STOWA homepage STOWA homepage

 Attenderingsbulletin - nummer 8, oktober 2005

Recente publicaties uit de Hydrotheek

Geïnteresseerd in een publicatie? Vraag 'm aan via de Hydrotheek database of mail naar hydrotheek.library@wur.nl


AFVALWATERSYSTEEM - Algemeen

Claessen, V.; Zandt, E. van der;
Nieuwe rwzi Aarle-Rixtel weer helemaal bij de tijd. (nl)
In: Neerslag 40 (2005)3 p.2-6. figs.
Waterschap Aa en Maas gaat de rwzi Aarle-Rixtel aanpassen zodat deze voldoet aan de eisen van het lozingenbesluit Wvo stedelijk afvalwater. Diverse onderdelen van de rwzi zijn technisch verouderd en/of voldoen niet meer aan de hedendaagse eisen. De hydraulische capaciteit behoeft geen uitbreiding. De bestaande sliblijn heeft voldoende capaciteit en wordt met kleine aanpassingen gehandhaafd. In dit artikel wordt verslag gedaan over de procestechnologische overwegingen die hebben geleid tot de gekozen uitvoering van de actiefslibtanks. De laatste inzichten in de processen die een rol spelen bij de stikstof- en fosfaatverwijdering en de beheersing van de slibbezinkbaarheid speelden daarbij een belangrijke rol, maar ook beheeraspecten. Daarnaast wordt ingegaan op de gevolgen van de aanpassing voor de sliblijn en op een studie rondom de nabezinking.
URL: http://www.neerslag-magazine.nl/artikel.asp?key=388

Coenen, J.; Gastel, M. van; Jong, K. de;
Potentieel voor duurzame energie met biogas uit rioolwaterzuiveringen. (nl) Rapport / STOWA, 2005-W-03, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 53 p
De mogelijkheid om duurzame energie te genereren via biogasproductie uit slib van waterzuiveringen is al lang bekend. Een belangrijk deel van de RWZI's maakt echter geen gebruik van de mogelijkheid om biogas te winnen door vergisting van slib, maar voert het slib onvergist af naar de eindverwerking. Bij de RWZI's met slibgisting kan het biogas meestal nog beter worden ingezet en is verhoging van de gasproductie nog mogelijk. De doelstelling van deze studie is het inzichtelijk maken van het potentieel voor duurzame energie met biogas uit rioolwaterzuiveringen. [HAAFF NN31050,2005,W03 ]

Hartman, E.; Leijen, R.; Pronk, J.;
Optimalisatie van de afvalwaterketen Beemster [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.52-54. figs.; tabs.; 1 ref.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft, in samenwerking met de acht betrokken gemeenten, een optimalisatiestudie uitgevoerd van de afvalwaterketen die is aangesloten op de rioolwaterzuivering Beemster. Dit heeft geleid tot een innovatieve oplossing waarmee een aanzienlijke kostenbesparing is behaald: een combinatie van sturing van verbeterd gescheiden stelsels en de bouw van een retourslibbuffer op de zuivering.

Loeffen, P.; Geraats, B.;
Toekomstige kwantiteit en kwaliteit van zuiveringsslib. (nl) Rapport / STOWA, 2005 06, STOWA, Utrecht, 2005. 96 p
In deze studie is beoogd om het effect van toekomstige ontwikkelingen in de afvalwaterketen op de kwaliteit en kwantiteit van communaal zuiveringsslib in kaart te brengen. De analyse van de toekomstige slibkwaliteit en slibkwantiteit heeft op hoofdlijnen plaats gevonden op basis van een landelijk beeld. De studie is verder begrensd tot de r.w.z.i. zelf en beperkt zich tot de invoer(belasting) van de r.w.z.i.. Bronnen van CBS, CPB, RIZA, VROM, DRSH, SNB en van de Nederlandse waterbeheerders zijn hiervoor geraadpleegd. Het volgende stappenplan is gehanteerd: * Vaststellen huidige situatie; * Vertaalslag naar slibkwaliteit en kwantiteit; * Prognose van toekomstige belasting r.w.z.i.'s; * Bepalen toekomstige slibkwaliteit en kwantiteit; en * Variantenanalyse. [HAAFF NN31050,2005,06 ]

AFVALWATERSYSTEEM - Inzameling en transport

Mels, A.; Zeeman, G.; Kujawa-Roeleveld, K.[et al.];
De afvalwaterketen verandert, langzaam maar zeker : demonstratieteam in Meppel [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.18-20. figs.; ill.
Op verschillende plaatsen in Europa worden initiatieven genomen ter ontwikkeling van een nieuwe wijze van afvalwaterinzameling, -transport en -behandeling. Deze zijn gebaseerd op scheiding van afvalwaterstromen aan de bron (in het huishouden). Het uiteindelijk doel is het ontwikkelen van een efficiënter systeem voor de afvalwaterketen. Het alternatief moet voldoen aan de doelen en randvoorwaarden van het huidige systeem, terwijl het tegelijkertijd oplossingen genereert voor huidige knelpunten. In opdracht van STOWA is, begeleid door een breed samengestelde begeleidingscommissie, een overzicht gemaakt van de stand van zaken. Welke mogelijkheden bieden de verschillende concepten bij de actuele aandachtspunten in de (afval)waterketen in Nederland?.

Stolk, P.C.; Bouma, J.H.;
Monitoring volgt effecten drainage-infiltratiesysteem Wippolder. (nl)
In: Land + water 45(2005)6/7 p.14-15. figs.; ill.; tab.
De Wippolder is een wijk in Delft waar ’s winters hoge grondwaterstanden voorkomen. ’s Zomers zijn de grondwaterstanden lager en is er ruimte in het bodemprofiel voor infiltratie van regenwater. Voorheen werd het regenwater geloosd op het gemengd stelsel. In 2000 is een door adviesbureau Wareco ontworpen gecombineerd drainage-infiltratiesysteem aangelegd in een deel van de Wippolder. Met dit systeem wordt ook het hemelwater van de straten en de daken afgevoerd naar het oppervlaktewater, er is dus sprake van een zogenaamd drainage-infiltratietransportriool (DIT-riool). Monitoring gedurende drie jaar heeft inzicht gegeven in de werking van het systeem wat betreft waterstanden en waterkwaliteit. [HAAFF]

AFVALWATERSYSTEEM - Waterbehandeling

Boomen, R.M. van den;
Praktijkonderzoek moerassysteem RWZI Land van Cuijk. (nl) Rapport / STOWA, 2004 45, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 30 bl
Waterschap Aa en Maas wil bij de RWZI “land van Cuijk” in droge periodes een deel van het effluent van de zuivering in het achterliggende gebied (de Laarakkerse Waterleiding) inlaten om verdroging te voorkomen. Het achterliggende gebied heeft zowel een agrarische- als natuurfunctie en is ecologisch gevoelig. Hoewel de verbouwing van de RWZI heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van de effluentkwaliteit, wilde het waterschap toch streven naar een nog betere en natuurlijkere waterkwaliteit. Om deze kwaliteit te bereiken wordt een gedeelte van het effluent van de nieuwe zuivering daarom geloosd via een helofytenfilter. Vanuit dit systeem wordt een deel van het water afgevoerd naar de Laarakkerse Waterleiding. Het resterende water wordt op de Maas geloosd. [HAAFF NN31050,2004,45 ]

Bressers, H.T.A.; Lulofs, K.R.D.;
Industrial water pollution in the Netherlands : a fee-based approach. (en)
In: Harrington, W.;
Choosing environmental policy : comparing instruments and outcomes in the United States and Europe. Resources for the Future, Washington, DC, 2004. p.91-116. tabs.; 22 refs.
In this chapter, the authors present evidence on the effectiveness of Dutch effluent fees in the period 1986-1995 and compare it with earlier findings from the period 1975-1980. They discuss industrial wastewater and reduction of the waste load, not the improvement of the surface water quality, albeit this improvement has been impressive. The analysis focuses on the effectiveness, static and dynamic efficiency of fees.

Bruin, L.M.M. de; Kraan, M.W.; Verkuijlen, J.[et al.];
Aërobe korrelslibtechnologie alternatief voor actiefslibproces. (nl)
In: Land + water 45(2005)6/7 p.16-17. figs.; ill.
DHV heeft in samenwerking met de TU Delft een nieuwe innovatieve biologische afvalwaterzuiveringstechnologie ontwikkeld: de aërobe korrelslibtechnologie. De zuiveringstechnologie is een doorbraak op aëroob zuiveringsgebied en is inzetbaar voor het zuiveren van industrieel en huishoudelijk afvalwater. Het bijzondere van de technologie is dat de zuiverende bacteriën in agglomeraten groeien en zogenaamde granules of korrels vormen. Uitgebreid laboratoriumonderzoek resulteerde in een stabiele korrelvorming en vergaande nutriëntenverwijdering op basis van synthetisch afvalwater. Ook is de technologie getoetst aan praktijkomstandigheden. De gunstige uitkomsten van beide onderzoeken gaven groen licht om eind 2003 te starten met praktijkonderzoek op de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Ede.

Bruin, L.M.M. de; Kraan, M.W.; Verkuijlen, J.[et al.];
Doorbraak op gebied van aërobe zuiveringstechnologie: aëroob korrelslibtechnologie compact alternatief voor actiefslibproces. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.173-177. figs.; ill.; 3 refs.
DHV heeft in samenwerking met de TU Delft een nieuwe innovatieve biologische afvalwaterzuiveringstechnologie ontwikkeld: de aëroob korrelslibtechnologie. De zuiveringstechnologie wordt gezien als een doorbraak op aëroob zuiveringsgebied.

Foekema, E.; Oosterhuis, M.; Peters, R.; Nonnekens, J.;
TIE als opsporingsinstrument bij het zuiveren van afvalwater [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.41-43. figs.; ill.; 5 refs.
TIE (Toxicity Identification and Evaluation) is een oorspronkelijk in de Verenigde Staten ontwikkelde methodiek om de oorzaak van een geconstateerde vergiftiging te identificeren. De methodiek werd met succes toegepast om de oorzaak van nitrificatieremming op de rioolwaterzuiveringsinstallatie van Enschede te achterhalen. Het bleek te gaan om een fenolachtige stof in het influent. TIE bewees zich hiermee als geschikte methodiek om de oorzaak van een vergiftiging van actief slib te achterhalen. Opsporing van het verantwoordelijke bedrijf blijft echter lastig. Om toxische lozingen op rwzi's terug te dringen is ook een goede communicatie met vergunningplichtige bedrijven van belang én voortdurende influentbewaking.

Geilvoet, S.P.; Evenblij, H.; Graaf, J.H.J.M. van der;
Membraanvervuiling in membraanbioreactoren door extracellulaire polymere substanties. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.86-95. figs.; tab.; 9 refs.
De Technische Universiteit Delft heeft in het kader van een onderzoek naar membraanvervuiling in MBR-systemen een kleinschalige filtratie-installatie ontwikkeld en een bijbehorend meetprotocol opgesteld, zodat de filtreerbaarheid van een gegeven slibmonster eenduidig gekwantificeerd kan worden. Een beschouwing.

Have, C.C.R. ten; Meijer, S.C.F.; Kempen, R. van[et al.];
Rwzi stikstofeffluentkwaliteit met SHARON verbeterd. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.2-9. figs.; tabs.; 11 refs.
Op rwzi’s met onvoldoende beluchtingscapaciteit, onvoldoende denitrificatie capaciteit of een te korte aërobe slibleeftijd voor nitrificatie, kan SHARON uitkomst bieden om de stikstofeffluentkwaliteit te verbeteren. Op rwzi Rotterdam-Dokhaven en rwzi Utrecht is het effect van dit biologisch proces voor de behandeling van stikstofrijk rejectiewater geëvalueerd.

Hengst, K.;
Waterkwaliteit in veenplas Koornmolengat na aanleg helofytenfilter. (nl) Hoogheemraadschap van Schieland, Rotterdam, 2004. 31 p
De doelstelling van deze themarapportage over het Koornmolengat is driedelig: - in beeld brengen van de waterkwaliteit in het Koornmolengat en aangeven welke factoren hiervan op invloed zijn; - bepalen in hoeverre het helofytenfilter heeftbijgedragen aan een betere waterkwaliteit in het Koornmolengat; - nagaan of het huidige beheer optimaal is of dat een ander beheer gewenst is. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1767337.pdf

Janssen, P.M.J.;
Inzicht neemt toe in kosten nabehandeling afvalwater. (nl)
In: Land + water 45(2005)8 p.18-19. fig.; ills.; tab.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) streeft naar een ‘goede chemische en ecologische toestand’ van de oppervlaktewateren in 2015. Hoewel nog geen normen zijn vastgesteld, is wel duidelijk dat een zeer vergaande zuivering wordt gevraagd voor een keur aan stoffen. Met de huidige infrastructuur op rioolwaterzuiveringsinrichtingen (rwzi’s) is het slechts in beperkte mate mogelijk de nieuwe normen te halen. Vaak zullen aanvullende zuiveringstechnieken nodig zijn. Bij het kiezen van aanvullende nabehandelingstechnieken voor rwzi’s is een goede afweging nodig tussen investeringskosten en exploitatielasten. Ervaringen bij drinkwaterzuivering kunnen als basis dienen voor kostenramingen.

Janssen, P.M.J.;
Kosten van vergaande zuivering. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.159-172. figs.; ills.; tabs.; 6 refs.
Uit diverse verkenningen blijkt dat het verdergaand behandelen van effluent hoge extra kosten met zich meebrengt. Hierbij wordt vaak in nogal vage termen gesproken, maar wat kost elke zuiveringstechniek nu echt? Probleem is dat in Nederland nog maar weinig technieken binnen de afvalwaterwereld op praktijkschaal zijn gerealiseerd. In dit artikel wordt nader ingegaan op de kosten voor vergaande zuivering.

Kiestra, F.; Piron, D.; Segers, J.; Uijterlinde, C.[et al.];
Vergelijkend onderzoek MBR en zandfiltratie rwzi Maasbommel. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.68-76. figs.; ills.; tabs.; 2 refs.
In 2002 is de STOWA met het Waterschap Rivierenland, in samenwerking met Royal Haskoning, een onderzoek gestart op de rwzi Maasbommel naar de toepasbaarheid van een MembraanBioReactor (MBR) en continue zandfiltratie voor de behandeling van stedelijk afvalwater. Onderzocht is welke zuiveringstechniek het beste ingezet kan worden om de MTR-kwaliteit te bereiken.

Koning, J. de; Miska, V.; Ravazzini, A.M.;
Aquarec - geïntegreerde concepten voor hergebruik van afvalwater. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)2 p.103-114. figs.; tab.; 42 refs.
In 2003 is het door de Europese Commissie onder het 5e Kaderprogramma gesubsidieerde onderzoeksproject Aquarec van start gegaan. Het algemene doel van het project is het verbeteren van de kennis en de technologie, nodig voor een praktisch hergebruik van water als belangrijk onderdeel van duurzame watermanagement concepten.

Krijgsman, J.; Dijk, E. van; Uijterlinde, C.; Bentem, A. van;
FAST2D haalt het onderste uit de nabezinktank [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.44-47. figs.; tab.; 9 refs.
In opdracht van de STOWA heeft DHV een nieuwe benadering voor het ontwerp en de optimalisatie van ronde nabezinktanks ontwikkeld. Een centrale rol is hierbij weggelegd voor het model FAST2D, waarmee de processen in een nabezinktank kunnen worden gesimuleerd. Inmiddels is het model twee jaar in gebruik (waarvan één jaar algemeen beschikbaar) en heeft het zijn nut bewezen in tal van projecten. Het gaat hierbij vooralsnog vooral om de optimalisatie van bestaande nabezinktanks. In dit artikel worden enkele praktijkvoorbeelden beschreven, waaruit blijkt dat door relatief geringe aanpassingen veel meer uit bestaande installaties is te halen en aanzienlijke kosten kunnen worden bespaard.

Poele, S. te; Graaf, J. van der;
Toepassing van enzymatische reiniging in ultrafiltratie van rwzi-effluent. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.47-55. figs.; tabs.; 9 refs.
Membraanvervuiling is nog steeds een van de meest belangrijke aspecten bij toepassingen van membraanfiltratie. Organische (macro) moleculen, zoals polysachariden en proteïnen, de hoofdcomponenten van extracellulaire polymere stoffen (EPS), spelen een belangrijke rol bij de irreversibele membraanvervulling tijdens ultrafiltratie van rioolwaterzuiveringinrichting (rwzi)-effluent. In dit onderzoek is de irreversibele membraanvervuiling door proteïnen als component van rwzi-effluent onderzocht door een nieuw enzymatisch reinigingsprotocol te testen op pilot-schaal.

Sayed, S.; Dijkstra, I.; Moerman, C.;
Capillaire nanofiltratie: éénstaps behandeling voor ruw huishoudelijk afvalwater. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.53-55. figs.; ill.; tab.; 5 refs.
Vitens heeft onderzoek verricht naar de technische haalbaarheid van behandeling van ruw huishoudelijk afvalwater door middel van capillaire nanofiltratie. De methode geeft in één stap een hoge kwaliteit permeaat. In vergelijking met een membraanbioreactor heeft deze nieuwe toepassing vooral voordelen ten aanzien van de kwaliteit van het permeaat en het ruimtebeslag. De eerste resultaten zijn veelbelovend. De bedrijfsvoering is qua flux vergelijkbaar met nanofiltratie en qua bedrijfsvoering met ultrafiltratie.

Third, K.A.; Paxman, J.; Schmid, M.[et al.];
Behandeling stikstofrijk afvalwater met partiele nitrificatie en Anammox in het CANON-proces. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)1 p.10-17. figs.; tab.; 11 refs.
In dit artikel worden de resultaten besproken van een studie waarbij Anammox bacteriën worden opgehoopt uit actiefslib en toegepast in het CANON-proces op laboratoriumschaal. Het doel van het onderzoek is de benodigde procescontrole parameters vast te stellen voor het succesvolle bedrijven van het CANON-proces.

Toet, S.; Logtestijn, R.S.P. van; Kampf, R.[et al.];
The effect of hydraulic retention time on the removal of pollutants from sewage treatment plant effluent in a surface-flow wetland system. (en)
In: Wetlands 25 (2005)2 p.375-391. 66 refs.
We evaluated the effect of four hydraulic retention times (HRT, 0.3, 0.8, 2.3, and 9.3 days) on pollutant removal in a surface-flow wetland system for polishing tertiary effluent from a sewage treatment plant (STP). The removal efficiency of pollutants at these HRTs was based on mass budgets of the water inputs and outputs in parallel ditches, which together with a presettling basin, made up the wetland system. Fecal coliform and N-removal efficiencies in the ditches were enhanced by increasing the HRT, with only little removal of fecal coliforms during spring-summer at a HRT of 0.3 days.
URL: http://www.bioone.org/pdfserv/i0277-5212-025-02-0375.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Toet, S.; Logtestijn, R.S.P. van; Schreijer, M.[et al.];
The functioning of a wetland system used for polishing effluent from a sewage treatment plant. (en)
In: Ecological engineering 25(2005)1 p.101-124. 44 refs.
A surface-flow wetland system designed for polishing effluent from a sewage treatment plant (STP) on the island of Texel, The Netherlands, was studied between April 1996 and March 1997. The wetland system was composed of a sequence of several units with different water depth, hydraulic retention time and vegetation. The system had a relatively short hydraulic retention time of 2.4 days (hydraulic loading rate 25 cm day−1).
URL: http://dx.doi.org/10.1016/j.ecoleng.2005.03.004 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Zoutberg, G.; Cronenberg, R. van; Beens, H.; Krijgsman, J.;
Extra buffertank als alternatief voor nabezinktank [thema afvalwater]. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.48-51. figs.; ill.
In het kader van de optimalisatiestudie Beemster is onderzocht of de bouw van een extra nabezinktank kan worden uitgespaard. Hiertoe is onderzocht wat het effect is op het uitspoelen van slib uit de nabezinktanks van rwzi Beemster indien de aanvoer van de verbeterd gescheiden rioolstelsels van Purmerend na drie uur wordt gestopt. In eerste instantie is de toekomstige situatie gesimuleerd met het nabezinktankmodel FAST2D (zie het artikel hiervoor). Aan de hand van de resultaten is besloten een praktijkproef uit te voeren en de toekomstige RWA-situatie na te bootsen door effluentcirculatie toe te passen. Vervolgens is de praktijkproef gesimuleerd en bleek het nabezinktankmodel een goede voorspellende waarde te hebben. Daarna is een alternatieve oplossing met buffering van retourslib gesimuleerd om te komen tot een robuuste oplossing. Het resultaat is dat wordt afgezien van de bouw van een dure nabezinktank en een nieuw verdeelwerk. Volstaan kan worden met de bouw van een buffer waarin bij RWA een gedeelte van het actief slib tijdelijk wordt opgeslagen. De kostenbesparing wordt geraamd op 1,24 miljoen euro.

AFVALWATERSYSTEEM - Slibbehandeling

Sion, J.P.;
Uitgewrongen slib levert biogas aan eigen awzi. ( nl)
In: Land + water 45(2005)5 p.20-21. figs.; ill.
De nieuwe awzi Harnaschpolder krijgt haar energie voor een deel direct uit de eigen slibbehandeling. Dit artikel sluit de serie over de bouw van deze awzi in de Haagse regio af.

