1 p.120-123. 16 refs.
This essay will explore the present state of
coastal aquifers, common problems and how hydrogeology
as a scientific discipline can contribute to develop
sustainable solutions.
URL:
http://dx.doi.org/10.1007/s10040-004-0417-2 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Rozemeijer, J.; Geer, F.C. van;
Meetnetoptimalisatie : naar een kosteneffectieve
strategie voor de monitoring van grondwaterkwaliteit.
(nl)
In: Stromingen
11(2005)2 p.5-19. 8 fig., 4 refs.
In dit artikel is een methode beschreven om een
optimale meetstrategie voor trenddetectie in de
grondwaterkwaliteit te bepalen. Dit wordt gedaan aan de
hand van de standaarddeviatie van de temporele en de
toevallige component in een dataset. De methode kan
worden gebruikt om het aantal meetrondes en meetlocaties
vast te stellen, die recht doen aan de gewenste
betrouwbaarheid tegen zo laag mogelijke kosten. In het
artikel is tevens beschreven, hoe meetgegevens kunnen
worden gecorrigeerd voor invloeden van neerslag. [HAAFF
]
Stichting Natuur en Milieu
Naar een totaal-aanpak van het fosfaatprobleem in de
landbouw. (nl) Stichting Natuur en Milieu, Utrecht,
Netherlands, 2005. 38 p
In opdracht van de Stichting Natuur en Milieu te
Utrecht heeft ARCADIS een korte analyse gemaakt van het
beleid ten aanzien van de ophoping van fosfaat in
landbouwgronden en de daarmee gepaard gaande
verontreiniging van grond- en oppervlaktewater met
fosfaat. Deze notitie en de daarin voorgestelde aanpak
wil Natuur en Milieu gebruiken om de discussie over de
oplossing van het fosfaatprobleem op gang te brengen..
[WWW ]
URL:
http://www.natuurenmilieu.nl/docs/051920051116509707.pdf
Verwij, L.M.;
Drought definitions for groundwater recharge,
groundwater depth and streamflow: Poelsbeek and
Bolscherbeek catchments (the Netherlands). (en)
[sn, sl], 2005. VI, 59 p CD-ROM.[NIEUWL] [NIEUWL ]
Weerdhof, B. van de;
Meervoudige ontwerp- en effectenstudie van
koude-warmteopslagsystemen in de binnenstad van Den Haag
: 'de provincie Zuid-Holland zit er warmpjes bij'. (
nl) [sn, sl], 2005. 43 bl bijl (76
bl.).
Koude-warmteopslag (KWO) in de bodem is een
duurzame energievorm waarbij gebruik wordt gemaakt van
de winning en opslag van omgevingswarmte met behulp van
warmtepompen. Bij KWO wordt grondwater onttrokken uit
een watervoerend pakket en daarin weer geretourneerd.
Hierbij wordt op seizoensbasis alternerend koude en
warmte in de bodem opgeslagen. Deze koude of warmte
wordt vervolgens via een warmtewisselaar gebruikt voor
koeling respectievelijk verwarming van bijvoorbeeld
kantoren of kassen. Vanwege het duurzame karakter van KWO
en de korte terugverdientijd is het aantal geïnstalleerde
systemen de laatste jaren sterk toegenomen. De
verwachting is dat deze toename zich in de toekomst zal
voortzetten. Inmiddels zijn circa 300 KWO-systemen
geïnstalleerd in Nederland. De vraag van veel provincies
is echter welke effecten optreden wanneer al deze
systemen in hoge concentratie voorkomen. Daarnaast is
een eenduidige definitie van de energiebalans onderwerp
van discussie bij provincies. Deze discussie wordt gevoed
door het feit dat thans veel systemen per saldo warmte
lozen. De oorzaak van deze energieonbalans en de effecten
zijn niet bekend. [HAAFF 792C01 ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1772142.pdf
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1772142_bijlagen.pdf Bijlagen
Wielen, P.W.J.J. van der; Blokker, M.; Medema, G.;
Het modelleren van microbiologische beschermingszones
rond grondwaterwinningen. (nl) KIWA, BTO 2005.035,
Kiwa, Nieuwegein, 2005. 50 p
Het doel van het rapport is om de beschermingszones
rond grondwaterwinningen met dezelfde modelbenadering als
het RIVM recentelijk heeft gedaan uit te rekenen maar dan
met recentere gegevens, conservatieve parameterwaarden
zoals gepubliceerd in de literatuur en met de juiste
formule voor de berekening van de verblijftijden. [HAAFF
NN31061,2005,035 ]
WATERSYSTEEM - Oppervlaktewater
Abbink Spaink, P.; Schreuders, R.;
Kaders voor waterkwaliteit in Flevoland. (nl)
In: H twee O 38
(2005)16 p.46-48. figs.; 3 refs.
De provincie Flevoland legt in haar Provinciaal
Omgevingsplan kaders vast voor de toekomstige
ontwikkelingen binnen haar grenzen. Omdat de
Kaderrichtlijn Water als Europese richtlijn een
belangrijke randvoorwaarde gaat vormen voor de kwaliteit
van het watersysteem, kiest de provincie ervoor mogelijke
consequenties en knelpunten van die kaderrichtlijn in
beeld te brengen. Daarnaast heeft de provincie al in het
eerste omgevingsplan de wens geuit om regionale
waterkwaliteitsdoelstellingen op te stellen. Die wens en
de KRW waren voor de Provincie Flevoland aanleiding om
het project 'Kaders voor waterkwaliteit' te starten.
[HAAFF]
Bakel, J. van; Huinink, J.; Prak, H.; Bolt, F. van der;
HELP-2005 : uitbreiding en actualisering van de
HELP-tabellen ten behoeve van het
Waternood-instrumentarium. (nl) Rapport / STOWA, 2005
16, STOWA, Utrecht, 2005. 50 p 1 CD-ROM.28
refs.
Hoofdstuk 1 schetst de aanleiding, de probleem- en
doelstelling en de plaats van het onderzoek binnen het
onderzoeksprogramma Waternood. In hoofdstuk 2 wordt een
kort, historisch overzicht gegeven van het onderzoek naar
de relatie tussen grondwaterstand en landbouwkundige
oporengsten. De totstandkoming van de tabellen die ten
grondslag liggen aan de HELP-2005-tabellen (de HELP-tabel
uit 1987 en de zogenoemde HB-tabel) worden in hoofdstuk 3
beschreven. De werkwijze om te komen tot de
HELP-2005-tabellen wordt beschreven in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5 geeft enige resultaten weer van de
uitbreiding van de HELP-tabellen. In hoofdstuk 6 worden
aanwijzingen en beperkingen gegeven voor praktisch
gebruik voor de HELP-tabellen in het algemeen en de
HELP-2005-tabellen in het bijzonder. Hoofdstuk 7 geeft
conclusies en aanbevelingen. [HAAFF NN31050,2005,16 ]
[HAAFF NN31050,2005,16 ]
Beltman, W.H.J.; Kempenaar, C.; Horst, C.L.M. van der;
Emissie van bestrijdingsmiddelen bij duurzaam
onkruidbeheer op verhardingen (DOB) : gevolgen van
toepassing van DOB-richtlijnen op afspoeling van
bestrijdingsmiddelen. (nl) Alterra-rapport, 1112,
Alterra, Wageningen, 2005. 35 p
Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) heeft
als doel om onkruiden op verhardingen te voorkomen en om
de emissies van bestrijdingsmiddelen naar het
oppervlaktewater terug te dringen. Dit rapport onderbouwt
de richtlijnen wat betreft de vermindering van afspoeling
van onkruidbestrijdingsmiddelen naar het
oppervlaktewater. Voor het bepalen van het effect van de
DOB-richtlijnen op emissie wordt onderscheid gemaakt
tussen het stedelijke oppervlaktewater en het rijkswater.
De afvoer via een gemengd rioolstelsel geeft minder kans
op overschrijdingen van de kwaliteitsnormen in het
stedelijk oppervlaktewater. De effectiefste richtlijnen
ter vermindering van de afspoeling zijn (i) geen
bestrijdingsmiddelen te gebruiken als het
oppervlaktewater waarop wordt geloosd dicht bij een
drinkwaterinnamepunt ligt, en (ii) bij grote kans op
neerslag kort na de bespuiting, geen
onkruidbestrijdingsmiddel toepassen. [HAAFF 32/476(1112)
1e ex.] [HAAFF 32/476(1112) 2e ex.] [DKLNV NL 02 /
1112 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1112.pdf
Berg, F. van den; Adriaanse, P.I.; Roller, J.A. te;
FOCUS Surface WAter Scenarion Help (SWASH) version 1.1
: user's guide version 1. (en) Alterra-rapport, 507,
Alterra, Wageningen, 2005. 65 p 17 refs.
[HAAFF 32/476(507) 1e ex.] [HAAFF 32/476(507) 2e ex.]
[DKLNV NL 02 / 507 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport507.pdf
Beringen, R.; Rossenaar, A.J.; Odé, B.;
Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 2004 :
uitwerking derde ronde IJsselmeer en Markermeer. (nl)
FLORON-rapport, 36, RIZA-rapport, 2005.003, Biologische
monitoring zoete rijkswateren, FLORON, Leiden,
Netherlands, 2005. 48, [40] p
Dit rapport behandelt de resultaten van de
inventarisatie van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete
Rijkswateren langs het IJsselmeer en Markermeer in 2004.
Dit meetnet wordt door FLORON in opdracht RWS-RIZA sinds
1996 uitgevoerd. Het Floristisch Meetnet als geheel
beslaat de grote zoete rijkswateren: IJsselmeer en
Markermeer, Randmeren, Rijntakken, Maas en Zoete
Getijdenwateren. Het meetnet heeft als doel uitspraken
over trends van de Floristische Kwaliteit en
Milieukwaliteit in oeverecosystemen langs de
afzonderlijke rijkswateren te kunnen doen. [HAAFF
NN31066,2005,003 ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2005_003.pdf
Blankena, A.; Buijs, A.; Klostermann, J.;
Wonen in een badkuip : verkenning naar draagvlak
regionale waterberging. (nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.16-18. fig.; ills.
Er is meer ruimte nodig voor water, dat heeft Peter
Timofeeff ons aardig ingepeperd. We kijken zelfs naar
gebieden die al een woon-, landbouw- of natuurfunctie
kennen. In verschillende delen van Nederland zijn
projecten voor regionale waterberging opgestart. In het
stadium van uitvoering blijken deze projecten vaak op
flinke weerstand te stuiten, zowel bij de politiek als
bij de bevolking. Hoe kan dit proces beter worden
begeleid? Met het oog op de vele ruimtelijke projecten
die nog in gang worden gezet om het waterhuishoudkundig
systeem in Nederland weer op orde te krijgen, heeft
Alterra gekeken hoe draagvlak binnen dergelijke processen
verkregen kan worden. [HAAFF]
Brouwer, R.;
Wat is schoon water u waard? : beleving en
betalingsbereidheid van Nederlanders voor schoner water.
(nl) RIZA rapport, 2004.013, RIZA, Lelystad,
Netherlands, 2004. 44 p
In deze studie zijn de baten van schoner water
nader in beeld gebracht middels een representatieve
enquête studie onder 5000 huishoudens in Nederland. De
verzamelde informatie over het gebruik, de beleving en de
waardering van de Nederlandse bevolking van water kan
worden gebruikt als indicatie van de door burgers zelf
beleefde omvang van de waterkwaliteitproblematiek en dus
de maatschappelijke urgentie om hier eventueel wat aan te
doen zoals wordt voorgesteld in de Europese KRW. [WWW ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_013.pdf
Brouwer, R.;
De sociaal-economische waarde van natuurlijker
peilbeheer in het Friese merengebied : toepassing van de
contingent waardering en reiskostenmethode en
belevingswaardenonderzoek. (nl) RIZA rapport,
2004.017, RIZA, Lelystad, 2003. 86 p
Het doel van deze studie is de maatschappelijke
waarde te bepalen van een natuurlijker peilbeheer in
Nederland. Het gaat hierbij vooral om te kijken hoe de
maatschappelijke waarde van ecologische functies van
natuurlijker peilbeheer, zoals het herstel van de
natuurwaarden van oevers, verbetering van waterkwaliteit
en een toename in biodiversiteit, bepaald kunnen worden.
Het idee hierachter is dat door deze waarden expliciet
inzichtelijk te maken, ze een grotere rol van betekenis
kunnen spelen in kosten-baten afwegingen rondom
natuurlijker peilbeheer in Nederland dan tot nu toe. Vaak
blijven deze maatschappelijke waarden buiten beschouwing,
omdat ze niet bekend zijn en in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de kosten moeilijk te bepalen vallen. Deze
studie probeert hiertoe een eerste aanzet te geven,
waarbij het Friese merengebied als case studie gebied is
gekozen. Beide situaties hebben verschillende
consequenties voor landschap, natuur en de diverse
sociaaleconomische gebruiksfuncties die in het Friese
merengebied worden aangetroffen, waarvan recreatie een
hele belangrijke is. Jaarlijks bezoeken meer dan 200
duizend vakantiegangers het gebied. [HAAFF
NN31066,2004,017 ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_017.pdf
Daniel, R.A.;
Simpele ingreep stopt trillingen Stuw Hagestein (1).
(nl)
In: Land + water
45(2005)8 p.14-15. figs.; ills.
Stuw Hagestein is de meest westelijke van drie
vrijwel identieke stuwen in de Neder-Rijn en Lek:
Hagestein, Driel en Amerongen, die permanent het water
stuwen. De stuw maakt deel uit van een
sluis-stuwcomplex en bestaat hoofdzakelijk uit twee
zogenaamde vizierschuiven, scharnierend opgelegd aan twee
landhoofden en een tussenpijler. De schuiven worden
bewogen door elektromechanische lierwerken. Tot voor kort
hadden de vizierschuiven het probleem dat ze trilden in
stromend water. De trillingen manifesteerden zich enkele
jaren na de bouw en werden steeds heftiger. Een kleine
aanpassing loste dit probleem volledig op.
Rijkswaterstaat verving de afdichtingen op de stuw.
Dekker, G.P.C.M.;
Vervolgonderzoek monitoring : onderzoek naar de
relatie milieuzorgsystemen en naleving; een nadere
analyse van het onderzoek ‘Naleving en handhaving Wvo in
2000 - 2001’. (nl) RIZA rapport, 2004.014, RIZA,
Lelystad, 2004. 26 p
Eén van de nevenconclusies in het onderzoek
‘Naleving en handhaving Wvo in 2000 - 2001’ (hierna:
Monitoring) is, dat "de beste ‘voorspeller’ voor
overtredings-gedrag het beschikken over een
gecertificeerd milieuzorgsysteem is; 63% van de bedrijven
met een gecertificeerd milieuzorgsysteem overtreedt
tenminste een van de geselecteerde kernovertredingen
(bedrijven zonder milieuzorgsysteem 24%)." ERh
concludeert dat de bedrijven met een gecertificeerd
milieuzorgsysteem een risicogroep vormen. Vanwege de
beroering die deze conclusies teweeg brachten, o.a. bij
VROM en de SCCM, is door RWS en IVW/DW besloten om een
gezamenlijk vervolgonderzoek uit te voeren dat moest
resulteren in een verklaring voor deze bevindingen. [WWW
]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_014.pdf
Dekker, C.;
Chemische onkruidbestrijding op straatverharding in
Lelystad, Dronten en Urk : onderzoek naar de gevolgen van
de DOB-methode voor de oppervlaktewaterkwaliteit in 2003
en 2004. (nl) Waterschap Zuiderzeeland, Lelystad,
Netherlands, 2005. 26 bl
Bij de chemische onkruidbestrijding op
straatverharding komen bestrijdingsmiddelen in het
oppervlaktewater terecht. In 2000 heeft Waterschap
Zuiderzeeland beleid vastgesteld waarin chemische
onkruidbestrijding op straatverharding vanaf 2004 niet
meer is toegestaan. Vanwege de hoge kosten hebben
gemeenten het waterschap verzocht om dit beleid te
nuanceren en de DOB-methode te onderzoeken (Duurzaam
Onkruid Beheer). In dit rapport wordt dit onderzoek
beschreven. In 2003 en 2004 is de DOB-methode onderzocht
en vergeleken met de reguliere chemische
onkruidbestrijding op straatverharding. Het onderzoek is
uitgevoerd in 8 verschillende wijken in Lelystad,
Dronten en Urk. Ook zijn alle awzís onderzocht op
de lozing van glyfosaat en AMPA. [HAAFF 788A31 ]
URL:
http://www.zuiderzeeland.nl/contents/pages/736/onkruidbestrijding_op_straatverharding_2005_def_webresolutie.pdf
Deursen, W.P.A. van; Middelkoop, H.;
Development of perspective-based water management
strategies for the Rhine and Meuse basins. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.113-120. 12 refs.
Water management is surrounded by uncertainties.
Water management thus has to answer the question: given
the uncertainties, what is the best management strategy?
This paper describes the application of the perspectives
method on water management in the Rhine and Meuse basins.
In the perspectives method, a structured framework to
analyse water management strategies under uncertainty is
provided. Various strategies are clustered in
perspectives according to their underlying assumptions.
This framework allows for an analysis of current water
management strategies, but also allows for evaluation of
the robustness of proposed future water strategies. It
becomes clear that no water management strategy is
superior to the others, but that inherent choices on risk
acceptance and costs make a real political dilemma which
will not be solved by further optimisation.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0113/051050113.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Dignum, M.;
Flowcytometrische bepaling van de fytoplankton
voedingsstatus in Nederlandse meren. (nl) Rapport /
STOWA, 2004 W01, STOWA, Utrecht, 2004. 20 p
Detectie van de vitaliteit van cellen met
fluorescente kleurstoffen geeft een andere mogelijkheid
om de voedingstoestand fytoplankton te bestuderen. Drie
factoren bepalen de vitaliteit van fytoplanktoncellen:
membraan integriteit (lekkage kan aangetoond worden door
opname van fluorescente kleurstoffen), aanwezigheid van
fotosynthese pigmenten (bleking kan gemeten worden door
autofluorescentie intensiteit), en celcyclus (DNA
synthese/afbraak kan bepaald worden door DNA kleuring;
Veldhuis et al. 2001). In dit project hebben we de
laatste mogelijk getest door batchculturen van de
dominante soort in de Loosdrechtse Plassen te kleuren met
de DNA-specifieke kleurstof PicoGreen. In dit rapport
beschrijven de auteurs eerst een studie naar de variatie
in fytoplanktonsamenstelling in ruimte en tijd in de
Loosdrechtse Plassen. Daarna beschrijven ze innovatief
onderzoek naar de voedingstatus van fytoplankton, met
behulp van de fluorogene kleurstoffen ELFfosfaat en
PicoGreen. [HAAFF NN31050,2004,W01 ]
Dinnesen, R.; Smits, M.;
Peilbeheer met vegetatiestuwen : herinrichting van
Putbeek in Limburg. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.28-29. ills.
De Putbeek is een genormaliseerde bovenloop van een
terrasbeek in de Limburgse gemeente Echt-Susteren. Op dit
moment wordt door middel van schotbalk- en klepstuwen het
peil gereguleerd voor de aangrenzende landbouwgronden.