WATERWEREN - Algemeen

Asselt, M. van;
Nieuwe risico's in 't vizier?. (nl) Voorstudies en achtergronden / Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek, nr V.05, RMNO, Den Haag, Netherlands, 2004. 118 p
Deel 1 bevat een algemene inleiding. In de vier hoofdstukken waaruit deel 2 is opgebouwd, is ingegaan op vier thema’s, waarbinnen bekende risico’s voorkomen. De milieurisico’s van de opwekking van elektriciteit en de winning van fossiele brandstoffen, de risico’s die gepaard kunnen gaan met de ondergrondse opslag van CO2, overstromingsrisico’s als gevolg van het broeikaseffect en ten slotte de risico’s die inherent zijn aan bio- en nanotechnologie. [WWW ] [RLG 2nm 04-24 i ]
URL: http://mercury.dev.remotion.nl/websites/V2_RMNO/files_content/NieuweRisicos def.pdf

Baan, P.; Asselman, N.;
Hoe groot is het risico van overstromingen?. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.25-28. figs.; 9 refs.
In de media verschijnen de laatste tijd berichten dat de risico's van overstromingen worden onderschat. Volgens het RIVM is het (groeps)risico van overstromingen groter zijn dan dat van alle andere externe veiligheidsrisico's bij elkaar. Dit soort berichtgeving jaagt mensen en bedrijven schrik aan. Bedrijven kunnen huiverig worden om zich in overstromingsgevoelige gebieden te vestigen en het leidt tot maatschappelijke en politieke druk om meer maatregelen te treffen gericht op het beperken van het overstromingsrisico. Wij zijn uiteraard niet tegen dit laatste, maar de omvang van het risico mag niet overdreven worden. Objectief vergelijken van overstromingsrisico's met andersoortige risico's is nodig: enerzijds om te komen tot een afgewogen oordeel en anderzijds voor het stellen van prioriteiten inzake de aanpak van verschillende risico's. Het gebied van Centraal-Holland (dijkring 14) wordt vaak gebruikt om te illustreren hoe groot het overstromingsrisico is. In dit artikel gaan wij in op het risico voor dit gebied. Dat gebeurt aan de hand van overstromingsberekeningen en recente inzichten over mogelijke aantallen slachtoffers van overstromingen. [HAAFF]

Bemmel, E.E. van;
De verandering van de overstromingsrisico's en de veerkracht van de onbedijkte Maas in de tijd : eindrapport. (nl) [sn, sl], 2004. 78 p
Om de veranderingen in het overstromingsrisicio en de veerkracht in beeld te brengen, zijn deze bepaald op een aantal momenten in de tijd, ook wel zichtjaren genoemd. Ze zijn zo geselecteerd dat belangrijke veranderingen in de rivier meegenomen worden. Historische ontwikkelingen zoals de kanalisatie, normalisatie van de Maas en de aanleg van kades hebben veel invloed gehad op het overstromingsrisico van de Maas. Voor de zichtjaren 1993 (voor de aanleg van kades), 2000 (na aanleg van kades) en 2015 (na uitvoering van het project “de Maaswerken”) is een kwantitatieve analyse van het overstromingsrisico gemaakt. Hierbij zijn schades bij afvoeren met een bepaalde kans berekend door eerst met SOBEK rivierwaterstanden te berekenen, deze vervolgens te extrapoleren naar waterdieptekaarten en tenslotte de bijbehorende schade te bepalen. Ter bepaling van de veerkracht van het Maassysteem zijn drie veerkrachtindicatoren berekend, namelijk de amplitude, de geleidelijkheid en de herstelsnelheid. De amplitude is gelijk aan het overstromingsrisico. Als referentie zijn ook het overstromingsrisico en de veerkracht van de zichtjaren 1900 en 2100 bepaald op basis van gefundeerde aannames over veranderingen in afvoerregime, overstromingspatronen en landgebruik in de tijd. [HAAFF 793E19 ]

Bijman, W.;
Voorstudie GDH zee & meer : resultation enquête, interviews, analyse en workshop. (nl) Rapport / STOWA, 2004 25, STOWA, Utrecht, 2004. 80 p
Het voorliggende document rapporteert de resultaten van het project Voorstudie Geautomatiseerd Draaiboek Hoogwater voor Zee en Meer, uitgevoerd door Royal Haskoning in opdracht van STOWA. Sinds 1999 wordt gewerkt aan het Geautomatiseerd Draaiboek Hoogwater (GDH). Recentelijk is versie 2.1 van het GDH uitgebracht die specifiek gericht is op waterkeringbeheerders langs de rivieren. Deze versie wordt op dit moment door een aantal waterschappen (o.a. Rivierenland en Brabantse Delta) in gebruik genomen. Verder vindt doorontwikkeling van GDH voor rivierwaterkeringbeheerders plaats binnen het Interreg-project NOAH. In deze Voorstudie wordt nagegaan of er belangstelling is voor een GDH dat specifiek gericht is op hoogwatersituaties langs zee en meren, en zo ja, welke aanpassingen nodig zijn. [HAAFF NN31050,2004,25 ]
URL: http://www.geautomatiseerddraaiboekhoogwater.nl/ Website Geautomatiseerd Draaiboek Hoogwater (GDH)

Gerven, K.A.J. van;
Dijkdoorbraken in Nederland: onstaan, voorkómen en bestrijden. (nl) TU Delft, Delft, 2004. 163 p
In het huidige ontwerpproces van dijken wordt geen rekening gehouden met de invloed van het dijkontwerp op het proces van bresgroei na een onverhoopte dijkdoorbraak. Er wordt enkel gekeken of de sterkte van de dijk groter is dan de belastingen. Veel aandacht gaat hierbij uit naar de belasting (het liefst wil men tot op de centimeter nauwkeurig de waterstanden kunnen voorspellen). Grote onzekerheid bestaat echter over de aanwezige reststerkte van de dijk nadat de eerste kenmerken van falen (primaire schade) worden waargenomen. Ook inzicht in de effecten van de opbouw en geometrie van de dijk op het proces van bresgroei ontbreekt. Doel van dit afstudeerwerk is dan ook geweest meer inzicht te verkrijgen in het ontstaan en de groei van een bres en zodoende tot haalbare oplossingen te komen (zowel in de preventieve als in de curatieve sfeer) om bresgroei te kunnen remmen dan wel te kunnen voorkomen. [WWW ]
URL: http://www.waterbouw.tudelft.nl/education/MScTheses/2004/2004VanGerven.pdf

Hoes, O.A.C.; Schuurmans, W.; Strijker, J.;
Water systems and risk analysis. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.105-112. 12.
Worldwide the water management sector is about to review the design standards for water systems, as expected climate changes may possibly increase the frequency of flood events. This paper reviews new flood standards for surface water systems in The Netherlands, also presenting a cost-benefit analysis. Flood standards were formulated after several serious incidents in 1998 and 2001 to inform residents about the level of protection that they may expect to receive. At this moment all water boards are about to evaluate their water systems using these standards. The cost-benefit approach has been applied to determine whether the necessary measures to comply with such standards were cost-effective. The authors found that the standards make too much a simplification of the variety of water systems, and lead to costly measures without being beneficial while many small-scale floods in The Netherlands do not cause any significant damage. A better starting point to anticipate on climate change is to prevent damage, instead of the prevention of flooding.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0105/051050105.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Riessen, M. van; Spijker, M.; Vorstenbosch, J.;
Ethisch verantwoord beleid rond waterkeringen: (on)mogelijk? : over het ontbreken van urgentiegevoel. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.12-14. ills.
Waarom leiden terreuraanslagen in het buitenland wel tot een brede maatschappelijke discussie en extra investeringen in veiligheid, terwijl overstromingen (Elbe, Oder, Po) niet leiden tot een vergelijkbare aandacht en investeringen in de waterkeringen in Nederland? Toegegeven, er is meer aandacht dan voorheen, maar nog steeds onvoldoende gezien de eventuele gevolgenen van een overstroming. Volgens politiek Den Haag is de Nederlandse waterkering veiliger dan ooit, terwijl veel deskundigen menen dat dit onjuist is en Nederland bij lange na niet veilig genoeg is. Eén van de belangrijkste conclusies uit het RIVM-rapport 'Risico's in bedijkte termen' is dat het beleid niet leidt tot het realiseren van een veilig en bewoonbaar Nederland, zoals na 1953 werd beoogd. De auteurs pleiten voor een versterkt streven naar een ethisch verantwoord waterbeheer waarbij maatschappij en burgers voldoende worden beschermd.

Vellinga, P.;
Van absolute veiligheid naar worst case scenarios : klimaatverandering vergroot overstromingsrisico's. ( nl)
In: Geografie 14(2005)6 p.30-35. 3 fig., 3 refs., tab.
De afgelopen 2000 jaar hebben we in Nederland leren leven met de dreiging van water. Het heeft ons landschap bepaald. Het is de vraag hoe we ons veiligheidsniveau op peil kunnen houden met het oog op klimaatveranderingen. De meeste Nederlanders denken dat Rijkswaterstaat met zijn indrukwekkende dijken en stormvloedkeringen goed waakt over onze veiligheid. Dat is nog maar de vraag. [HUCHT]
URL: http://www.klimaatvoorruimte.nl/pro1/general/show_document_general.asp?documentid=96&GUID=%7B4E83551E%2D561A%2D41EE%2DAA16%2D21735F15F06B%7D

WATERWEREN - Prim. waterk. - Uitvoering, beheer en onderhoud

Frissel, J.Y.; Hazebroek, E.; Melman, T.C.P.;
Extensief graslandbeheer op zeedijken : effecten op de vegetatie, erosiebestendigheid en mogelijkheden voor exploitatie van aangepast beheer na een periode van 13 jaar. (nl) Alterra-rapport, 1084, Alterra, Wageningen, 2005. 52 p [HAAFF 32/476(1084) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1084) 2e ex.] [DKLNV NL 02 / 1084 ]

Hemert, H. van; Steenepoorte, C.; Velner, R.G.B.[et al.];
Richtlijnen zijn conservatief over waterspanningen in dijk : Rijkswaterstaat beproeft niet-stationaire berekening [dossier: waterbouw]. (nl)
In: Land + water 45(2005)5 p.16-17. figs.; ill.
Voor primaire waterkeringen in Zeeland heeft Rijkswaterstaat een veiligheidstoetsing uitgevoerd volgens een nieuwe methode. Het betrok hierbij het tot nu toe verwaarloosde element van niet-stationaire aspecten van grondwaterstroming.

Keijts, B.;
Mijnsteen en slakken versterken Zeeuwse zeedijk : in 't werk. (nl)
In: Land + water 45(2005)8 p.22-23. ills.
Getijde en een sterke stroming, het weer, en blootliggende elektriciteitskabels zijn de ingrediënten van een betrekkelijk klein onderhoudswerk onder water aan de waterkering bij de ‘zak van Zuid-Beveland’. Nabij Ellewoutsdijk in Zeeland pleegt Rijkswaterstaat directie Zeeland onderhoud aan het onderwater talud van de zeedijk langs de Westerschelde. De sterke stroming ter plaatse heeft in de loop der jaren een groot deel van de bodem uitgeschuurd. Van de oorspronkelijke helling van 1:3 staat nog maar een gedeelte, onder een (te) steile helling van 1:1 overeind. Daarmee heeft de dijk onvoldoende steun. Zonder maatregelen kan de de stabiliteit op termijn in gevaar komen. Onderhoud door het uitvullen van de gaten in het talud, ter grootte van 0,5 meter tot 8 meter, wordt daarmee hard nodig. [HAAFF ]

Looff, A.K. de; Montauban, C.C.;
Asfalt op dijk zeer divers van kwaliteit : methoden om laagdikte en stijfheid in kaart te brengen [dossier: waterbouw]. (nl)
In: Land + water 45(2005)5 p.12-13. figs.; ill.
Met een combinatie van grondradar- en valgewicht-deflectiemetingen wordt in opdracht van Rijkswaterstaat de momentane sterkte van asfaltbekledingen op dijken beoordeeld. De methode is ook geschikt om een toekomstig kwaliteitsverlies te monitoren.

Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Handleiding Steentoets 4.03. (nl) DWW, 2005-038, Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft, Netherlands, 2005. 46 p 1 CD-ROM.
Ten behoeve van de veiligheidstoetsing van steenzettingen is in opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde en het ProjectBureau Zeeweringen (PBZ) te Goes een Excel-programma gemaakt door WL | Delf Hydraulics, genaamd STEENTOETS. In het programma kunnen alle relevante gegevens omtrent de dijkbekleding worden ingevoerd, waarna de toetsing door het programma wordt uitgevoerd. [HAAFF 789A30 ] [HAAFF DISK 455 ]
URL: http://www.waterkeren.nl/download/documenten/DWWhandlSteentoets403.pdf
URL: http://www.waterkeren.nl/download/documenten/SteenToetsv404.xls Programma STEENTOETS 4.04 (Excel)

WATERWEREN - Niet-primaire waterkeringen

Berg, P. van den; Hemert, H. van;
Droogteonderzoek veenkaden : samenvatting van het onderzoeksprogramma en belangrijkste bevindingen. ( nl) Rapport / STOWA, 2005 02, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 32 bl
Het voorliggende rapport “Droogteonderzoek veenkaden” vormt een beknopte beschrijving van het onderzoeksprogramma en de belangrijkste bevindingen (nav verschuiving veenkade Wilnis door droogte). [HAAFF NN31050,2005,02 ]

Calle, E.O.F.;
Naar een draaiboek voor droogtegevoelige kaden : belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het onderzoeksprogramma droogteonderzoek veenkaden. (nl) Rapport / STOWA, 2005 03, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 82 p
Het rapport beschrijft een samenvattende aanbeveling over denkbare voorbereidingen teneinde gesteld te staan voor de veiligheid van droogtegevoelige veenkaden tijdens droogte (ivm verschuiving veenkade Wilnis). Het rapport is samengesteld op basis van de conclusies en ontwikkelde inzichten van de verschillende activiteiten en onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma. Belangrijk onderdeel van het rapport vormt een voorlopige methodiek voor de beoordeling van de veiligheid van een kade bij droogte. [HAAFF NN31050,2005,03 ]

Calle, E.O.F.;
Stabiliteit van veenkaden tijdens droogte : analyse van de stabiliteit van veenkaden tijdens langdurige droogte: een case studie. (nl) Rapport / STOWA, 2004 37, STOWA, Utrecht, 2004. 1 dl. (verschillende pagineringen)
Het rapport beschrijft de resultaten van de analyse van de stabiliteit van ca. 15 veenkaden tijdens droogte ivm met kadeverschuiving Wilnis). Het beschrijft de algemene bevindingen van de analyse. De resultaten van de beschouwing van de verschillende veenkaden (de cases) zijn gepresenteerd in de bijlagen. [HAAFF NN31050,2004,37 ]

Kolen, B.; Hofman, P.J.; Vegte, B. van der;
Normering boezemkaden Zuid-Holland Zuid. (nl)
In: H twee O 38 (2005)13 p.30-32. figs.; tab.; 2 refs.
De provincies Zuid-Holland en Utrecht en de waterschappen in Zuid- Holland Zuid (Rivierenland, De Stichtse Rijnlanden, Schieland en de Krimpenerwaard en Hollandse Delta) hebben door HKV Lijn in Water de veiligheidsniveaus van boezemkaden laten bepalen. Hierbij is uitgegaan van de IPO-richtlijn normering boezemkaden. De veiligheidsniveaus zijn bepaald voor het huidige watersysteem. Ook is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat met name toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van invloed zijn op de veiligheidsniveaus. In het onderzoek is het toekomstige landgebruik, gebaseerd op de Nieuwe Kaart van Nederland, opgenomen in HIS-SSM (HoogwaterInformatieSysteem, Schade- en SlachtofferModule). In het kader van dit onderzoek is tevens een 'Planologisch Toetsinstrument Boezemkaden' ontwikkeld. Hiermee kan het effect van bijvoorbeeld planologische ontwikkelingen op de veiligheidsklassen van boezemkaden worden bepaald.

Oostindie, K.; Ritsema, C.J.; Dekker, L.W.; Lansink, L.; Pleijter, M.; Steenbergen, T. van;
Herbevochtiging verdroogde veenkaden : onderzoek naar de natuurlijke herbevochtiging van verdroogde veenkaden. (nl) Rapport / STOWA, 2004 38, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 207 p
Dit verslag richt zich op het monitoren van de natuurlijke herbevochtiging van een 7-tal veendijken verspreid gelegen over Nederland gedurende de periode begin november 2003 tot eind januari 2004. Hiertoe zijn veendijken te Wilnis, Vierhuis, de Middelburgse Kade, de Kleine Geer, de Bermweg, Hollandse Kade en de Hollandse IJssel elk een 5-tal keer bemonsterd tot een diepte van circa 2 meter beneden maaiveld. Vanaf april 2004 tot augustus 2004 is deze monitoring verlengd voor de eerste 4 genoemde veendijken. In deze periode zijn deze dijken nog eens 6 keer bemonsterd. Alle verzamelde bodemmonsters zijn in het laboratorium gebruikt om het volumetrisch vochtgehalte te bepalen, de bulkdichtheid, het organisch stofgehalte, en de mate van actuele en potentiële waterafstotendheid. De waardes van bulkdichtheid en organisch stofgehalte zijn gebruikt om vervolgens het poriënvolume en de verzadigingsgraad van de bodemmonsters te berekenen. [HAAFF NN31050,2004,38 ]

STOWA;
Grondonderzoek veenkaden : onderzoek naar de grondmechanische eigenschappen van verdroogde veenkaden. (nl) Rapport / STOWA, 2004 34, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 74 p
Het onderzoek (ivm verschuiving veenkade Wilnis door droogte) heeft plaatsgevonden ter plaatse van de volgende boezemkaden: Bermweg te Nieuwerkerk a/d IJssel, de boezemkade van Ringvaart van de Polder Prins Alexander; Kleine Geer nabij Zoetermeer, de boezemkade van de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blanaardpolder; en Middelburgse Kade nabij Waddinxveen, de boezemkade van de Polder Middelburg. Teneinde een zo goed mogelijk beeld te kunnen krijgen van de opbouw van de kadeprofielen is overeengekomen om in één dwarsprofiel per kade, door uitvoering van diverse boringen, een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving te maken van het bodem- en vochtprofiel van de kade. [HAAFF NN31050,2004,34 ]

Weerts, H.J.T.; Maskake, B.; Maas, G.J.; Bont, C.H.M. de; Kruse, G.A.M.; Veldkamp, J.G.; Vernes, R.W.;
Aandachtsgebieden veenkaden : inventariatie van gebieden met veenkaden of kaden op veenondergrond. ( nl) Rapport / STOWA, 2004 36, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 22 bl
Het voorliggende rapport “Aandachtsgebieden Veenkaden (ivm verschuiving veenkade Wilnis door droogte)” beschrijft de inventarisatie van gebieden waar veenkaden of kaden op veenondergrond kunnen voorkomen. Het rapport presenteert de “Veenkade aandachtsgebieden” kaart, evenals de kaarten met regionale informatie betreffende de bodemopbouw, grondwaterstanden en stijghoogte en historisch – geografisch informatie over de ontstaanswijze van kaden. De verschillende kaarten kunnen desgewenst door de STOWA digitaal beschikbaar worden gesteld, zie hiervoor http://www.stowa.nl. [HAAFF NN31050,2004,36 ]

WATERSYSTEEM - Algemeen

Adviescommissie Water
Water in beeld 2005 : voortgangsrapportage over het waterbeheer in Nederland. (nl)
Adviescommissie Water, Den Haag, 2005.
Jaarlijkse rapportage op het gebied van waterbeheer door de Adviescommissie Water.
URL: http://www.verkeerenwaterstaat.nl/cend/dco/nieuws/data/nws/dwn/Water_in_beeld_2005.pdf

Berg, J. van den;
Ruimte voor riverie krijgt vorm: Lonkend rivierenland. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)12 p.6-9. ills.
Om het water uit de Rijn veilig door ons land te voeren, moet er veel gebeuren. Geïnspireerd door het plan Lonkend rivierenland van Staatsbosbeheer worden er plannen ontwikkeld om rivierwater veilig af te kunnen voeren. Dit zal grote gevolgen hebben voor het landschap.

Boogerd, J.L.M.;
Van droge kennis naar natte natuur : de interactie tussen natuurwetenschap en beleid over verdroging. ( nl) Eburon, Delft, 2005. IX, 173 p 166 refs.
Veel kennis is beschikbaar ten behoeve van het verdrogingsbeleid, zoals die van Studiecommissie Waterbeheer voor Natuur, Bos en Landschap (SWNBL, 1988), het onderzoek in opdracht van de interdepartementale commissie verdroging (Braat, Rolf, 1989) en publicaties in het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma Verdroging (NOV). Deze dissertatie beschouwt de relatie tussen onderzoek en beleid (zowel op nationaal, regionaal als op lokaal niveau). [HAAFF 222-A/2005-02] [LEI H-69 ]

Bossenbroek, J.C.;
Kans op wateroverlast : statistiek vóóraf of statistiek achteraf?. (nl) TU Delft, Delft, Netherlands, 2004. 59 p
In 2000 heeft de overheid een breed onderzoek naar het waterbeheer in de 21e eeuw afgerond. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) werknormen opgenomen voor de beoordeling van regionale watersystemenmet betrekking tot wateroverlast. In de normering zijn voor verschillende grondgebruiktypen de toelaatbare frequenties voor inundatie van het maaiveld vastgesteld. De wijze waarop een regionaal watersysteem moet worden getoetst is niet vastgesteld. In depraktijk worden twee verschillende methoden gehanteerd. Deze methoden zijn in deze studie onderling vergeleken. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1771552.pdf

Ebregt, J.; Eijgenraam, C.J.J.; Stolwijk, J.J.J.;
Ruimte voor de rivier. dl. [1].2: Kosten-batenanalyse : kosteneffectiviteit van maatregelen en pakketten. (nl) Centraal Planbureau, Den Haag, 2005. 112 p
Dit CPB onderzoek binnen het project Ruimte voor de Rivier bevat een kostenanalyse. Daarvoor is een methode ontwikkeld om van een maatregel of pakket met verscheidene van belang zijnde effecten in zijn geheel de kosteneffectiviteit te bepalen. Veiligheidswinst, toename van het aantal hectares gewenste natuur en oordelen over ruimtelijke kwaliteit en over recreatieve mogelijkheden zijn de effecten waarmee rekening is gehouden. [DLGNRD WAT WAN 87 ] [DKLNV B 4c / 277 (2) ] [LEI F-194(b) ]
URL: http://www.cpb.nl/nl/pub/document/83/doc83.pdf

Eijgenraam, C.J.J.;
Ruimte voor de rivier. dl. 1: Kosten-batenanalyse : veiligheid tegen overstromen. (nl) Centraal Planbureau, Den Haag, Netherlands, 2005. 202 p
Dit CPB onderzoek binnen het project Ruimte voor de Rivier bevat een nieuwe methode om voor dijkringen het optimale veiligheidsniveau tegen overstromen te bepalen met de bijbehorende investeringsstrategie. Deze methode is toegepast op 22 dijkringen in het rivierengebied. [DLGNRD WAT WAN 86 ] [WWW ] [DKLNV B 4c / 277 (1) ] [LEI F-194(a) ]
URL: http://www.cpb.nl/nl/pub/document/82/doc82.pdf

Haje, A.;
Waar lopen waterschappen zoal tegenaan? : uitvoering van waterschapsprojecten in de praktijk. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)10 p.16-19. ill.
Waterschappen staan de komende jaren voor een aanzienlijke wateropgave, werden gerealiseerd om voot 2015 in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water het watersysteem op orde te hebben. Waar lopen waterschappen bij de uitvoering die projecten zoal tegenaan? Hoe krijgen je partijen, zoals gemeenten, provincies, mee in dat proces van die gezamenlijke wateropgave? En hoe ga je om met andere belanghebbende partijen in een gebied? "Voorwaarde om een proces te laten slagen, is dat er voor elk van de partijen een winstpunt in zit. De worst moet groot genoeg zijn".

Milieubalans 2005: nitraatdoelstelling grondwater haalbaar : aanvullend Nederlands milieubeleid nodig. (nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.6-7. tab.; ill.
Als Nederland voldoet aan de Europese emissie-eisen zal de uitstoot van schadelijke stoffen aanzienlijk verminderen. Maar dat zal niet voldoende zijn om de milieukwaliteitseisen van de Europese Unie te halen. Dat komt door de specifieke Nederlandse situatie: dichtbevolkt en -bebouwd en veel uitstoot uit het buitenland. Om toch de kwaliteitseisen te halen moet Nederland zelf aanvullend beleid opstellen. Dat blijkt uit de Milieubalans 2005, die het Milieu- en Natuurplanbureau van het RIVM op 10 mei presenteerde. Er is ook goed nieuws: waarschijnlijk zal Nederland in 2009 kunnen voldoen aan de nitraatdoelstelling voor grondwater.
URL: http://www.rivm.nl/Images/MB2005%20totaal_tcm4-19788.pdf

MNP
Milieubalans 2005 : het Nederlandse milieu verklaard. (nl)
MNP, Bilthoven, 2005.
Op basis van de Wet milieubeheer brengt het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) jaarlijks een Milieubalans uit. Daarin wordt de ontwikkeling in de toestand van het milieu en de effectiviteit van het gevoerde beleid beschreven. Milieubalans 2005 is het elfde dat wordt uitgebracht. In het proces van beleidsvoorbereiding tot beleidsverantwoording (VBTB) staan bij de verantwoording de volgende vragen centraal: Worden de doelen gehaald?, Wat is de bijdrage van het beleid daaraan?, Wat heeft het gekost? en Had het goedkoper gekund. Achtereenvolgens komen aan bod: klimaatverandering; verzuring en grootschalige luchtverontreiniging; milieukwaliteit in het landelijk gebied; kwaliteit van de leefomgeving; De bijlagen geven de cijfermatige onderbouwing van de analyse in de tekst. [HAAFF]
URL: http://www.mnp.nl/nl/publicaties/2005/Milieubalans_2005.html

Pleijte, M.; During, R.; Gerritsen, A.; Stuyt, L.;
Noordwaard: over stromingen in denken over hoogwater en natuur : ruimte voor meer stromen om de Noordwaard. (nl) Rapport / Wetenschapswinkel, 215, Wetenschapswinkel Wageningen UR, Wageningen, Netherlands, 2005. 80 p
Het Platform Behoud Noordwaard is een organisatie die een aantal landbouwers en inwoners van de Noordwaard (ten westen van Werkendam) vertegenwoordigt. Zij willen niet, dat de Noordwaard onderdeel wordt van het plan "Ruimte voor rivier". Op hun verzoek heeft Alterra een nota geschreven, met daarin: een gebiedsbeschrijving, kritische beschouwing van Ruimte voor de rivier, maar bovenal een presentatie van alternatieve (natuurlijke) maatregelen voor het gebied. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1769746.pdf

Projectorganisatie Ruimte voor de rivier
Inspraakwijzer ruimte voor de rivier. (nl) Projectorganisatie Ruimte voor de rivier, [sl], Netherlands, 2005. 32 p 1 CD-ROM.
Met deel 1 van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier ligt er een voorstel van het kabinet om het rivierengebied tegen overstromingen te beschermen en de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te verbeteren. Hoe nu verder? De eerste stap is dat iedereen op dit voornemen kan reageren. In de Inspraakwijzer is aangegeven welke stukken ter inzage liggen, op welke stukken u kunt inspreken en hoe u dit kunt doen. Tevens is kort toegelicht welke procedure doorlopen moet worden voordat er sprake is van een definitieve Planologische Kernbeslissing (PKB). Als het eenmaal zo ver is, moeten er bovendien aansluitend nog belangrijke vervolgstappen worden genomen voordat de uitvoering van maatregelen kan starten. Ook hierover vindt u informatie in de Inspraakwijzer. Allereerst wordt in de inleiding kort ingegaan op het waarom van een PKB Ruimte voor de Rivier. [HAAFF 788A29 ] [HAAFF DISK 452 ] [IAHL boeken 556(492) INSP ] [DKLNV B 4c / 274 ] [DLGNRD WAT WAN 88 ] [LEI F-197 ]
URL: http://www.ruimtevoorderivier.nl/upload/inspraakwijzer.pdf

Rijkswaterstaat
Werkwijzer watertekorten (website). (nl) Rijkswaterstaat, [sl], 2005.
Deze website bundelt de resultaten van vier jaar Droogtestudie. De informatie is vooral bedoeld voor waterbeheerders. U vindt hier suggesties en aanbevelingen voor het meenemen van watertekorten in de planvorming, beredeneerd vanuit diverse procesgangen. Kies een ingang vanuit een procesgang die voor u van toepassing is. Of kies voor het Stappenplan Werkwijzer Watertekorten. Deze ingang biedt u een procesgang beredeneerd vanuit de Droogtestudie. Onder Inzichten Watertekorten vindt u alle studieresultaten van de Droogtestudie. Ook vindt u hier de resultaten van modelberekeningen die als voorbeeld kunnen dienen voor eigen modelberekeningen. [WWW ]
URL: http://www.droogtestudie.nl/instrumentarium/instrumentarium.html Website

Unie van Waterschappen
Inbedding van waterkwaliteit in waterbeheersplannen en waterplannen. (nl) Unie van Waterschappen, Den Haag, Netherlands, 2003. 30 p
In dit onderzoek is gekeken naar de wijze waarop waterkwaliteitsbeheerders en gemeenten werken aan een betere waterkwaliteit en in het bijzonder naar de wijze waarop hier bij het opstellen van plannen mee om wordt gegaan. Hiertoe is een aantal recente waterbeheersplannen en waterplannen nader beschouwd, waarbij specifiek is gekeken naar de analyses die (wel en niet) worden gemaakt om de kansen en knelpunten ten aanzien van waterkwaliteit in beeld te brengen, en in hoeverre dit de basis vormt voor de gekozen maatregelen. [WWW ]
URL: http://www.uvw.nl/content/TRIBAL_tsShop/files/95_eindrapport_inbedding_waterkwaliteit.pdf

Wel, A. van der;
Voor GIS-specialisten nog veel te doen!. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)9 p.12-13. fig.
Wist een beetje dijkgraaf vroeger tot op de halve meter welke sloot, vaart en greppel zijn ‘vorstendom’ afpaalden, voor zijn moderne opvolger volstaat de kennis in zijn hoofd niet langer. Sterker: zelfs papier lijkt te hebben afgedaan. Anno 2005 zijn digitale landkaarten onontbeerlijk voor het goed functioneren van de waterschappen. Maar zelfs met de meest geavanceerde satelliet-gestuurde metingen gaat het nog wel eens mis: wat te denken van het mysterie van de half verdwenen afsluitdijk?.

WATERSYSTEEM - Grondwater

Broers, H.P.;
Naar een andere toetsdiepte voor nitraat in grondwater? : achtergronddocument voor de Evaluatie Meststoffenwet 2004. (nl) TNO-rapport, NITG 04-066-A, NITG-TNO, Utrecht, 2004. 66 p
Studie in het kader van de evaluatie van de meststoffenwet 2004; onderzoek in opdracht van het Milieu- en Natuurplanbureau. Doel van de voorliggende studie is om antwoord te geven op de volgende vragen: (i) Zijn gebieden met een voldoende mate van nauwkeurigheid te identificeren waar denitrificatie zonder nadelige gevolgen optreedt? En als dit het geval is: (ii) Op welke diepte zou dan getoetst moeten worden? Hierbij moet dan aangegeven worden wat de voor- en nadelen van het vergroten van de toetsdiepte zijn. [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/digitaaldepot/Toetsdiepte.pdf

Dik, P.E.; Kroes, J.G.; Smit, A.A.F.R.; Veldhuizen, A.A.;
Onderbouwing wateropgave Haarlemmermeerpolder : modelbouw, kalibratie en scenarioanalyse. (nl) Alterra-rapport, 1183, Alterra, Wageningen, Netherlands, 2005. 80 p
Ten behoeve van de Onderbouwing Wateropgave Noord-Holland is door Alterra in opdracht van het Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR) een studie uitgevoerd naar de watervraag in de Haarlemmermeer. Hiertoe is een model opgezet voor water- en chloride-transport van de Haarlemmermeer. Gezien de doelstelling van het project is voor het modelinstrument FIWMultiSwap gekozen. Verschillende scenario’s zijn met het model doorgerekend en geïnterpreteerd voor de wateropgave. [HAAFF 32/476(1183) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1183) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1183 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1183.pdf

Doorn, T.H.M. van; Vernes, R.W.;
Nieuw hydrogeologisch ondergrondmodel on line : REGIS II. (nl)
In: InFormatie. Editie grondwater en bodem (2005)17 p.1-5. 10 fig.
NITG ontwikkelde een nieuw hydrogeologisch grondwatermodel REGIS, in opdracht van elf provincies (Limburg sluit in 2007 aan). Het is gebaseerd op nieuwe inzichten, uitgewerkt in een nieuwe lithostratigrafie en LKN (geologische kartering, landsdekkend). [HAAFF]
URL: http://www.tno.nl/ruimtegebruik_en_infrastructuur/actueel/publications/nieuwsbrieven_tnonitg/informatie/informatie_17_mei_2005/InFormatie%2017.pdf

Elbersen, J.; Hennekens, S.;
Doelbenadering aquatische natuur in Waternood : functioneel ontwerp module "Doelrealisatie aquatische natuur". (nl) Rapport / STOWA, 2005 17, STOWA, Utrecht, 2005. 48 p
Dit rapport beschrijft het functioneel ontwerp van een eerste versie van een applicatie die uitgaat van deze zogenaamde doelbenadering voor aquatische natuur in het Waternoodinstrumentarium versie 2. Met deze applicatie kunnen per watertype op het niveau van Kaderrichtlijntypen, Natuurdoeltypen en Aquatische Supplementtypen, abiotische randvoorwaarden voor het voorkomen van een optimale levensgemeenschap in beken en sloten worden bepaald. Dit gebeurt op basis van de eisen die indicatorsoorten stellen aan die randvoorwaarden. De applicatie biedt de mogelijkheid om de mate van doelrealisatie zowel abiotisch (op basis van de toestand van door beheer stuurbare variabelen) als biotisch (op basis van gevoeligheid voor verstoring van aanwezige macrofauna, macrofyten en vissen) te berekenen. [HAAFF NN31050,2005,17 ]

Fraters, D.; Boumans, L.J.M.; Leeuwen, T.C. van[et al.];
Results of 10 years of monitoring nitrogen in the sandy regions in The Netherlands. (en)
In: Water science and technology 51(2005)3/4 p.239-247. 12 refs.
The effect of policy measures on agriculture and water quality with respect to nitrogen have been monitored on farms in the sandy regions since the early 1990s. Nitrogen surplus on dairy farms decreased by 100kg/ha (30%) in the 1991 - 1999 period due to demonstration projects and the implementation of MINAS, limiting farm gate balance surplus. Nitrogen surplus on arable farms has slightly decreased (30kg/ha, i.e. 20%), probably because MINAS became mandatory for arable farms from 2001 onwards. About 25% of the farm-gate balance N surplus leached as nitrate into the upper metre of the groundwater. The NO3-N concentration decreased in the 1992 - 2001 period, but the decrease was larger for dairy farms (16mg/l, 46%) than for arable farms (7.7mg/l, 30%). Of the decrease in NO3-N concentration on dairy farms, 23% is caused by a decrease in N surplus, and 27% by environmental factors, such as a higher precipitation surplus, more wet soils and more peat soils in the second part of the monitoring period. However, unknown factors are responsible for 50% of the decrease.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05103/0239/051030239.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Giessen, A. van der;
Naar een gezamenlijk nationaal hydrologisch modelinstrumentarium. (nl) Rapport / RIVM, 500026002/2005, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven, Netherlands, 2005. 55 p
Harmonisatie en verbetering van hydrologisch modelinstrumentarium is het hoofddoel van de nationale werkgroep Consensus Hydrologie, waarin Alterra, Milieu- en Natuurplanbureau en RIZA participeren. Dit eindrapport legt het accent op hydrologische modelsystemen voor lands(deel)dekkende analyses. Veel gebruikte modelaanpakken zoals LGM/SWAP, MOZART/NAGROM, SIMGRO en STONE hydrologie zijn voor het omvangrijke Brabantse studiegebied Beerze-Reusel vergeleken. Tevens is gewerkt aan een landsdekkend geharmoniseerd geohydrologisch gegevensbestand.. [HAAFF 741C56 ] [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500026002.pdf

Kekem, A.J. van; Hoogland, T.; Horst, J.B.F. van der;
Uitspoelingsgevoelige gronden op de kaart : werkwijze en resultaten. (nl) Alterra-rapport, 1080, Alterra, Wageningen, 2005. 89 p 1 CD-ROM.
Voor de uitvoering van het mestbeleid in Nederland is het van belang om de uitspoelingsgevoeligheid voor nitraat van de bodems in Nederland zo goed mogelijk te kennen. Deze uitspoelingsgevoeligheid hangt o.a. af van de grondsoort en de grondwaterstand om hiervan een inschatting te maken dienen basisbestanden van de bodem en de grondwaterstanden voldoende nauwkeurig en actueel dienen te zijn. Uit een quick scan bleek dat 47% van de oppervlakte veengronden in Oost-Nederland is gedeformeerd naar een ander bodemtype, met name zandgronden. Voor de zand- en lössgronden van Nederland is met een geostatistische methode de grondwaterdynamiek geactualiseerd en er is een methodiek ontwikkeld om op basis hiervan de landbouwpercelen op zand- en lössgronden te classificeren naar uitspoelingsgevoeligheid. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor verschillende scenario's waarin is gevarieerd met de GHG grens, de areaal fractie per perceel en een kanscriterium. In het gewijzigd beleid is ervoor gekozen om niet op perceelsniveau uitspoelingsgevoelige gronden aan te wijzen. Daarom is het areaal uitspoelingsgevoelige grond ook voor pixels van 25x25 meter berekend. Voor de zandgronden bedraagt het areaal uitspoelingsgevoelige gronden met een GHG ≥ 70 cm en een GLG ≥ 120, ongeveer 335000 ha, 36% van het landbouw areaal op zandgronden. [HAAFF 32/476(1080) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1080) 2e ex.] [HAAFF DISK 443 1e ex.] [HAAFF DISK 443 2e ex.] [DKLNV NL 02 / 1080 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1080.pdf

Leenaers, H.;
TNO ontwikkelt nieuwe diensten rond database met ondergrondgegevens : dagelijks een sms-je naar DINO. (nl)
In: VI matrix 13(2005)5 p.34-37.
NITG TNO ontwikkelde voor de Provincie Noord-Brabant een webapplicatie, waardoor grondwaterstanden voor een groot publiek online beschikbaar komen. Uitleg over de techniek, die zorgt, dat waterstandsgegevens via telemetrie en een online koppeling met DINO (het grondwaternet van TNO) op internet verschijnt. [HAAFF]

Linden, A.M.A. van der; Boesten, J.J.T.I.; Cornelese, A.A.; Kruijne, R.; Leistra, M.; Linders, J.B.H.J.; Pol, J.W.; Tiktak, A.; Verschoor, A.J.;
The new decision tree for the evaluation of pesticide leaching from soils. (en) RIVM rapport, 601450019/2004, RIVM, Bilthoven, Netherlands, 2004. 57 p
The Dutch decision tree on leaching from soil has been re-designed to be more in line with EU guidelines on the assessment of the leaching potential of substances. The new decision tree explicitly defines reasonable worst-case conditions as the 90th percentile of the area to which a substance is applied. The spatially distributed model, GeoPEARL, is used to calculate the leaching. A report from RIVM, Alterra and TCB. [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/601450019.pdf

Louw, P. de; Bakkum, R.; Hardeveld, H. van[et al.];
Wellen verzilten het oppervlaktewater in polders in West-Nederland. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.39-42. figs.; ills.; 4 refs.
In wellen treedt het grondwater vanuit het eerste watervoerend pakket geconcentreerd uit. De kwelintensiteiten die daarmee gepaard gaan, zijn met gemiddeld 2000 mm per dag hoog te noemen. Door deze hoge fluxen wordt dieper en daardoor brakker grondwater aangetrokken. Dit veroorzaakt het hoge chloridegehalte van 1500 tot 2500 mg/l in de grotere wellen. Door de hoge kwelintensiteit en het hoge chloridegehalte dragen wellen voor meer dan 60 procent bij aan de verzilting van het oppervlaktewater in polder de Noordplas bij Zoetermeer. [HAAFF]

Meij, H. van der; Beliën, W.;
Telemetrie in Noord-Brabant : grondwaterstanden op internet. (nl)
In: InFormatie. Editie grondwater en bodem (2005)17 p.10-13.
Op veel plaatsen in Nederland vinden metingen plaats van de grondwaterstand en de stijghoogte. Onlangs ontwikkelde NITG in opdracht van de provincie Noord-Brabant een on line koppeling van 25 meetpunten met DINO, die vervolgens via internet te zien zijn. Dit artikel geeft technische achtergronden bij dit project. [HAAFF]
URL: http://www.tno.nl/ruimtegebruik_en_infrastructuur/actueel/publications/nieuwsbrieven_tnonitg/informatie/informatie_17_mei_2005/InFormatie%2017.pdf

Meuter, N.H.;
SimGro en stroming in open waterlopen. (nl) TU Delft, Delft, 2004. 66 p
In hellende gebieden, met relatief grote peilverschillen, is SimGro met succes toegepast. In een vlak gebied zoals Utrecht-West treedt vaker een gestuwde situatie op waarbij de benedenstroomse waterstand de stroming beïnvloedt. Ditafstudeeronderzoek richt zich op het in beeld brengen van de consequenties van een Q(hbovenstrooms)-relatie in een dergelijk gebied en het doen van voorstellen hoe hiermee kan worden om gegaan. Om de beperkingen van een Q(hbovenstrooms)-relatie teanalyseren, is een theoretische analyse uitgevoerd van stroming in open waterlopen. Vervolgens is een bakjesmodel geprogrammeerd in MatLab (wiskundig softwarepakket). Voor een aantal situaties is de uitkomst van dit bakjesmodel vergeleken met uitkomstenvan Sobek. Sobek is een softwarepakket dat stroming in open waterlopen simuleert op basis van de bewegingsvergelijkingen, en dus ook rekening houdt met de benedenstroomse waterstand. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1771563.pdf

Post, V.E.A.;
Fresh and saline groundwater interaction in coastal aquifers: is our technology ready for the problems ahead?. (en)
In: Hydrogeology journal 13(2005)1 p.120-123. 16 refs.
This essay will explore the present state of coastal aquifers, common problems and how hydrogeology as a scientific discipline can contribute to develop sustainable solutions.
URL: http://dx.doi.org/10.1007/s10040-004-0417-2 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Rozemeijer, J.; Geer, F.C. van;
Meetnetoptimalisatie : naar een kosteneffectieve strategie voor de monitoring van grondwaterkwaliteit. (nl)
In: Stromingen 11(2005)2 p.5-19. 8 fig., 4 refs.
In dit artikel is een methode beschreven om een optimale meetstrategie voor trenddetectie in de grondwaterkwaliteit te bepalen. Dit wordt gedaan aan de hand van de standaarddeviatie van de temporele en de toevallige component in een dataset. De methode kan worden gebruikt om het aantal meetrondes en meetlocaties vast te stellen, die recht doen aan de gewenste betrouwbaarheid tegen zo laag mogelijke kosten. In het artikel is tevens beschreven, hoe meetgegevens kunnen worden gecorrigeerd voor invloeden van neerslag. [HAAFF ]

Stichting Natuur en Milieu
Naar een totaal-aanpak van het fosfaatprobleem in de landbouw. (nl) Stichting Natuur en Milieu, Utrecht, Netherlands, 2005. 38 p
In opdracht van de Stichting Natuur en Milieu te Utrecht heeft ARCADIS een korte analyse gemaakt van het beleid ten aanzien van de ophoping van fosfaat in landbouwgronden en de daarmee gepaard gaande verontreiniging van grond- en oppervlaktewater met fosfaat. Deze notitie en de daarin voorgestelde aanpak wil Natuur en Milieu gebruiken om de discussie over de oplossing van het fosfaatprobleem op gang te brengen.. [WWW ]
URL: http://www.natuurenmilieu.nl/docs/051920051116509707.pdf

Verwij, L.M.;
Drought definitions for groundwater recharge, groundwater depth and streamflow: Poelsbeek and Bolscherbeek catchments (the Netherlands). (en) [sn, sl], 2005. VI, 59 p CD-ROM.[NIEUWL] [NIEUWL ]

Weerdhof, B. van de;
Meervoudige ontwerp- en effectenstudie van koude-warmteopslagsystemen in de binnenstad van Den Haag : 'de provincie Zuid-Holland zit er warmpjes bij'. ( nl) [sn, sl], 2005. 43 bl bijl (76 bl.).
Koude-warmteopslag (KWO) in de bodem is een duurzame energievorm waarbij gebruik wordt gemaakt van de winning en opslag van omgevingswarmte met behulp van warmtepompen. Bij KWO wordt grondwater onttrokken uit een watervoerend pakket en daarin weer geretourneerd. Hierbij wordt op seizoensbasis alternerend koude en warmte in de bodem opgeslagen. Deze koude of warmte wordt vervolgens via een warmtewisselaar gebruikt voor koeling respectievelijk verwarming van bijvoorbeeld kantoren of kassen. Vanwege het duurzame karakter van KWO en de korte terugverdientijd is het aantal geïnstalleerde systemen de laatste jaren sterk toegenomen. De verwachting is dat deze toename zich in de toekomst zal voortzetten. Inmiddels zijn circa 300 KWO-systemen geïnstalleerd in Nederland. De vraag van veel provincies is echter welke effecten optreden wanneer al deze systemen in hoge concentratie voorkomen. Daarnaast is een eenduidige definitie van de energiebalans onderwerp van discussie bij provincies. Deze discussie wordt gevoed door het feit dat thans veel systemen per saldo warmte lozen. De oorzaak van deze energieonbalans en de effecten zijn niet bekend. [HAAFF 792C01 ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1772142.pdf
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1772142_bijlagen.pdf Bijlagen

Wielen, P.W.J.J. van der; Blokker, M.; Medema, G.;
Het modelleren van microbiologische beschermingszones rond grondwaterwinningen. (nl) KIWA, BTO 2005.035, Kiwa, Nieuwegein, 2005. 50 p
Het doel van het rapport is om de beschermingszones rond grondwaterwinningen met dezelfde modelbenadering als het RIVM recentelijk heeft gedaan uit te rekenen maar dan met recentere gegevens, conservatieve parameterwaarden zoals gepubliceerd in de literatuur en met de juiste formule voor de berekening van de verblijftijden. [HAAFF NN31061,2005,035 ]

WATERSYSTEEM - Oppervlaktewater

Abbink Spaink, P.; Schreuders, R.;
Kaders voor waterkwaliteit in Flevoland. (nl)
In: H twee O 38 (2005)16 p.46-48. figs.; 3 refs.
De provincie Flevoland legt in haar Provinciaal Omgevingsplan kaders vast voor de toekomstige ontwikkelingen binnen haar grenzen. Omdat de Kaderrichtlijn Water als Europese richtlijn een belangrijke randvoorwaarde gaat vormen voor de kwaliteit van het watersysteem, kiest de provincie ervoor mogelijke consequenties en knelpunten van die kaderrichtlijn in beeld te brengen. Daarnaast heeft de provincie al in het eerste omgevingsplan de wens geuit om regionale waterkwaliteitsdoelstellingen op te stellen. Die wens en de KRW waren voor de Provincie Flevoland aanleiding om het project 'Kaders voor waterkwaliteit' te starten. [HAAFF]

Bakel, J. van; Huinink, J.; Prak, H.; Bolt, F. van der;
HELP-2005 : uitbreiding en actualisering van de HELP-tabellen ten behoeve van het Waternood-instrumentarium. (nl) Rapport / STOWA, 2005 16, STOWA, Utrecht, 2005. 50 p 1 CD-ROM.28 refs.
Hoofdstuk 1 schetst de aanleiding, de probleem- en doelstelling en de plaats van het onderzoek binnen het onderzoeksprogramma Waternood. In hoofdstuk 2 wordt een kort, historisch overzicht gegeven van het onderzoek naar de relatie tussen grondwaterstand en landbouwkundige oporengsten. De totstandkoming van de tabellen die ten grondslag liggen aan de HELP-2005-tabellen (de HELP-tabel uit 1987 en de zogenoemde HB-tabel) worden in hoofdstuk 3 beschreven. De werkwijze om te komen tot de HELP-2005-tabellen wordt beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft enige resultaten weer van de uitbreiding van de HELP-tabellen. In hoofdstuk 6 worden aanwijzingen en beperkingen gegeven voor praktisch gebruik voor de HELP-tabellen in het algemeen en de HELP-2005-tabellen in het bijzonder. Hoofdstuk 7 geeft conclusies en aanbevelingen. [HAAFF NN31050,2005,16 ] [HAAFF NN31050,2005,16 ]