Maar voor de Putbeek zijn ook hoge ecologische doelen
gesteld. Met de huidige inrichting en onder het huidige
beheer komt de ecologische kwaliteit echter niet tot
ontwikkeling. Daarom heeft het Waterschap Roer en
Overmaas een plan opgesteld waarbij de Putbeek wordt
heringericht en vegetatiestuwen een centrale rol gaan
spelen in peilregulatie én ecologie. [HAAFF]
Enquête Unie onder leden: waterschappen kunnen
substantieel bijdragen aan ecologische doelen
Kaderrichtlijn Water. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)13 p.20-21. ill.; tabs.
De Nederlandse waterschappen denken met
inrichtingsmaatregelen een belangrijke bijdrage te kunnen
leveren aan de ecologische doelen van de Kaderrichtlijn
Water (KRW). Dat blijkt uit een enquête die de Unie van
Waterschappen onder haar leden heeft gehouden.
Feiter, M. de;
Beheer en onderhoud oppervlaktewater in bebouwd
gebied, wie regelt dat?. (nl)
In: Neerslag 40
(2005)4 p.15-19. ills.; tabs.
In de afgelopen jaren is het denken over het omgaan
met water in bebouwde gebieden sterk ontwikkeld.
Decennialang werd water in bebouwd gebied beperkt
aangelegd omwille van de ruimteclaim. Oppervlaktewater in
bebouwd gebied vervulde dan ook voornamelijk een functie
in het ontvangen van overstortwater. Gelukkig worden
tegenwoordig de vele mogelijkheden en de noodzaak van
water in bebouwd gebied onderkend en krijgt het water bij
de inrichting van nieuwe bestemmingsplannen een steeds
prominentere rol.
Global Water Research Coalition
Pharmaceuticals and personal care products in the
water cycle : report of the GWRC Research Strategy Group.
(en) Global Water Research Coalition, London,
Netherlands, 2004. 1 dl. (verschillende pagineringen)
The objective of the workshop was to present the
current state of knowledge on PPCPs and to identify
knowledge gaps and research needs. Based on the overview
on the current knowledge and the missing links a research
strategy was developed. [HAAFF 786E20 ]
Griethuysen, C. van; Luitwieler, M.; Joziasse, J.[et al.]
;
Temporal variation of trace metal geochemistry in
floodplain lake sediment subject to dynamic hydrological
conditions. (en)
In: Environmental
pollution 137(2005)2 p.281-294. 40 refs.
Climate change and land use may significantly
influence metal cycling in dynamic river systems. We
studied temporal variation of sediment characteristics in
a floodplain lake, including concentrations of dissolved
organic carbon, acid volatile sulfide and trace metals.
The sampling period included a severe winter inundation
and a dramatic water level drop during summer. Temporal
changes were interpreted using multivariate analysis and
chemical equilibrium calculations. The study location is
a small and shallow floodplain lake (0.2 ha) in the
floodplain area Afferdensche and Deestsche Waarden in The
Netherlands.
URL:
http://dx.doi.org/10.1016/j.envpol.2005.01.023 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Harmsen, J.; Duinhoven, G. van;
Watervast. Deel 2: Beschrijving van het idee. (nl) Alterra
, Wageningen, Netherlands, 2005. 21 p
De in oktober 2004 gestarte ideeëncompetitie voor
het ontwikkelen van ideeën voor het bouwen van bewoonbare
terpen van bagger is afgerond. Deze terpen zouden als
mogelijke deeloplossing kunnen bijdragen aan het
beschermen tegen hoog water en tegelijkertijd een nieuwe
bestemming voor verontreinigde bagger bieden. De externe
commissie van deskundigen onder leiding van Prof. Ir.
Louis de Quelerij heeft uit tien genomineerde inzendingen
de drie beste gekozen. De prijs voor het idee met het
hoogst innovatief technische gehalte is voor de inzending
‘Watervast’ van de combinatie Robbert de Koning
landschapsarchitect, DIN arch, Dura Vermeer en Alterra
Wageningen UR. [HAAFF 786E21 ]
URL: http://www.waterinnovatiebron.nl/data/docs/lib/1-1106573042.pdf
Hekster, F.; Mons, M.;
Prioritering hormoonverstorende stoffen voor
waterbeheerders. Prioritaire geneesmiddelen voor
waterbeheerders. (nl) Rapport / STOWA, 2004-W-04,
STOWA, Utrecht, 2004. 76, 18 p
Onder waterbeheerders krijgt de aanwezigheid van
hormoonverstorende stoffen (EDC) steeds meer aandacht.
De aanwezigheid van medicijnen in afval- en
oppervlaktewater is een bron van zorg. Chemische
analyse van dergelijke stoffen is vaak een kostbare
zaak, waardoor het noodzakelijk is om de monitoring te
richten op een beperkt aantal representatieve stoffen.
Aangezien diverse belanghebbenden zich bezig houden met
geneesmiddelen en hormoonverstorende stoffen in het
aquatisch milieu is het wenselijk te beschikken over een
uniforme en zinvolle lijst van te meten verbindingen.
Informatie uit onderzoeken die onafhankelijk van elkaar
zijn uitgevoerd, kan elkaar daardoor versterken zonder
dat een lappendeken van informatie ontstaat. [BIBIOT
G.02.02.05-2004.01 ] [HAAFF NN31050,2004,W04 ]
Hermans, B.; Haar, C. van de; Bruin, E. de;
Stilstand is achteruitgang : kansen benutten van de
Europese Kaderrichtlijn Water. (nl) Stichting Natuur
en Milieu, Utrecht, 2005. 16 p
Deze brochure gaat over de Europese Kaderrichtlijn
Water (KRW) en wat deze voor Nederland betekent. De
brochure illustreert aan de hand van voorbeeldgebieden
hoe de KRW kan bijdragen aan een goede waterkwaliteit en
wat de KRW in de praktijk kan betekenen. [HAAFF 786E08 ]
[DKLNV B2 / 781 ]
URL:
http://www.snm.nl/docs/041820051113813571_0Stilstand%20is%20achteruitgang.%20Kansen%20benutten%20van%20de%20Europese%20Kaderrichtlijn%20Water.pdf
Hessami, M.;
HIS-polders (Hoogwater Informatie Systeem voor
polders) : afstudeereindrapport. (nl) [sn, sl],
Netherlands, 2004. 71 bl
In het onderzoek is een inventarisatie gedaan van
de mogelijkheden voor het opzetten van een HIS-polders
ter beperking van de wateroverlast tijdens
crisissituaties. De informatie over de actuele
situatie is essentieel voor het goed beheren van het
gehele watersysteem. Een gebiedsdekkend ruimtelijk beeld
van de waterstanden uit het verleden, heden en toekomst
zorgt voor een goed inzicht. Op basis hiervan kunnen de
juiste beslissingen worden genomen. Om de wiskundige
routines en modellen voor het HIS-polders af te leiden en
te testen is ingezoomd op een testcase, de Oranjepolder.
De functies die het HIS-polders moet vervullen zijn:
a.Informeren over de huidige en verwachte toestand in de
polders; b. Vroegtijdig alarmeren bij een dreigende
hoogwater situatie; en c. Adviseren over te nemen
beheeracties. In dit onderzoek zijn 3 opties bekeken,
om de spreiding in de ruimte en de toestand in de
toekomst te kunnen berekenen. Deze mogelijkheden zijn:
1. Een numeriek hydrodynamisch basis-model; 2. Een
lineair reservoir (bakjes) model (conceptueel model); en
3. Een operationeel bekken model. [HAAFF 792B67 ]
Hoving, R.;
Gemaal A.F. Stroink en het wateractieprogramma. (
nl)
In: Het waterschap
90(2005)13 p.14-16. ills.
Een van de maatregelen in het Wateractieprogramma
Overijssel 2005 is het hoogwaterbestendig maken van het
gemaal A.F. Stroink in Vollenhove. Dit is inmiddels
gedeeltelijk gerealiseerd.
Huising, K.C.;
Slimme stuwen : eindrapport. (nl) [sn, sl],
Netherlands, 2004. 95 bl
Uit analyses bleek dat het gebruik van slimme
stuwen een goed hulpmiddel kan zijn om wateroverlast te
bestrijden. Slimme stuwen zijn automatische stuwen die
worden aangestuurd door lokale computers, zodanig dat
water optimaal wordt verdeeld over verschillende
peilgebieden. Op deze wijze wordt de berging beter benut.
Uit de analyses bleek dat een combinatie van maatregelen,
zoals uitbreiding van afvoercapaciteit, vergroten van de
berging en beter vasthouden het meest efficiënt is. Deze
oplossing brengt namelijk minder kosten met zich mee,
omdat er gebruik gemaakt wordt van de reeds aanwezige
infrastructuur. Er hoeft dus minder nieuwe infrastructuur
aangelegd te worden. Aan de hand van een opgesteld
programma van eisen is een plan van aanpak gemaakt om het
principe van slimme stuwen in de praktijk toe te gaan
passen. Een regelaar wordt geprogrammeerd. Deze regelaar
stuurt de automatische stuwen zodanig aan, dat het water
optimaal wordt verdeeld over de gehele berging binnen een
bemalingsgebied. De regelaar is getest op een model van
een proefgebied. Dit model is gemaakt in het
simulatiepakket voor watersystemen: Sobek. Daarna wordt
er getest op het proefgebied zelf. [HAAFF 792B68 ]
Janse, J.H.;
Model studies on the eutrophication of shallow lakes
and ditches. (en) [sn, sl], 2005.
376 p
This study concentrates on eutrophication effects
in shallow lakes and ponds on the one hand and in ditches
(small water channels in agricultural areas) on the
other. In shallow lakes (up to ca 4 m of depth), ihe
clear-water community characterized by macrophytes is
generally replaced by a dominance of phytoplankton and
turbid water, while a diverse fish community including
piscivores is transferred into a species-poor community
dominated by bream. In ditches, eutrophication causes the
typical, richly structured community of submerged
macrophyles to be replaced by a monotonous layer of small
floating plants, duckweeds. This leads, among olher
things, to an anaerobic environment and deterioration of
aquatic life. As these biotic effects are considered as
undesirable, it is important to be able to predict, as
far as possible in a quantitative way, at what degree of
eutrophication these changes will occur, and whether they
are reversible or not. Mathematical models are a useful
tool to address such questions and support management
decisions. This thesis describes two such mathematical
model, a model for lakes and a model for ditches. [HAAFF
786E17 ] [UB MAG NN08200,3748 ] [UB MAG NN08201,3748
] [UB MAG NN08202,3748 ]
URL:
http://library.wur.nl/wda/dissertations/dis3748.pdf
Jeuken, A.B.M.; Barreveld, H.L.;
'Vergeten' stoffen in Maas en zijrivieren : screening
van oppervlaktewater monsters uit de periode maart 2002
tot maart 2003. (nl) RIZA rapport, 2004.019, RIZA,
Lelystad, 2004. 53 p
Van maart 2002 tot maart 2003 zijn met een
wekelijkse frequentie metingen gedaan van de
waterkwaliteit van de Maas bij Eijsden en Keizersveer en
van een viertal zijwateren (Geleenbeek, Roer, Niers en
Dieze) die uitmonden in de Maas. Er is met een brede
scope gekeken naar zoveel mogelijk stoffen die in het
water voorkomen. Zo worden niet alleen bekende
probleemstoffen aangetroffen, maar ook zogenaamde
‘vergeten’ stoffen, stoffen die niet op prioritaire
stoffenlijsten van het nationale en internationale
waterkwaliteitbeleid staan. Het onderzoek was gericht
op de volgende vragen: welke ‘vergeten’ stoffen komen
voor in het oppervlaktewater, in welke concentraties, wat
zijn de prioritaire stoffen? wat is de herkomst van de
vergeten stoffen? wat is te herleiden uit een
vergelijking van de oppervlaktewaterkwaliteit van Eijsden
en Keizersveer en de bijdrages van de zijrivieren aan de
maaswaterkwaliteit. Wat betekent dit onderzoek voor de
beheerder?. [HAAFF NN31066,2004,019 ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_019.pdf
Jongbloed, R.H.; Hulskotte, J.H.J.; Kempenaar, C.;
Bestrijdingsmiddelen in stroomgebieden en
grondwaterbeschermingsgebieden in de provincie Utrecht:
berekeningen voor landbouw- en nietlandbouwtoepassingen
vanuit diffuse bronnen. (nl) TNO-rapport, R 2002/277,
TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie, Apeldoorn,
Netherlands, 2002. 231 p
Een analyse is gemaakt van de locale verschillen in
het gebruik en de daaruit volgende milieubelasting van
bestrijdingsmiddelen in de provincie Utrecht met het
doel de bronnen met de grootste bijdrage aan het
bestrijdingsmiddelengebruik en milieueffecten te
identificeren. Hierbij werd ingestoken op verschillende
niveau’s: gedetailleerd (individuele stoffen,
teeltgroepen, typen grondgebruik) en globaal (de
sectoren landbouw, niet-landbouw, en recreatievaart
(antifouling). De resultaten van de analyse kunnen
worden gebruikt voor afstemming van de controle op het
voorkomen van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater en
grondwater (monitoring) en de ontwikkeling van
gebiedsgericht beleid omtrent het
bestrijdingsmiddelengebruik. [WWW ]
URL:
http://www.dob-verhardingen.nl/NR/rdonlyres/D4D7637A-91EF-4FBF-B137-9BCAC3B2217F/0/bestrijdingsmiddeleninstroomgebieden.pdf
Jonkers, D.; Biewinga, E.;
Mestbeleid en de Kaderrichtlijn Water Auteur : EU
besluit op 27 juni over derogatie. (nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.10-13. figs.; ill.; tab.
Dit jaar is een belangrijk jaar voor de Nederlandse
landbouw. In Brussel zal de Europese Unie namelijk op 27
juni een besluit nemen over het Nederlandse
derogatieverzoek inzake de Nitraatrichtlijn. De
toekenning van een derogatie is voor Nederlandse
melkveebedrijven op grasland van groot economisch belang.
Het EU- Nitraatcomité beoordeelt de onderbouwing van de
derogatie. Daarbij staat voorop of deze past binnen de
Nitraatrichtlijn. De vraag die daarbij ook aan de orde
komt,is in hoeverre de door Nederland gewenste derogatie
past binnen de verplichtingen de voortvloeien uit de
Kaderrichtlijn Water: staat een derogatie het halen van
de kwaliteitsdoelstellingen van de Kaderrichtlijn niet in
de weg?.
Kempenaar, C.; Kok, H.;
Evaluatie van de richtlijn voor Duurzaam Onkruidbeheer
(DOB) op verhardingen. (nl) Nota / Plant Research
International, 350, Plant Research International,
Wageningen, 2005. 10 bl
Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) heeft
als doel om onkruiden op verhardingen in te perken en om
de emissies van bestrijdingsmiddelen naar het
oppervlaktewater terug te dringen. Het DOB-systeem
bestaat onder meer uit twee shortlisten met richtlijnen,
te gebruiken door de partijen die zijn betrokken bij
onkruidbeheersing. De richtlijnen zijn ontwikkeld en
getest in samenwerking met gemeenten in het beheersgebied
van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en met
de aannemers en uitvoerders in de betreffende gemeenten.
In het najaar van 2004 zijn de richtlijnen voor DOB
geëvalueerd. [PLANT-BZ MAG NN38068,350 ] [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1762535.pdf
Kempenaar, C.; Beltman, W.; Keulen, H. van[et al.];
Naar duurzamer onkruidbeheer op verhardingen. (nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.32-34. 3 fig., 7 refs.
Vanaf 2002 werken Plant Research International,
VEWIN, ZHEW, Monsanto Europa en Alterra aan de
ontwikkeling van een systeem voor duurzaam onkruidbeheer
op verhardingen. Uitgebreide praktijktests in negen
gemeenten hebben uitgewezen dat onkruidbestrijding
volgens deze richtlijnen effectief is en dat bij inzet
van herbiciden de afspoeling naar oppervlaktewater wordt
gereduceerd. De kwaliteitsnormen voor oppervlaktewater
worden niet overschreden, waardoor ook het risico met
betrekking tot de drinkwaterproductie afneemt. Kern van
het systeem is een aantal praktische richtlijnen waarmee
beheerders en uitvoerders van onkruidbestrijding
eenduidige afspraken kunnen maken over randvoorwaarden,
preventie, inzet van methoden en bestrijdingsmiddelen en
registratie van het gebruik ervan. Dit artikel bevat de
resultaten van de onderzoeken en de ervaringen met
duurzaam onkruidbeheer in afgelopen drie jaar. [HAAFF]
Klis, H. van der; Courage, W.; Diermanse, F.;
Hoe klein zijn onze kansen? : een probabilistische
toolbox voor analyse van extreme waarden. (nl)
In: Stromingen
11(2005)2 p.21-33. 5 fig., 10 refs.
Om goed voorbereid te zijn op extreme
gebeurtenissen, zoals hoge rivierwaterstanden of extreme
neerslag, is het van belang te weten met welke kans
dergelijke gebeurtenissen voorkomen. In de regel is
slechts een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar.
TNO Bouw heeft nu expertise ProBox ontwikkeld, waarmee
diverse op fysische kennis gebaseerde simulatiemodellen
gemakkelijk toegankelijk worden. Dit artikel geeft als
toepassing extreem hoge waterstanden in het IJsselmeer.
[HAAFF]
Klostermann, J.E.M.; Blankena, A.; Gerritsen, A.;
Analyse van draagvlak voor waterberging :
voorbereidend onderzoek naar vragen uit het veld en
geschikte analysekaders. (nl) Alterra-rapport, 1134,
Alterra, Wageningen, 2005. 129 p 107 refs.
In het waterbeleid staan veel veranderingen op
stapel. Daarover moet worden gecommuniceerd met de
samenleving. Aan dit proces moet Programma 417 bijdragen
door middel van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. In
dit rapport wordt daarom gezocht naar actuele
maatschappelijke vragen rond draagvlak voor waterberging
en naar geschikte theoretische analysekaders. Uit het
veld kwamen weinig directe vragen, maar uit de verhalen
van respondenten over draagvlak konden wel vragen
afgeleid worden. Daarna volgt een review van
sociaal-wetenschappelijke rapporten van Alterra en van de
externe bestuurskundige literatuur. Tenslotte wordt een
voorstel voor geschikte kaders gedaan. Deze zullen worden
ingezet in vervolgonderzoek. [HAAFF 32/476(1134) 1e ex.]
[HAAFF 32/476(1134) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 /
1134 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1134.pdf
Krahe, P.; Herpetz, D.;
Entwicklung einer Methodik zur Analyse des Einflusses
dezentraler Hochwasserrückhaltemaßnahmen auf den Abfluss
des Rheins = Development of methodologies for the
analysis of the efficiency of flood reduction measures in
the Rhine basin on the basis of reference floods. (de
,en) KHR-Bericht, I, . 21, CHR/KHR, Lelystad,
Netherlands, 2004. 57 p 1 CD-ROM.
This report contains the results of the DEFLOOD
study that was carried out by the CHR in the framework of
the EU funded IRMA-SPONGE project. The objective of the
study was to develop a goal-oriented methodology
appropriate for the latest scientific and technical
knowledge. [HAAFF 788A30 ] [HAAFF DISK 453 ]
Krahe, P.; Buiteveld, H.; Pfister, L.[et al.];
Climatic change and the effect on hydrology and water
management in the Rhine basin. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.23-30. 13 refs.
There has been a marked increase in recent years in
the resources dedicated to investigating the problems
arising from climate change with respect to hydrology and
to some extent to water resource management. Many of
these studies are concentrated on the river Rhine basin.
In order to review the actual state of scientific
findings a workshop, organised by the International
Commission for the Hydrology of the Rhine (CHR), was held
on 24 and 25 June 2003. The invited experts discussed the
following topics: observed variability in climatic and
hydrological data, the development and interpretation of
climate scenarios, and assessment of changes in the
discharge regimes and the occurrence of hydrological
extremes. Based on the workshop the question of whether
or not current knowledge and procedural strategies can be
used as a basis for future water management was evaluated
by an expert group of the CHR. In this paper the process
of decision-making with regard to flood management is
analysed. Hints are given to convince the decision-makers
to take into account the impacts of climate change in
water resources management. The special challenges
arising in international river basins are discussed.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0023/051050023.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Liere, E. van; Boers, P.C.M.;
Nutriënten in oppervlaktewater : achtergronddocument
beleidsmonitor water, thema chemische waterkwaliteit.
(nl) Rapport MNP, 500799003/2005, MNP, Bilthoven,
Netherlands, 2005. 51 p 78 refs.
In deze publicatie van Milieu- en Natuurplanbureau
is getoetst, of emissiereductiedoelstellingen en
waterkwaliteitsdoelstellingen van de derde en vierde nota
waterhuishouding gehaald zijn. [HAAFF NN31014,2005,3 ]
Lobbrecht, A.H.; Solomatine, D.P.;
Kunstmatige intelligentie voor het waterbeheer :
toepassinge van neurale netwerken en fuzzy logic. (
nl) Rapport / STOWA, 2004 47, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 31 bl
Het doel van dit rapport is om waterbeheerders die
geïnteresseerd zijn in de toepassingen en mogelijkheden
van kunstmatige intelligentie, een introductie in de
materie te geven. Het onderzoek heeft zich in eerste
instantie toegespitst op het inventariseren van de
toegepaste technieken en in het bijzonder de
succesfactoren en beperkingen van deze technieken. Er is
daartoe zeer uitvoerig literatuuronderzoek gedaan,
hetgeen heeft geleid tot een overzicht van toegepaste
technieken in vier verschillende delen van het
waterdomein: drinkwater, afvalwater, regionale
watersystemen en kustwatersystemen. Op basis van de
resultaten van het literatuuronderzoek zijn vervolgens de
technieken van neurale netwerken en fuzzy logic toegepast
op problemen in het Nederlandse waterbeheer. [HAAFF
NN31050,2004,47 ]
Ministry of Transport, Public Works and Water Management
Delta dilemmas : implemention the European Water
Framework Directive in The Netherlands. (en) Ministry
of Transport, Public Works and Water Management, The
Hague, 2005. 15 p
URL:
http://www.kaderrichtlijnwater.nl/import/WGCommunicatie/KRW_Delta_Dilemmas.pdf
Molen, D. van der; Wal, B. van der; Latour, P.;
Ecologische referenties en maatlatten voor KRW klaar
voor toepassing in de praktijk. (nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.29-31. fig.; ill.
Onlangs zijn drie kloeke rapporten geschreven over
ecologische referenties en concept-maatlatten. Dit als
onderdeel van de implementatie van de Kaderrichtlijn
Water en als opmaat tot het definiëren van de ecologische
doelstellingen voor de waterkwaliteit van het
oppervlaktewater in Nederland. In H2O nr. 6 uit 2004
bespraken we de aanleiding en de uitgangspunten hiervoor.
Dit heeft kwalitatief goede en toch ook pragmatische
maatlatten opgeleverd, al zullen enkele onderdelen nog
verbeterd moeten worden. In deze bijdrage lichten we dit
toe en geven we aan hoe het vervolg er uitziet. [HAAFF]
Nieuwenhuis, R.; Glasbergen, M.; Hakvoort, H.; Hennepe,
E. ter;
Nieuwe ontwikkelingen in het waterkwaliteitsspoor.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)13 p.23-25. fig.; tab.; 7 refs.
De waterkwaliteit in stedelijk water wordt voor een
belangrijk deel beïnvloed door overstortingen uit
rioolstelsels. Gemengde stelsels zijn notoire lozers van
onder andere organische stof en stikstofverbindingen. De
lozingen leiden op korte termijn (enkele dagen) vaak tot
sterke dalingen in het zuurstofgehalte, soms met
tijdelijke zuurstofloosheid tot gevolg. Op langere
termijn blijft een dikke sliblaag achter, die door een
verhoogd sediment zuurstofverbruik ook de
achtergrondconcentratie voor zuurstof laag houdt.
Bovendien treedt nalevering op van stikstof en fosfaat
naar de waterkolom, wat leidt tot eutrofiëring.
Noordhuis, R.; Houwing, E.J.;
Afname van de driehoeksmossel in het Markermeer :
oorzaken en gevolgen van een vermoedelijke “crash” met
betrekking tot waterkwaliteit, slibhuishouding en
natuurwaarden. (nl)
[Zebra mussel decline in the Markermeer]
RIZA-rapport, 2003.016, RIZA, Lelystad, Netherlands,
2003. 112 p
In de watersysteemrapportage van IJsselmeer en
Markermeer (Noordhuis, 2000) wordt gewezen op de grote
achteruitgang van de Driehoeksmossel populatie tussen
1993 en 2000 in het Markermeer. Ook de afname van het
aantal benthivore watervogels (zoals de Kuifeend) en een
verslechtering van het doorzicht waren signalen voor de
vermindering van de natuurwaarden in het Markermeer. Door
RIZA werd toen gedacht aan een toename van de hoeveelheid
slib welke de oorzaak zou zijn voor de achteruitgang van
de Driehoeksmossel populatie. De ecologen van
Rijkswaterstaat directie IJsselmeergebied (RDIJ) hebben
het RIZA gevraagd na te gaan of een toename van de
hoeveelheid slib in het Markermeer inderdaad de oorzaak
is van deze afname. Voorliggend rapport geeft de
resultaten van het onderzoek weer. De rol van de
slibhuishouding en de afname van de Driehoeksmosselen
zijn gerelateerd aan verschillende
waterkwaliteitsparameters en natuurwaarden. Tijdens het
proces hebben de ecologen van RDIJ de concept rapportages
besproken met het RIZA. De opdrachtgever heeft zo
aangestuurd op het krijgen van voldoende handvaten voor
het toekomstig beheer van het Markermeer. [HAAFF
NN31066,2003,016 ] [WWW ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2003_016.pdf
Os, A. van;
Summary of NCR programme : version 2004-2005. (en)
NCR-publication, 25-2004, NCR, [Netherlands Centre for
River Studies], [Delft], 2004. 117 p Refs.
p. 106-115.
In August 2004 NCR published a revised and updated
version of its research programme. It shows the spheres
of interest of NCR in a nutshell and summarises 62
projects, giving project-title, project-leader and
participating partners, along with sources of finance,
objectives, methodology, results, period of execution and
the NCR theme(s) the project is contributing to on one
page only. In addition, it gives an overview of the
results since the last Programme Summary of August 2001.
[HAAFF 22/5148(25) ]
URL:
http://www.ncr-web.org/downloads/NCR25-2004.pdf
Overloop, P-J. van; Lobbrecht, A.; Norel, H. van; Vos, S.
;
BOS Hoog Water Groningen. (nl)
In: H twee O 38
(2005)13 p.36-38. figs.; ill.; 7 refs.
Het klimaat verandert. Steeds vaker zullen heftige
regens tot wateroverlast kunnen leiden. Dat was een reden
voor de noordelijke waterschappen om te werken aan
hoogwateralarmeringssystemen en systemen die helpen bij
het nemen van de juiste operationele beslissingen vlak
voor en tijdens hoogwater. Dit artikel beschrijft het
beslissingsondersteunend systeem (BOS) voor de
bestrijding van hoogwater in Groningen. Het systeem is
voor de waterschappen Hunze en Aa's en Noorderzijlvest
ontworpen en uitgevoerd door HydroLogic en Vertis. Het
project is mede gefinancierd vanuit het Interreg
IIIB-project FLOWS. [HAAFF]
Overloop, P.J. van; Beuse, P.; Weissenbruch, R. van;
Energiezuinig beheer van maal- en spuicomplex
IJmuiden. (nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.47-49. figs.; ill.; 5 refs.
Rijkswaterstaat Noord-Holland is beheerder van het
maal- en spuicomplex IJmuiden. Dit complex voert water af
van het Noordzeekanaal en in het verlengde daarvan het
Amsterdam-Rijnkanaal. Grote waterschappen, zoals de
hoogheemraadschappen van Rijnland, Hollands
Noorderkwartier, Amstel, Gooi en Vecht en De Stichtse
Rijnlanden, hebben deze kanalen als belangrijke
afvoermogelijkheid. Al met al maakt dit het maal- en
spuicomplex IJmuiden tot een belangrijk onderdeel van het
operationele waterbeheer in West-Nederland. Om de
veiligheid in de toekomst te kunnen blijven garanderen is
in september 2004 de pompcapaciteit aanzienlijk vergroot:
twee extra grote pompen zorgden voor een uitbreiding van
de capaciteit van 160 naar 260 kubieke meter per seconde.
Het complex heeft hiermee nu de grootste pompcapaciteit
van Europa. Omdat de pompen veel energie gebruiken, is
door Rijkswaterstaat en de TU Delft een onderzoek
verricht naar energiezuinig beheer. Dit resulteerde in de
Module Energiezuinig beheer IJmuiden (EMOD). Deze wordt
geïmplementeerd in het beslissingsondersteunend systeem
(BOS) op het complex en dient als ondersteuning voor de
peilbeheerders ter plaatse. [HAAFF]
Pedroli, G.B.M.;
The nature of lowland rivers : a search for river
identity. (en)
In: Wiens, J.A.[ed.];
Issues and perspectives in landscape ecology. Cambridge studies in landscape
ecology, Cambridge University Press, Cambridge, 2005.
p.259-273. 4 fig., 10 refs.
In integrated river management in western Europe,
scientific, technological and political developments have
led to an understanding that the immense social chances
and constraints related to river management should be
approached in a systematic and interactive way. [HAAFF]
Pires, L.M.D.;
Grazing for clarity : zebra mussels as a potential
tool in biomanipulation of lakes. (en) [sn, sl],
Netherlands, 2005. 159 p
Vertroebeling van meren door blauwalgen is een
jaarlijks terugkerend probleem in Nederland. De algen
nemen het zonlicht weg voor de waterplanten en scheiden
bovendien giftige stoffen uit. “Driehoeksmosselen kunnen
helpen om troebele meren helder te maken en om giftige
blauwalgen eruit te filteren,” stelt Pires van het
Nederlands Instituut voor Ecologie in zijn
promotieonderzoek. [HAAFF 788A35 ]
Portielje, R.; Ballegooijen, L. van; Griffioen, A.;
Eutrofiëring van landbouwbeïnvloede wateren en meren
in Nederland - toestanden en trends. (nl) RIZA
rapport, 2004.009, RIZA, Lelystad, 2004. 48
p
Dit rapport beschrijft de eutrofiëringstoestand en
veranderingen daarin van een tweetal categorieën
oppervlaktewater, de voornamelijk door landbouwbeïnvloede
kleinere wateren (deel A) en de eutrofiëringsgevoelige
meren en plassen (deel B). Het rapport behandelt vraag 2b
van de ex-post analyse uit de Evaluatie Meststoffenwet
2004: Wat is de ontwikkeling in de tijd en niveau van de
kwaliteit van het oppervlaktewater? Daarnaast kunnen de
resultaten van dit onderzoek in de toekomst ondersteunend
zijn voor het vaststellen van doelstellingen voor
nutriënten ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn
Water. [WWW ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_009.pdf
Reichard, L.; Brink, M. van den; Lobbrecht, A.;
Snel inzicht in kwetsbare punten van Vallei en Eem.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.35-37. figs.; 2 refs.
In het in 2003 gesloten Nationaal Bestuursakkoord
Water is vastgelegd dat de waterschappen in 2005 hun
wateropgave moeten hebben gekwantificeerd. Hiertoe dienen
alle regionale watersystemen getoetst te worden aan de
eveneens in het NBW genoemde normen voor inundatie.
Vanwege het voorlopige karakter worden deze meestal
'werknormen' genoemd. Het NBW geeft geen uitsluitsel over
de toe te passen methodiek en het detailniveau van de
toetsing. Om voor de Gelderse Vallei inzicht te krijgen
waar niet aan de werknormen voor inundatie wordt voldaan,
heeft Waterschap Vallei & Eem ervoor gekozen zich in
eerste instantie niet op de details, maar juist op het
algemene beeld te concentreren. [HAAFF]
Ruiter, H.; Rijs, G.; Jacobs, W.; Wagenaar, J.; Leenen,
I.;
Campylobacter in water : onderzoek naar de
aanwezigheid van Campylobacter in zwemwater en in
mogelijke emissiebronnen. (nl) RIZA rapport,
2004.005, ASG-rapport, 04\0004232, RIZA, Lelystad
, Netherlands, 2004. 80 p
Infecties met bacteriën van het geslacht
Campylobacter leiden in Nederland jaarlijks tot circa
honderdduizend gevallen van gastro-enteritis. De
infectieuze dosis is laag en de besmetting vindt meestal
plaats via de fecaal-orale route. Naast besmetting via
voedsel (voornamelijk pluimveevlees) is het mogelijk dat
verontreinigd zwemwater een besmettingsbron vormt. In
Nederland waren zeer beperkt gegevens beschikbaar over de
aanwezigheid van Campylobacter in oppervlaktewater en de
potentiële emissiebronnen. Doel van dit onderzoek was
een beeld te krijgen van enkele potentiële emissiebronnen
van Campylobacter en van het humane gezondheidsrisico van
besmetting door Campylobacter via zwemmen in
oppervlaktewater met de functie zwemwater. Hierbij zijn
de aanwezige concentraties van Campylobacter in open
zwemwatergelegenheden geïnventariseerd alsmede in het
afvalwater van enkele potentiële emissiebronnen van
Campylobacter. Campylobacter komt net als Escherichia
coli voor in fecaliën van mens en dier. Inzicht is
verkregen in de (on)bruikbaarheid van deze
bacteriologische parameter, die in de nieuwe
EU-zwemwaterrichtlijn gebruikt gaat worden, als indicator
om de gezondheidsrisico’s van Campylobacter voor
zwemwater af te dekken. [HAAFF NN31066,2004,005 ] [WWW
]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_005.pdf
Salomons, W.;
European Catchments: catchment changes and their
impact on the coast. (en) IVM, Amsterdam,
Netherlands, 2004. 57 p [WWW ]
URL:
http://redactie.falw.vu.nl/images_upload/0C587D36-4349-49B2-94AC192AFD89E513.pdf
Siebelink, B.; Molen, D. van der;
De KRW voor het (water)leven. (nl) Rapport /
STOWA, 2005-04, STOWA, Utrecht, 2005. 22 p
De Europese Kaderrichtlijn water (KRW) die in
december 2000 van kracht is geworden, maakt het mogelijk
om de waterverontreiniging van rivieren internationaal
aan te pakken. Dat is gunstig voor Nederland, dat via de
grote rivieren verontreinigingen uit andere landen
binnenkrijgt. De richtlijn brengt ook nieuwe normen met
zich mee. Zo moeten alle wateren per 2015 in de
zogenoemde ‘goede toestand’ verkeren. Om precies te
zijn: een ‘goede chemische toestand’ én een ‘goede
ecologische toestand’ (GET). Deze laatste is nieuw en
nog relatief onbekend. Daarover gaat deze brochure.
[HAAFF NN31050,2005,04 ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_65388886_brochure%20(definitief).pdf
Siebelink, B.; Wal, B. van der;
Overzicht natuurlijke watertypen. (nl) Rapport /
STOWA, 2005-08, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2005. 94 p
Deze gids bevat een overzicht van de 42 natuurlijke
watertypen die een sleutelrol spelen bij het bepalen van
de ecologische doelstellingen uit de Europese
Kaderrichtlijn water (KRW). Om van een oppervlaktewater
water de ecologische toestand te kunnen beoordelen,
moeten we eerst weten met wat voor type water we te
maken hebben. Hiertoe zijn (op basis van door de EU
vastgestelde criteria waaronder stroomsnelheid, vorm,
oppervlakte, geologische ondergrond en waterdiepte) in
Nederland 42 verschillende watertypen onderscheiden.
Hiervan is beschreven hoe ze er ecologisch uit zouden
zien als er geen of slechts geringe menselijke invloed
zou zijn geweest. Deze beschrijvingen gaan gedetailleerd
in op het voorkomen en de soortensamenstelling van
plantaardig plankton (fytoplankton), vegetatie,
waterdiertjes zonder ruggengraat (macrofauna) en vissen.
Deze soortengroepen zijn relevant omdat ze veel
informatie geven over de biologische gezondheid van het
water als systeem. Het is niet het doel van de KRW om de
onverstoorde toestand overal weer terug te krijgen. De
beschrijvingen dienen slechts als ‘kapstok’ (referentie)
waaraan kan worden afgemeten in hoeverre de actuele
ecologische toestand van een water afwijkt. [HAAFF
NN31050,2005,08 ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_97529197_gids%20totaal.pdf
Swenne, A.; Torenbeek, R.; Hokken, M.;
Het succes van een alternatieve wijze van maaibeheer.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.50-52. figs.; tabs.; ills.; 9 refs.
Het Bovenwater is een aangelegde zeil- en surfplas
bij Lelystad. Vanwege de sterke groei van waterplanten is
de bodem vanaf 1996 intensief gemaaid om het meer
bevaarbaar te houden. Dit leidde echter tot een troebel
en door blauwalgen gedomineerd watersysteem. Als
oplossing is sinds 2003 een aangepast maaibeheer
doorgevoerd, in combinatie met het verlagen van de
fosfaatbelasting van het meer. Het maaien van de
waterplanten gebeurt nu op één meter diepte. Deze methode
sluit aan op verschillende theorieën en op experimenten
in het Wolderwijd. De resultaten van 2003 en 2004 laten
zien dat deze combinatie van maatregelen tot een forse
algenreductie leidt, terwijl het water redelijk goed
bevaarbaar blijft. [HAAFF]
Swinkels, M.A.J.;
Sturingsregels voor het operationele waterbeheer van
polderboezemsystemen : een onderzoek naar de meerwaarde
van de toepassing van de Integrale Regelaar op Rijnlands
boezem : eindrapport. (nl) [sn, sl], Netherlands,
2004. VII, 64, [46] p
Een essentieel onderdeel van een beslissing
ondersteunend systeem (BOS) voor het operationele
waterbeheer is de sturingsmodule. Daarin is vastgelegd
volgens welke regels de stuurbare kunstwerken in een
watersysteem aangestuurd moeten worden. Bij het
Hoogheemraadschap van Rijnland beschikt men over een BOS.
De sturingsmodule in het BOS van Rijnland is de
‘Automaat’. In het kader van het actualiseren van het BOS
is men in Rijnland geïnteresseerd in de mogelijkheden van
een andere sturingsmodule. Aan de TU Delft is een
nieuwe sturingsmodule ontwikkeld die aansluit bij de
karakteristieken van polderboezemsystemen: de ‘Integrale
Regelaar’. Uitgangspunt bij het ontwerp was een goede
aansluiting van de sturingsregels op het watersysteem en
de eisen en wensen die aan het operationele beheer
gesteld worden. Middels simulatiestudies en analyse van
de sturingsregels is de meerwaarde van de Integrale
Regelaar voor het waterbeheer in Rijnland onderzocht.