Beltman, W.H.J.; Kempenaar, C.; Horst, C.L.M. van der;
Emissie van bestrijdingsmiddelen bij duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) : gevolgen van toepassing van DOB-richtlijnen op afspoeling van bestrijdingsmiddelen. (nl) Alterra-rapport, 1112, Alterra, Wageningen, 2005. 35 p
Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) heeft als doel om onkruiden op verhardingen te voorkomen en om de emissies van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater terug te dringen. Dit rapport onderbouwt de richtlijnen wat betreft de vermindering van afspoeling van onkruidbestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater. Voor het bepalen van het effect van de DOB-richtlijnen op emissie wordt onderscheid gemaakt tussen het stedelijke oppervlaktewater en het rijkswater. De afvoer via een gemengd rioolstelsel geeft minder kans op overschrijdingen van de kwaliteitsnormen in het stedelijk oppervlaktewater. De effectiefste richtlijnen ter vermindering van de afspoeling zijn (i) geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken als het oppervlaktewater waarop wordt geloosd dicht bij een drinkwaterinnamepunt ligt, en (ii) bij grote kans op neerslag kort na de bespuiting, geen onkruidbestrijdingsmiddel toepassen. [HAAFF 32/476(1112) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1112) 2e ex.] [DKLNV NL 02 / 1112 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1112.pdf

Berg, F. van den; Adriaanse, P.I.; Roller, J.A. te;
FOCUS Surface WAter Scenarion Help (SWASH) version 1.1 : user's guide version 1. (en) Alterra-rapport, 507, Alterra, Wageningen, 2005. 65 p 17 refs. [HAAFF 32/476(507) 1e ex.] [HAAFF 32/476(507) 2e ex.] [DKLNV NL 02 / 507 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport507.pdf

Beringen, R.; Rossenaar, A.J.; Odé, B.;
Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 2004 : uitwerking derde ronde IJsselmeer en Markermeer. (nl) FLORON-rapport, 36, RIZA-rapport, 2005.003, Biologische monitoring zoete rijkswateren, FLORON, Leiden, Netherlands, 2005. 48, [40] p
Dit rapport behandelt de resultaten van de inventarisatie van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren langs het IJsselmeer en Markermeer in 2004. Dit meetnet wordt door FLORON in opdracht RWS-RIZA sinds 1996 uitgevoerd. Het Floristisch Meetnet als geheel beslaat de grote zoete rijkswateren: IJsselmeer en Markermeer, Randmeren, Rijntakken, Maas en Zoete Getijdenwateren. Het meetnet heeft als doel uitspraken over trends van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit in oeverecosystemen langs de afzonderlijke rijkswateren te kunnen doen. [HAAFF NN31066,2005,003 ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2005_003.pdf

Blankena, A.; Buijs, A.; Klostermann, J.;
Wonen in een badkuip : verkenning naar draagvlak regionale waterberging. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.16-18. fig.; ills.
Er is meer ruimte nodig voor water, dat heeft Peter Timofeeff ons aardig ingepeperd. We kijken zelfs naar gebieden die al een woon-, landbouw- of natuurfunctie kennen. In verschillende delen van Nederland zijn projecten voor regionale waterberging opgestart. In het stadium van uitvoering blijken deze projecten vaak op flinke weerstand te stuiten, zowel bij de politiek als bij de bevolking. Hoe kan dit proces beter worden begeleid? Met het oog op de vele ruimtelijke projecten die nog in gang worden gezet om het waterhuishoudkundig systeem in Nederland weer op orde te krijgen, heeft Alterra gekeken hoe draagvlak binnen dergelijke processen verkregen kan worden. [HAAFF]

Brouwer, R.;
Wat is schoon water u waard? : beleving en betalingsbereidheid van Nederlanders voor schoner water. (nl) RIZA rapport, 2004.013, RIZA, Lelystad, Netherlands, 2004. 44 p
In deze studie zijn de baten van schoner water nader in beeld gebracht middels een representatieve enquête studie onder 5000 huishoudens in Nederland. De verzamelde informatie over het gebruik, de beleving en de waardering van de Nederlandse bevolking van water kan worden gebruikt als indicatie van de door burgers zelf beleefde omvang van de waterkwaliteitproblematiek en dus de maatschappelijke urgentie om hier eventueel wat aan te doen zoals wordt voorgesteld in de Europese KRW. [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_013.pdf

Brouwer, R.;
De sociaal-economische waarde van natuurlijker peilbeheer in het Friese merengebied : toepassing van de contingent waardering en reiskostenmethode en belevingswaardenonderzoek. (nl) RIZA rapport, 2004.017, RIZA, Lelystad, 2003. 86 p
Het doel van deze studie is de maatschappelijke waarde te bepalen van een natuurlijker peilbeheer in Nederland. Het gaat hierbij vooral om te kijken hoe de maatschappelijke waarde van ecologische functies van natuurlijker peilbeheer, zoals het herstel van de natuurwaarden van oevers, verbetering van waterkwaliteit en een toename in biodiversiteit, bepaald kunnen worden. Het idee hierachter is dat door deze waarden expliciet inzichtelijk te maken, ze een grotere rol van betekenis kunnen spelen in kosten-baten afwegingen rondom natuurlijker peilbeheer in Nederland dan tot nu toe. Vaak blijven deze maatschappelijke waarden buiten beschouwing, omdat ze niet bekend zijn en in tegenstelling tot bijvoorbeeld de kosten moeilijk te bepalen vallen. Deze studie probeert hiertoe een eerste aanzet te geven, waarbij het Friese merengebied als case studie gebied is gekozen. Beide situaties hebben verschillende consequenties voor landschap, natuur en de diverse sociaaleconomische gebruiksfuncties die in het Friese merengebied worden aangetroffen, waarvan recreatie een hele belangrijke is. Jaarlijks bezoeken meer dan 200 duizend vakantiegangers het gebied. [HAAFF NN31066,2004,017 ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_017.pdf

Daniel, R.A.;
Simpele ingreep stopt trillingen Stuw Hagestein (1). (nl)
In: Land + water 45(2005)8 p.14-15. figs.; ills.
Stuw Hagestein is de meest westelijke van drie vrijwel identieke stuwen in de Neder-Rijn en Lek: Hagestein, Driel en Amerongen, die permanent het water stuwen. De stuw maakt deel uit van een sluis-stuwcomplex en bestaat hoofdzakelijk uit twee zogenaamde vizierschuiven, scharnierend opgelegd aan twee landhoofden en een tussenpijler. De schuiven worden bewogen door elektromechanische lierwerken. Tot voor kort hadden de vizierschuiven het probleem dat ze trilden in stromend water. De trillingen manifesteerden zich enkele jaren na de bouw en werden steeds heftiger. Een kleine aanpassing loste dit probleem volledig op. Rijkswaterstaat verving de afdichtingen op de stuw.

Dekker, G.P.C.M.;
Vervolgonderzoek monitoring : onderzoek naar de relatie milieuzorgsystemen en naleving; een nadere analyse van het onderzoek ‘Naleving en handhaving Wvo in 2000 - 2001’. (nl) RIZA rapport, 2004.014, RIZA, Lelystad, 2004. 26 p
Eén van de nevenconclusies in het onderzoek ‘Naleving en handhaving Wvo in 2000 - 2001’ (hierna: Monitoring) is, dat "de beste ‘voorspeller’ voor overtredings-gedrag het beschikken over een gecertificeerd milieuzorgsysteem is; 63% van de bedrijven met een gecertificeerd milieuzorgsysteem overtreedt tenminste een van de geselecteerde kernovertredingen (bedrijven zonder milieuzorgsysteem 24%)." ERh concludeert dat de bedrijven met een gecertificeerd milieuzorgsysteem een risicogroep vormen. Vanwege de beroering die deze conclusies teweeg brachten, o.a. bij VROM en de SCCM, is door RWS en IVW/DW besloten om een gezamenlijk vervolgonderzoek uit te voeren dat moest resulteren in een verklaring voor deze bevindingen. [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_014.pdf

Dekker, C.;
Chemische onkruidbestrijding op straatverharding in Lelystad, Dronten en Urk : onderzoek naar de gevolgen van de DOB-methode voor de oppervlaktewaterkwaliteit in 2003 en 2004. (nl) Waterschap Zuiderzeeland, Lelystad, Netherlands, 2005. 26 bl
Bij de chemische onkruidbestrijding op straatverharding komen bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht. In 2000 heeft Waterschap Zuiderzeeland beleid vastgesteld waarin chemische onkruidbestrijding op straatverharding vanaf 2004 niet meer is toegestaan. Vanwege de hoge kosten hebben gemeenten het waterschap verzocht om dit beleid te nuanceren en de DOB-methode te onderzoeken (Duurzaam Onkruid Beheer). In dit rapport wordt dit onderzoek beschreven. In 2003 en 2004 is de DOB-methode onderzocht en vergeleken met de reguliere chemische onkruidbestrijding op straatverharding. Het onderzoek is uitgevoerd in 8 verschillende wijken in Lelystad, Dronten en Urk. Ook zijn alle awzís onderzocht op de lozing van glyfosaat en AMPA. [HAAFF 788A31 ]
URL: http://www.zuiderzeeland.nl/contents/pages/736/onkruidbestrijding_op_straatverharding_2005_def_webresolutie.pdf

Deursen, W.P.A. van; Middelkoop, H.;
Development of perspective-based water management strategies for the Rhine and Meuse basins. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.113-120. 12 refs.
Water management is surrounded by uncertainties. Water management thus has to answer the question: given the uncertainties, what is the best management strategy? This paper describes the application of the perspectives method on water management in the Rhine and Meuse basins. In the perspectives method, a structured framework to analyse water management strategies under uncertainty is provided. Various strategies are clustered in perspectives according to their underlying assumptions. This framework allows for an analysis of current water management strategies, but also allows for evaluation of the robustness of proposed future water strategies. It becomes clear that no water management strategy is superior to the others, but that inherent choices on risk acceptance and costs make a real political dilemma which will not be solved by further optimisation.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0113/051050113.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Dignum, M.;
Flowcytometrische bepaling van de fytoplankton voedingsstatus in Nederlandse meren. (nl) Rapport / STOWA, 2004 W01, STOWA, Utrecht, 2004. 20 p
Detectie van de vitaliteit van cellen met fluorescente kleurstoffen geeft een andere mogelijkheid om de voedingstoestand fytoplankton te bestuderen. Drie factoren bepalen de vitaliteit van fytoplanktoncellen: membraan integriteit (lekkage kan aangetoond worden door opname van fluorescente kleurstoffen), aanwezigheid van fotosynthese pigmenten (bleking kan gemeten worden door autofluorescentie intensiteit), en celcyclus (DNA synthese/afbraak kan bepaald worden door DNA kleuring; Veldhuis et al. 2001). In dit project hebben we de laatste mogelijk getest door batchculturen van de dominante soort in de Loosdrechtse Plassen te kleuren met de DNA-specifieke kleurstof PicoGreen. In dit rapport beschrijven de auteurs eerst een studie naar de variatie in fytoplanktonsamenstelling in ruimte en tijd in de Loosdrechtse Plassen. Daarna beschrijven ze innovatief onderzoek naar de voedingstatus van fytoplankton, met behulp van de fluorogene kleurstoffen ELFfosfaat en PicoGreen. [HAAFF NN31050,2004,W01 ]

Dinnesen, R.; Smits, M.;
Peilbeheer met vegetatiestuwen : herinrichting van Putbeek in Limburg. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.28-29. ills.
De Putbeek is een genormaliseerde bovenloop van een terrasbeek in de Limburgse gemeente Echt-Susteren. Op dit moment wordt door middel van schotbalk- en klepstuwen het peil gereguleerd voor de aangrenzende landbouwgronden. Maar voor de Putbeek zijn ook hoge ecologische doelen gesteld. Met de huidige inrichting en onder het huidige beheer komt de ecologische kwaliteit echter niet tot ontwikkeling. Daarom heeft het Waterschap Roer en Overmaas een plan opgesteld waarbij de Putbeek wordt heringericht en vegetatiestuwen een centrale rol gaan spelen in peilregulatie én ecologie. [HAAFF]

Enquête Unie onder leden: waterschappen kunnen substantieel bijdragen aan ecologische doelen Kaderrichtlijn Water. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)13 p.20-21. ill.; tabs.
De Nederlandse waterschappen denken met inrichtingsmaatregelen een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan de ecologische doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dat blijkt uit een enquête die de Unie van Waterschappen onder haar leden heeft gehouden.

Feiter, M. de;
Beheer en onderhoud oppervlaktewater in bebouwd gebied, wie regelt dat?. (nl)
In: Neerslag 40 (2005)4 p.15-19. ills.; tabs.
In de afgelopen jaren is het denken over het omgaan met water in bebouwde gebieden sterk ontwikkeld. Decennialang werd water in bebouwd gebied beperkt aangelegd omwille van de ruimteclaim. Oppervlaktewater in bebouwd gebied vervulde dan ook voornamelijk een functie in het ontvangen van overstortwater. Gelukkig worden tegenwoordig de vele mogelijkheden en de noodzaak van water in bebouwd gebied onderkend en krijgt het water bij de inrichting van nieuwe bestemmingsplannen een steeds prominentere rol.

Global Water Research Coalition
Pharmaceuticals and personal care products in the water cycle : report of the GWRC Research Strategy Group. (en) Global Water Research Coalition, London, Netherlands, 2004. 1 dl. (verschillende pagineringen)
The objective of the workshop was to present the current state of knowledge on PPCPs and to identify knowledge gaps and research needs. Based on the overview on the current knowledge and the missing links a research strategy was developed. [HAAFF 786E20 ]

Griethuysen, C. van; Luitwieler, M.; Joziasse, J.[et al.] ;
Temporal variation of trace metal geochemistry in floodplain lake sediment subject to dynamic hydrological conditions. (en)
In: Environmental pollution 137(2005)2 p.281-294. 40 refs.
Climate change and land use may significantly influence metal cycling in dynamic river systems. We studied temporal variation of sediment characteristics in a floodplain lake, including concentrations of dissolved organic carbon, acid volatile sulfide and trace metals. The sampling period included a severe winter inundation and a dramatic water level drop during summer. Temporal changes were interpreted using multivariate analysis and chemical equilibrium calculations. The study location is a small and shallow floodplain lake (0.2 ha) in the floodplain area Afferdensche and Deestsche Waarden in The Netherlands.
URL: http://dx.doi.org/10.1016/j.envpol.2005.01.023 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Harmsen, J.; Duinhoven, G. van;
Watervast. Deel 2: Beschrijving van het idee. (nl) Alterra , Wageningen, Netherlands, 2005. 21 p
De in oktober 2004 gestarte ideeëncompetitie voor het ontwikkelen van ideeën voor het bouwen van bewoonbare terpen van bagger is afgerond. Deze terpen zouden als mogelijke deeloplossing kunnen bijdragen aan het beschermen tegen hoog water en tegelijkertijd een nieuwe bestemming voor verontreinigde bagger bieden. De externe commissie van deskundigen onder leiding van Prof. Ir. Louis de Quelerij heeft uit tien genomineerde inzendingen de drie beste gekozen. De prijs voor het idee met het hoogst innovatief technische gehalte is voor de inzending ‘Watervast’ van de combinatie Robbert de Koning landschapsarchitect, DIN arch, Dura Vermeer en Alterra Wageningen UR. [HAAFF 786E21 ]
URL: http://www.waterinnovatiebron.nl/data/docs/lib/1-1106573042.pdf

Hekster, F.; Mons, M.;
Prioritering hormoonverstorende stoffen voor waterbeheerders. Prioritaire geneesmiddelen voor waterbeheerders. (nl) Rapport / STOWA, 2004-W-04, STOWA, Utrecht, 2004. 76, 18 p
Onder waterbeheerders krijgt de aanwezigheid van hormoonverstorende stoffen (EDC) steeds meer aandacht. De aanwezigheid van medicijnen in afval- en oppervlaktewater is een bron van zorg. Chemische analyse van dergelijke stoffen is vaak een kostbare zaak, waardoor het noodzakelijk is om de monitoring te richten op een beperkt aantal representatieve stoffen. Aangezien diverse belanghebbenden zich bezig houden met geneesmiddelen en hormoonverstorende stoffen in het aquatisch milieu is het wenselijk te beschikken over een uniforme en zinvolle lijst van te meten verbindingen. Informatie uit onderzoeken die onafhankelijk van elkaar zijn uitgevoerd, kan elkaar daardoor versterken zonder dat een lappendeken van informatie ontstaat. [BIBIOT G.02.02.05-2004.01 ] [HAAFF NN31050,2004,W04 ]

Hermans, B.; Haar, C. van de; Bruin, E. de;
Stilstand is achteruitgang : kansen benutten van de Europese Kaderrichtlijn Water. (nl) Stichting Natuur en Milieu, Utrecht, 2005. 16 p
Deze brochure gaat over de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en wat deze voor Nederland betekent. De brochure illustreert aan de hand van voorbeeldgebieden hoe de KRW kan bijdragen aan een goede waterkwaliteit en wat de KRW in de praktijk kan betekenen. [HAAFF 786E08 ] [DKLNV B2 / 781 ]
URL: http://www.snm.nl/docs/041820051113813571_0Stilstand%20is%20achteruitgang.%20Kansen%20benutten%20van%20de%20Europese%20Kaderrichtlijn%20Water.pdf

Hessami, M.;
HIS-polders (Hoogwater Informatie Systeem voor polders) : afstudeereindrapport. (nl) [sn, sl], Netherlands, 2004. 71 bl
In het onderzoek is een inventarisatie gedaan van de mogelijkheden voor het opzetten van een HIS-polders ter beperking van de wateroverlast tijdens crisissituaties. De informatie over de actuele situatie is essentieel voor het goed beheren van het gehele watersysteem. Een gebiedsdekkend ruimtelijk beeld van de waterstanden uit het verleden, heden en toekomst zorgt voor een goed inzicht. Op basis hiervan kunnen de juiste beslissingen worden genomen. Om de wiskundige routines en modellen voor het HIS-polders af te leiden en te testen is ingezoomd op een testcase, de Oranjepolder. De functies die het HIS-polders moet vervullen zijn: a.Informeren over de huidige en verwachte toestand in de polders; b. Vroegtijdig alarmeren bij een dreigende hoogwater situatie; en c. Adviseren over te nemen beheeracties. In dit onderzoek zijn 3 opties bekeken, om de spreiding in de ruimte en de toestand in de toekomst te kunnen berekenen. Deze mogelijkheden zijn: 1. Een numeriek hydrodynamisch basis-model; 2. Een lineair reservoir (bakjes) model (conceptueel model); en 3. Een operationeel bekken model. [HAAFF 792B67 ]

Hoving, R.;
Gemaal A.F. Stroink en het wateractieprogramma. ( nl)
In: Het waterschap 90(2005)13 p.14-16. ills.
Een van de maatregelen in het Wateractieprogramma Overijssel 2005 is het hoogwaterbestendig maken van het gemaal A.F. Stroink in Vollenhove. Dit is inmiddels gedeeltelijk gerealiseerd.

Huising, K.C.;
Slimme stuwen : eindrapport. (nl) [sn, sl], Netherlands, 2004. 95 bl
Uit analyses bleek dat het gebruik van slimme stuwen een goed hulpmiddel kan zijn om wateroverlast te bestrijden. Slimme stuwen zijn automatische stuwen die worden aangestuurd door lokale computers, zodanig dat water optimaal wordt verdeeld over verschillende peilgebieden. Op deze wijze wordt de berging beter benut. Uit de analyses bleek dat een combinatie van maatregelen, zoals uitbreiding van afvoercapaciteit, vergroten van de berging en beter vasthouden het meest efficiënt is. Deze oplossing brengt namelijk minder kosten met zich mee, omdat er gebruik gemaakt wordt van de reeds aanwezige infrastructuur. Er hoeft dus minder nieuwe infrastructuur aangelegd te worden. Aan de hand van een opgesteld programma van eisen is een plan van aanpak gemaakt om het principe van slimme stuwen in de praktijk toe te gaan passen. Een regelaar wordt geprogrammeerd. Deze regelaar stuurt de automatische stuwen zodanig aan, dat het water optimaal wordt verdeeld over de gehele berging binnen een bemalingsgebied. De regelaar is getest op een model van een proefgebied. Dit model is gemaakt in het simulatiepakket voor watersystemen: Sobek. Daarna wordt er getest op het proefgebied zelf. [HAAFF 792B68 ]

Janse, J.H.;
Model studies on the eutrophication of shallow lakes and ditches. (en) [sn, sl], 2005. 376 p
This study concentrates on eutrophication effects in shallow lakes and ponds on the one hand and in ditches (small water channels in agricultural areas) on the other. In shallow lakes (up to ca 4 m of depth), ihe clear-water community characterized by macrophytes is generally replaced by a dominance of phytoplankton and turbid water, while a diverse fish community including piscivores is transferred into a species-poor community dominated by bream. In ditches, eutrophication causes the typical, richly structured community of submerged macrophyles to be replaced by a monotonous layer of small floating plants, duckweeds. This leads, among olher things, to an anaerobic environment and deterioration of aquatic life. As these biotic effects are considered as undesirable, it is important to be able to predict, as far as possible in a quantitative way, at what degree of eutrophication these changes will occur, and whether they are reversible or not. Mathematical models are a useful tool to address such questions and support management decisions. This thesis describes two such mathematical model, a model for lakes and a model for ditches. [HAAFF 786E17 ] [UB MAG NN08200,3748 ] [UB MAG NN08201,3748 ] [UB MAG NN08202,3748 ]
URL: http://library.wur.nl/wda/dissertations/dis3748.pdf

Jeuken, A.B.M.; Barreveld, H.L.;
'Vergeten' stoffen in Maas en zijrivieren : screening van oppervlaktewater monsters uit de periode maart 2002 tot maart 2003. (nl) RIZA rapport, 2004.019, RIZA, Lelystad, 2004. 53 p
Van maart 2002 tot maart 2003 zijn met een wekelijkse frequentie metingen gedaan van de waterkwaliteit van de Maas bij Eijsden en Keizersveer en van een viertal zijwateren (Geleenbeek, Roer, Niers en Dieze) die uitmonden in de Maas. Er is met een brede scope gekeken naar zoveel mogelijk stoffen die in het water voorkomen. Zo worden niet alleen bekende probleemstoffen aangetroffen, maar ook zogenaamde ‘vergeten’ stoffen, stoffen die niet op prioritaire stoffenlijsten van het nationale en internationale waterkwaliteitbeleid staan. Het onderzoek was gericht op de volgende vragen: welke ‘vergeten’ stoffen komen voor in het oppervlaktewater, in welke concentraties, wat zijn de prioritaire stoffen? wat is de herkomst van de vergeten stoffen? wat is te herleiden uit een vergelijking van de oppervlaktewaterkwaliteit van Eijsden en Keizersveer en de bijdrages van de zijrivieren aan de maaswaterkwaliteit. Wat betekent dit onderzoek voor de beheerder?. [HAAFF NN31066,2004,019 ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_019.pdf

Jongbloed, R.H.; Hulskotte, J.H.J.; Kempenaar, C.;
Bestrijdingsmiddelen in stroomgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden in de provincie Utrecht: berekeningen voor landbouw- en nietlandbouwtoepassingen vanuit diffuse bronnen. (nl) TNO-rapport, R 2002/277, TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie, Apeldoorn, Netherlands, 2002. 231 p
Een analyse is gemaakt van de locale verschillen in het gebruik en de daaruit volgende milieubelasting van bestrijdingsmiddelen in de provincie Utrecht met het doel de bronnen met de grootste bijdrage aan het bestrijdingsmiddelengebruik en milieueffecten te identificeren. Hierbij werd ingestoken op verschillende niveau’s: gedetailleerd (individuele stoffen, teeltgroepen, typen grondgebruik) en globaal (de sectoren landbouw, niet-landbouw, en recreatievaart (antifouling). De resultaten van de analyse kunnen worden gebruikt voor afstemming van de controle op het voorkomen van bestrijdingsmiddelen in oppervlaktewater en grondwater (monitoring) en de ontwikkeling van gebiedsgericht beleid omtrent het bestrijdingsmiddelengebruik. [WWW ]
URL: http://www.dob-verhardingen.nl/NR/rdonlyres/D4D7637A-91EF-4FBF-B137-9BCAC3B2217F/0/bestrijdingsmiddeleninstroomgebieden.pdf

Jonkers, D.; Biewinga, E.;
Mestbeleid en de Kaderrichtlijn Water Auteur : EU besluit op 27 juni over derogatie. (nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.10-13. figs.; ill.; tab.
Dit jaar is een belangrijk jaar voor de Nederlandse landbouw. In Brussel zal de Europese Unie namelijk op 27 juni een besluit nemen over het Nederlandse derogatieverzoek inzake de Nitraatrichtlijn. De toekenning van een derogatie is voor Nederlandse melkveebedrijven op grasland van groot economisch belang. Het EU- Nitraatcomité beoordeelt de onderbouwing van de derogatie. Daarbij staat voorop of deze past binnen de Nitraatrichtlijn. De vraag die daarbij ook aan de orde komt,is in hoeverre de door Nederland gewenste derogatie past binnen de verplichtingen de voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water: staat een derogatie het halen van de kwaliteitsdoelstellingen van de Kaderrichtlijn niet in de weg?.

Kempenaar, C.; Kok, H.;
Evaluatie van de richtlijn voor Duurzaam Onkruidbeheer (DOB) op verhardingen. (nl) Nota / Plant Research International, 350, Plant Research International, Wageningen, 2005. 10 bl
Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) heeft als doel om onkruiden op verhardingen in te perken en om de emissies van bestrijdingsmiddelen naar het oppervlaktewater terug te dringen. Het DOB-systeem bestaat onder meer uit twee shortlisten met richtlijnen, te gebruiken door de partijen die zijn betrokken bij onkruidbeheersing. De richtlijnen zijn ontwikkeld en getest in samenwerking met gemeenten in het beheersgebied van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en met de aannemers en uitvoerders in de betreffende gemeenten. In het najaar van 2004 zijn de richtlijnen voor DOB geëvalueerd. [PLANT-BZ MAG NN38068,350 ] [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1762535.pdf

Kempenaar, C.; Beltman, W.; Keulen, H. van[et al.];
Naar duurzamer onkruidbeheer op verhardingen. (nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.32-34. 3 fig., 7 refs.
Vanaf 2002 werken Plant Research International, VEWIN, ZHEW, Monsanto Europa en Alterra aan de ontwikkeling van een systeem voor duurzaam onkruidbeheer op verhardingen. Uitgebreide praktijktests in negen gemeenten hebben uitgewezen dat onkruidbestrijding volgens deze richtlijnen effectief is en dat bij inzet van herbiciden de afspoeling naar oppervlaktewater wordt gereduceerd. De kwaliteitsnormen voor oppervlaktewater worden niet overschreden, waardoor ook het risico met betrekking tot de drinkwaterproductie afneemt. Kern van het systeem is een aantal praktische richtlijnen waarmee beheerders en uitvoerders van onkruidbestrijding eenduidige afspraken kunnen maken over randvoorwaarden, preventie, inzet van methoden en bestrijdingsmiddelen en registratie van het gebruik ervan. Dit artikel bevat de resultaten van de onderzoeken en de ervaringen met duurzaam onkruidbeheer in afgelopen drie jaar. [HAAFF]

Klis, H. van der; Courage, W.; Diermanse, F.;
Hoe klein zijn onze kansen? : een probabilistische toolbox voor analyse van extreme waarden. (nl)
In: Stromingen 11(2005)2 p.21-33. 5 fig., 10 refs.
Om goed voorbereid te zijn op extreme gebeurtenissen, zoals hoge rivierwaterstanden of extreme neerslag, is het van belang te weten met welke kans dergelijke gebeurtenissen voorkomen. In de regel is slechts een beperkte hoeveelheid gegevens beschikbaar. TNO Bouw heeft nu expertise ProBox ontwikkeld, waarmee diverse op fysische kennis gebaseerde simulatiemodellen gemakkelijk toegankelijk worden. Dit artikel geeft als toepassing extreem hoge waterstanden in het IJsselmeer. [HAAFF]

Klostermann, J.E.M.; Blankena, A.; Gerritsen, A.;
Analyse van draagvlak voor waterberging : voorbereidend onderzoek naar vragen uit het veld en geschikte analysekaders. (nl) Alterra-rapport, 1134, Alterra, Wageningen, 2005. 129 p 107 refs.
In het waterbeleid staan veel veranderingen op stapel. Daarover moet worden gecommuniceerd met de samenleving. Aan dit proces moet Programma 417 bijdragen door middel van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. In dit rapport wordt daarom gezocht naar actuele maatschappelijke vragen rond draagvlak voor waterberging en naar geschikte theoretische analysekaders. Uit het veld kwamen weinig directe vragen, maar uit de verhalen van respondenten over draagvlak konden wel vragen afgeleid worden. Daarna volgt een review van sociaal-wetenschappelijke rapporten van Alterra en van de externe bestuurskundige literatuur. Tenslotte wordt een voorstel voor geschikte kaders gedaan. Deze zullen worden ingezet in vervolgonderzoek. [HAAFF 32/476(1134) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1134) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1134 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1134.pdf

Krahe, P.; Herpetz, D.;
Entwicklung einer Methodik zur Analyse des Einflusses dezentraler Hochwasserrückhaltemaßnahmen auf den Abfluss des Rheins = Development of methodologies for the analysis of the efficiency of flood reduction measures in the Rhine basin on the basis of reference floods. (de ,en) KHR-Bericht, I, . 21, CHR/KHR, Lelystad, Netherlands, 2004. 57 p 1 CD-ROM.
This report contains the results of the DEFLOOD study that was carried out by the CHR in the framework of the EU funded IRMA-SPONGE project. The objective of the study was to develop a goal-oriented methodology appropriate for the latest scientific and technical knowledge. [HAAFF 788A30 ] [HAAFF DISK 453 ]

Krahe, P.; Buiteveld, H.; Pfister, L.[et al.];
Climatic change and the effect on hydrology and water management in the Rhine basin. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.23-30. 13 refs.
There has been a marked increase in recent years in the resources dedicated to investigating the problems arising from climate change with respect to hydrology and to some extent to water resource management. Many of these studies are concentrated on the river Rhine basin. In order to review the actual state of scientific findings a workshop, organised by the International Commission for the Hydrology of the Rhine (CHR), was held on 24 and 25 June 2003. The invited experts discussed the following topics: observed variability in climatic and hydrological data, the development and interpretation of climate scenarios, and assessment of changes in the discharge regimes and the occurrence of hydrological extremes. Based on the workshop the question of whether or not current knowledge and procedural strategies can be used as a basis for future water management was evaluated by an expert group of the CHR. In this paper the process of decision-making with regard to flood management is analysed. Hints are given to convince the decision-makers to take into account the impacts of climate change in water resources management. The special challenges arising in international river basins are discussed.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0023/051050023.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Liere, E. van; Boers, P.C.M.;
Nutriënten in oppervlaktewater : achtergronddocument beleidsmonitor water, thema chemische waterkwaliteit. (nl) Rapport MNP, 500799003/2005, MNP, Bilthoven, Netherlands, 2005. 51 p 78 refs.
In deze publicatie van Milieu- en Natuurplanbureau is getoetst, of emissiereductiedoelstellingen en waterkwaliteitsdoelstellingen van de derde en vierde nota waterhuishouding gehaald zijn. [HAAFF NN31014,2005,3 ]

Lobbrecht, A.H.; Solomatine, D.P.;
Kunstmatige intelligentie voor het waterbeheer : toepassinge van neurale netwerken en fuzzy logic. ( nl) Rapport / STOWA, 2004 47, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 31 bl
Het doel van dit rapport is om waterbeheerders die geïnteresseerd zijn in de toepassingen en mogelijkheden van kunstmatige intelligentie, een introductie in de materie te geven. Het onderzoek heeft zich in eerste instantie toegespitst op het inventariseren van de toegepaste technieken en in het bijzonder de succesfactoren en beperkingen van deze technieken. Er is daartoe zeer uitvoerig literatuuronderzoek gedaan, hetgeen heeft geleid tot een overzicht van toegepaste technieken in vier verschillende delen van het waterdomein: drinkwater, afvalwater, regionale watersystemen en kustwatersystemen. Op basis van de resultaten van het literatuuronderzoek zijn vervolgens de technieken van neurale netwerken en fuzzy logic toegepast op problemen in het Nederlandse waterbeheer. [HAAFF NN31050,2004,47 ]

Ministry of Transport, Public Works and Water Management
Delta dilemmas : implemention the European Water Framework Directive in The Netherlands. (en) Ministry of Transport, Public Works and Water Management, The Hague, 2005. 15 p
URL: http://www.kaderrichtlijnwater.nl/import/WGCommunicatie/KRW_Delta_Dilemmas.pdf

Molen, D. van der; Wal, B. van der; Latour, P.;
Ecologische referenties en maatlatten voor KRW klaar voor toepassing in de praktijk. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.29-31. fig.; ill.
Onlangs zijn drie kloeke rapporten geschreven over ecologische referenties en concept-maatlatten. Dit als onderdeel van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water en als opmaat tot het definiëren van de ecologische doelstellingen voor de waterkwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland. In H2O nr. 6 uit 2004 bespraken we de aanleiding en de uitgangspunten hiervoor. Dit heeft kwalitatief goede en toch ook pragmatische maatlatten opgeleverd, al zullen enkele onderdelen nog verbeterd moeten worden. In deze bijdrage lichten we dit toe en geven we aan hoe het vervolg er uitziet. [HAAFF]

Nieuwenhuis, R.; Glasbergen, M.; Hakvoort, H.; Hennepe, E. ter;
Nieuwe ontwikkelingen in het waterkwaliteitsspoor. (nl)
In: H twee O 38 (2005)13 p.23-25. fig.; tab.; 7 refs.
De waterkwaliteit in stedelijk water wordt voor een belangrijk deel beïnvloed door overstortingen uit rioolstelsels. Gemengde stelsels zijn notoire lozers van onder andere organische stof en stikstofverbindingen. De lozingen leiden op korte termijn (enkele dagen) vaak tot sterke dalingen in het zuurstofgehalte, soms met tijdelijke zuurstofloosheid tot gevolg. Op langere termijn blijft een dikke sliblaag achter, die door een verhoogd sediment zuurstofverbruik ook de achtergrondconcentratie voor zuurstof laag houdt. Bovendien treedt nalevering op van stikstof en fosfaat naar de waterkolom, wat leidt tot eutrofiëring.

Noordhuis, R.; Houwing, E.J.;
Afname van de driehoeksmossel in het Markermeer : oorzaken en gevolgen van een vermoedelijke “crash” met betrekking tot waterkwaliteit, slibhuishouding en natuurwaarden. (nl) [Zebra mussel decline in the Markermeer] RIZA-rapport, 2003.016, RIZA, Lelystad, Netherlands, 2003. 112 p
In de watersysteemrapportage van IJsselmeer en Markermeer (Noordhuis, 2000) wordt gewezen op de grote achteruitgang van de Driehoeksmossel populatie tussen 1993 en 2000 in het Markermeer. Ook de afname van het aantal benthivore watervogels (zoals de Kuifeend) en een verslechtering van het doorzicht waren signalen voor de vermindering van de natuurwaarden in het Markermeer. Door RIZA werd toen gedacht aan een toename van de hoeveelheid slib welke de oorzaak zou zijn voor de achteruitgang van de Driehoeksmossel populatie. De ecologen van Rijkswaterstaat directie IJsselmeergebied (RDIJ) hebben het RIZA gevraagd na te gaan of een toename van de hoeveelheid slib in het Markermeer inderdaad de oorzaak is van deze afname. Voorliggend rapport geeft de resultaten van het onderzoek weer. De rol van de slibhuishouding en de afname van de Driehoeksmosselen zijn gerelateerd aan verschillende waterkwaliteitsparameters en natuurwaarden. Tijdens het proces hebben de ecologen van RDIJ de concept rapportages besproken met het RIZA. De opdrachtgever heeft zo aangestuurd op het krijgen van voldoende handvaten voor het toekomstig beheer van het Markermeer. [HAAFF NN31066,2003,016 ] [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2003_016.pdf

Os, A. van;
Summary of NCR programme : version 2004-2005. (en) NCR-publication, 25-2004, NCR, [Netherlands Centre for River Studies], [Delft], 2004. 117 p Refs. p. 106-115.
In August 2004 NCR published a revised and updated version of its research programme. It shows the spheres of interest of NCR in a nutshell and summarises 62 projects, giving project-title, project-leader and participating partners, along with sources of finance, objectives, methodology, results, period of execution and the NCR theme(s) the project is contributing to on one page only. In addition, it gives an overview of the results since the last Programme Summary of August 2001. [HAAFF 22/5148(25) ]
URL: http://www.ncr-web.org/downloads/NCR25-2004.pdf

Overloop, P-J. van; Lobbrecht, A.; Norel, H. van; Vos, S. ;
BOS Hoog Water Groningen. (nl)
In: H twee O 38 (2005)13 p.36-38. figs.; ill.; 7 refs.
Het klimaat verandert. Steeds vaker zullen heftige regens tot wateroverlast kunnen leiden. Dat was een reden voor de noordelijke waterschappen om te werken aan hoogwateralarmeringssystemen en systemen die helpen bij het nemen van de juiste operationele beslissingen vlak voor en tijdens hoogwater. Dit artikel beschrijft het beslissingsondersteunend systeem (BOS) voor de bestrijding van hoogwater in Groningen. Het systeem is voor de waterschappen Hunze en Aa's en Noorderzijlvest ontworpen en uitgevoerd door HydroLogic en Vertis. Het project is mede gefinancierd vanuit het Interreg IIIB-project FLOWS. [HAAFF]

Overloop, P.J. van; Beuse, P.; Weissenbruch, R. van;
Energiezuinig beheer van maal- en spuicomplex IJmuiden. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.47-49. figs.; ill.; 5 refs.
Rijkswaterstaat Noord-Holland is beheerder van het maal- en spuicomplex IJmuiden. Dit complex voert water af van het Noordzeekanaal en in het verlengde daarvan het Amsterdam-Rijnkanaal. Grote waterschappen, zoals de hoogheemraadschappen van Rijnland, Hollands Noorderkwartier, Amstel, Gooi en Vecht en De Stichtse Rijnlanden, hebben deze kanalen als belangrijke afvoermogelijkheid. Al met al maakt dit het maal- en spuicomplex IJmuiden tot een belangrijk onderdeel van het operationele waterbeheer in West-Nederland. Om de veiligheid in de toekomst te kunnen blijven garanderen is in september 2004 de pompcapaciteit aanzienlijk vergroot: twee extra grote pompen zorgden voor een uitbreiding van de capaciteit van 160 naar 260 kubieke meter per seconde. Het complex heeft hiermee nu de grootste pompcapaciteit van Europa. Omdat de pompen veel energie gebruiken, is door Rijkswaterstaat en de TU Delft een onderzoek verricht naar energiezuinig beheer. Dit resulteerde in de Module Energiezuinig beheer IJmuiden (EMOD). Deze wordt geïmplementeerd in het beslissingsondersteunend systeem (BOS) op het complex en dient als ondersteuning voor de peilbeheerders ter plaatse. [HAAFF]

Pedroli, G.B.M.;
The nature of lowland rivers : a search for river identity. (en)
In: Wiens, J.A.[ed.];
Issues and perspectives in landscape ecology. Cambridge studies in landscape ecology, Cambridge University Press, Cambridge, 2005. p.259-273. 4 fig., 10 refs.
In integrated river management in western Europe, scientific, technological and political developments have led to an understanding that the immense social chances and constraints related to river management should be approached in a systematic and interactive way. [HAAFF]

Pires, L.M.D.;
Grazing for clarity : zebra mussels as a potential tool in biomanipulation of lakes. (en) [sn, sl], Netherlands, 2005. 159 p
Vertroebeling van meren door blauwalgen is een jaarlijks terugkerend probleem in Nederland. De algen nemen het zonlicht weg voor de waterplanten en scheiden bovendien giftige stoffen uit. “Driehoeksmosselen kunnen helpen om troebele meren helder te maken en om giftige blauwalgen eruit te filteren,” stelt Pires van het Nederlands Instituut voor Ecologie in zijn promotieonderzoek. [HAAFF 788A35 ]

Portielje, R.; Ballegooijen, L. van; Griffioen, A.;
Eutrofiëring van landbouwbeïnvloede wateren en meren in Nederland - toestanden en trends. (nl) RIZA rapport, 2004.009, RIZA, Lelystad, 2004. 48 p
Dit rapport beschrijft de eutrofiëringstoestand en veranderingen daarin van een tweetal categorieën oppervlaktewater, de voornamelijk door landbouwbeïnvloede kleinere wateren (deel A) en de eutrofiëringsgevoelige meren en plassen (deel B). Het rapport behandelt vraag 2b van de ex-post analyse uit de Evaluatie Meststoffenwet 2004: Wat is de ontwikkeling in de tijd en niveau van de kwaliteit van het oppervlaktewater? Daarnaast kunnen de resultaten van dit onderzoek in de toekomst ondersteunend zijn voor het vaststellen van doelstellingen voor nutriënten ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water. [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_009.pdf

Reichard, L.; Brink, M. van den; Lobbrecht, A.;
Snel inzicht in kwetsbare punten van Vallei en Eem. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.35-37. figs.; 2 refs.
In het in 2003 gesloten Nationaal Bestuursakkoord Water is vastgelegd dat de waterschappen in 2005 hun wateropgave moeten hebben gekwantificeerd. Hiertoe dienen alle regionale watersystemen getoetst te worden aan de eveneens in het NBW genoemde normen voor inundatie. Vanwege het voorlopige karakter worden deze meestal 'werknormen' genoemd. Het NBW geeft geen uitsluitsel over de toe te passen methodiek en het detailniveau van de toetsing. Om voor de Gelderse Vallei inzicht te krijgen waar niet aan de werknormen voor inundatie wordt voldaan, heeft Waterschap Vallei & Eem ervoor gekozen zich in eerste instantie niet op de details, maar juist op het algemene beeld te concentreren. [HAAFF]

Ruiter, H.; Rijs, G.; Jacobs, W.; Wagenaar, J.; Leenen, I.;
Campylobacter in water : onderzoek naar de aanwezigheid van Campylobacter in zwemwater en in mogelijke emissiebronnen. (nl) RIZA rapport, 2004.005, ASG-rapport, 04\0004232, RIZA, Lelystad , Netherlands, 2004. 80 p
Infecties met bacteriën van het geslacht Campylobacter leiden in Nederland jaarlijks tot circa honderdduizend gevallen van gastro-enteritis. De infectieuze dosis is laag en de besmetting vindt meestal plaats via de fecaal-orale route. Naast besmetting via voedsel (voornamelijk pluimveevlees) is het mogelijk dat verontreinigd zwemwater een besmettingsbron vormt. In Nederland waren zeer beperkt gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van Campylobacter in oppervlaktewater en de potentiële emissiebronnen. Doel van dit onderzoek was een beeld te krijgen van enkele potentiële emissiebronnen van Campylobacter en van het humane gezondheidsrisico van besmetting door Campylobacter via zwemmen in oppervlaktewater met de functie zwemwater. Hierbij zijn de aanwezige concentraties van Campylobacter in open zwemwatergelegenheden geïnventariseerd alsmede in het afvalwater van enkele potentiële emissiebronnen van Campylobacter. Campylobacter komt net als Escherichia coli voor in fecaliën van mens en dier. Inzicht is verkregen in de (on)bruikbaarheid van deze bacteriologische parameter, die in de nieuwe EU-zwemwaterrichtlijn gebruikt gaat worden, als indicator om de gezondheidsrisico’s van Campylobacter voor zwemwater af te dekken. [HAAFF NN31066,2004,005 ] [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_005.pdf

Salomons, W.;
European Catchments: catchment changes and their impact on the coast. (en) IVM, Amsterdam, Netherlands, 2004. 57 p [WWW ]
URL: http://redactie.falw.vu.nl/images_upload/0C587D36-4349-49B2-94AC192AFD89E513.pdf

Siebelink, B.; Molen, D. van der;
De KRW voor het (water)leven. (nl) Rapport / STOWA, 2005-04, STOWA, Utrecht, 2005. 22 p
De Europese Kaderrichtlijn water (KRW) die in december 2000 van kracht is geworden, maakt het mogelijk om de waterverontreiniging van rivieren internationaal aan te pakken. Dat is gunstig voor Nederland, dat via de grote rivieren verontreinigingen uit andere landen binnenkrijgt. De richtlijn brengt ook nieuwe normen met zich mee. Zo moeten alle wateren per 2015 in de zogenoemde ‘goede toestand’ verkeren. Om precies te zijn: een ‘goede chemische toestand’ én een ‘goede ecologische toestand’ (GET). Deze laatste is nieuw en nog relatief onbekend. Daarover gaat deze brochure. [HAAFF NN31050,2005,04 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_65388886_brochure%20(definitief).pdf

Siebelink, B.; Wal, B. van der;
Overzicht natuurlijke watertypen. (nl) Rapport / STOWA, 2005-08, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 94 p
Deze gids bevat een overzicht van de 42 natuurlijke watertypen die een sleutelrol spelen bij het bepalen van de ecologische doelstellingen uit de Europese Kaderrichtlijn water (KRW). Om van een oppervlaktewater water de ecologische toestand te kunnen beoordelen, moeten we eerst weten met wat voor type water we te maken hebben. Hiertoe zijn (op basis van door de EU vastgestelde criteria waaronder stroomsnelheid, vorm, oppervlakte, geologische ondergrond en waterdiepte) in Nederland 42 verschillende watertypen onderscheiden. Hiervan is beschreven hoe ze er ecologisch uit zouden zien als er geen of slechts geringe menselijke invloed zou zijn geweest. Deze beschrijvingen gaan gedetailleerd in op het voorkomen en de soortensamenstelling van plantaardig plankton (fytoplankton), vegetatie, waterdiertjes zonder ruggengraat (macrofauna) en vissen. Deze soortengroepen zijn relevant omdat ze veel informatie geven over de biologische gezondheid van het water als systeem. Het is niet het doel van de KRW om de onverstoorde toestand overal weer terug te krijgen. De beschrijvingen dienen slechts als ‘kapstok’ (referentie) waaraan kan worden afgemeten in hoeverre de actuele ecologische toestand van een water afwijkt. [HAAFF NN31050,2005,08 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_97529197_gids%20totaal.pdf

Swenne, A.; Torenbeek, R.; Hokken, M.;
Het succes van een alternatieve wijze van maaibeheer. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.50-52. figs.; tabs.; ills.; 9 refs.
Het Bovenwater is een aangelegde zeil- en surfplas bij Lelystad. Vanwege de sterke groei van waterplanten is de bodem vanaf 1996 intensief gemaaid om het meer bevaarbaar te houden. Dit leidde echter tot een troebel en door blauwalgen gedomineerd watersysteem. Als oplossing is sinds 2003 een aangepast maaibeheer doorgevoerd, in combinatie met het verlagen van de fosfaatbelasting van het meer. Het maaien van de waterplanten gebeurt nu op één meter diepte. Deze methode sluit aan op verschillende theorieën en op experimenten in het Wolderwijd. De resultaten van 2003 en 2004 laten zien dat deze combinatie van maatregelen tot een forse algenreductie leidt, terwijl het water redelijk goed bevaarbaar blijft. [HAAFF]