Hiertoe is gekeken of de doelen voor het waterbeheer bij
het gebruik van de Integrale Regelaar beter worden
bereikt. De doelen voor het waterbeheer in Rijnland zijn
geïnventariseerd. Allereerst moet de waterstand binnen
een bepaalde marge gehouden worden. Daarnaast zijn er
aanvullende eisen en wensen aan het waterbeheer, zoals de
minimale inzetduur van de gemalen, een voorkeursvolgorde
bij het inzetten van de boezemgemalen en een vaste inzet
van gemalen (routinebemaling, bijvoorbeeld om verzilting
tegen te gaan). [HAAFF 793E18 ]
Syncera Water B.V.
Verkenning argumentatielijnen fasering en
doelverlaging (derogaties) Kaderrichtlijn Water. (nl)
Syncera Water B.V., Arnhem, 2005.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat in
2015 alle wateren in een goede (ecologische en chemische)
toestand verkeren. Dit heeft in Nederland geleid tot een
hernieuwde discussie over ambities voor het
waterkwaliteitsbeleid en de consequenties daarvan.
Duidelijk is dat het voor Nederland moeilijk wordt om
voor alle waterlichamen in 2015 de goede ecologische
toestand te realiseren. De KRW biedt echter mogelijkheden
om in bepaalde gevallen de doelstellingen te verlagen
en/of meer tijd te nemen om de doelstellingen te
realiseren. Dat staat in dit rapport. [WWW ]
URL:
http://www.kaderrichtlijnwater.nl/import/WGMenselijkeBelasting/rapport%20fasering%20en%20verlaging%20doelstellingen.pdf
URL:
http://www.kaderrichtlijnwater.nl/IMPORT/WGMenselijkeBelasting/bijlagen%20rapport%20fasering%20en%20verlaging%20doelstellingen.pdf Bijlagenrapport
Torenbeek, R.;
De KRW-eindjes aan elkaar geknoopt. (nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.15-17. fig.
Op dit moment zijn veel waterbeheerders bezig met
het definiëren van de doelstellingen voor de Europese
Kaderrichtlijn Water en het inschatten of deze doelen met
realistische maatregelen haalbaar zijn. Omdat het in de
meeste gevallen om sterk veranderde of kunstmatige
waterlichamen gaat, is de doelstelling het zogenaamde
Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Dit GEP moet volgens de
KRW middels een bepaalde systematiek via het Maximaal
Ecologisch Potentieel (MEP) afgeleid worden uit de
referenties voor natuurlijke wateren. Dit impliceert dat
de GEP per watertype verschillend is. Bovendien moet
rekening worden gehouden met plaatselijk geldende
omstandigheden, met name de niet-omkeerbare
hydromorfologische ingrepen. In feite betekent dit dat
het GEP per waterlichaam kan verschillen.
Veeren, R. van der; [et al.], ;
NAMWA: a new integrated river basin infomation system.
(en) RIZA rapport, 2004.032, RIZA, Lelystad,
Netherlands, 2004. 51 p
Driven by the increasing demand for information
about the economic value of water, especially since the
introduction of the European Water Framework Directive
(WFD), the national environmental accounts were extended
to include water flows (e.g. water extraction, wastewater
discharge) and emissions of substances to water (e.g.
nutrients, metals, other chemicals) linked to economic
activities. This resulted in the National Accounting
Matrix including Water Accounts (NAMWA). [WWW ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_032.pdf
Vethaak, A.D.; Lahr, J.; Schrap, S.M.[et al.];
An integrated assessment of estrogenic contamination
and biological effects in the aquatic environment of The
Netherlands. (en)
In: Chemosphere
59(2005)4 p.511-524. 46 refs.
An extensive study was carried out in the
Netherlands on the occurrence of a number of estrogenic
compounds in surface water, sediment, biota, wastewater,
rainwater and on the associated effects in fish.
Compounds investigated included natural and synthetic
hormones, phthalates, alkylphenol(ethoxylate)s and
bisphenol-A. The results showed that almost all selected
(xeno-)estrogens were present at low concentrations in
the aquatic environment. Locally, they were found at
higher levels. Hormones and nonylphenol(ethoxylate)s were
present in concentrations that are reportedly high enough
to cause estrogenic effects in fish.
URL:
http://dx.doi.org/10.1016/j.chemosphere.2004.12.053 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Vlek, H.E.; Verdonschot, P.F.M.;
Knelpuntenanalyse toestand- en trendmonitoring KRW :
biologische monitoring in het Vechtstroomgebied in
relatie tot KRW verplichtingen. (nl) Alterra-rapport,
1175, Alterra, Wageningen, 2005. 77 p
[HAAFF 32/476(1175) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1175) 2e ex.
] [DKLNV NL 02 / 1175 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1175.pdf
Weeren, B.J. van; Wal, B. van der;
STOWA ter info over Europese Kaderrichtlijn water.
(nl) Ter info / Stichting Toegepast Onderzoek
Waterbeheer, 29, Stowa, Utrecht, 2005. 20 p
In deze speciale uitgave van de STOWA ter Info
wordt een overzicht gegeven van de actuele ontwikkelingen
rondom de invoering van de Europese Kaderrichtlijn water
waarbij STOWA betrokken is. In deze uitgave wordt de
gehanteerde methodiek voor het bepalen van de ecologische
doelstelingen samengevat en enkele bestuurders geven hun
visie op de richtlijn. [HAAFF ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/jaarverslagen/mID_4778_cID_3765_60216598_STOWA%2029def.pdf
Withagen, A.C.L.; Horst, C.L.M. van der; Beltman, W.H.J.;
Dijk, C.J. van; Kempenaar, C.;
Afspoeling van bestrijdingsmiddelen en onkruidbeelden
in twee proefgemeenten (2004) : rapportage in het kader
van het project Duurzaam Onkruidbeheer op verhardingen
(DOB-project). (nl) Nota / Plant Research
International, 349, Plant Research International,
Wageningen, 2005. 26, [12] p
Voor het project Duurzaam onkruidbeheer op
verhardingen (DOB) vond in 2002 en 2003 in verschillende
gemeenten in het beheersgebied van Zuiveringsschap
Hollandse Eilanden en Waarden (Alblasserdam, Dordrecht,
Giessenlanden, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Vianen
en Zwijndrecht) en in Leiden en Lelystad monitoring
plaats van emissie van onkruidbestrijdingsmiddelen. Het
is gebleken dat wanneer de DOB-richtlijnen in acht
genomen werden op wijkniveau, onkruidgroei in de wijken
binnen de vooraf gestelde normen bleef. [PLANT-BZ MAG
NN38068,349 ] [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1762538.pdf
Ziekenheiner, J.;
Inventarisatie synergie Europese Kaderrichtlijn water
en waterbeleid 21e eeuw. (nl) Rapport / STOWA,
2005-15, STOWA, Utrecht, 2005. 130 p
In opdracht van de STOWA en in het kader van een
afstudeeropdracht voor de Master of Science opleiding
Land & Watermanagement van de Hogeschool Larenstein is
een inventarisatie uitgevoerd naar de synergie tussen
Waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de Europese
Kaderrichtlijn Water (KRW) op waterschapsniveau. Voor
deze inventarisatie zijn bij twaalf waterschappen
interviews gehouden met de betrokken personen voor WB21
en voor de KRW. In de interviews zijn de inhoudelijke
stand van zaken, de bestuurlijke stand van zaken, het
verloop van de regie, aansturing en coördinatie, het
verloop van beide beleidstrajecten ten opzichte van
elkaar, de samenwerking en communicatie, de problemen en
kansen op uitvoeringsniveau en het toekomstbeeld van de
waterschappen behandeld. [HAAFF NN31050,2005,15 ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_84286784_STOWA%202005%2015%20LowRes.pdf
Zwolsman, G.; Wijma, E.; Doomen, A.[et al.];
Modellering van de dynamiek van zwevend stof in de
Maas. (nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.38-40. figs.; 13 refs.
De kwaliteit van het zwevend stof (slib) in de Maas
is relatief slecht. Kennis over het gedrag van zwevend
stof is van belang voor waterleidingbedrijven en voor
natuurontwikkelingsprojecten langs de rivier. Het is
bekend dat de concentratie zwevend stof in de Maas
afhankelijk is van de afvoer, maar deze relatie is niet
eenduidig: er treedt hysterese op, wat betekent dat de
concentratie zwevend stof tijdens de stijgende fase van
de afvoergolf hoger is dan die tijdens de dalende fase.
De klassieke relatie heeft dan ook een beperkt
voorspellend vermogen. In het hier beschreven onderzoek
is een verbeterde relatie tussen de concentratie zwevend
stof en de afvoer van de Maas ontwikkeld, waarbij de
slibvoorraad in de rivierbedding als extra variabele is
geïntroduceerd. De voorspellende waarde van de
ontwikkelde relatie is aanmerkelijk beter dan die van de
klassieke relatie met de waterafvoer. [HAAFF]
Zwolsman, J.;
Toxiciteit van koper in oppervlaktewater: een
non-probleem?. (nl)
In: H twee O 38
(2005)14/15 p.35-38. figs.; tabs.; 11 refs.
Koper wordt algemeen beschouwd als één van de
grootste probleemstoffen in het Nederlandse waterbeheer.
Het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) van koper in
oppervlaktewater wordt bijna overal overschreden.
Ecologische effecten, gerelateerd aan koper, zijn echter
niet duidelijk waarneembaar in het veld. De vraag is dan
ook of een actueel risico bestaat. In het project
Kopertox zijn de biobeschikbaarheid en de toxiciteit van
koper in oppervlaktewater uitgebreid onderzocht. Hieruit
bleek dat de toxiciteit van koper in natuurlijke wateren
aanzienlijk lager ligt dan in de standaard
testoplossingen, waar de normen voor koper op zijn
gebaseerd. Dit is het gevolg van de sterke binding van
koper aan opgelost materiaal (DOC), dat van nature
voorkomt in oppervlaktewater, maar afwezig is in
standaard testmedia. Dit betekent dat het 'koperprobleem'
in Nederland zwaar wordt overschat. Wanneer rekening zou
worden gehouden met de beperkte biologische
beschikbaarheid van koper onder veldcondities, is meestal
geen sprake meer van een actueel risico. [HAAFF]
WATERSYSTEEM - Waterbodem
Advies en Kenniscentrum Waterbodems
MKBA waterbodems. (nl) AKWA rapport, 04.010,
Advies en Kenniscentrum Waterbodems, [sl], Netherlands,
2004.
Dat er sprake is van een grote baggerachterstand in
Nederland weet bijna iedereen. Maar is het voor Nederland
maatschappelijk- economisch gezien wel aantrekkelijk om
het baggertempo te intensiveren? En welke sectoren varen
wel bij het wegwerken van de achterstand? Dat zijn de
kernvragen van het project Maatschappelijke Kosten-Baten
Analyse (MKBA) Waterbodems. [WWW ]
URL:
http://www.rws.nl/rws/projects/akwa/data/1113834939.pdf
Besten, P.J. den; Brink, P.J. van den;
Bioassay responses and effects on benthos after pilot
remediations in the delta of the rivers Rhine and Meuse.
(en)
In: Environmental
pollution 136(2005)2 p.197-208. 23 refs.
Chemical and biological monitoring was carried out
for 5 years following pilot remediations at two locations
in the Rhine–Meuse delta. The remediations consisted of
partial excavation of the contaminated sediments,
followed by applying a clean layer of sandy material on
top. After the remediation, a new silty sediment top
layer was formed exhibiting a lower toxicity in five
sediment/sediment pore water bioassays.
URL:
http://dx.doi.org/10.1016/j.envpol.2005.01.016 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Brouwer, R.;
De publieke beleving en waardering van schone
waterbodems en biodiversiteit in Nederland. (nl) RIZA
rapport, 2004.022, RIZA, Lelystad, 2004. 56
p
In deze studie wordt met behulp van de zogenaamde
contingent valuation methode (CVM) de sociaal-economische
waarde geschat van een toename van biodiversiteit in en
rondom open water in Nederland als gevolg van het
opruimen van vervuilde waterbodems op plaatsen waar deze
een risico vormen voor natuur en milieu. De schatting is
gebaseerd op een representatieve steekproef van bijna
1000 Nederlandse huishoudens. [WWW ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_022.pdf
Heuvel, H. van den; Noort, P. van;
Sorbate size-dependent maximum capacities for
adsorption of organic compounds in the slowly and very
slowly desorbing domains of a sediment. (en)
In: Environmental
toxicology and chemistry 24(2005)8 p.1918-1923. 12
refs.
Maximum capacities were determined for adsorption
of six polycyclic aromatic hydrocarbons, seven
polychlorinated biphenyls, and five chlorobenzenes in
both the slowly desorbing domain and the very slowly
desorbing domain of a sediment. For separate compound
classes in the two desorption domains, log-transformed
maximum adsorption capacities were linearly related to
the relative magnitude of the shadow of the sorbate on an
imaginary planar surface. For planar compounds, the ratio
of maximum adsorption capacities for the slowly desorbing
domain and the very slowly desorbing domain was
approximately two. This ratio was eightfold higher for
strongly nonplanar polychlorinated biphenyls, which
suggests that adsorption depends on sorbate thickness in
the very slow desorption domain but not in the slow
desorption domain. The rates of decrease of the
log-transformed sum of maximum capacities for adsorption
in the slow desorption domain and the very slow
desorption domain with increasing relative magnitude of
the shadow of the sorbate on a planar surface were
similar to those derived from literature data regarding
maximum capacities for adsorption onto a soil and a
sediment. It is proposed that the rates of decrease for
both the slow desorption domain and the very slow
desorption domain may have general applicability to soils
and sediments.
URL:
http://dx.doi.org/10.1897/04-466R.1 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Kerkum, F.C.M.;
Nematoden als instrument voor het beoordelen van
waterbodems : methodeontwikkeling en toepassing in de
praktijk. (nl) RIZA werkdocument, 2004.039X,
Rijkswaterstaat, RIZA, Lelystad, 2005. 59 p
42 refs.
In het rapport wordt een methodiek gepresenteerd
voor het beoordelen van waterbodems met behulp van
nematoden. Op basis van 13 jaar nematodengegevens
(1990-2003) is een analyse uitgevoerd. Belangrijk doel
van de studie was om op basis van nematoden, een
diergroep die in nauw contact met sediment staat en
sedimentkarakteristieken, een beoordelingsmethodiek voor
de kwaliteit van waterbodems te ontwikkelen. Deze
methodiek biedt de mogelijkheid een "eerste screening"
van sedimenten te maken om op basis daarvan te besluiten
tot het uitvoeren van "nader onderzoek". Bovendien is de
methodiek van toegevoegde waarde voor de biologische poot
van de TRIADE bij de beoordeling van waterbodems met
deTRIADE-benadering. Door naast macrofauna ook nematoden
in de biologische beoordeling mee te nemen wordt dit
onderdeel van de TRIADE voorzien van een steviger
fundament en kunnen conclusies beter worden onderbouwd.
[HAAFF NN31066,05001 ]
Kraaijeveld, M.; Fioole, A.;
Vertroebeling tijdens en na baggeren met
sleephopperzuiger in het Noordzeekanaal. (nl) RIZA
rapport, 2005.006, RIZA, Dordrecht, 2005.
50 p
In oktober 2004 heeft er in opdracht van
Rijkswaterstaat directie Noord-Holland een baggerproef
plaatsgevonden op het Noordzeekanaal met als tweeledig
doel: Onderzoek naar de vertroebeling en de
verspreiding tijdens en na baggerwerkzaamheden met een
sleephopperzuiger in het Noordzeekanaal. Inzicht in de
referentiesituatie. Hiertoe is een meting verricht na de
passage van een diepstekend schip. [HAAFF
NN31066,2005,006 ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2005_006.pdf
Mosselman, E.;
Basic equations for sediment transport in CFD for
fluvial morphodynamics. (en)
In: Bates, P.D.;
Computational fluid dynamics : applications in
environmental hydraulics. Wiley, Chichester, 2005. p.71-89.
figs.; 72 refs.
Alluvial rivers flow through a bed of their own
sediments, continually forming and deforming that bed by
transporting the sediments from one place to another.
Equations for sediment transport are hence a key element
in the mathematical modelling of fluvial morphodynamics.
This chapter treats those equations from the perspective
of modelling fluvial phenomena, such as bars, riffles,
pools and longitudinal river bed profiles, which occur on
essentially larger scales than ripples and dunes.
Oosterbaan, J.;
" Normaalranges" voor macrofaunaparameters in sediment
in de grote rivieren : een verkenning. (nl) RIZA
werkdocument, 2004.223X, Rijkswaterstaat, RIZA,
Lelystad, 2005. 59 p 29 refs.
Macrofauna wordt veelvuldig ingezet als instrument
voor het beoordelen van waterbodemkwaliteit bijvoorbeeld
voor het bepalen van saneringsprioriteit en de evaluatie
van inrichtingsprojecten. Ook binnen het "nieuwe
bodembeleid" wordt het beoordelen van de ecologische
waterbodemkwaliteit belangrijk. Hierin gaat de Europese
Kaderrichtlijn Water (KRW) een prominente rol spelen. Dit
betekent dat daar waar de ecologische (en chemische)
doelstellingen van de KRW niet worden gehaald er sprake
is van saneringsurgentie. Het is dus van belang dat
ecologische waterbodemparameters worden opgenomen in de
doelstellingen en beoordeling. Doel van dit onderzoek is
om op basis van een brede dataset een aanzet te gegeven
tot het actualiseren van de bestaande criteria
(TRIADE-veldcomponent) en het uitbreiden van het aantal
parameters. In het rapport wordt specifiek aandacht
gegeven aan indicatorsoorten. In dit onderzoek zijn
macrofaunagegevens vergeleken van schone en vervuilde
locaties bij verschillende sedimenttypen. [HAAFF
NN31066,05002 ]
Roele, J.;
Zandwinput in Drempt wordt baggerspeciedepot : in 't
werk. (nl)
In: Land + water
45(2005)5 p.26-27. figs.; ill.
Met nauwkeurig meten en peilen is een isolatielaag
aangebracht in de voormalige zandwinput in het Gelderse
Drempt langs de Oude IJssel. De locatie biedt nu ruimte
aan 750.000 m3 verontreinigde baggerspecie. [HAAFF]
Vos, S.E.; Dijk, G.P.J.P. van; Strien, A.J. van;
Verbeterde monstersteker maakt mengmonsters maken
makkelijker. (nl)
In: Land + water
45(2005)6/7 p.28-29. fig.; ills.
Waterbodemonderzoek is in Nederland laat op gang
gekomen. Begin jaren tachtig werd duidelijk dat
Nederland een bezinkbekken is van minerale sedimenten en
afval uit West-Europa. De sterk vervuilde waterbodem
heeft de baggerwerkzaamheden in de loop van de tijd
bemoeilijkt, waardoor op veel plaatsen een achterstand
ontstond met baggerwerkzaamheden. De laatste jaren
bestaan er subsidies om de achterstand in te halen. Het
aantal waterbodemonderzoeken nam toe, wat leidde tot de
vraag naar een makkelijke monstersteker die is
toegespitst op de huidige eisen van het
waterbodemonderzoek. Een nieuwe ontwikkeling is de
sedimentmonstersteker, type Beeker.
Willemse, L.;
Toepassing van DDT-houdende bagger in het gebied van
herkomst. (nl)
In: Neerslag 40
(2005)4 p.9-14. ills.
In een proefgebied ten westen van Kapelle is een
oplossing gevonden voor de DDT-houdende bagger die in dit
gebied veelvuldig in de sloten wordt aangetroffen. Na een
uitgebreid onderzoek van de provincie en het waterschap,
in samenwerking met LTO en NFO (Fruittelers), is een
verantwoorde manier gevonden voor het omgaan met de met
DDT verontreinigde bagger. Het waterschap heeft in 2004
de bagger op enkele percelen in het gebied kunnen
verspreiden onder de voorwaarde dat de bodemkwaliteit van
elk perceel niet mocht verslechteren. In 2005 wordt in
een vergelijkbaar fruitteeltgebied nabij Krabbendijke op
dezelfde manier bagger in het gebied verwerkt. [HAAFF]
WATERSYSTEEM - Ecologie
Aggenbach, C.J.S.; Jalink, M.H.; Nooren, M.J.;
Indicatorsoorten. 9: Boezemlanden : indicatorsoorten voor verdroging,
verzuring en eutrofiëring van plantengemeenschappen in
boezemlanden. (nl) Staatsbosbeheer, Driebergen,
Netherlands, 2005. 206 p veldversie (30 p.).
Indicatorenserie Staatsbosbeheer. [HAAFF
500-K/2005-04] [HAAFF 500-K/2005-05]
[SBB U 460/5C ] [SBB U 460/5C ]
Boiten, W.; Dommerholt, A.; Wit, W. de;
Uniform ontwerp van de aangepaste De Wit vispassage.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)16 p.49-51. 4 afb., 3 refs.
De aanleg van vispassages in Nederland dateert van
halverwege de vorige eeuw. Bij een gezond ecologisch
watersysteem hoort ook een passende visstand én voor
migrerende vis de mogelijkheid om fysieke barrières als
stuwen, sluizen, watermolens en gemalen te kunnen
passeren. Vooral sinds 1990 groeit de belangstelling voor
vispassages. In Nederland wordt de De Wit vispassage veel
toegepast door de waterschappen. Het gaat daarbij om de
stroomopwaartse migratie van zoetwatervis met een
maximale sprintsnelheid van één meter per seconde.
[HAAFF]
Brink, P.J. van den; Baird, D.J.; Peeters, E.T.H.M.;
Technical review of the potential use of benthic
macroinvertebrate biomonitoring, using the reference
condition approach in the setting, monitoring and
assessment of agri-environmental performance standards.
(en) Alterra-report, 1207, Alterra, Wageningen,
Netherlands, 2005. 32 p
The Reference Condition Approach is increasingly
used to assess the ecological status of inland waters. In
this report the advantages and disadvantages of this
approach are discussed and a new methodology is
presented. The advantage of this new approach is that it
is flexible, dynamic, allows the inclusion of more data
and can easily be combined with other approaches. The
report concludes with a description of the multivariate
Principal Response Curves technique and its use to detect
trends in biological data. In the closing discussion a
case is made for the adoption of species traits rather
than species taxonomy in ecological quality assessment.
[HAAFF 32/476(1207) 1e ex.] [DKLNV NL 02 / 1207 ]
[HAAFF 32/476(1207) 2e ex.] [WWW ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1207.pdf
Elbersen-van der Straten, J.W.H.; Coops, H.; Geest, G.J.
van;
Reference condition and maximumecological potential of
macrophyte-rich floodplain lakes along the Lower Rhine.
(en)
In: Verhandlungen /
Internationale Vereinigung fuer Theoretische und
Angewandte Limnologie = Proceedings / International
Association of Theoretical and Applied Limnology =
Travaux / Association Internationale de Limnologie
Theoretique et Appliquee 29(2005)Part 1 p.323-327.
figs.; tabs.; 4 refs.
In the present study, we classified aquatic plant
species into trait groups based on several trait
attributes. We used survey data for a large number of
floodplain lakes along the Lower Rhine to assess actual
state with regard to aquatic macrophytes, pressed in the
derived trait groups. This state was compared to a
theoretically derived reference state. We anticipate that
by using this functional approach we should be able to
identify floodplain restoration actions necessary to
achieve Good Ecological Potential (GEP).
Heiden, S.M. van der; Feenstra, H.; Straathof, N.;
Hoogveenherstelproject Fochteloërveen goed voor
waterhuishouding en fauna? : 100 jaar Natuurmonumenten.
(nl) [Bog restoration Fochteloërveen for fauna and
vegetation?]
In: De levende
natuur 106(2005)3 p.94-101. 6 afb., 4 fig., 14
refs., samenvatting (en).
In het kader van herstel van hoogveen zijn volgens
een hydrologisch plan dammen en stuwen geplaatst in het
terrein van Natuurmonumenten. Dit artikel geeft aan, hoe
flora en fauna zich nadien ontwikkelen. [HAAFF]
Jong, T. de;
Anders slootschonen in Eemland. (nl) Bureau voor
Ecologisch Onderzoek en Advies, Culemborg, Netherlands,
2004.
Doel van deze rapportage is het inzichtelijk maken
van de effecten van de andere wijze van slootschonen op
flora en vegetatie, waardoor antwoord gegeven kan worden
op de volgende vragen: - wat zijn de veranderingen in
flora en vegetatie tussen2001 en 2004?; - zijn de
geconstateerde effecten positief voor de ecologische
waarde van de sloot?; - zijn de geconstateerde effecten
te relateren aan de andere manier van slootschonen. [WWW
]
URL:
http://library.wur.nl/ebooks/1766504.pdf
Kroes, M.J.; Monden, S.; Beeren, J.; Lieferinge, C.;
Vismigratie : een handboek voor herstel in Vlaanderen
en Nederland. (nl) Ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap AMINAL, Afdeling Water, Brussel, Belgium,
2005. 208 p [NIEUWL 22/1286] [DKLNV B3 / 726 ]
Lange, H.J. de; Jonge, J. de; Peeters, E.T.H.M.;
Draagkracht in het rivierengebied voor vogels en
vissen : productie van macrofauna in relatie tot
sedimentverontreiniging en voedsel. (nl) RIZA-nota,
2005.002, AKWA rapport, 05.004, Ministerie van Verkeer
en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat,
AKWA, Advies- en Kenniscentrum Waterbodems, Lelystad,
Netherlands, 2005. 120 p CD-ROM.87 refs.
Het Draagkrachtproject heeft als doel gehad om te
onderzoeken 1) in welke mate de productiviteit van
bodemorganismen in het rivierengebied beïnvloed wordt
door sedimentverontreinigingen en 2) of dit leidt tot
gevolgen voor predatoren als vogels en vissen en dus of
de draagkracht voor predatoren veranderd is door
sedimentverontreiniging. Deze kennis kan gebruikt worden
voor de Kaderrichtlijn Water om de juiste maatregelen te
kunnen nemen voor het verkrijgen van een Goede
Ecologische Toestand (GET) of Goed Ecologisch Potentieel
(GEP). De studie bevat veldresultaten (bioassays) uit de
Biesbosch, uitgevoerd door studenten Aquatische Ecologie
en Waterkwaliteitsbeheer (Wageningen Universiteit).
[HAAFF NN31066,2005,002 ] [HAAFF NN31066,2005,002 ]
Mooren, J.H.M.; Feddes, Y.;
Luwtedam speelt in op natuurlijke dynamiek : in vorm.
(nl)
In: Land + water
45(2005)6/7 p.24-25. fig.; ills.; tab.
In 1996 kreeg de gemeente Amsterdam het groene
licht om in het IJmeer de woonwijk IJburg te bouwen voor
18.000 woningen. Tegelijk met de aanleg van IJburg
begon de gemeente met maatregelen voor natuurcompensatie
om het verlies van waterbiotoop goed te maken. De
luwtedam voor de Waterlandse kust is een van deze
compensatieprojecten. De luwtedam is 1,6 kilometer lang
en loopt aan de binnenzijde geleidelijk over in een
verondieping. Hierdoor ontstaat ruim 50 hectare wind- en
golfluw gebied waarin volop ruimte is voor spontane
natuurontwikkeling. Het project is in de periode
2002-2005 gerealiseerd. De investeringskosten bedragen
circa 10,5 miljoen euro. In 2003 arriveerde de ‘eerste
bewoner’. Vanaf dat moment zijn minstens zeventig
vogelsoorten waargenomen en heeft een groot aantal
broedvogels, waaronder de dwergstern, zijn intrek genomen
in het gebied. [HAAFF]
Nijboer, R.C.; Nijboer, R.C.; Hoorn, M.W. van den; Hoek,
T.H. van den; Wiggers, R.; Verdonschot, P.F.M.;
Keylinks : ecologische processen in sloten en beken. II: de relatie tussen afvoerdynamiek, temperatuur en
de populatiegroei van agapetus fuscipes. (nl)
Alterra-rapport, 1069, Alterra, Wageningen, Netherlands,
2005. 175 p
In dit onderzoek zijn de effecten van de
sleutelfactoren afvoer, temperatuur en habitat op de
populatiedichtheid en groei van de kokerjuffer Agapetus
fuscipes onderzocht. Deze soort is een goede indicator
voor relatief stabiele hydrologische omstandigheden in
beken. De resultaten hebben laten zien dat hoge
afvoerpieken een sterke daling van de populatiedichtheid
van deze soort als gevolg hebben. Ook het habitat
verandert sterk. Het habitat kan zich echter snel
herstellen als de stroomsnelheid hoog is. De populatie
herstelt zich echter pas een jaar later als een nieuwe
generatie zich ontwikkelt. Als ieder jaar hoge
afvoerpieken optreden zal de populatie op den duur
verdwijnen. De watertemperatuur in de beken blijkt
invloed te hebben op de groei en ontwikkeling. Bij hogere
temperaturen verpoppen de dieren zich eerder in het
seizoen. Dit kan van belang zijn, omdat het effect van
afvoerpieken het grootste is als er veel immobiele poppen
aanwezig zijn. De periode waarin een afvoerpiek optreedt
is daarom bepalend voor het effect op de populatie.
Tijdens een afvoerpiek treedt een kortstondige stijging
van de watertemperatuur op. Dit heeft op A. fuscipes
waarschijnlijk geen effect maar voor koud-stenotherme
soorten kan dit desastreus zijn. Het beheer van beken
moet zich richten op het voorkomen van grote afvoerpieken
(meer dan acht keer de basisafvoer). [HAAFF 32/476(1069)
1e ex.] [HAAFF 32/476(1069) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL
02 / 1069 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1069.pdf
Peeters, E.T.H.M.;
Ditch maintenance and biodiversity of macrophytes in
the Netherlands. (en)
In: Verhandlungen /
Internationale Vereinigung fuer Theoretische und
Angewandte Limnologie = Proceedings / International
Association of Theoretical and Applied Limnology =
Travaux / Association Internationale de Limnologie
Theoretique et Appliquee 29(2005)Part 1 p.185-189.
fig.; tabs.; 10 refs.
The first objective of the present study is to
analyze the biodiversity of the aquatic ditch vegetation
in relation to various envirotunental factors. A second
objective is to test whether macrophyte biodiversity is
highest at an intermediate level of ditch cleaning
frequency.
Roessink, I.; Arts, G.H.P.; Belgers, J.D.M.[et al.];
Effects of lambda-cyhalothrin in two ditch microcosm
systems of different trophic status. (en)
In: Environmental
toxicology and chemistry 24(2005)7 p.1684-1696. 34
refs.
The fate and effects of the pyrethroid insecticide
lambda-cyhalothrin were compared in mesotrophic
(macrophyte-dominated) and eutrophic
(phytoplankton-dominated) ditch microcosms (0.5 m3).
URL:
http://dx.doi.org/10.1897/04-130R.1 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Scheffer, M.; Cuppen, J.;
Vijver, sloot en plas. (nl) Tirion Natuur, Baarn,
Netherlands, 2005. 237 p
Het eerste deel van 'Vijver, Sloot en Plas' is een
levendige beschrijving van allerlei aspecten van het
water om ons heen: samenstelling, kleur, de rol van
planten, ecologie van water, ecosystemen zoals rivieren,
plassen en sloten. Met allerlei praktische tips voor de
aanleg van vijvers, het opzetten van simpele
slootaquaria, experimenten opzetten, etc. In het tweede
deel worden de belangrijkste organismen in de
onderwaterwereld getoond en uitgebreid beschreven. Een
groot deel van de planten en dieren die in zoet water
voorkomen kunnen met behulp van dit deel worden
thuisgebracht.. [HAAFF 413-E/2005-05]
Schut, E.;
Waterplanten in rivier de Vecht : modelstudie naar de
oorzaken van de matige ontwikkeling van ondergedoken
waterplanten in de rivier de Vecht. (nl)
Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht,
Utrecht, 2005. 51 p
In de rivier de Vecht doet de onderwatervegetatie
het niet goed. Ecologische herstelmaatregelen leverden
tot nu toe niet het gewenste resultaat. In dit onderzoek
is, onder andere door analyse met een model, uitgezocht
welke ecologische oorzaak of combinatie van oorzaken de
belangrijkste hindernissen vormen voor de ontwikkeling
van ondergedoken waterplanten in de Vecht. De
omstandigheden blijken geschikt voor de ontkieming en
groei van ondergedoken waterplanten. Het belangrijkste
knelpunt is de aanvoer van zaad en vegetatieve delen voor
de vestiging van nieuwe planten. [WWW ]
URL: http://www.bio.uu.nl/wetenschapswinkel/content/rapporten/download/download1-vecht.html
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1767111.pdf
Vlek, H.E.; Diepen, L.T.A. van; Verdonschot, P.F.M.;
Omslagpunten in het functioneren van aquatische
ecosystemen?. (nl) Alterra-rapport, 1178, Alterra,
Wageningen, 2005. 135 p
Het doel van deze studie is aanwijzingen te vinden
voor het bestaan van ‘omslagpunten’ in de toestand van
aquatische ecosystemen in Nederland. Het rapport
beschrijft de ontwikkeling van een methodiek om snel
inzicht te krijgen in het optreden van mogelijk abrupte
veranderingen binnen een macrofauna gemeenschap.
Daarnaast is een methode opgesteld om objectief te kunnen
vaststellen of een abrupte verandering in de
samenstelling van de levensgemeenschap is opgetreden.
Langjarige macrofauna tijdreeksen van 31 locaties
(sloten, kanalen, beken en rivieren) zijn geanalyseerd
met behulp van de ontwikkelde methodieken. Het betrof
bestaande tijdreeksen afkomstig van verschillende
waterbeheerders. De relatie tussen de macrofauna en
milieuvariabelen is onderzocht om tot uitspraken te
kunnen komen over het optreden van ‘omslagpunten’ in
sloten, kanalen, beken en rivieren. Op slechts drie van
de 31 onderzochte locaties is mogelijk sprake geweest van
een ‘omslag’. Het is niet mogelijk gebleken om op basis
van velddata definitieve uitspraken te doen over het
optreden van ‘omslagpunten’ in de onderzochte aquatische
ecosystemen. Reden hiervoor is dat een aantal
milieuvariabelen sturend voor de samenstelling van de
macrofauna levensgemeenschap, zoals stroming, permanentie
en piekafvoeren, niet of onvoldoende zijn gemeten op de
onderzochte locaties. De resultaten van deze studie
sluiten niet uit dat ‘omslagen’ kunnen optreden, maar
maken het optreden van ‘omslagpunten’ ook niet erg
aannemelijk. [HAAFF 32/476(1178) 1e ex.] [HAAFF
32/476(1178) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1178 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1178.pdf
Walsum, P.E.V. van; Runhaar, J.; Helming, J.F.M.;
Spatial planning for adapting to climate change. (
en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.45-52. 11 refs.
During the past decades human interference in
regional hydrologic systems has intensified. These
systems act as an integrating medium. They link climate,
human activities and ecologic processes through
groundwater and surface water interactions. For
simulating these linkages an integrated regional
hydrologic model has been coupled to an ecologic
evaluation model. The simulated ecologic effects of
climate change on mesotrophic riverine grasslands are
clearly positive. Simulation results also indicate a high
sensitivity of the peak discharges to the precipitation.
For modelling the long-term development of land use and
water management an integrated 'bio-economic' model has
been constructed. It includes a model for the development
of agriculture. Results for the autonomous development in
reaction to climate change indicate a strong increase of
field drainage by agriculture. This development would
substantially reduce the predicted positive effects of
climate change on riverine grasslands. The challenge is
to guide regional developments in such a manner that
opportunities for improving nature are not lost, but that
at the same time the peak discharges are kept under
control. Flow retardation in the 'fine arteries' of the
upstream areas appear to be a viable option for the
latter. The bio-economic model can provide help in
anticipating on climate change through spatial planning.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0045/051050045.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Waterschap De Dommel
Veldgids: beheer van water- en oeverplanten in het
gebied van Waterschap De Dommel. (nl) Waterschap De
Dommel, Boxtel, 2005.
In de gids is een groot aantal water- en
oeverplanten terug te vinden die groeien in het water of
langs de oever van beken en sloten in het Dommelgebied.
Het doel van deze gids is om informatie te geven over de
invloed van het beheer op deplantengroei. Waterschap De
Dommel beheert zijn watergangen op een natuurvriendelijk
manier en zoekt hierbij naar een zo optimaal mogelijke
combinatie van waterhuishoudkundige functies van
watergangen en natuurontwikkeling. Deze gids is gemaakt
voorafdeling Onderhoud van Waterschap De Dommel. Maar
ook voor externe organisaties zoals collega
waterschappen, ZLTO, natuurbeheerders en overige
geïnteresseerden. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1767067.pdf
URL: http://www.dommel.nl/contents/pages/542/veldgids.pdf
WATERSYSTEEM - Ruimtelijke ordening
Berg, J. van den;
Wieringen kan weer een eiland worden. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)10 p.20-21. fig.
In 1924 werd het eiland Wieringen een onderdeel van
het vasteland, door de aanleg van de dijken van de
Wieringermeer polder. Zoals het er nu uitziet, zal het
honderjarig jubileum van deze toestand niet gevierd
kunnen worden. Voor het zo ver is, wordt Wieringen
wellicht van het vasteland gescheiden door een randmeer.
[HAAFF]
Beukema, T.; Hermans, B.;
Watertoets voor natuur : lijst van aandachtspunten
voor water en natuur in ruimtelijke plannen. (nl)
Stichting Natuur en Milieu, Utrecht, Netherlands,
2004.
Een handreiking voor mensen die de kansen voor
water, leefomgeving en natuur in ruimtelijke plannen
willen benutten. Afgelopen jaar hebben de gezamenlijke
milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu een groot
aantal voorbeelden bekeken en een Lijst van
Aandachtspunten ontwikkeld. Deze lijst is als checklist
in de brochure opgenomen.. [WWW ]
URL:
http://www.stichtingnatuurenmilieu.nl/docs/082720041093617760.pdf
Dik, J.;
Energieteelt in de veenweidegebieden : 'Het hele
systeem stort in elkaar'. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)14 p.12-14. ill.