Swinkels, M.A.J.;
Sturingsregels voor het operationele waterbeheer van polderboezemsystemen : een onderzoek naar de meerwaarde van de toepassing van de Integrale Regelaar op Rijnlands boezem : eindrapport. (nl) [sn, sl], Netherlands, 2004. VII, 64, [46] p
Een essentieel onderdeel van een beslissing ondersteunend systeem (BOS) voor het operationele waterbeheer is de sturingsmodule. Daarin is vastgelegd volgens welke regels de stuurbare kunstwerken in een watersysteem aangestuurd moeten worden. Bij het Hoogheemraadschap van Rijnland beschikt men over een BOS. De sturingsmodule in het BOS van Rijnland is de ‘Automaat’. In het kader van het actualiseren van het BOS is men in Rijnland geïnteresseerd in de mogelijkheden van een andere sturingsmodule. Aan de TU Delft is een nieuwe sturingsmodule ontwikkeld die aansluit bij de karakteristieken van polderboezemsystemen: de ‘Integrale Regelaar’. Uitgangspunt bij het ontwerp was een goede aansluiting van de sturingsregels op het watersysteem en de eisen en wensen die aan het operationele beheer gesteld worden. Middels simulatiestudies en analyse van de sturingsregels is de meerwaarde van de Integrale Regelaar voor het waterbeheer in Rijnland onderzocht. Hiertoe is gekeken of de doelen voor het waterbeheer bij het gebruik van de Integrale Regelaar beter worden bereikt. De doelen voor het waterbeheer in Rijnland zijn geïnventariseerd. Allereerst moet de waterstand binnen een bepaalde marge gehouden worden. Daarnaast zijn er aanvullende eisen en wensen aan het waterbeheer, zoals de minimale inzetduur van de gemalen, een voorkeursvolgorde bij het inzetten van de boezemgemalen en een vaste inzet van gemalen (routinebemaling, bijvoorbeeld om verzilting tegen te gaan). [HAAFF 793E18 ]

Syncera Water B.V.
Verkenning argumentatielijnen fasering en doelverlaging (derogaties) Kaderrichtlijn Water. (nl) Syncera Water B.V., Arnhem, 2005.
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) eist dat in 2015 alle wateren in een goede (ecologische en chemische) toestand verkeren. Dit heeft in Nederland geleid tot een hernieuwde discussie over ambities voor het waterkwaliteitsbeleid en de consequenties daarvan. Duidelijk is dat het voor Nederland moeilijk wordt om voor alle waterlichamen in 2015 de goede ecologische toestand te realiseren. De KRW biedt echter mogelijkheden om in bepaalde gevallen de doelstellingen te verlagen en/of meer tijd te nemen om de doelstellingen te realiseren. Dat staat in dit rapport. [WWW ]
URL: http://www.kaderrichtlijnwater.nl/import/WGMenselijkeBelasting/rapport%20fasering%20en%20verlaging%20doelstellingen.pdf
URL: http://www.kaderrichtlijnwater.nl/IMPORT/WGMenselijkeBelasting/bijlagen%20rapport%20fasering%20en%20verlaging%20doelstellingen.pdf Bijlagenrapport

Torenbeek, R.;
De KRW-eindjes aan elkaar geknoopt. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.15-17. fig.
Op dit moment zijn veel waterbeheerders bezig met het definiëren van de doelstellingen voor de Europese Kaderrichtlijn Water en het inschatten of deze doelen met realistische maatregelen haalbaar zijn. Omdat het in de meeste gevallen om sterk veranderde of kunstmatige waterlichamen gaat, is de doelstelling het zogenaamde Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Dit GEP moet volgens de KRW middels een bepaalde systematiek via het Maximaal Ecologisch Potentieel (MEP) afgeleid worden uit de referenties voor natuurlijke wateren. Dit impliceert dat de GEP per watertype verschillend is. Bovendien moet rekening worden gehouden met plaatselijk geldende omstandigheden, met name de niet-omkeerbare hydromorfologische ingrepen. In feite betekent dit dat het GEP per waterlichaam kan verschillen.

Veeren, R. van der; [et al.], ;
NAMWA: a new integrated river basin infomation system. (en) RIZA rapport, 2004.032, RIZA, Lelystad, Netherlands, 2004. 51 p
Driven by the increasing demand for information about the economic value of water, especially since the introduction of the European Water Framework Directive (WFD), the national environmental accounts were extended to include water flows (e.g. water extraction, wastewater discharge) and emissions of substances to water (e.g. nutrients, metals, other chemicals) linked to economic activities. This resulted in the National Accounting Matrix including Water Accounts (NAMWA). [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_032.pdf

Vethaak, A.D.; Lahr, J.; Schrap, S.M.[et al.];
An integrated assessment of estrogenic contamination and biological effects in the aquatic environment of The Netherlands. (en)
In: Chemosphere 59(2005)4 p.511-524. 46 refs.
An extensive study was carried out in the Netherlands on the occurrence of a number of estrogenic compounds in surface water, sediment, biota, wastewater, rainwater and on the associated effects in fish. Compounds investigated included natural and synthetic hormones, phthalates, alkylphenol(ethoxylate)s and bisphenol-A. The results showed that almost all selected (xeno-)estrogens were present at low concentrations in the aquatic environment. Locally, they were found at higher levels. Hormones and nonylphenol(ethoxylate)s were present in concentrations that are reportedly high enough to cause estrogenic effects in fish.
URL: http://dx.doi.org/10.1016/j.chemosphere.2004.12.053 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Vlek, H.E.; Verdonschot, P.F.M.;
Knelpuntenanalyse toestand- en trendmonitoring KRW : biologische monitoring in het Vechtstroomgebied in relatie tot KRW verplichtingen. (nl) Alterra-rapport, 1175, Alterra, Wageningen, 2005. 77 p [HAAFF 32/476(1175) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1175) 2e ex. ] [DKLNV NL 02 / 1175 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1175.pdf

Weeren, B.J. van; Wal, B. van der;
STOWA ter info over Europese Kaderrichtlijn water. (nl) Ter info / Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, 29, Stowa, Utrecht, 2005. 20 p
In deze speciale uitgave van de STOWA ter Info wordt een overzicht gegeven van de actuele ontwikkelingen rondom de invoering van de Europese Kaderrichtlijn water waarbij STOWA betrokken is. In deze uitgave wordt de gehanteerde methodiek voor het bepalen van de ecologische doelstelingen samengevat en enkele bestuurders geven hun visie op de richtlijn. [HAAFF ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/jaarverslagen/mID_4778_cID_3765_60216598_STOWA%2029def.pdf

Withagen, A.C.L.; Horst, C.L.M. van der; Beltman, W.H.J.; Dijk, C.J. van; Kempenaar, C.;
Afspoeling van bestrijdingsmiddelen en onkruidbeelden in twee proefgemeenten (2004) : rapportage in het kader van het project Duurzaam Onkruidbeheer op verhardingen (DOB-project). (nl) Nota / Plant Research International, 349, Plant Research International, Wageningen, 2005. 26, [12] p
Voor het project Duurzaam onkruidbeheer op verhardingen (DOB) vond in 2002 en 2003 in verschillende gemeenten in het beheersgebied van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (Alblasserdam, Dordrecht, Giessenlanden, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Vianen en Zwijndrecht) en in Leiden en Lelystad monitoring plaats van emissie van onkruidbestrijdingsmiddelen. Het is gebleken dat wanneer de DOB-richtlijnen in acht genomen werden op wijkniveau, onkruidgroei in de wijken binnen de vooraf gestelde normen bleef. [PLANT-BZ MAG NN38068,349 ] [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/way/bestanden/clc/1762538.pdf

Ziekenheiner, J.;
Inventarisatie synergie Europese Kaderrichtlijn water en waterbeleid 21e eeuw. (nl) Rapport / STOWA, 2005-15, STOWA, Utrecht, 2005. 130 p
In opdracht van de STOWA en in het kader van een afstudeeropdracht voor de Master of Science opleiding Land & Watermanagement van de Hogeschool Larenstein is een inventarisatie uitgevoerd naar de synergie tussen Waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) op waterschapsniveau. Voor deze inventarisatie zijn bij twaalf waterschappen interviews gehouden met de betrokken personen voor WB21 en voor de KRW. In de interviews zijn de inhoudelijke stand van zaken, de bestuurlijke stand van zaken, het verloop van de regie, aansturing en coördinatie, het verloop van beide beleidstrajecten ten opzichte van elkaar, de samenwerking en communicatie, de problemen en kansen op uitvoeringsniveau en het toekomstbeeld van de waterschappen behandeld. [HAAFF NN31050,2005,15 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/themadownloads2/mID_4910_cID_3900_84286784_STOWA%202005%2015%20LowRes.pdf

Zwolsman, G.; Wijma, E.; Doomen, A.[et al.];
Modellering van de dynamiek van zwevend stof in de Maas. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.38-40. figs.; 13 refs.
De kwaliteit van het zwevend stof (slib) in de Maas is relatief slecht. Kennis over het gedrag van zwevend stof is van belang voor waterleidingbedrijven en voor natuurontwikkelingsprojecten langs de rivier. Het is bekend dat de concentratie zwevend stof in de Maas afhankelijk is van de afvoer, maar deze relatie is niet eenduidig: er treedt hysterese op, wat betekent dat de concentratie zwevend stof tijdens de stijgende fase van de afvoergolf hoger is dan die tijdens de dalende fase. De klassieke relatie heeft dan ook een beperkt voorspellend vermogen. In het hier beschreven onderzoek is een verbeterde relatie tussen de concentratie zwevend stof en de afvoer van de Maas ontwikkeld, waarbij de slibvoorraad in de rivierbedding als extra variabele is geïntroduceerd. De voorspellende waarde van de ontwikkelde relatie is aanmerkelijk beter dan die van de klassieke relatie met de waterafvoer. [HAAFF]

Zwolsman, J.;
Toxiciteit van koper in oppervlaktewater: een non-probleem?. (nl)
In: H twee O 38 (2005)14/15 p.35-38. figs.; tabs.; 11 refs.
Koper wordt algemeen beschouwd als één van de grootste probleemstoffen in het Nederlandse waterbeheer. Het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) van koper in oppervlaktewater wordt bijna overal overschreden. Ecologische effecten, gerelateerd aan koper, zijn echter niet duidelijk waarneembaar in het veld. De vraag is dan ook of een actueel risico bestaat. In het project Kopertox zijn de biobeschikbaarheid en de toxiciteit van koper in oppervlaktewater uitgebreid onderzocht. Hieruit bleek dat de toxiciteit van koper in natuurlijke wateren aanzienlijk lager ligt dan in de standaard testoplossingen, waar de normen voor koper op zijn gebaseerd. Dit is het gevolg van de sterke binding van koper aan opgelost materiaal (DOC), dat van nature voorkomt in oppervlaktewater, maar afwezig is in standaard testmedia. Dit betekent dat het 'koperprobleem' in Nederland zwaar wordt overschat. Wanneer rekening zou worden gehouden met de beperkte biologische beschikbaarheid van koper onder veldcondities, is meestal geen sprake meer van een actueel risico. [HAAFF]

WATERSYSTEEM - Waterbodem

Advies en Kenniscentrum Waterbodems
MKBA waterbodems. (nl) AKWA rapport, 04.010, Advies en Kenniscentrum Waterbodems, [sl], Netherlands, 2004.
Dat er sprake is van een grote baggerachterstand in Nederland weet bijna iedereen. Maar is het voor Nederland maatschappelijk- economisch gezien wel aantrekkelijk om het baggertempo te intensiveren? En welke sectoren varen wel bij het wegwerken van de achterstand? Dat zijn de kernvragen van het project Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA) Waterbodems. [WWW ]
URL: http://www.rws.nl/rws/projects/akwa/data/1113834939.pdf

Besten, P.J. den; Brink, P.J. van den;
Bioassay responses and effects on benthos after pilot remediations in the delta of the rivers Rhine and Meuse. (en)
In: Environmental pollution 136(2005)2 p.197-208. 23 refs.
Chemical and biological monitoring was carried out for 5 years following pilot remediations at two locations in the Rhine–Meuse delta. The remediations consisted of partial excavation of the contaminated sediments, followed by applying a clean layer of sandy material on top. After the remediation, a new silty sediment top layer was formed exhibiting a lower toxicity in five sediment/sediment pore water bioassays.
URL: http://dx.doi.org/10.1016/j.envpol.2005.01.016 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Brouwer, R.;
De publieke beleving en waardering van schone waterbodems en biodiversiteit in Nederland. (nl) RIZA rapport, 2004.022, RIZA, Lelystad, 2004. 56 p
In deze studie wordt met behulp van de zogenaamde contingent valuation methode (CVM) de sociaal-economische waarde geschat van een toename van biodiversiteit in en rondom open water in Nederland als gevolg van het opruimen van vervuilde waterbodems op plaatsen waar deze een risico vormen voor natuur en milieu. De schatting is gebaseerd op een representatieve steekproef van bijna 1000 Nederlandse huishoudens. [WWW ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2004_022.pdf

Heuvel, H. van den; Noort, P. van;
Sorbate size-dependent maximum capacities for adsorption of organic compounds in the slowly and very slowly desorbing domains of a sediment. (en)
In: Environmental toxicology and chemistry 24(2005)8 p.1918-1923. 12 refs.
Maximum capacities were determined for adsorption of six polycyclic aromatic hydrocarbons, seven polychlorinated biphenyls, and five chlorobenzenes in both the slowly desorbing domain and the very slowly desorbing domain of a sediment. For separate compound classes in the two desorption domains, log-transformed maximum adsorption capacities were linearly related to the relative magnitude of the shadow of the sorbate on an imaginary planar surface. For planar compounds, the ratio of maximum adsorption capacities for the slowly desorbing domain and the very slowly desorbing domain was approximately two. This ratio was eightfold higher for strongly nonplanar polychlorinated biphenyls, which suggests that adsorption depends on sorbate thickness in the very slow desorption domain but not in the slow desorption domain. The rates of decrease of the log-transformed sum of maximum capacities for adsorption in the slow desorption domain and the very slow desorption domain with increasing relative magnitude of the shadow of the sorbate on a planar surface were similar to those derived from literature data regarding maximum capacities for adsorption onto a soil and a sediment. It is proposed that the rates of decrease for both the slow desorption domain and the very slow desorption domain may have general applicability to soils and sediments.
URL: http://dx.doi.org/10.1897/04-466R.1 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Kerkum, F.C.M.;
Nematoden als instrument voor het beoordelen van waterbodems : methodeontwikkeling en toepassing in de praktijk. (nl) RIZA werkdocument, 2004.039X, Rijkswaterstaat, RIZA, Lelystad, 2005. 59 p 42 refs.
In het rapport wordt een methodiek gepresenteerd voor het beoordelen van waterbodems met behulp van nematoden. Op basis van 13 jaar nematodengegevens (1990-2003) is een analyse uitgevoerd. Belangrijk doel van de studie was om op basis van nematoden, een diergroep die in nauw contact met sediment staat en sedimentkarakteristieken, een beoordelingsmethodiek voor de kwaliteit van waterbodems te ontwikkelen. Deze methodiek biedt de mogelijkheid een "eerste screening" van sedimenten te maken om op basis daarvan te besluiten tot het uitvoeren van "nader onderzoek". Bovendien is de methodiek van toegevoegde waarde voor de biologische poot van de TRIADE bij de beoordeling van waterbodems met deTRIADE-benadering. Door naast macrofauna ook nematoden in de biologische beoordeling mee te nemen wordt dit onderdeel van de TRIADE voorzien van een steviger fundament en kunnen conclusies beter worden onderbouwd. [HAAFF NN31066,05001 ]

Kraaijeveld, M.; Fioole, A.;
Vertroebeling tijdens en na baggeren met sleephopperzuiger in het Noordzeekanaal. (nl) RIZA rapport, 2005.006, RIZA, Dordrecht, 2005. 50 p
In oktober 2004 heeft er in opdracht van Rijkswaterstaat directie Noord-Holland een baggerproef plaatsgevonden op het Noordzeekanaal met als tweeledig doel: Onderzoek naar de vertroebeling en de verspreiding tijdens en na baggerwerkzaamheden met een sleephopperzuiger in het Noordzeekanaal. Inzicht in de referentiesituatie. Hiertoe is een meting verricht na de passage van een diepstekend schip. [HAAFF NN31066,2005,006 ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/rr_2005_006.pdf

Mosselman, E.;
Basic equations for sediment transport in CFD for fluvial morphodynamics. (en)
In: Bates, P.D.;
Computational fluid dynamics : applications in environmental hydraulics. Wiley, Chichester, 2005. p.71-89. figs.; 72 refs.
Alluvial rivers flow through a bed of their own sediments, continually forming and deforming that bed by transporting the sediments from one place to another. Equations for sediment transport are hence a key element in the mathematical modelling of fluvial morphodynamics. This chapter treats those equations from the perspective of modelling fluvial phenomena, such as bars, riffles, pools and longitudinal river bed profiles, which occur on essentially larger scales than ripples and dunes.

Oosterbaan, J.;
" Normaalranges" voor macrofaunaparameters in sediment in de grote rivieren : een verkenning. (nl) RIZA werkdocument, 2004.223X, Rijkswaterstaat, RIZA, Lelystad, 2005. 59 p 29 refs.
Macrofauna wordt veelvuldig ingezet als instrument voor het beoordelen van waterbodemkwaliteit bijvoorbeeld voor het bepalen van saneringsprioriteit en de evaluatie van inrichtingsprojecten. Ook binnen het "nieuwe bodembeleid" wordt het beoordelen van de ecologische waterbodemkwaliteit belangrijk. Hierin gaat de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) een prominente rol spelen. Dit betekent dat daar waar de ecologische (en chemische) doelstellingen van de KRW niet worden gehaald er sprake is van saneringsurgentie. Het is dus van belang dat ecologische waterbodemparameters worden opgenomen in de doelstellingen en beoordeling. Doel van dit onderzoek is om op basis van een brede dataset een aanzet te gegeven tot het actualiseren van de bestaande criteria (TRIADE-veldcomponent) en het uitbreiden van het aantal parameters. In het rapport wordt specifiek aandacht gegeven aan indicatorsoorten. In dit onderzoek zijn macrofaunagegevens vergeleken van schone en vervuilde locaties bij verschillende sedimenttypen. [HAAFF NN31066,05002 ]

Roele, J.;
Zandwinput in Drempt wordt baggerspeciedepot : in 't werk. (nl)
In: Land + water 45(2005)5 p.26-27. figs.; ill.
Met nauwkeurig meten en peilen is een isolatielaag aangebracht in de voormalige zandwinput in het Gelderse Drempt langs de Oude IJssel. De locatie biedt nu ruimte aan 750.000 m3 verontreinigde baggerspecie. [HAAFF]

Vos, S.E.; Dijk, G.P.J.P. van; Strien, A.J. van;
Verbeterde monstersteker maakt mengmonsters maken makkelijker. (nl)
In: Land + water 45(2005)6/7 p.28-29. fig.; ills.
Waterbodemonderzoek is in Nederland laat op gang gekomen. Begin jaren tachtig werd duidelijk dat Nederland een bezinkbekken is van minerale sedimenten en afval uit West-Europa. De sterk vervuilde waterbodem heeft de baggerwerkzaamheden in de loop van de tijd bemoeilijkt, waardoor op veel plaatsen een achterstand ontstond met baggerwerkzaamheden. De laatste jaren bestaan er subsidies om de achterstand in te halen. Het aantal waterbodemonderzoeken nam toe, wat leidde tot de vraag naar een makkelijke monstersteker die is toegespitst op de huidige eisen van het waterbodemonderzoek. Een nieuwe ontwikkeling is de sedimentmonstersteker, type Beeker.

Willemse, L.;
Toepassing van DDT-houdende bagger in het gebied van herkomst. (nl)
In: Neerslag 40 (2005)4 p.9-14. ills.
In een proefgebied ten westen van Kapelle is een oplossing gevonden voor de DDT-houdende bagger die in dit gebied veelvuldig in de sloten wordt aangetroffen. Na een uitgebreid onderzoek van de provincie en het waterschap, in samenwerking met LTO en NFO (Fruittelers), is een verantwoorde manier gevonden voor het omgaan met de met DDT verontreinigde bagger. Het waterschap heeft in 2004 de bagger op enkele percelen in het gebied kunnen verspreiden onder de voorwaarde dat de bodemkwaliteit van elk perceel niet mocht verslechteren. In 2005 wordt in een vergelijkbaar fruitteeltgebied nabij Krabbendijke op dezelfde manier bagger in het gebied verwerkt. [HAAFF]

WATERSYSTEEM - Ecologie

Aggenbach, C.J.S.; Jalink, M.H.; Nooren, M.J.;
Indicatorsoorten. 9: Boezemlanden : indicatorsoorten voor verdroging, verzuring en eutrofiëring van plantengemeenschappen in boezemlanden. (nl) Staatsbosbeheer, Driebergen, Netherlands, 2005. 206 p veldversie (30 p.).
Indicatorenserie Staatsbosbeheer. [HAAFF 500-K/2005-04] [HAAFF 500-K/2005-05] [SBB U 460/5C ] [SBB U 460/5C ]

Boiten, W.; Dommerholt, A.; Wit, W. de;
Uniform ontwerp van de aangepaste De Wit vispassage. (nl)
In: H twee O 38 (2005)16 p.49-51. 4 afb., 3 refs.
De aanleg van vispassages in Nederland dateert van halverwege de vorige eeuw. Bij een gezond ecologisch watersysteem hoort ook een passende visstand én voor migrerende vis de mogelijkheid om fysieke barrières als stuwen, sluizen, watermolens en gemalen te kunnen passeren. Vooral sinds 1990 groeit de belangstelling voor vispassages. In Nederland wordt de De Wit vispassage veel toegepast door de waterschappen. Het gaat daarbij om de stroomopwaartse migratie van zoetwatervis met een maximale sprintsnelheid van één meter per seconde. [HAAFF]

Brink, P.J. van den; Baird, D.J.; Peeters, E.T.H.M.;
Technical review of the potential use of benthic macroinvertebrate biomonitoring, using the reference condition approach in the setting, monitoring and assessment of agri-environmental performance standards. (en) Alterra-report, 1207, Alterra, Wageningen, Netherlands, 2005. 32 p
The Reference Condition Approach is increasingly used to assess the ecological status of inland waters. In this report the advantages and disadvantages of this approach are discussed and a new methodology is presented. The advantage of this new approach is that it is flexible, dynamic, allows the inclusion of more data and can easily be combined with other approaches. The report concludes with a description of the multivariate Principal Response Curves technique and its use to detect trends in biological data. In the closing discussion a case is made for the adoption of species traits rather than species taxonomy in ecological quality assessment. [HAAFF 32/476(1207) 1e ex.] [DKLNV NL 02 / 1207 ] [HAAFF 32/476(1207) 2e ex.] [WWW ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1207.pdf

Elbersen-van der Straten, J.W.H.; Coops, H.; Geest, G.J. van;
Reference condition and maximumecological potential of macrophyte-rich floodplain lakes along the Lower Rhine. (en)
In: Verhandlungen / Internationale Vereinigung fuer Theoretische und Angewandte Limnologie = Proceedings / International Association of Theoretical and Applied Limnology = Travaux / Association Internationale de Limnologie Theoretique et Appliquee 29(2005)Part 1 p.323-327. figs.; tabs.; 4 refs.
In the present study, we classified aquatic plant species into trait groups based on several trait attributes. We used survey data for a large number of floodplain lakes along the Lower Rhine to assess actual state with regard to aquatic macrophytes, pressed in the derived trait groups. This state was compared to a theoretically derived reference state. We anticipate that by using this functional approach we should be able to identify floodplain restoration actions necessary to achieve Good Ecological Potential (GEP).

Heiden, S.M. van der; Feenstra, H.; Straathof, N.;
Hoogveenherstelproject Fochteloërveen goed voor waterhuishouding en fauna? : 100 jaar Natuurmonumenten. (nl) [Bog restoration Fochteloërveen for fauna and vegetation?]
In: De levende natuur 106(2005)3 p.94-101. 6 afb., 4 fig., 14 refs., samenvatting (en).
In het kader van herstel van hoogveen zijn volgens een hydrologisch plan dammen en stuwen geplaatst in het terrein van Natuurmonumenten. Dit artikel geeft aan, hoe flora en fauna zich nadien ontwikkelen. [HAAFF]

Jong, T. de;
Anders slootschonen in Eemland. (nl) Bureau voor Ecologisch Onderzoek en Advies, Culemborg, Netherlands, 2004.
Doel van deze rapportage is het inzichtelijk maken van de effecten van de andere wijze van slootschonen op flora en vegetatie, waardoor antwoord gegeven kan worden op de volgende vragen: - wat zijn de veranderingen in flora en vegetatie tussen2001 en 2004?; - zijn de geconstateerde effecten positief voor de ecologische waarde van de sloot?; - zijn de geconstateerde effecten te relateren aan de andere manier van slootschonen. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1766504.pdf

Kroes, M.J.; Monden, S.; Beeren, J.; Lieferinge, C.;
Vismigratie : een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland. (nl) Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap AMINAL, Afdeling Water, Brussel, Belgium, 2005. 208 p [NIEUWL 22/1286] [DKLNV B3 / 726 ]

Lange, H.J. de; Jonge, J. de; Peeters, E.T.H.M.;
Draagkracht in het rivierengebied voor vogels en vissen : productie van macrofauna in relatie tot sedimentverontreiniging en voedsel. (nl) RIZA-nota, 2005.002, AKWA rapport, 05.004, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, AKWA, Advies- en Kenniscentrum Waterbodems, Lelystad, Netherlands, 2005. 120 p CD-ROM.87 refs.
Het Draagkrachtproject heeft als doel gehad om te onderzoeken 1) in welke mate de productiviteit van bodemorganismen in het rivierengebied beïnvloed wordt door sedimentverontreinigingen en 2) of dit leidt tot gevolgen voor predatoren als vogels en vissen en dus of de draagkracht voor predatoren veranderd is door sedimentverontreiniging. Deze kennis kan gebruikt worden voor de Kaderrichtlijn Water om de juiste maatregelen te kunnen nemen voor het verkrijgen van een Goede Ecologische Toestand (GET) of Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De studie bevat veldresultaten (bioassays) uit de Biesbosch, uitgevoerd door studenten Aquatische Ecologie en Waterkwaliteitsbeheer (Wageningen Universiteit). [HAAFF NN31066,2005,002 ] [HAAFF NN31066,2005,002 ]

Mooren, J.H.M.; Feddes, Y.;
Luwtedam speelt in op natuurlijke dynamiek : in vorm. (nl)
In: Land + water 45(2005)6/7 p.24-25. fig.; ills.; tab.
In 1996 kreeg de gemeente Amsterdam het groene licht om in het IJmeer de woonwijk IJburg te bouwen voor 18.000 woningen. Tegelijk met de aanleg van IJburg begon de gemeente met maatregelen voor natuurcompensatie om het verlies van waterbiotoop goed te maken. De luwtedam voor de Waterlandse kust is een van deze compensatieprojecten. De luwtedam is 1,6 kilometer lang en loopt aan de binnenzijde geleidelijk over in een verondieping. Hierdoor ontstaat ruim 50 hectare wind- en golfluw gebied waarin volop ruimte is voor spontane natuurontwikkeling. Het project is in de periode 2002-2005 gerealiseerd. De investeringskosten bedragen circa 10,5 miljoen euro. In 2003 arriveerde de ‘eerste bewoner’. Vanaf dat moment zijn minstens zeventig vogelsoorten waargenomen en heeft een groot aantal broedvogels, waaronder de dwergstern, zijn intrek genomen in het gebied. [HAAFF]

Nijboer, R.C.; Nijboer, R.C.; Hoorn, M.W. van den; Hoek, T.H. van den; Wiggers, R.; Verdonschot, P.F.M.;
Keylinks : ecologische processen in sloten en beken. II: de relatie tussen afvoerdynamiek, temperatuur en de populatiegroei van agapetus fuscipes. (nl) Alterra-rapport, 1069, Alterra, Wageningen, Netherlands, 2005. 175 p
In dit onderzoek zijn de effecten van de sleutelfactoren afvoer, temperatuur en habitat op de populatiedichtheid en groei van de kokerjuffer Agapetus fuscipes onderzocht. Deze soort is een goede indicator voor relatief stabiele hydrologische omstandigheden in beken. De resultaten hebben laten zien dat hoge afvoerpieken een sterke daling van de populatiedichtheid van deze soort als gevolg hebben. Ook het habitat verandert sterk. Het habitat kan zich echter snel herstellen als de stroomsnelheid hoog is. De populatie herstelt zich echter pas een jaar later als een nieuwe generatie zich ontwikkelt. Als ieder jaar hoge afvoerpieken optreden zal de populatie op den duur verdwijnen. De watertemperatuur in de beken blijkt invloed te hebben op de groei en ontwikkeling. Bij hogere temperaturen verpoppen de dieren zich eerder in het seizoen. Dit kan van belang zijn, omdat het effect van afvoerpieken het grootste is als er veel immobiele poppen aanwezig zijn. De periode waarin een afvoerpiek optreedt is daarom bepalend voor het effect op de populatie. Tijdens een afvoerpiek treedt een kortstondige stijging van de watertemperatuur op. Dit heeft op A. fuscipes waarschijnlijk geen effect maar voor koud-stenotherme soorten kan dit desastreus zijn. Het beheer van beken moet zich richten op het voorkomen van grote afvoerpieken (meer dan acht keer de basisafvoer). [HAAFF 32/476(1069) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1069) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1069 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1069.pdf

Peeters, E.T.H.M.;
Ditch maintenance and biodiversity of macrophytes in the Netherlands. (en)
In: Verhandlungen / Internationale Vereinigung fuer Theoretische und Angewandte Limnologie = Proceedings / International Association of Theoretical and Applied Limnology = Travaux / Association Internationale de Limnologie Theoretique et Appliquee 29(2005)Part 1 p.185-189. fig.; tabs.; 10 refs.
The first objective of the present study is to analyze the biodiversity of the aquatic ditch vegetation in relation to various envirotunental factors. A second objective is to test whether macrophyte biodiversity is highest at an intermediate level of ditch cleaning frequency.

Roessink, I.; Arts, G.H.P.; Belgers, J.D.M.[et al.];
Effects of lambda-cyhalothrin in two ditch microcosm systems of different trophic status. (en)
In: Environmental toxicology and chemistry 24(2005)7 p.1684-1696. 34 refs.
The fate and effects of the pyrethroid insecticide lambda-cyhalothrin were compared in mesotrophic (macrophyte-dominated) and eutrophic (phytoplankton-dominated) ditch microcosms (0.5 m3).
URL: http://dx.doi.org/10.1897/04-130R.1 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Scheffer, M.; Cuppen, J.;
Vijver, sloot en plas. (nl) Tirion Natuur, Baarn, Netherlands, 2005. 237 p
Het eerste deel van 'Vijver, Sloot en Plas' is een levendige beschrijving van allerlei aspecten van het water om ons heen: samenstelling, kleur, de rol van planten, ecologie van water, ecosystemen zoals rivieren, plassen en sloten. Met allerlei praktische tips voor de aanleg van vijvers, het opzetten van simpele slootaquaria, experimenten opzetten, etc. In het tweede deel worden de belangrijkste organismen in de onderwaterwereld getoond en uitgebreid beschreven. Een groot deel van de planten en dieren die in zoet water voorkomen kunnen met behulp van dit deel worden thuisgebracht.. [HAAFF 413-E/2005-05]

Schut, E.;
Waterplanten in rivier de Vecht : modelstudie naar de oorzaken van de matige ontwikkeling van ondergedoken waterplanten in de rivier de Vecht. (nl) Wetenschapswinkel Biologie, Universiteit Utrecht, Utrecht, 2005. 51 p
In de rivier de Vecht doet de onderwatervegetatie het niet goed. Ecologische herstelmaatregelen leverden tot nu toe niet het gewenste resultaat. In dit onderzoek is, onder andere door analyse met een model, uitgezocht welke ecologische oorzaak of combinatie van oorzaken de belangrijkste hindernissen vormen voor de ontwikkeling van ondergedoken waterplanten in de Vecht. De omstandigheden blijken geschikt voor de ontkieming en groei van ondergedoken waterplanten. Het belangrijkste knelpunt is de aanvoer van zaad en vegetatieve delen voor de vestiging van nieuwe planten. [WWW ]
URL: http://www.bio.uu.nl/wetenschapswinkel/content/rapporten/download/download1-vecht.html
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1767111.pdf

Vlek, H.E.; Diepen, L.T.A. van; Verdonschot, P.F.M.;
Omslagpunten in het functioneren van aquatische ecosystemen?. (nl) Alterra-rapport, 1178, Alterra, Wageningen, 2005. 135 p
Het doel van deze studie is aanwijzingen te vinden voor het bestaan van ‘omslagpunten’ in de toestand van aquatische ecosystemen in Nederland. Het rapport beschrijft de ontwikkeling van een methodiek om snel inzicht te krijgen in het optreden van mogelijk abrupte veranderingen binnen een macrofauna gemeenschap. Daarnaast is een methode opgesteld om objectief te kunnen vaststellen of een abrupte verandering in de samenstelling van de levensgemeenschap is opgetreden. Langjarige macrofauna tijdreeksen van 31 locaties (sloten, kanalen, beken en rivieren) zijn geanalyseerd met behulp van de ontwikkelde methodieken. Het betrof bestaande tijdreeksen afkomstig van verschillende waterbeheerders. De relatie tussen de macrofauna en milieuvariabelen is onderzocht om tot uitspraken te kunnen komen over het optreden van ‘omslagpunten’ in sloten, kanalen, beken en rivieren. Op slechts drie van de 31 onderzochte locaties is mogelijk sprake geweest van een ‘omslag’. Het is niet mogelijk gebleken om op basis van velddata definitieve uitspraken te doen over het optreden van ‘omslagpunten’ in de onderzochte aquatische ecosystemen. Reden hiervoor is dat een aantal milieuvariabelen sturend voor de samenstelling van de macrofauna levensgemeenschap, zoals stroming, permanentie en piekafvoeren, niet of onvoldoende zijn gemeten op de onderzochte locaties. De resultaten van deze studie sluiten niet uit dat ‘omslagen’ kunnen optreden, maar maken het optreden van ‘omslagpunten’ ook niet erg aannemelijk. [HAAFF 32/476(1178) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1178) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1178 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1178.pdf

Walsum, P.E.V. van; Runhaar, J.; Helming, J.F.M.;
Spatial planning for adapting to climate change. ( en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.45-52. 11 refs.
During the past decades human interference in regional hydrologic systems has intensified. These systems act as an integrating medium. They link climate, human activities and ecologic processes through groundwater and surface water interactions. For simulating these linkages an integrated regional hydrologic model has been coupled to an ecologic evaluation model. The simulated ecologic effects of climate change on mesotrophic riverine grasslands are clearly positive. Simulation results also indicate a high sensitivity of the peak discharges to the precipitation. For modelling the long-term development of land use and water management an integrated 'bio-economic' model has been constructed. It includes a model for the development of agriculture. Results for the autonomous development in reaction to climate change indicate a strong increase of field drainage by agriculture. This development would substantially reduce the predicted positive effects of climate change on riverine grasslands. The challenge is to guide regional developments in such a manner that opportunities for improving nature are not lost, but that at the same time the peak discharges are kept under control. Flow retardation in the 'fine arteries' of the upstream areas appear to be a viable option for the latter. The bio-economic model can provide help in anticipating on climate change through spatial planning.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0045/051050045.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Waterschap De Dommel
Veldgids: beheer van water- en oeverplanten in het gebied van Waterschap De Dommel. (nl) Waterschap De Dommel, Boxtel, 2005.
In de gids is een groot aantal water- en oeverplanten terug te vinden die groeien in het water of langs de oever van beken en sloten in het Dommelgebied. Het doel van deze gids is om informatie te geven over de invloed van het beheer op deplantengroei. Waterschap De Dommel beheert zijn watergangen op een natuurvriendelijk manier en zoekt hierbij naar een zo optimaal mogelijke combinatie van waterhuishoudkundige functies van watergangen en natuurontwikkeling. Deze gids is gemaakt voorafdeling Onderhoud van Waterschap De Dommel. Maar ook voor externe organisaties zoals collega waterschappen, ZLTO, natuurbeheerders en overige geïnteresseerden. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1767067.pdf
URL: http://www.dommel.nl/contents/pages/542/veldgids.pdf

WATERSYSTEEM - Ruimtelijke ordening

Berg, J. van den;
Wieringen kan weer een eiland worden. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)10 p.20-21. fig.
In 1924 werd het eiland Wieringen een onderdeel van het vasteland, door de aanleg van de dijken van de Wieringermeer polder. Zoals het er nu uitziet, zal het honderjarig jubileum van deze toestand niet gevierd kunnen worden. Voor het zo ver is, wordt Wieringen wellicht van het vasteland gescheiden door een randmeer. [HAAFF]

Beukema, T.; Hermans, B.;
Watertoets voor natuur : lijst van aandachtspunten voor water en natuur in ruimtelijke plannen. (nl) Stichting Natuur en Milieu, Utrecht, Netherlands, 2004.
Een handreiking voor mensen die de kansen voor water, leefomgeving en natuur in ruimtelijke plannen willen benutten. Afgelopen jaar hebben de gezamenlijke milieufederaties en Stichting Natuur en Milieu een groot aantal voorbeelden bekeken en een Lijst van Aandachtspunten ontwikkeld. Deze lijst is als checklist in de brochure opgenomen.. [WWW ]
URL: http://www.stichtingnatuurenmilieu.nl/docs/082720041093617760.pdf

Dik, J.;
Energieteelt in de veenweidegebieden : 'Het hele systeem stort in elkaar'. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)14 p.12-14. ill.
Het helpt de veenweidegebieden te behouden en de uitstoot van CO2 te verminderen: energieteelt. De plannen om in de veenweiden riet te verbouwen dat te gebruiken is door energiecentrales verandert de discussie over het behoud van het gebied. [HAAFF]

Gaalen, F.W. van; Kragt, F.J.; Keuren, A.;
Toelichting op de landsdekkende maatregelkaart deelstroomgebiedsvisies: evaluatie deelstroomgebiedsvisies, deelrapport 1. (nl) RIVM rapport, 500023001/2005, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven, 2005. 78 p
De uniforme landsdekkende kaart van maatregelen die is afgeleid uit de deelstroomgebiedsvisies, vormt een bruikbare basis voor verdere analyse en evaluatie. De deelstroomgebiedsvisies zijn zeer divers in aanpak, beschrijving, detaillering en concreetheid. Dit maakt het lastig inzicht te krijgen in de mate waarin maatregelen zullen bijdragen aan de oplossing van problemen en de hoogte van de bijbehorende kosten. De rol die de deelstroomgebiedsvisies kunnen spelen als bouwsteen in ruimtelijke afwegingsprocessen wordt door hun diversiteit en gebrek aan concreetheid beperkt. In het kader van Waterbeleid 21e eeuw (WB21) hebben de provincies, in samenwerking met waterschappen en gemeenten, 16 deelstroomgebiedsvisies opgesteld, waarin zij hun visie en keuzen voor het waterbeheer in de 21e eeuw hebben uitgewerkt. Duurzaam waterbeheer staat hierbij centraal, met meer ruimte voor water naast techniek. De maatregelen in de deelstroomgebiedsvisies hebben in overeenstemming met de uitgangspunten van het WB21 een sterk ruimtelijk karakter, waarin voornamelijk wordt ingezet op het vasthouden van water en leggen daarmee een aanzienlijke ruimtelijke claim neer. [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500023001.pdf

Groothuijse, F.A.G.;
Verwateren de watersysteembelangen in de nieuwe Wro?. (nl)
In: Milieu en recht 32(2005)7 p.420-427.
Met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening verliezen provinciale staten en gedeputeerde staten nuttige coördinatie- en toezichtinstrumenten om te verzekeren dat de watersysteembelangen in de gemeentelijke ruimtelijke ordening worden meegewogen. In beginsel krijgen de bovengemeentelijke bestuursniveaus krachtiger normstellende bevoegdheden voor terug, n.l. de bevoegdheid om algemene regels te stellen en zelfstandig bestemmingsplannen vast te stellen. Hierdoor kan de gemeentelijke ruimtelijke ordening krachtiger worden aangestuurd, waarbij de vraag moet worden gesteld of dit niet te zeer ten koste gaat van de gemeentelijke autonomie. Intensivering van het bestuurlijk vooroverleg, waaraan ook waterschappen deelnemen kan aan dit bezwaar tegemoet komen. Daarnaast krijgen waterschappen de mogelijkheid om vigerende bestemmingsplannen in rechte ter discussie te stellen, doordat de weigering om een herziening van een bestemmingsplan een appèllabel besluit wordt.. [HAAFF leeuw]

Kragt, F.J.;
Afwenteling en blauwe knooppunten : sleutel tot duurzaam waterbeleid, evaluatie deelstroomgebiedsvisies, deelrapport 2. (nl) RIVM rapport, 500023003/2005, MNP, Bilthoven, 2005. dl. 2
Deelstroomgebiedsvisies hebben ten doel aan te geven in welke mate het watersysteem niet op orde is en wat nodig is om het watersysteem op orde te houden of te brengen, mede gezien de verwachte klimaatsverandering, zeespiegelrijzing, bodemdalingen ruimtelijke ontwikkelingen. Duurzaam waterbeheer, waarbij afwenteling van problemen wordt voorkómen (‘niet afwentelen’) is het belangrijkste uitgangspunt van WB21 en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) heeft deze visies geanalyseerd: wanneer is er sprake van afwenteling en wat kan er aan gedaanworden. Een methodiek van besluitvorming is getoetst op het Eemstroomgebied van het deelstroomgebied Gelderse Vallei. [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/500023003.pdf

Oremus, F.;
Investeringsbudget Landelijk Gebied : een ander besturingsfilosofie. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)15 p.6-8. ill.
In 2007 treedt het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) in werking. Het moet een einde maken aan het huidige stuwmeer van regels en geldstromen. Wat betekent het voor de betrokken partijen; voor de waterschappen? We vroegen het programmadirecteur ILG Meine Bruinsma. ‘De wereld staat niet op zijn kop, het is een andere besturingsfilosofie’. [HAAFF]

Schwartz, M.;
Water en ruimtelijke besluitvorming : het functioneren van waterschappen in het openbaar bestuur en hun invloed op ruimtelijke besluitvorming op gemeentelijk schaalniveau. (nl) Geo Pers, Groningen, Netherlands, 2004. 240 p
Waterschappen proberen ‘water’ een meer sturende rol te geven in de ruimtelijke ordening. Daartoe hebben ze de ‘watertoets’ aangereikt gekregen op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Omdat waterschappen de problemen van oudsher technisch inhoudelijk benaderen, onderzocht promovendus Marius Schwartz in hoeverre die aanpak werkt in de ruimtelijke ordening. Op dat terrein spelen immers vele partijen en belangen een rol en verloopt de besluitvorming grillig en complex. [HAAFF 786E22 ]

Visser, R. de;
Residential landscape, IJssel bypass. (en)
In: Topos (2005)51 p.43-49. 12 afb.
Many modern cities and urban developments lack a relationship to their rivers. Vista landscape and urban design looks for concepts which focus on the integration of urban development, nature, water management and landscape. [HAAFF]
URL: http://www.topos.de/artikel_pdf/14/aavisser.pdf

WATERKETEN - Algemeen

Kluck, J.; Uijterlinde, C.; Veenstra, S.[et al.];
Toekomstmuziek in de waterketen? : synergievoordelen op drie punten. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.32-33. ill.
Technische, maatschappelijke en economische ontwikkelingen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de waterketen, lijken steeds sneller te verlopen. Het rijksbeleid, onder meer verwoord in de Rijksvisie Waterketen uit 2003 en het IBO bekostiging waterbeheer uit 2004, initieert en onderschrijft grote organisatorische en technische veranderingen om de wateropgaven van morgen het hoofd te bieden. Met dit in het achterhoofd gaven het WaterKIP (WaterKeten Innovatie Projecten) en het BTO, het collectieve bedrijfstakonderzoek van de Nederlandse drinkwaterbedrijven, begin 2004 opdracht aan Kiwa Water Research om de toekomstige technische onderzoeksbehoefte in de waterketen boven tafel te krijgen. En wat blijkt? Zolang over de techniek gesproken wordt, zit er toekomst in de waterketen. Op het gebied van klimaatverandering, ontwikkeling van sensoren en de afvalwaterketen is het mogelijk synergievoordelen te behalen.

Wijland, G. van;
Ten onrechte hoge tariefsstijgingen gepubliceerd. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)11 p.8-9. ill.
De Unie van Waterschappen heeft het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden (COELO) ter verantwoording geroepen over haar berichtgeving over zeer sterk gestegen belastingtarieven van de waterschappen. Het COELO basseerde haar conclusie mede op niet volledige actuele gegevens en een foute berekening. De cijfers zijn inmiddels via een erratum op de website van het COELO rechtgezet.

WATERKETEN - Drinkwater, industriewater en andere toepassingen

Berg, G. van den; Plaat, R van der; Putters, B.[et al.];
MTBE in oppervlaktewater problematisch voor drinkwatervoorziening?. (nl)
In: H twee O 38 (2005)12 p.32-34. figs.; tab.; 6 refs.
Methyl Tertiar-Butyl Ether (MTBE), dat als loodvervanger en ter verbetering van de verbranding aan benzine wordt toegevoegd, is internationaal sterk in de belangstelling komen te staan vanwege potentiële problemen met betrekking tot de drinkwatervoorziening. In 2002 is door VEWIN na een studie van het RIVM reeds gewezen op de potentiële gevolgen van de aanwezigheid van MTBE voor de kwaliteit van het drinkwater, specifiek met betrekking tot geur en smaak, en het imago van de watersector in Nederland. MTBE wordt frequent aangetroffen op de grensmeetstations Lobith en Eijsden. Reden om ook aandacht van de waterbeheerders en de producenten te vragen voor deze stof. In dit artikel wordt specifiek aandacht besteed aan de Rijn en de Maas, omdat deze rivieren een belangrijke functie voor de drinkwaterbereiding in Nederland hebben. In de studie, in opdracht van VEWIN uitgevoerd door Kiwa, is gebruik gemaakt van meetgegevens van Rijkswaterstaat en de waterbedrijven. Sinds 2000 wordt MTBE gemeten op de grensmeetstations Lobith en Eijsden in het kader van de gezamenlijke alarmbewaking. Sinds 2002 zit MTBE in het standaard analysepakket van de waterbedrijven. Het aantal metingen van MTBE in regionale wateren is nog beperkt.