Het helpt de veenweidegebieden te behouden en de
uitstoot van CO2 te verminderen: energieteelt. De plannen
om in de veenweiden riet te verbouwen dat te gebruiken is
door energiecentrales verandert de discussie over het
behoud van het gebied. [HAAFF]
Gaalen, F.W. van; Kragt, F.J.; Keuren, A.;
Toelichting op de landsdekkende maatregelkaart
deelstroomgebiedsvisies: evaluatie
deelstroomgebiedsvisies, deelrapport 1. (nl) RIVM
rapport, 500023001/2005, Milieu- en Natuurplanbureau,
Bilthoven, 2005. 78 p
De uniforme landsdekkende kaart van maatregelen die
is afgeleid uit de deelstroomgebiedsvisies, vormt een
bruikbare basis voor verdere analyse en evaluatie. De
deelstroomgebiedsvisies zijn zeer divers in aanpak,
beschrijving, detaillering en concreetheid. Dit maakt het
lastig inzicht te krijgen in de mate waarin maatregelen
zullen bijdragen aan de oplossing van problemen en de
hoogte van de bijbehorende kosten. De rol die de
deelstroomgebiedsvisies kunnen spelen als bouwsteen in
ruimtelijke afwegingsprocessen wordt door hun diversiteit
en gebrek aan concreetheid beperkt. In het kader van
Waterbeleid 21e eeuw (WB21) hebben de provincies, in
samenwerking met waterschappen en gemeenten, 16
deelstroomgebiedsvisies opgesteld, waarin zij hun visie
en keuzen voor het waterbeheer in de 21e eeuw hebben
uitgewerkt. Duurzaam waterbeheer staat hierbij centraal,
met meer ruimte voor water naast techniek. De
maatregelen in de deelstroomgebiedsvisies hebben in
overeenstemming met de uitgangspunten van het WB21 een
sterk ruimtelijk karakter, waarin voornamelijk wordt
ingezet op het vasthouden van water en leggen daarmee
een aanzienlijke ruimtelijke claim neer. [WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500023001.pdf
Groothuijse, F.A.G.;
Verwateren de watersysteembelangen in de nieuwe Wro?.
(nl)
In: Milieu en recht
32(2005)7 p.420-427.
Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening verliezen
provinciale staten en gedeputeerde staten nuttige
coördinatie- en toezichtinstrumenten om te verzekeren dat
de watersysteembelangen in de gemeentelijke ruimtelijke
ordening worden meegewogen. In beginsel krijgen de
bovengemeentelijke bestuursniveaus krachtiger
normstellende bevoegdheden voor terug, n.l. de
bevoegdheid om algemene regels te stellen en zelfstandig
bestemmingsplannen vast te stellen. Hierdoor kan de
gemeentelijke ruimtelijke ordening krachtiger worden
aangestuurd, waarbij de vraag moet worden gesteld of dit
niet te zeer ten koste gaat van de gemeentelijke
autonomie. Intensivering van het bestuurlijk vooroverleg,
waaraan ook waterschappen deelnemen kan aan dit bezwaar
tegemoet komen. Daarnaast krijgen waterschappen de
mogelijkheid om vigerende bestemmingsplannen in rechte
ter discussie te stellen, doordat de weigering om een
herziening van een bestemmingsplan een appèllabel besluit
wordt.. [HAAFF leeuw]
Kragt, F.J.;
Afwenteling en blauwe knooppunten : sleutel tot
duurzaam waterbeleid, evaluatie deelstroomgebiedsvisies,
deelrapport 2. (nl) RIVM rapport, 500023003/2005,
MNP, Bilthoven, 2005. dl. 2
Deelstroomgebiedsvisies hebben ten doel aan te
geven in welke mate het watersysteem niet op orde is en
wat nodig is om het watersysteem op orde te houden of te
brengen, mede gezien de verwachte klimaatsverandering,
zeespiegelrijzing, bodemdalingen ruimtelijke
ontwikkelingen. Duurzaam waterbeheer, waarbij afwenteling
van problemen wordt voorkómen (‘niet afwentelen’) is het
belangrijkste uitgangspunt van WB21 en het Nationaal
Bestuursakkoord Water. Het Milieu- en Natuurplanbureau
(MNP) heeft deze visies geanalyseerd: wanneer is er
sprake van afwenteling en wat kan er aan gedaanworden.
Een methodiek van besluitvorming is getoetst op het
Eemstroomgebied van het deelstroomgebied Gelderse Vallei.
[WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500023003.pdf
Oremus, F.;
Investeringsbudget Landelijk Gebied : een ander
besturingsfilosofie. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)15 p.6-8. ill.
In 2007 treedt het Investeringsbudget Landelijk
Gebied (ILG) in werking. Het moet een einde maken aan het
huidige stuwmeer van regels en geldstromen. Wat betekent
het voor de betrokken partijen; voor de waterschappen? We
vroegen het programmadirecteur ILG Meine Bruinsma. ‘De
wereld staat niet op zijn kop, het is een andere
besturingsfilosofie’. [HAAFF]
Schwartz, M.;
Water en ruimtelijke besluitvorming : het functioneren
van waterschappen in het openbaar bestuur en hun invloed
op ruimtelijke besluitvorming op gemeentelijk
schaalniveau. (nl) Geo Pers, Groningen, Netherlands,
2004. 240 p
Waterschappen proberen ‘water’ een meer sturende
rol te geven in de ruimtelijke ordening. Daartoe hebben
ze de ‘watertoets’ aangereikt gekregen op basis van de
Wet op de Ruimtelijke Ordening. Omdat waterschappen de
problemen van oudsher technisch inhoudelijk benaderen,
onderzocht promovendus Marius Schwartz in hoeverre die
aanpak werkt in de ruimtelijke ordening. Op dat terrein
spelen immers vele partijen en belangen een rol en
verloopt de besluitvorming grillig en complex. [HAAFF
786E22 ]
Visser, R. de;
Residential landscape, IJssel bypass. (en)
In: Topos
(2005)51 p.43-49. 12 afb.
Many modern cities and urban developments lack a
relationship to their rivers. Vista landscape and urban
design looks for concepts which focus on the integration
of urban development, nature, water management and
landscape. [HAAFF]
URL:
http://www.topos.de/artikel_pdf/14/aavisser.pdf
WATERKETEN - Algemeen
Kluck, J.; Uijterlinde, C.; Veenstra, S.[et al.];
Toekomstmuziek in de waterketen? : synergievoordelen
op drie punten. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.32-33. ill.
Technische, maatschappelijke en economische
ontwikkelingen die van belang zijn voor de ontwikkeling
van de waterketen, lijken steeds sneller te verlopen. Het
rijksbeleid, onder meer verwoord in de Rijksvisie
Waterketen uit 2003 en het IBO bekostiging waterbeheer
uit 2004, initieert en onderschrijft grote
organisatorische en technische veranderingen om de
wateropgaven van morgen het hoofd te bieden. Met dit in
het achterhoofd gaven het WaterKIP (WaterKeten Innovatie
Projecten) en het BTO, het collectieve
bedrijfstakonderzoek van de Nederlandse
drinkwaterbedrijven, begin 2004 opdracht aan Kiwa Water
Research om de toekomstige technische onderzoeksbehoefte
in de waterketen boven tafel te krijgen. En wat blijkt?
Zolang over de techniek gesproken wordt, zit er toekomst
in de waterketen. Op het gebied van klimaatverandering,
ontwikkeling van sensoren en de afvalwaterketen is het
mogelijk synergievoordelen te behalen.
Wijland, G. van;
Ten onrechte hoge tariefsstijgingen gepubliceerd.
(nl)
In: Het waterschap
90(2005)11 p.8-9. ill.
De Unie van Waterschappen heeft het Centrum voor
Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden (COELO)
ter verantwoording geroepen over haar berichtgeving over
zeer sterk gestegen belastingtarieven van de
waterschappen. Het COELO basseerde haar conclusie mede op
niet volledige actuele gegevens en een foute berekening.
De cijfers zijn inmiddels via een erratum op de website
van het COELO rechtgezet.
WATERKETEN - Drinkwater, industriewater en andere
toepassingen
Berg, G. van den; Plaat, R van der; Putters, B.[et al.];
MTBE in oppervlaktewater problematisch voor
drinkwatervoorziening?. (nl)
In: H twee O 38
(2005)12 p.32-34. figs.; tab.; 6 refs.
Methyl Tertiar-Butyl Ether (MTBE), dat als
loodvervanger en ter verbetering van de verbranding aan
benzine wordt toegevoegd, is internationaal sterk in de
belangstelling komen te staan vanwege potentiële
problemen met betrekking tot de drinkwatervoorziening. In
2002 is door VEWIN na een studie van het RIVM reeds
gewezen op de potentiële gevolgen van de aanwezigheid van
MTBE voor de kwaliteit van het drinkwater, specifiek met
betrekking tot geur en smaak, en het imago van de
watersector in Nederland. MTBE wordt frequent
aangetroffen op de grensmeetstations Lobith en Eijsden.
Reden om ook aandacht van de waterbeheerders en de
producenten te vragen voor deze stof. In dit artikel
wordt specifiek aandacht besteed aan de Rijn en de Maas,
omdat deze rivieren een belangrijke functie voor de
drinkwaterbereiding in Nederland hebben. In de studie, in
opdracht van VEWIN uitgevoerd door Kiwa, is gebruik
gemaakt van meetgegevens van Rijkswaterstaat en de
waterbedrijven. Sinds 2000 wordt MTBE gemeten op de
grensmeetstations Lobith en Eijsden in het kader van de
gezamenlijke alarmbewaking. Sinds 2002 zit MTBE in het
standaard analysepakket van de waterbedrijven. Het aantal
metingen van MTBE in regionale wateren is nog beperkt.
Houtte, E. van; Verbouwhede, J.;
Infiltratie rioolwatereffluent in de duinen van
Vlaanderen. (nl)
In: H twee O 38
(2005)16 p.43-45. 3 refs., 2 tab.
Drie jaar geleden is de Intercommunale
Waterleidingsmaatschappij van Veurne-Ambacht (IWVA)
begonnen met hergebruik van rioolwatereffluent ten
behoeve van infiltratie. Zo werd de kringloop van het
water gesloten en ontstond een duurzame grondwaterwinning
in de duinen. De IWVA levert daarmee een belangrijke
bijdrage tot integraal waterbeheer. Momenteel wordt 40
procent van de lokale drinkwaterbehoefte ingevuld via de
combinatie hergebruik/infiltratie. Voor de productie van
infiltratiewater is gekozen voor een combinatie van
membraantechnieken, namelijk ultrafiltratie gevolgd door
omgekeerde osmose. Dankzij dit project kan de IWVA het
piekverbruik, een gevolg van het toerisme in dit
kustgebied, plaatselijk opvangen. Dit vermindert de
kwetsbaarheid van de distributie gedurende die periodes.
[HAAFF]
Hurk, B. van den; Beersma, J.; Lenderink, G.;
Hydrological simulations in the Rhine basin. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.1-4. 2 refs.
Simulations with regional climate models (RCMs),
carried out for the Rhine basin, have been analyzed in
the context of implications of the possible future
discharge of the Rhine river. In a first analysis, the
runoff generated by the RCMs is compared to observations,
in order to detect the way the RCMs treat anomalies in
precipitation in their land surface component. A second
analysis is devoted to the frequency distribution of area
averaged precipitation, and the impact of selection of
various driving global climate models.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0001/051050001.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Kools, R.; Bruijn, F. de; Kortleve, M.[et al.];
Revitalisatie van het pompstation Monster :
strategische keuze voor DZH. (nl)
In: H twee O 38
(2005)11 p.30-31. figs.; ill.
Drinkwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH) is één van de
weinige drinkwaterbedrijven in Nederland met een
verwachte toename in de prognose in de waterafzet. Reeds
in 2007 wordt met de huidige infrastructuur een tekort in
drinkwaterproductiecapaciteit voorzien. Vergroting van de
capaciteit is dus noodzakelijk en wel met ongeveer acht
miljoen kubieke meter per jaar. DZH heeft samen met
Witteveen+Bos een studie uitgevoerd naar de beste wijze
om dit te realiseren.
Leerdam, J.A. van; Hogenboom, A.C.; Brandt, A.;
Identificatie van onbekende verbindingen in
watermonsters met behulp van Time of Flight
Massaspectrometrie. (nl) KIWA, BTO 2004.048, Kiwa,
Nieuwegein, 2005. 116 p
In Nederland wordt ongeveer 40% van het drinkwater
bereid uit oppervlaktewater. Om de kwaliteit van het
oppervlaktewater te monitoren wordt veel onderzoek gedaan
met specifieke onderzoeksmethoden. Daarnaast wordt het
rivierwater continu gescreend met diverse chemische en
biologische on-line systemen zoals LC-UV en
Daphnia-toximeter. Naast bekende verbindingen komen in
oppervlaktewater uiteraard ook vele onbekende
verbindingen voor, mogelijk in sterk wisselende
samenstelling. Voor de identificatie en bevestiging van
onbekende chemische verontreinigingen in water is
massaspectrometrie één van de gevoeligste en meeste
informatieve technieken. In 2001 is door Kiwa onderzoek
uitgevoerd naar de meerwaarde van een nieuw type
massaspectrometer, de zogenaamde Quadrupool Time of
Flight massaspectrometer (Q-TOF MS) voor de identificatie
van onbekende verbindingen in watermonsters. [HAAFF
NN31061,2004,048 ]
Mons, M.;
Estimation of the consumption of cold tap for
microbiological risk assessment : an overview of studies
and statistical analysis of data. (nl) KIWA, BTO
2005.032, Kiwa, Nieuwegein, 2005. 62 p
The volume of cold tap water consumed is an
essential element in quantitative microbial risk
assessment. This paper presents a review of tap water
consumption studies. Their study designs were evaluated
and the results of the different studies were compared.
Statistical distributions were fitted to water
consumption data from The Netherlands, Great Britain,
Germany and Australia. We conclude that the diary is to
be preferred for collecting water consumption data. If
due to time and money constraints a diary is not
feasible, a 24h recall would be the best alternative,
preferably repeated at least once. Attention should be
paid to the neutral wording of questions in order to
avoid the introduction of bias and ensure an accurate
representation of water consumption. From the studies
evaluated, the mean daily consumption for the average
consumer varies from 0.10L to 1.55L. No conclusions could
be drawn regarding the effects of season, age and gender
on tap water consumption. Physical activity, yearly
income and perceived health status were reported to
influence water consumption. Comparison of the different
statistical probability distribution functions of the
datasets demonstrated that the Poisson distribution
performed better than the Lognormal distribution that has
been suggested by Roseberry and Burmaster (1992). For
quantitative microbiological risk assessment (QMRA) it is
recommended to use country specific consumption data and
statistical distributions, if available. If no country
specific data are available we recommend the use of the
Australian distribution data from the Melbourne diary
study (Poisson, λ =3.49 glasses/d) as a conservative
estimate. [HAAFF NN31061,2005,032 ]
Schijven, J.F.; Roda Husman, A.M. de;
Effect of climate changes on waterborne disease in The
Netherlands. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.79-87. 17 refs.
Effects of climate change in The Netherlands in the
21st century on the microbiological quality of water for
drinking water production and recreation were evaluated.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0079/051050079.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Senhorst, H.A.J.; Zwolsman, J.J.G.;
Climate change and effects on water quality: a first
impression. (en)
In: Water science
and technology 51(2005)5 p.53-59. 8 refs.
A number of possible relationships between climate
change and water quality of Dutch surface waters have
been investigated and an indicative quantification of the
impact of climate change on water quality has been
established. The analysis focused on water quality during
periods of low flow and extreme heat, which are assumed
to increase in frequency and intensity due to climate
change.
URL:
http://www.iwaponline.com/wst/05105/0053/051050053.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Veenendaal, H.; Veld, S. in 't;
Vergelijking isolatiemedia voor Legionella. (nl)
In: H twee O 38
(2005)13 p.33-35. figs.; tabs.; 10 refs.
Voor de detectie van Legionella in
(drink)watermonsters wordt in Nederland de analysemethode
toegepast zoals die beschreven is in NEN 6265. De methode
schrijft een specifieke voedingsbodem (BCYE) voor,
waaraan componenten zijn toegevoegd om eventuele storende
bijgroei te remmen. In de praktijk blijkt echter dat deze
voedingsbodem niet goed bruikbaar is voor watermonsters
waarin veel storende flora aanwezig is. In het
internationaal gebruikte voorschrift ISO 11731 wordt een
andere voedingsbodem (GVPC )oorgeschreven. Onderzocht is
of resultaten die met beide bodems bereikt worden,
vergelijkbaar zijn en of ook Nederland niet beter de
methode uit de ISO-norm kan overnemen. Het onderzoek is
uitgebreid met een aantal andere in de literatuur
beschreven selectieve voedingsbodems voor Legionella
(GVPC, MWY en BMP), waarvoor de selectieve supplementen
commercieel verkrijgbaar zijn. Uit dit onderzoek blijkt
dat zeker voor relatief schone drinkwatermonsters de
werkwijze volgens NEN 6265 de hoogste opbrengst van
verschillende legionellasoorten geeft. Storende bijgroei
wordt door één van de andere voedingsbodems (het
MWY-medium) het best geremd, maar deze voedingsbodem
geeft een lagere opbrengst van Legionella. De
voedingsbodem, zoals beschreven in de ISO-norm, geeft
geen verbetering ten opzichte van de voedingsbodem die in
de NEN-norm beschreven is.
WATERKETEN - Stedelijk waterbeheer
Graaf, R. de;
Transitions to more sustainable concepts of urban
water management and water supply. (en) Report /
Delft University of Technology, Faculty of Civil
Engineering and Geosciences, Section of Water Resources,
nr. 1.2005, TU Delft, Delft, 2005. 178 p 85
refs.
In this MSc research the feasibility of two future
water systems have been researched. The first is the
Closed City. The Closed City is a city that does not have
adverse effects on its surroundings, such as water
depletion or emission ofpollution. The Closed City uses
local rainfall as the only source for water use, improves
water quality by self-purification processes and copes
with water nuisance at a local scale. The second future
water system that has been developed is the Two
LayerCity. The Two Layer City is a city that makes use of
the water system to save energy. [WWW ] [HAAFF 792B69 ]
URL:
http://www.landandwater.tudelft.nl/content/doc/transitions_suw.pdf
Haan, W. de; Jonge, C.W. de; Valk, H.;
Rockanje en Oostvoorne hebben meer open water nodig.
(nl)
In: Land + water
45(2005)8 p.16-17. fig.; ill.; tab.
De bewoners van Oostvoorne en Rockanje ondervinden
herhaaldelijk problemen door wateroverlast. De
problemen variëren van water in kruipruimten tot en met
het blank staan van tuinen, wegen en soms vloeren van
woningen tijdens en na hevige buien. Bewoners hebben
massaal gereageerd op een enquête over de aard en omvang
van de problemen. De gemeente Westvoorne, waartoe beide
dorpen behoren, heeft de enquêteresultaten met het
computerprogramma ArcView per postcodegebied op kaarten
verwerkt en de probleemgebieden met grondwater- of
oppervlaktewateroverlast gevisualiseerd. Ook heeft de
gemeente geohydrologisch onderzoek verricht. Extra open
water voor berging is de grootste kostenpost bij
mogelijke maatregelen.
Janse, T.A.H.M.; Voort, J.W.;
Het aanvoerpatroon afvalwater en neerslag op de
rwzi-Hilversum; reconstructie en interpretatie op basis
van eenvoudige (tijdreeks)modellen. (nl)
In:
Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.141-148. figs.; 2
refs.
In dit artikel wordt verslag gedaan van een samen
werkingsproject tussen Hoogheemraadschap Amstel Gooi en
Vecht en de gemeente Hilversum. Ten behoeve van de
geplande nieuwbouw van de rwzi Hilversum is, op basis van
de tijdreeksbenadering, een redelijk nauwkeurige
schatting verkregen van de droogweer- en regenweer-
aanvoerkarakteristieken.
Lammers, O.;
Enthousiasme binnen samenwerking in de Blauwe Diamant:
MILO met succes toegepast in Leeuwarden. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)14 p.18-19.
Het project van De Blauwe Diamant in Leeuwarden is
een schitterende gelegenheid geweest om ook de
MILO-werkwijze (Milieukwaliteit in de Leefomgeving) te
integreren, en met groot succes, zo vinden alle
betrokkenen. De gemeente van de Friese hoofdstad heeft
daar in nauwe samenwerking met Wetterskip Fryslân en de
provincie sinds 2000 een project in uitvoering dat nu al
een enorme spinoff te zien geeft.
Lulofs, K.R.D.; Coenen, F.H.J.M.; Kuks, S.M.M.;
Positionering planfiguren 'water in de stad en
waterketen' : eindrapport. (nl) CSTM studies en
rapporten, nr. 186, Universiteit Twente, Enschede,
Netherlands, 2004. 93, 33 p 84 refs.
Nederland is een land van polders en van polderen.
Water speelt een belangrijke rol in de polder en bij
besluitvorming rondom watervraagstukken wordt het
polderen niet geschuwd. In de polder neemt het belang van
stad en dorp - oftewel de stedelijke leefomgeving -
steeds meer toe. Daarmee wordt ook water in de stedelijke
leefomgeving een steeds belangrijker politiek en
bestuurlijk vraagstuk, waarbij problemen moeten worden
opgelost, maar tegelijkertijd kansen moeten worden benut.
Om het belang van water in de - door de ruimtelijke
ordening gedomineerde - besluitvorming van de stedelijke
leefomgeving zijn plaats te geven, zijn er in de
afgelopen jaren nieuwe planvormen en
afstemmingsinstrumenten geïntroduceerd. Het stedelijk
waterplan en de watertoets zijn de meest pregnante
voorbeelden. Naast de introductie van nieuwe instrumenten
zijn ook een groot aantal lokale en regionale
initiatieven genomen om specifiek lokale en regionale
plannen te maken. Al met al lijkt het polderen toe te
nemen. De vraag is nu of al deze nieuwe plannen en
planvormen werken. Dit is een vraag naar de effectiviteit
en efficiëntie van het (formele en informele) planstelsel
rondom de stedelijke wateropgaven. Wat vinden de partijen
die de problemen in de praktijk moeten oplossen ervan en
zijn er mogelijkheden voor verbeteringen. Reden om dit
onderzoek te starten. [HAAFF 789E69 ]
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/water_stad_waterketen.pdf
URL:
http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/water_stad_waterketen_bijl3_bijl6.pdf Bijlagen 3 t/m 6
Mameren, H.J. van;
Lamellenafscheiders in bergbezinkbassins. (nl)
Rapport / STOWA, 2004 W03, STOWA, Utrecht, Netherlands,
2004. 60 p
Met de uitvoering van de wet- en regelgeving ten
aanzien van het terugdringen van de vuiluitworp van
(gemengde) rioolstelsels is in Nederland al een groot
aantal BergBezinkBassins (BBB’s) gerealiseerd. De werking
van deze bassins berust op berging van afvalwater en
vuilafscheiding van overstortend afvalwater. De
effectiviteit van de vuilafscheiding kan worden vergroot
door een lamellen-afscheider in een BBB te plaatsen. De
voorliggende rapportage beschrijft onderzoek naar de
mogelijkheid om in een bestaand bergbezinkbassin een
lamellen-afscheider aan te brengen waarmee het rendement
van een bassin verbeterd kan worden. Daarnaast is ook het
effect van de lamellen-afscheider op het onderhoud van
bergbezinkbassins onderzocht. [HAAFF NN31050,2004,W03 ]
Mels, A.; Zeeman, G.; Bisschops, I.;
Brongerichte inzameling en lokale behandeling van
afvalwater : praktijkvoorbeelden in Nederland, Duitsland
en Zweden. (nl) Rapport / STOWA, 2005-13, STOWA
, Utrecht, Netherlands, 2005. 70 p
Op verschillende plaatsen in Europa worden
initiatieven genomen, gericht op de ontwikkeling van
nieuwe concepten voor afvalwaterinzameling en
-behandeling. Deze concepten zijn gebaseerd op de
gescheiden inzameling en behandeling van stromen uit het
huishouden. Het uiteindelijk doel van deze initiatieven
is een efficiënter systeem voor de afvalwaterketen te
ontwikkelen. Het alternatief moet voldoen aan de doelen
en randvoorwaarden van het huidige systeem terwijl het
tegelijkertijd oplossingen genereert voor huidige
knelpunten. In dit rapport zijn twintig
praktijkvoorbeelden van deze aanpak in stedelijk gebied
beschreven. Het rapport beoogt hiermee de huidige stand
van zaken rondom de toepassing van decentrale
afvalwaterketens in kaart te brengen en leerervaringen
voor nieuwe projecten te verzamelen. De beschreven
voorbeelden zijn afkomstig uit Nederland, Duitsland en
Zweden. Per project is een korte beschrijving van het
project en het toegepaste afvalwatersysteem gegeven. De
hoeveelheid informatie die per project is gegeven
verschilt. De reden hiervoor is de beperkte
beschikbaarheid en slechte toegankelijkheid van gegevens
in een aantal van de projecten. [HAAFF NN31050,2005,13 ]
Mels, A.; Kujawa, K.;
Afvalwaterketen ontketend. (nl) Rapport / STOWA,
2005-12, STOWA, Utrecht, Netherlands,
2005. 41 bl
Op verschillende plaatsen in Europa worden
initiatieven genomen, gericht op de ontwikkeling van
nieuwe concepten voor afvalwaterinzameling en
-behandeling. Deze concepten zijn gebaseerd op de
gescheiden inzameling en behandeling van stromen uit het
huishouden. Het uiteindelijk doel van deze initiatieven
is een efficiënter systeem voor de afvalwaterketen te
ontwikkelen. Het alternatief moet voldoen aan de doelen
en randvoorwaarden van het huidige systeem terwijl het
tegelijkertijd oplossingen genereert voor huidige
knelpunten. Dit rapport geeft een overzicht van de stand
van zaken van een andere aanpak en gaat in op de vraag
welke mogelijkheden deze concepten bieden bij de actuele
aandachtspunten in de (afval)waterketen in Nederland.
Daarnaast worden de onderzoeks- en ontwikkelbehoeften die
nodig zijn voor praktijktoepassing in kaart gebracht. Het
rapport is bedoeld als een aanzet tot een discussie
rondom de ontwikkeling van de afvalwaterketen van de
toekomst. [HAAFF NN31050,2005,12 ]
Mollema, T.; Niezen, J.;
Meervoudig ruimtegebruik in de Groninger boezem. (
nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.38-40. figs.; ills.
Momenteel wordt in het centrum van Groningen het
CiBoGa-terrein herontwikkeld, circa 14 hectare
binnenstedelijk gebied. De gemeente wil de kans benutten
om het hemelwater af te koppelen. Het idee is ontstaan om
een deel van de Groninger boezem af te dammen, zodat het
afgekoppelde water kan worden vastgehouden en tevens kan
worden gebruikt voor watercirculatie in het
Noorderplantsoen. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijke
functiekoppeling mogelijk is zonder afbreuk te doen aan
de boezemfunctie van het afgedamde deel. [HAAFF]
Putter, P. de; Robbe, J.;
Alle regen komt van boven, maar wat kan de gemeente
ermee?. (nl)
In: Tijdschrift
voor omgevingsrecht 5(2005)2 p.45-53.
Ontwikkelingen in het waterbeleid leiden er onder
andere toe dat het niet langer vanzelfsprekend is
hemelwater naar de afvalwaterzuivering at te voeren via
het gemengde rioleringsstelsel. Waar mogelijk wordt
hemelwater vastgehouden en geborgen. Voor gemeenten doen
zich allerlei juridische vragen voor. De auteurs gaan
voor gemeenten de mogelijkheden na (afhankelijk van de
fase van het inrichtingsproces) om te voorkomen dat
hemelwater in nog te bestemmen en ontwikkelen gebieden op
het rioleringsstelsel wordt aangesloten. [HAAFF]
SGBO
Stand van zaken stedelijke wateropgave : 0-meting.
(nl) SGBO, Den Haag, 2005. 84 p
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is de
afspraak gemaakt dat de VNG zorgdraagt voor een
jaarlijkse voortgangsrapportage over de stedelijke
wateropgave. De onderliggende rapportage geldt als
nulmeting stedelijke wateropgave en beschrijft de stand
van zaken bij gemeenten tot het eerste kwartaal van
2005. De rapportage is het resultaat van een door 246
gemeenten (52.7%) ingevulde vragenlijst stedelijke
wateropgave. De responsgroep kan als representatief
worden beschouwd ten opzichte van alle Nederlands
gemeenten. Via een in medio 2006 te presenteren
vervolgrapportage, zal de VNG de voortgang in het
realiseren van de stedelijke wateropgave in beeld
brengen. [WWW ]
URL:
http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Actuele%20berichten/Eindrapport%2017-05-05%20def.pdf
Sluis, J.W. van; Benoist, A.P.;
Snelle emissieschatting voor gemengde en gescheiden
rioolstelsels : SESRIO. (nl) STOWA-rapport, 2004-31,
Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer STOWA,
Utrecht, 2004. 25 bl
STOWA heeft SESRIO laten ontwikkelen om te voorzien
in de behoefte aan een snelle, op emissiefactoren
gebaseerde schattingsmethode voor rioolemissies. In het
kader van het OASA-project van de toenmalige Dienst RWA
van de gemeente Amsterdam ontwikkelde DHV destijds de
eerste aanzet voor de emissieschatting van gescheiden
rioolstelsels. Voor STOWA is deze aanpak verfijnd en
vervolgens aangevuld met rekenregels voor gemengde
rioolstelsels. SESRIO is speciaal bedoeld voor het
verrichten van stofstroomstudies met betrekking tot het
oppervlaktewater. Deze studies worden uitgevoerd in het
kader van emissiebeheersplannen, waterplannen,
waterketenanalyses, etc. Bij prioritering van de aanpak
van bronnen van waterverontreiniging, zoals verbetering
van de riolering, is het goed om de eerste globale
analyse te maken met een flexibele, snelle
schattingsmethode, alvorens zwaarder gereedschap wordt
ingezet voor detailanalyses en ontwerpen. Ook voor zulke
globale analyses is SESRIO bruikbaar. SESRIO
kwantificeert de belasting van het oppervlaktewater door
rioolwaterlozingen. Dit is zowel mogelijk op het niveau
van afzonderlijke deelstelsels (bemalingseenheden), als
voor clusters van stelsels met gelijke kenmerken. Voor de
EU Kaderrichtlijn Water kan SESRIO van nut zijn in de
analyse van menselijke belasting van het oppervlaktewater
en bij het formuleren van maatregelen en de prioritering
daarvan. Wanneer alle waterbeheerders deze werkzaamheden
op uniforme wijze uitvoeren, is tevens een snelle
uitwisseling van resultaten en aggregatie naar
stroomgebiedsniveau mogelijk. Het spreadsheet voor de
berekeningen treft u aan op www.stowa.nl. [HAAFF
NN31050,2004,31 ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/publicaties/mID_4787_cID_3774_83135455_rapport%202004%2031.pdf
URL:
http://www.stowa.nl/Uploads/publicaties/mID_4902_cID_3892_84366975_spreadsheet%20bij%202004-31%20SESRIO-v0-09.xls Spreadsheet voor de berekeningen
Sluis, J.W. van; Benoist, A.P.;
Achtergrond document bij SESRIO. (nl) Rapport /
STOWA, 2004-W-06, STOWA, Utrecht, 2004. 80
p
STOWA heeft SESRIO laten ontwikkelen om te voorzien
in de behoefte aan een snelle, op emissiefactoren
gebaseerde schattingsmethode voor rioolemissies. In het
kader van het OASA-project van de toenmalige Dienst RWA
van de gemeente Amsterdam ontwikkelde DHV destijds de
eerste aanzet voor de emissieschatting van gescheiden
rioolstelsels. Voor STOWA is deze aanpak verfijnd en
vervolgens aangevuld met rekenregels voor gemengde
rioolstelsels. SESRIO is speciaal bedoeld voor het
verrichten van stofstroomstudies met betrekking tot het
oppervlaktewater. Deze studies worden uitgevoerd in het
kader van emissiebeheersplannen, waterplannen,
waterketenanalyses, etc. Bij prioritering van de aanpak
van bronnen van waterverontreiniging, zoals verbetering
van de riolering, is het goed om de eerste globale
analyse te maken met een flexibele, snelle
schattingsmethode, alvorens zwaarder gereedschap wordt
ingezet voor detailanalyses en ontwerpen. Ook voor zulke
globale analyses is SESRIO bruikbaar. SESRIO
kwantificeert de belasting van het oppervlaktewater door
rioolwaterlozingen. Dit is zowel mogelijk op het niveau
van afzonderlijke deelstelsels (bemalingseenheden), als
voor clusters van stelsels met gelijke kenmerken. Voor de
EU Kaderrichtlijn Water kan SESRIO van nut zijn in de
analyse van menselijke belasting van het oppervlaktewater
en bij het formuleren van maatregelen en de prioritering
daarvan. Wanneer alle waterbeheerders deze werkzaamheden
op uniforme wijze uitvoeren, is tevens een snelle
uitwisseling van resultaten en aggregatie naar
stroomgebiedsniveau mogelijk. Het spreadsheet voor de
berekeningen treft u aan op www.stowa.nl. [HAAFF
NN31050,2004,W06 ]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/publicaties/mID_4787_cID_3774_65995256_rapport%202004%20w%2006.pdf
Vroege, M.;
Duurzaam stedelijk waterbeheer : de 3D-bril in de
praktijk. (nl) [sn, sl], 2004. IV,
108 p 43 refs.
Het waterbeheer in stedelijke gebieden neemt toe in
complexiteit. Veilig, schoon, mooi, mogelijkheden tot
waterrecreatie: het water moet aan veel eisen voldoen.
Samenwerkingsprocessen tussen bijvoorbeeld gemeente,
waterschap en maatschappelijke organisaties zijn dan ook
van toenemend belang. De veranderende rol van de
waterbeheerder vraagt om nieuwe methoden. Voor de
ondersteuning van plan- en ontwerpprocessen in het
stedelijk waterbeheer is door Michiel Rijsberman aan de
TU Delft het denkraam de 3D-Bril ontwikkeld. In dit
onderzoek is de toegevoegde waarde van de methode 3D-Bril
voor de planvorming in het Nederlandse stedelijk
waterbeheer nagegaan. Hiervoor zijn de stedelijke
waterplannen van Meppel en Heerhugowaard geëvalueerd.
[HAAFF 792B71 ]
Winckel, L.C.E. van de;
Maatregelen ter bestrijding van grondwateroverlast in
bestaand stedelijk gebied : een afweging van maatregelen.
(nl) TU Delft, Delft, 2005. 74 p
Het doel van het huidige onderzoek is om de bouw-
en grondwatertechnische maatregelen tegen
grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied in kaart
te brengen, te evalueren en afweegbaar te maken voor
gemeenten en perceeleigenaren. Om de doelstelling te
kunnen bereiken, zijn interviews met experts gehouden en
is er een literatuuronderzoek uitgevoerd. [WWW ]
URL:
http://www.landandwater.tudelft.nl/content/doc/maatregelen_ter_bestrijding_van_grondwateroverlast.pdf
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1770069.pdf
Wit, A. de; Tent, G. van; Josten, C.[et al.];
Stedelijk waterplan Sliedrecht. (nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.35-37. figs.; ill.
Sliedrecht heeft samen met de waterbeheerders
onlangs een stedelijk waterplan opgesteld. Het
watersysteem in de gemeente heeft te kampen met
hardnekkige waterkwaliteitsproblemen. Vooral de lage
zuurstofgehalten en de explosieve kroosgroei baren de
gemeente en waterbeheerders zorgen. Daarnaast dient nog
circa tien hectare extra waterberging te worden gevonden
om aan de wateropgaaf te voldoen. In het stedelijke
waterplan is onderzocht wat de oorzaken zijn van de
matige tot plaatselijk slechte waterkwaliteit. Vervolgens
zijn maatregelen opgesteld en soms al uitgevoerd, zoals
een waterinlaat van de Beneden Merwede. Dit blijkt zeer
effectief te zijn.
WATERKETEN - Hemelwater
Bokhorst, J.; Lobbrecht, A.;
Neerslag-kansverwachting voor het waterbeheer. (
nl)
In: H twee O 38
(2005)13 p.26-29. figs.; 4 refs.
In de meteorologie wordt in toenemende mate gebruik
gemaakt van kansverwachtingen. Vroeger was de
weersverwachting gebaseerd op één modeluitkomst. Deze
deterministische verwachting zegt echter niets over de
zekerheid van die verwachting. Tegenwoordig wordt de
deterministische verwachting dan ook vaak gecombineerd
met een kansverwachting, die de mogelijke variatie in het
verwachte weerbeeld wel tot uiting brengt. Ook voor het
operationele waterbeheer biedt deze ontwikkeling
perspectief. Op sommige gebeurtenissen kan men beter
bedacht zijn, al is de kans dat ze optreden nog zo klein.
In dit artikel worden enkele aspecten van het gebruik en
de betrouwbaarheid van neerslag- kansverwachtingen in het
waterbeheer verkend. [HAAFF]
Hamilton-Huisman, M.J.;
Gelderland vangt run-off van provinciale weg op. (
nl)
In: Land + water
45(2005)5 p.22-23. fig.; ills.; tab.
De provincie Gelderland beschermt waterwingebied La
Cabine door een eind te maken aan de huidige
ongecontroleerde infiltratie naar het grondwater.
Verontreinigd regenwater dat van de Amsterdamseweg
afspoelt, de run-off, wordt eerst opgevangen en
gefilterd. [HAAFF]
Huizinga, J.W.; Swolfs, E.;
Een nieuwe compensatiemethodiek voor verharding. (
nl)
In: H twee O 38
(2005)10 p.29-31. fig.; ills.
De komst van de watertoets geeft met succes
invulling aan de aloude wens van de waterbeheerders om in
een vroeg stadium van de planvormingfase betrokken te
worden bij ruimtelijke planontwikkelingen. Volgens de
watertoetsprocedure adviseert de waterbeheerder over de
waterhuishoudkundige belangen en consequenties die
voortkomen uit de planontwikkeling. De provincie ziet
erop toe hoe invulling wordt gegeven aan dit advies. In
veel plannen vormt de compenserende waterberging voor
nieuwe verharding om afwenteling op de omgeving te
voorkomen een belangrijk onderdeel van de advisering.
Deze compensatie is op verschillende manieren mogelijk,
maar zal vaak relevante ruimtelijke claims met zich
meebrengen ten aanzien van de inrichting van het
plangebied. De vraag rijst echter hoe je als
waterbeheerder aan het begin van de planvormingfase van
een ruimtelijk plan een op maat gesneden advies over de
compensatie van verharding geeft, dat bruikbaar blijft
gedurende het hele planvormingsproces, controleerbaar is
door de provincie, de initiatiefnemer keuzevrijheid
biedt, stimulerend is ten aanzien van de trits:
vasthouden, bergen en afvoeren, afgestemd is met de
normeringmodellen van een gebied, eenduidig door de
medewerkers van de waterbeheerder wordt gehanteerd en
eenvoudig én herkenbaar is voor derden, waaronder ook
minder waterhuishoudkundig onderlegden. Deze vragen
vormden de basis voor de door Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier ontwikkelde compensatiemethodiek.
Lobbrecht, A.; Spijker, M.; Schadenberg, J.; Talsma, M.;
Effectief water vasthouden met anticiperende sturing.
(nl)
In: H twee O 38
(2005)16 p.39-42. figs.; 6 refs.
De huidige weerinformatie van het KNMI biedt nieuwe
mogelijkheden voor het operationele waterbeheer. Met de
gegevens kunnen waterbeheerders namelijk zowel
wateroverlast als verdroging inzichtelijk maken. Vooral
de meerdaagse neerslagkansverwachting maakt het mogelijk
om zich voor te bereiden. Dit artikel beschrijft het
resultaat van een praktijkonderzoek naar de toepassing
van actuele neerslaginformatie voor het operationele
beheer in het hellende stroomgebied van de Oude Vaart in
het beheersgebied van het waterschap Reest en Wieden.
[HAAFF]
Lucassen, W.;
Waterschap Peel en Maasvallei biedt met K-waarden
kaart unieke service. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)13 p.4-5. fig.; ill.
Waterschap Peel en Maasvallei streeft ernaar de
waterautoriteit te zijn voor noord en midden Limburg.
Kernbegrippen daarbij zijn efficiency en
klantgerichtheid. Als zich dan de mogelijkheid voordoet
de klant (lees: belasting betalende inwoner) extra
service te bieden, grijpt het waterschap die kans. 'Het
ontwikkelen van de zogenaamde K-waarden kaart is daar
volgens ons een goed voorbeeld van. Voor zover wij weten
zijn wij op dit moment het eerste en enige waterschap in
Nederland dat deze dienst aanbiedt.' Dat zeggen Frans
Verdonschot en Daniël Coenen, medewerkers advies van
Waterschap Peel en Maasvallei.
Mondeel, H.;
Nut van neerslagvoorspelling voor de sturing van een
polderboezemsysteem : eindrapport. (nl) [sn, sl],
Netherlands, 2003. 80 bl
Het gebruik van een neerslagvoorspelling kan in
theorie leiden tot een beter peilbeheer. Er is immers de
beschikking over meer informatie. Of dat in praktijk ook
daadwerkelijk betere sturingsacties oplevert hangt af van
een aantal factoren. In deze studie wordt het verband
gelegd tussen enerzijds de bruikbaarheid van een
neerslagvoorspelling en anderzijds de lengte van de
voorspellingshorizon en de betrouwbaarheid van die
voorspelling. Inzicht in de genoemde relatie kan
duidelijk maken of een voorspelling zinvol is, en zo ja,
in welke vorm. Het onderzoek is gedaan door middel van
een case studie, waarin gebruik is gemaakt van een model
van de Friese Boezem en twee polders. In de case studie
is gebruik gemaakt van een aan de TU Delft ontwikkelde
regelaar die het systeemgedrag bij verschillende
combinaties van inzetten voor enkele dagen vooruit kan
evalueren. De beste inzet is dan de inzet die het beste
voldoet aan de sturingsdoelstellingen: het vasthouden van
de gewenste waterstand en een efficiënte inzet van de
kunstwerken (o.a. meer inzet sluizen en minder inzet
gemalen). [HAAFF 792B70 ]
Peters, E.; Lanen, H.A.J. van; Torfs, P.J.J.F.[et al.];
Drought in groundwater: drought distribution and
performance indicators. (en)
In: Journal of
hydrology 306(2005)1/4 p.302-317.
In order to investigate how droughts are changed by
the groundwater system and to analyse the performance of
groundwater during drought, 10 time series of 1000 years
of recharge and groundwater discharge were generated.
URL:
http://dx.doi.org/10.1016/j.jhydrol.2004.09.014 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)
Schoenmaeckers, B.;
Hoeveel warmer mag het worden?. (nl) RIVM,
[Bilthoven], 2005. 35 p 89 refs.
Het Milieu- en Natuurplanbureau heeft de recente
wetenschappelijke inzichten over mogelijke effecten van
klimaatverandering, zoals voor natuur, landbouw en
volksgezondheid geëvaluaeerd. Het besteedt in deze
publicatie ook aandacht aan mogelijke grootschalige
klimaateffecten, zoals het smelten van landijs en
zeespiegelstijging. Dit ter ondersteuning van het debat
over het Nederlandse en Europese klimaatbeleid dat de
Tweede Kamer hierover woensdag 9 maart 2005 heeft
gehouden. [WWW ]
URL:
http://www.rivm.nl/bibliotheek/digitaaldepot/hoeveelwarmer.pdf
Weijs, S.;
Sturen met onzekere voorspellingen : een studie naar
onzekerheden in het operationeel beheer van
polder-boezemsystemen : eindrapport. (nl) [sn, sl], 2004. 83, [84] p
De invloed van de neerslagverwachting gaat een
steeds grotere rol spelen in het beheer van
watersystemen in Nederland. Over de afgelopen jaren zijn
diverse Operationeel Beheersystemen in gebruik genomen,
die continu de korte termijnverwachting presenteren aan
de beheerder. Bij verdergaande automatisering in de
toekomst, waarbij de beheerder wordt bijgestaan door een
adviessysteem (BOS, Beslissing Ondersteunend Systeem),
is het belang van een goede neerslagverwachting nog
groter. Ook de betrouwbaarheid van een bepaalde
verwachting speelt een belangrijke rol bij het bepalen
van een optimale beslissing. In dit onderzoek is gekeken
naar manieren om informatie over de onzekerheden van
voorspellingen te gebruiken in het operationele beheer
van polder-boezemsystemen. Model Predictive Control
(MPC) is een regelmethodiek die bij uitstek geschikt is
voor het operationele waterbeheer, aangezien het een
optimale stuuractie bepaalt uit actuele peilen en
verwachte neerslag. Zowel de onzekerheden in de
neerslagverwachting als in de toestandsvariabelen en
parameters (zoals infiltratiecapaciteit) van het
gebruikte neerslagafvoermodel zijn hierbij van belang.
[HAAFF 793E17 ]
DIVERSEN
Annual report 2004 / Institute for Environmental
Studies IVM. (en)
IVM,
Amsterdam, 2005. [HAAFF 31/535 ]
URL:
http://www.falw.vu.nl/images_upload/B5CC563A-3898-459E-B6351B9C62BA436E.pdf
Blom, G.;
Evaluatie NCR 1998-2003. (nl) NCR, Arnhem,
Netherlands, 2004. 7, 41 p Refs. p. 15-25.
Evaluatie van 5 jaar Nederlands Centrum voor
Rivierkunde. [HAAFF 789A69 ]
Dik, J.;
Juridische kwaliteitszorg: 'Het alarmlampje moet
branden'. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)12 p.16-18. ills.
Omdat waterschappen in toenemende mate worden
geconfronteerd met de juridische aspecten van hun werk is
juridische kwaliteitszorg een dringend thema. Of: dat zou
het moeten worden. Een platform probeert het onderwerp op
de agenda te plaatsen.
Giesen, N.C. van de;
Nederland is nooit af: duizend jaar waterbeheer en een
vooruitblik. (nl) [sn, sl], 2005. 15
p
Van de Giesen bracht vijftien jaar in het
buitenland door, waar hij onder andere promoveerde.
Eenmaal terug in Nederland kijkt de nieuwe hoogleraar
waterhuishouding bij Civiele Techniek en Geowetenschappen
met verwondering naar de ontwikkelingen in de Nederlandse
waterbeheersing. De positieve rol die techniek kan spelen
bij veranderingen in het waterbeheer, wordt over het
hoofd gezien, vindt hij. Van de Giesen pleit daarom in
zijn intreerede voor een grotere beleidsondersteunende
rol van het technisch onderzoek.. [HAAFF 788A38 ]
Hatzmann, E.A.;
Verwatering van erfgoed: casestudie naar de
mogelijkheden tot afstemming van archeologie- en
waterbeleid. (nl) [sn, sl], 2004.
131 p
In Nederland moet ruimte gevonden worden voor
waterberging en is het de bedoeling dat archeologisch
erfgoed in de bodem bewaard wordt. Het doel van dit
onderzoek is uitspraken te doen over de kansen en
bedreigingen die deze ontwikkelingen voorelkaar vormen.
Aan de hand van de casus Woudse polder wordt een indruk
gegeven van de stand van zaken omtrent de afstemming van
water- en archeologiebeleid op lokaal en regionaal
niveau. De ontwikkelingen in de Woudse polder worden
geplaatst in eenbreder kader. Hiertoe wordt beoogd
inzicht te verschaffen in zowel lokaal, regionaal,
nationaal, als Europees waterbeleid en
archeologiebeleid. [WWW ]
URL:
http://library.wur.nl/ebooks/1766503.pdf
Hoeben, C.;
Wie betaalt wat? : kostentoedeling bij waterschappen.
(nl) Rapport / Centrum voor Onderzoek van de Economie
van de Lagere Overheden, 03-03, Centrum voor Onderzoek
van de Economie van de Lagere Overheden, Groningen,
Netherlands, 2003. 35 p
Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 kort
beschreven welke taken waterschappen hebben, hoe deze
worden bekostigd en welke belangencategorieën worden
onderscheiden. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de
methode-Oldambt. Deze methode werd lange tijd werd
gebruikt om kosten toe te delen aan belangencategorieën.
De afgelopen jaren is er een discussie gevoerd over een
nieuwe bekostigingsmethode voor waterschappen. Deze
discussie en de hieruit resulterende methode-Delfland
wordt besproken in hoofdstuk 4. Waterschappen brengen in
de toelichting bij de kostentoedelingsverordening
verschillende redenen naar voren waarom de
kostentoedeling moet worden aangepast. Dit wordt
besproken in hoofdstuk 5. Na een korte uitleg over de
gebruikte methode voor het onderzoek in hoofdstuk 6
wordt in hoofdstuk 7 geschetst welke ontwikkeling de
kostentoedeling in werkelijkheid volgt. Dit wordt
toegelicht aan de hand van twee voorbeelden waarin de
ontwikkelingen in twee waterschappen kort worden
beschreven. Ten slotte wordt in de conclusie (hoofdstuk
8) stilgestaan bij de vraag of het waterschappen lukt om
een relatie te leggen tussen belang en betaling en of dit
kan worden verbeterd. [WWW ]
URL:
http://www.ub.rug.nl/eldoc/coelo/200303/rap0303.pdf
Hoek, S. van der;
Droge voeten : water in de Brabantse delta. (nl)
Kemper, Veldhoven, 2005. 271 p
Goeie vraag: hoort West-Brabant nu bij de
Nederlandse delta of niet? Volgens het woordenboek van
Van Dale is een delta: „Land ingesloten door de armen
waarin zich een rivier bij zijn uitmonding verdeelt.’ Dat
is in West-Brabant niet het geval. Ruimer bezien kun je
stellen dat westelijk Noord-Brabant wel degelijk tot de
grote delta van Zuid-West-Nederland behoort. Kunnen ze
toch weer lachen bij het nieuwe waterschap dat zich met
de naam Brabantse Delta tooit. Met de vraag of
West-Brabant echt deltaland is of niet, begint het nieuwe
boek van Sietse van der Hoek: "Droge Voeten". Het is een
met veel kleurenfoto’s geïllustreerd verslag van een reis
door de Brabantse delta. [HAAFF 115-F-1/2005-01]
Jaarverslag 2004 / Stichting RIONED. (nl)
RIONED,
Ede, 2005.
Stichting RIONED is platform, kenniscentrum en
belangenbehartiger van de rioleringszorg in Nederland.
[HAAFF www]
URL:
http://www.riool.net/rioned/binary/retrieveFile?instanceid=20&fileid=763&filename=Jaarverslag+2004.pdf&style=default
Jaarverslag 2004 / Stichting Toegepast Waterbeheer
(STOWA). (nl)
STOWA
rapport, 2005-22, STOWA, Utrecht, 2005. [HAAFF 31/602
]
URL:
http://www.stowa.nl/uploads/jaarverslagen/mID_4761_cID_3748_75273577_rapport%202005%2022.pdf
Jaarverslag 2004 / Waterschap Roer en Overmaas. (
nl)
Waterschap
Roer en Overmaas, Sittard, 2005. [HAAFF 31/638 ]
URL:
http://www.mijnwaterschap.nl/overmaas/upload/Jaarverslag20041116424262.pdf
Lucassen, W.;
Communicatie met burgers van groot belang : beleid
Hollandse Delta bij grootschalige projecten. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)13 p.10-11. ill.
In 2003 stond het toenmalige Waterschap De Brielse
Dijkring bij het opzetten van een grootschalig project
voor een moeilijke keuze. Eerst subsidie aanvragen en dan
de bewoners informeren? Of, eerst de bewoners informeren
en vervolgens subsidie aanvragen. Het waterschap koos
voor de eerste optie.
Mantel, D.;
De Mijzenpolder: duizend jaar veen en water. (nl)
Verloren, Hilversum, 2005. 168 p [HAAFF
788A40 ] [UB BOEKEN 300-D-2/2005-02]
Massop, H.T.L.; Knol, W.C.;
Historisch waterbeheer : een kwantitatieve benadering
van historische watersystemen: definities en voorbeelden.
(nl) Alterra-rapport, 1145, Alterra, Wageningen,
Netherlands, 2005. 159 p 60 fig., 141 refs., 12 tab.
Historisch Waterbeheer heeft als doel om inzicht te
geven in de werking van historische watersystemen en de
veranderingen die daarin hebben plaatsgevonden. Inzicht
hierin is bruikbaar voor introductie, herstel en
reconstructie van historische watersystemen. Allereerst
is een definitiestudie uitgevoerd, waarbij het begrip is
gedefinieerd, vervolgens is het onderzoekskader
geschetst. De factoren klimaat, topografie, grondgebruik
en beheer oppervlaktewater spelen een rol mbt de werking
van watersystemen. Informatie mbt tot het onderwerp is te
ontlenen aan verschillende bronnen, zoals literatuur,
archieven, kaarten en internet, het gaat hierbij niet
alleen om kwalitatieve maar ook kwantitatieve informatie.
Op basis van verschil in hydrologische kenmerken kunnen 4
hoofdtypen met betrekking tot de watersytemen worden
onderscheiden. Van deze systemen zijn enkele
belangrijkste kenmerken en veranderingen die zich sinds
1850 hebben voorgedaan beschreven. Kwalitatieve gegevens
mbt klimaat, topografie, grondgebruik, inrichting en
beheer oppervlaktewater kunnen worden gebruikt om, mbv
bijvoorbeeld modellen, de historische situatie te
reconstrueren. In een pilot is op basis van historisch
bronnenmateriaal de overstroming van de Geldersche Vallei
in 1855 beschreven en gemodelleerd. [HAAFF 32/476(1145)
1e ex.] [HAAFF 32/476(1145) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL
02 / 1145 ]
URL:
http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1145.pdf
Het presterende waterschap. (nl)
In: Het waterschap
90(2005)10 [special] p.1-15.
Gesteld wordt dat het alleen zinvol is over
prestaties van waterschappen te spreken als je let op de
verschillende rollen die het waterschap met zijn omgeving
aanneemt. In interactie met de omgeving onderkennen we
vijf rollen, te weten het waterschap als belangenafweger,
als dienstverlener, als regelgever en handhaver, als
ontwikkelaar en als beheerder. Daarnaast hebben we de
ondersteunende processen apart benoemd. In dit
themanummer worden deze rollen omschreven. Daarnaast
worden in een aantal cassussen inspirerende voorbeelden
beschreven.
Reichard, H.L.; Lobbrecht, H.L.;
Waterkennis in overvloed : symposium 17 november 2004.
(nl) STOWA boekenreeks, nr. 19, STOWA, Utrecht,
Netherlands, 2004. 116 p
In het voorliggende boekje is een aantal artikelen
opgenomen die de basis vormden van de lezingen van het
symposium “Waterkennis in overvloed” dat plaatsvond op 17
november 2004. Het symposium is georganiseerd door de
KIvI werkgroep Informatie en Communicatie in het
Waterbeheer. Tijdens het symposium werd stilgestaan bij
kennismanagement in het waterbeheer. Daarbij werd
ingegaan op de manier waarop organisaties door middel van
kennisuitwisseling optimaal kunnen functioneren om de
gezamenlijke doelstellingen van het waterbeheer te
realiseren, zoals van het Waterbeleid 21e eeuw en de
Europese Kaderrichtlijn Water. [HAAFF NN31068,2004,19 ]
Vries, J.J. de;
From speculations to science : the founding of
groundwater hydrology in the Netherlands. (en)
In: Touret, J.L.R.;
Dutch pioneers of the earth sciences. KNAG, Amsterdam, 2004. p.139-164.
[HAAFF www]
URL:
http://www.knaw.nl/publicaties/pdf/20021148.pdf
Waterschapsalmanak 2005/2006. (nl)
Unie van
Waterschappen, Den Haag, 2005. [HAAFF 9/72 ]
Begrotingsvergelijking 2005 : beleidsambities en
lastendruk vergeleken. (nl) [sn, sl],
Netherlands, 2005. 88 p
In de begrotingsvergelijking zijn de ambitieniveaus
van de Nederlandse waterschappen op de verschillende
beleidsvelden en thema's weergegeven. Het gaat om het
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de Europese
Kaderrichtlijn Water (KRW), waterstaatkundige veiligheid
en grondwater, maar ook inrichting en onderhoud
watersystemen; bouw en exploitatie zuiveringstechnische
werken, etc.. [HAAFF 800A43 ]
Zon, H. van;
Meten, weten of aanvoelen? : waterverontreiniging in
Nederland in de negentiende eeuw : beleving en
waarneming. (nl)
In: Nieuwenhuyse, L. van;
De geschiedenis van industriële technologie en
vervuiling.
Jaarboek voor ecologische geschiedenis, 2003, Academia
Press, Gent, 2005. p.17-39. 5 fig., 17 refs.
In dit artikel wordt nagegaan hoe
waterverontreiniging in Nederland werd ervaren en welke
middelen voor de registratie van dit probleem voorhanden
waren. De eerste kwantitatieve analyses dateren van 1824
(Utrecht) en 1825 (Amsterdam), beide van de hand van GJ
Mulder. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd
meer onderzoek verrivcht, o.a. door
waterleidingbedrijven, die oppervlaktewater gebruikten.
Aan het eind van het artikel wordt aandacht besteed aan
het werk van de 'Staatscommissie ter voorbereiding van
maatregelen tegen verontreiniging van openbare wateren'
(1897). [HAAFF]
© Bibliotheek Wageningen UR, 2005; Comments and questions to hydrotheek.library@wur.nl |