Houtte, E. van; Verbouwhede, J.;
Infiltratie rioolwatereffluent in de duinen van Vlaanderen. (nl)
In: H twee O 38 (2005)16 p.43-45. 3 refs., 2 tab.
Drie jaar geleden is de Intercommunale Waterleidingsmaatschappij van Veurne-Ambacht (IWVA) begonnen met hergebruik van rioolwatereffluent ten behoeve van infiltratie. Zo werd de kringloop van het water gesloten en ontstond een duurzame grondwaterwinning in de duinen. De IWVA levert daarmee een belangrijke bijdrage tot integraal waterbeheer. Momenteel wordt 40 procent van de lokale drinkwaterbehoefte ingevuld via de combinatie hergebruik/infiltratie. Voor de productie van infiltratiewater is gekozen voor een combinatie van membraantechnieken, namelijk ultrafiltratie gevolgd door omgekeerde osmose. Dankzij dit project kan de IWVA het piekverbruik, een gevolg van het toerisme in dit kustgebied, plaatselijk opvangen. Dit vermindert de kwetsbaarheid van de distributie gedurende die periodes. [HAAFF]

Hurk, B. van den; Beersma, J.; Lenderink, G.;
Hydrological simulations in the Rhine basin. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.1-4. 2 refs.
Simulations with regional climate models (RCMs), carried out for the Rhine basin, have been analyzed in the context of implications of the possible future discharge of the Rhine river. In a first analysis, the runoff generated by the RCMs is compared to observations, in order to detect the way the RCMs treat anomalies in precipitation in their land surface component. A second analysis is devoted to the frequency distribution of area averaged precipitation, and the impact of selection of various driving global climate models.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0001/051050001.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Kools, R.; Bruijn, F. de; Kortleve, M.[et al.];
Revitalisatie van het pompstation Monster : strategische keuze voor DZH. (nl)
In: H twee O 38 (2005)11 p.30-31. figs.; ill.
Drinkwaterbedrijf Zuid-Holland (DZH) is één van de weinige drinkwaterbedrijven in Nederland met een verwachte toename in de prognose in de waterafzet. Reeds in 2007 wordt met de huidige infrastructuur een tekort in drinkwaterproductiecapaciteit voorzien. Vergroting van de capaciteit is dus noodzakelijk en wel met ongeveer acht miljoen kubieke meter per jaar. DZH heeft samen met Witteveen+Bos een studie uitgevoerd naar de beste wijze om dit te realiseren.

Leerdam, J.A. van; Hogenboom, A.C.; Brandt, A.;
Identificatie van onbekende verbindingen in watermonsters met behulp van Time of Flight Massaspectrometrie. (nl) KIWA, BTO 2004.048, Kiwa, Nieuwegein, 2005. 116 p
In Nederland wordt ongeveer 40% van het drinkwater bereid uit oppervlaktewater. Om de kwaliteit van het oppervlaktewater te monitoren wordt veel onderzoek gedaan met specifieke onderzoeksmethoden. Daarnaast wordt het rivierwater continu gescreend met diverse chemische en biologische on-line systemen zoals LC-UV en Daphnia-toximeter. Naast bekende verbindingen komen in oppervlaktewater uiteraard ook vele onbekende verbindingen voor, mogelijk in sterk wisselende samenstelling. Voor de identificatie en bevestiging van onbekende chemische verontreinigingen in water is massaspectrometrie één van de gevoeligste en meeste informatieve technieken. In 2001 is door Kiwa onderzoek uitgevoerd naar de meerwaarde van een nieuw type massaspectrometer, de zogenaamde Quadrupool Time of Flight massaspectrometer (Q-TOF MS) voor de identificatie van onbekende verbindingen in watermonsters. [HAAFF NN31061,2004,048 ]

Mons, M.;
Estimation of the consumption of cold tap for microbiological risk assessment : an overview of studies and statistical analysis of data. (nl) KIWA, BTO 2005.032, Kiwa, Nieuwegein, 2005. 62 p
The volume of cold tap water consumed is an essential element in quantitative microbial risk assessment. This paper presents a review of tap water consumption studies. Their study designs were evaluated and the results of the different studies were compared. Statistical distributions were fitted to water consumption data from The Netherlands, Great Britain, Germany and Australia. We conclude that the diary is to be preferred for collecting water consumption data. If due to time and money constraints a diary is not feasible, a 24h recall would be the best alternative, preferably repeated at least once. Attention should be paid to the neutral wording of questions in order to avoid the introduction of bias and ensure an accurate representation of water consumption. From the studies evaluated, the mean daily consumption for the average consumer varies from 0.10L to 1.55L. No conclusions could be drawn regarding the effects of season, age and gender on tap water consumption. Physical activity, yearly income and perceived health status were reported to influence water consumption. Comparison of the different statistical probability distribution functions of the datasets demonstrated that the Poisson distribution performed better than the Lognormal distribution that has been suggested by Roseberry and Burmaster (1992). For quantitative microbiological risk assessment (QMRA) it is recommended to use country specific consumption data and statistical distributions, if available. If no country specific data are available we recommend the use of the Australian distribution data from the Melbourne diary study (Poisson, λ =3.49 glasses/d) as a conservative estimate. [HAAFF NN31061,2005,032 ]

Schijven, J.F.; Roda Husman, A.M. de;
Effect of climate changes on waterborne disease in The Netherlands. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.79-87. 17 refs.
Effects of climate change in The Netherlands in the 21st century on the microbiological quality of water for drinking water production and recreation were evaluated.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0079/051050079.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Senhorst, H.A.J.; Zwolsman, J.J.G.;
Climate change and effects on water quality: a first impression. (en)
In: Water science and technology 51(2005)5 p.53-59. 8 refs.
A number of possible relationships between climate change and water quality of Dutch surface waters have been investigated and an indicative quantification of the impact of climate change on water quality has been established. The analysis focused on water quality during periods of low flow and extreme heat, which are assumed to increase in frequency and intensity due to climate change.
URL: http://www.iwaponline.com/wst/05105/0053/051050053.pdf (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Veenendaal, H.; Veld, S. in 't;
Vergelijking isolatiemedia voor Legionella. (nl)
In: H twee O 38 (2005)13 p.33-35. figs.; tabs.; 10 refs.
Voor de detectie van Legionella in (drink)watermonsters wordt in Nederland de analysemethode toegepast zoals die beschreven is in NEN 6265. De methode schrijft een specifieke voedingsbodem (BCYE) voor, waaraan componenten zijn toegevoegd om eventuele storende bijgroei te remmen. In de praktijk blijkt echter dat deze voedingsbodem niet goed bruikbaar is voor watermonsters waarin veel storende flora aanwezig is. In het internationaal gebruikte voorschrift ISO 11731 wordt een andere voedingsbodem (GVPC )oorgeschreven. Onderzocht is of resultaten die met beide bodems bereikt worden, vergelijkbaar zijn en of ook Nederland niet beter de methode uit de ISO-norm kan overnemen. Het onderzoek is uitgebreid met een aantal andere in de literatuur beschreven selectieve voedingsbodems voor Legionella (GVPC, MWY en BMP), waarvoor de selectieve supplementen commercieel verkrijgbaar zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat zeker voor relatief schone drinkwatermonsters de werkwijze volgens NEN 6265 de hoogste opbrengst van verschillende legionellasoorten geeft. Storende bijgroei wordt door één van de andere voedingsbodems (het MWY-medium) het best geremd, maar deze voedingsbodem geeft een lagere opbrengst van Legionella. De voedingsbodem, zoals beschreven in de ISO-norm, geeft geen verbetering ten opzichte van de voedingsbodem die in de NEN-norm beschreven is.

WATERKETEN - Stedelijk waterbeheer

Graaf, R. de;
Transitions to more sustainable concepts of urban water management and water supply. (en) Report / Delft University of Technology, Faculty of Civil Engineering and Geosciences, Section of Water Resources, nr. 1.2005, TU Delft, Delft, 2005. 178 p 85 refs.
In this MSc research the feasibility of two future water systems have been researched. The first is the Closed City. The Closed City is a city that does not have adverse effects on its surroundings, such as water depletion or emission ofpollution. The Closed City uses local rainfall as the only source for water use, improves water quality by self-purification processes and copes with water nuisance at a local scale. The second future water system that has been developed is the Two LayerCity. The Two Layer City is a city that makes use of the water system to save energy. [WWW ] [HAAFF 792B69 ]
URL: http://www.landandwater.tudelft.nl/content/doc/transitions_suw.pdf

Haan, W. de; Jonge, C.W. de; Valk, H.;
Rockanje en Oostvoorne hebben meer open water nodig. (nl)
In: Land + water 45(2005)8 p.16-17. fig.; ill.; tab.
De bewoners van Oostvoorne en Rockanje ondervinden herhaaldelijk problemen door wateroverlast. De problemen variëren van water in kruipruimten tot en met het blank staan van tuinen, wegen en soms vloeren van woningen tijdens en na hevige buien. Bewoners hebben massaal gereageerd op een enquête over de aard en omvang van de problemen. De gemeente Westvoorne, waartoe beide dorpen behoren, heeft de enquêteresultaten met het computerprogramma ArcView per postcodegebied op kaarten verwerkt en de probleemgebieden met grondwater- of oppervlaktewateroverlast gevisualiseerd. Ook heeft de gemeente geohydrologisch onderzoek verricht. Extra open water voor berging is de grootste kostenpost bij mogelijke maatregelen.

Janse, T.A.H.M.; Voort, J.W.;
Het aanvoerpatroon afvalwater en neerslag op de rwzi-Hilversum; reconstructie en interpretatie op basis van eenvoudige (tijdreeks)modellen. (nl)
In: Afvalwaterwetenschap 4(2005)3 p.141-148. figs.; 2 refs.
In dit artikel wordt verslag gedaan van een samen werkingsproject tussen Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht en de gemeente Hilversum. Ten behoeve van de geplande nieuwbouw van de rwzi Hilversum is, op basis van de tijdreeksbenadering, een redelijk nauwkeurige schatting verkregen van de droogweer- en regenweer- aanvoerkarakteristieken.

Lammers, O.;
Enthousiasme binnen samenwerking in de Blauwe Diamant: MILO met succes toegepast in Leeuwarden. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)14 p.18-19.
Het project van De Blauwe Diamant in Leeuwarden is een schitterende gelegenheid geweest om ook de MILO-werkwijze (Milieukwaliteit in de Leefomgeving) te integreren, en met groot succes, zo vinden alle betrokkenen. De gemeente van de Friese hoofdstad heeft daar in nauwe samenwerking met Wetterskip Fryslân en de provincie sinds 2000 een project in uitvoering dat nu al een enorme spinoff te zien geeft.

Lulofs, K.R.D.; Coenen, F.H.J.M.; Kuks, S.M.M.;
Positionering planfiguren 'water in de stad en waterketen' : eindrapport. (nl) CSTM studies en rapporten, nr. 186, Universiteit Twente, Enschede, Netherlands, 2004. 93, 33 p 84 refs.
Nederland is een land van polders en van polderen. Water speelt een belangrijke rol in de polder en bij besluitvorming rondom watervraagstukken wordt het polderen niet geschuwd. In de polder neemt het belang van stad en dorp - oftewel de stedelijke leefomgeving - steeds meer toe. Daarmee wordt ook water in de stedelijke leefomgeving een steeds belangrijker politiek en bestuurlijk vraagstuk, waarbij problemen moeten worden opgelost, maar tegelijkertijd kansen moeten worden benut. Om het belang van water in de - door de ruimtelijke ordening gedomineerde - besluitvorming van de stedelijke leefomgeving zijn plaats te geven, zijn er in de afgelopen jaren nieuwe planvormen en afstemmingsinstrumenten geïntroduceerd. Het stedelijk waterplan en de watertoets zijn de meest pregnante voorbeelden. Naast de introductie van nieuwe instrumenten zijn ook een groot aantal lokale en regionale initiatieven genomen om specifiek lokale en regionale plannen te maken. Al met al lijkt het polderen toe te nemen. De vraag is nu of al deze nieuwe plannen en planvormen werken. Dit is een vraag naar de effectiviteit en efficiëntie van het (formele en informele) planstelsel rondom de stedelijke wateropgaven. Wat vinden de partijen die de problemen in de praktijk moeten oplossen ervan en zijn er mogelijkheden voor verbeteringen. Reden om dit onderzoek te starten. [HAAFF 789E69 ]
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/water_stad_waterketen.pdf
URL: http://www.riza.nl/publicaties/riza_rapporten/pdf_rapport/water_stad_waterketen_bijl3_bijl6.pdf Bijlagen 3 t/m 6

Mameren, H.J. van;
Lamellenafscheiders in bergbezinkbassins. (nl) Rapport / STOWA, 2004 W03, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 60 p
Met de uitvoering van de wet- en regelgeving ten aanzien van het terugdringen van de vuiluitworp van (gemengde) rioolstelsels is in Nederland al een groot aantal BergBezinkBassins (BBB’s) gerealiseerd. De werking van deze bassins berust op berging van afvalwater en vuilafscheiding van overstortend afvalwater. De effectiviteit van de vuilafscheiding kan worden vergroot door een lamellen-afscheider in een BBB te plaatsen. De voorliggende rapportage beschrijft onderzoek naar de mogelijkheid om in een bestaand bergbezinkbassin een lamellen-afscheider aan te brengen waarmee het rendement van een bassin verbeterd kan worden. Daarnaast is ook het effect van de lamellen-afscheider op het onderhoud van bergbezinkbassins onderzocht. [HAAFF NN31050,2004,W03 ]

Mels, A.; Zeeman, G.; Bisschops, I.;
Brongerichte inzameling en lokale behandeling van afvalwater : praktijkvoorbeelden in Nederland, Duitsland en Zweden. (nl) Rapport / STOWA, 2005-13, STOWA , Utrecht, Netherlands, 2005. 70 p
Op verschillende plaatsen in Europa worden initiatieven genomen, gericht op de ontwikkeling van nieuwe concepten voor afvalwaterinzameling en -behandeling. Deze concepten zijn gebaseerd op de gescheiden inzameling en behandeling van stromen uit het huishouden. Het uiteindelijk doel van deze initiatieven is een efficiënter systeem voor de afvalwaterketen te ontwikkelen. Het alternatief moet voldoen aan de doelen en randvoorwaarden van het huidige systeem terwijl het tegelijkertijd oplossingen genereert voor huidige knelpunten. In dit rapport zijn twintig praktijkvoorbeelden van deze aanpak in stedelijk gebied beschreven. Het rapport beoogt hiermee de huidige stand van zaken rondom de toepassing van decentrale afvalwaterketens in kaart te brengen en leerervaringen voor nieuwe projecten te verzamelen. De beschreven voorbeelden zijn afkomstig uit Nederland, Duitsland en Zweden. Per project is een korte beschrijving van het project en het toegepaste afvalwatersysteem gegeven. De hoeveelheid informatie die per project is gegeven verschilt. De reden hiervoor is de beperkte beschikbaarheid en slechte toegankelijkheid van gegevens in een aantal van de projecten. [HAAFF NN31050,2005,13 ]

Mels, A.; Kujawa, K.;
Afvalwaterketen ontketend. (nl) Rapport / STOWA, 2005-12, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2005. 41 bl
Op verschillende plaatsen in Europa worden initiatieven genomen, gericht op de ontwikkeling van nieuwe concepten voor afvalwaterinzameling en -behandeling. Deze concepten zijn gebaseerd op de gescheiden inzameling en behandeling van stromen uit het huishouden. Het uiteindelijk doel van deze initiatieven is een efficiënter systeem voor de afvalwaterketen te ontwikkelen. Het alternatief moet voldoen aan de doelen en randvoorwaarden van het huidige systeem terwijl het tegelijkertijd oplossingen genereert voor huidige knelpunten. Dit rapport geeft een overzicht van de stand van zaken van een andere aanpak en gaat in op de vraag welke mogelijkheden deze concepten bieden bij de actuele aandachtspunten in de (afval)waterketen in Nederland. Daarnaast worden de onderzoeks- en ontwikkelbehoeften die nodig zijn voor praktijktoepassing in kaart gebracht. Het rapport is bedoeld als een aanzet tot een discussie rondom de ontwikkeling van de afvalwaterketen van de toekomst. [HAAFF NN31050,2005,12 ]

Mollema, T.; Niezen, J.;
Meervoudig ruimtegebruik in de Groninger boezem. ( nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.38-40. figs.; ills.
Momenteel wordt in het centrum van Groningen het CiBoGa-terrein herontwikkeld, circa 14 hectare binnenstedelijk gebied. De gemeente wil de kans benutten om het hemelwater af te koppelen. Het idee is ontstaan om een deel van de Groninger boezem af te dammen, zodat het afgekoppelde water kan worden vastgehouden en tevens kan worden gebruikt voor watercirculatie in het Noorderplantsoen. Uit onderzoek blijkt dat een dergelijke functiekoppeling mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de boezemfunctie van het afgedamde deel. [HAAFF]

Putter, P. de; Robbe, J.;
Alle regen komt van boven, maar wat kan de gemeente ermee?. (nl)
In: Tijdschrift voor omgevingsrecht 5(2005)2 p.45-53.
Ontwikkelingen in het waterbeleid leiden er onder andere toe dat het niet langer vanzelfsprekend is hemelwater naar de afvalwaterzuivering at te voeren via het gemengde rioleringsstelsel. Waar mogelijk wordt hemelwater vastgehouden en geborgen. Voor gemeenten doen zich allerlei juridische vragen voor. De auteurs gaan voor gemeenten de mogelijkheden na (afhankelijk van de fase van het inrichtingsproces) om te voorkomen dat hemelwater in nog te bestemmen en ontwikkelen gebieden op het rioleringsstelsel wordt aangesloten. [HAAFF]

SGBO
Stand van zaken stedelijke wateropgave : 0-meting. (nl) SGBO, Den Haag, 2005. 84 p
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is de afspraak gemaakt dat de VNG zorgdraagt voor een jaarlijkse voortgangsrapportage over de stedelijke wateropgave. De onderliggende rapportage geldt als nulmeting stedelijke wateropgave en beschrijft de stand van zaken bij gemeenten tot het eerste kwartaal van 2005. De rapportage is het resultaat van een door 246 gemeenten (52.7%) ingevulde vragenlijst stedelijke wateropgave. De responsgroep kan als representatief worden beschouwd ten opzichte van alle Nederlands gemeenten. Via een in medio 2006 te presenteren vervolgrapportage, zal de VNG de voortgang in het realiseren van de stedelijke wateropgave in beeld brengen. [WWW ]
URL: http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Actuele%20berichten/Eindrapport%2017-05-05%20def.pdf

Sluis, J.W. van; Benoist, A.P.;
Snelle emissieschatting voor gemengde en gescheiden rioolstelsels : SESRIO. (nl) STOWA-rapport, 2004-31, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer STOWA, Utrecht, 2004. 25 bl
STOWA heeft SESRIO laten ontwikkelen om te voorzien in de behoefte aan een snelle, op emissiefactoren gebaseerde schattingsmethode voor rioolemissies. In het kader van het OASA-project van de toenmalige Dienst RWA van de gemeente Amsterdam ontwikkelde DHV destijds de eerste aanzet voor de emissieschatting van gescheiden rioolstelsels. Voor STOWA is deze aanpak verfijnd en vervolgens aangevuld met rekenregels voor gemengde rioolstelsels. SESRIO is speciaal bedoeld voor het verrichten van stofstroomstudies met betrekking tot het oppervlaktewater. Deze studies worden uitgevoerd in het kader van emissiebeheersplannen, waterplannen, waterketenanalyses, etc. Bij prioritering van de aanpak van bronnen van waterverontreiniging, zoals verbetering van de riolering, is het goed om de eerste globale analyse te maken met een flexibele, snelle schattingsmethode, alvorens zwaarder gereedschap wordt ingezet voor detailanalyses en ontwerpen. Ook voor zulke globale analyses is SESRIO bruikbaar. SESRIO kwantificeert de belasting van het oppervlaktewater door rioolwaterlozingen. Dit is zowel mogelijk op het niveau van afzonderlijke deelstelsels (bemalingseenheden), als voor clusters van stelsels met gelijke kenmerken. Voor de EU Kaderrichtlijn Water kan SESRIO van nut zijn in de analyse van menselijke belasting van het oppervlaktewater en bij het formuleren van maatregelen en de prioritering daarvan. Wanneer alle waterbeheerders deze werkzaamheden op uniforme wijze uitvoeren, is tevens een snelle uitwisseling van resultaten en aggregatie naar stroomgebiedsniveau mogelijk. Het spreadsheet voor de berekeningen treft u aan op www.stowa.nl. [HAAFF NN31050,2004,31 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/publicaties/mID_4787_cID_3774_83135455_rapport%202004%2031.pdf
URL: http://www.stowa.nl/Uploads/publicaties/mID_4902_cID_3892_84366975_spreadsheet%20bij%202004-31%20SESRIO-v0-09.xls Spreadsheet voor de berekeningen

Sluis, J.W. van; Benoist, A.P.;
Achtergrond document bij SESRIO. (nl) Rapport / STOWA, 2004-W-06, STOWA, Utrecht, 2004. 80 p
STOWA heeft SESRIO laten ontwikkelen om te voorzien in de behoefte aan een snelle, op emissiefactoren gebaseerde schattingsmethode voor rioolemissies. In het kader van het OASA-project van de toenmalige Dienst RWA van de gemeente Amsterdam ontwikkelde DHV destijds de eerste aanzet voor de emissieschatting van gescheiden rioolstelsels. Voor STOWA is deze aanpak verfijnd en vervolgens aangevuld met rekenregels voor gemengde rioolstelsels. SESRIO is speciaal bedoeld voor het verrichten van stofstroomstudies met betrekking tot het oppervlaktewater. Deze studies worden uitgevoerd in het kader van emissiebeheersplannen, waterplannen, waterketenanalyses, etc. Bij prioritering van de aanpak van bronnen van waterverontreiniging, zoals verbetering van de riolering, is het goed om de eerste globale analyse te maken met een flexibele, snelle schattingsmethode, alvorens zwaarder gereedschap wordt ingezet voor detailanalyses en ontwerpen. Ook voor zulke globale analyses is SESRIO bruikbaar. SESRIO kwantificeert de belasting van het oppervlaktewater door rioolwaterlozingen. Dit is zowel mogelijk op het niveau van afzonderlijke deelstelsels (bemalingseenheden), als voor clusters van stelsels met gelijke kenmerken. Voor de EU Kaderrichtlijn Water kan SESRIO van nut zijn in de analyse van menselijke belasting van het oppervlaktewater en bij het formuleren van maatregelen en de prioritering daarvan. Wanneer alle waterbeheerders deze werkzaamheden op uniforme wijze uitvoeren, is tevens een snelle uitwisseling van resultaten en aggregatie naar stroomgebiedsniveau mogelijk. Het spreadsheet voor de berekeningen treft u aan op www.stowa.nl. [HAAFF NN31050,2004,W06 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/publicaties/mID_4787_cID_3774_65995256_rapport%202004%20w%2006.pdf

Vroege, M.;
Duurzaam stedelijk waterbeheer : de 3D-bril in de praktijk. (nl) [sn, sl], 2004. IV, 108 p 43 refs.
Het waterbeheer in stedelijke gebieden neemt toe in complexiteit. Veilig, schoon, mooi, mogelijkheden tot waterrecreatie: het water moet aan veel eisen voldoen. Samenwerkingsprocessen tussen bijvoorbeeld gemeente, waterschap en maatschappelijke organisaties zijn dan ook van toenemend belang. De veranderende rol van de waterbeheerder vraagt om nieuwe methoden. Voor de ondersteuning van plan- en ontwerpprocessen in het stedelijk waterbeheer is door Michiel Rijsberman aan de TU Delft het denkraam de 3D-Bril ontwikkeld. In dit onderzoek is de toegevoegde waarde van de methode 3D-Bril voor de planvorming in het Nederlandse stedelijk waterbeheer nagegaan. Hiervoor zijn de stedelijke waterplannen van Meppel en Heerhugowaard geëvalueerd. [HAAFF 792B71 ]

Winckel, L.C.E. van de;
Maatregelen ter bestrijding van grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied : een afweging van maatregelen. (nl) TU Delft, Delft, 2005. 74 p
Het doel van het huidige onderzoek is om de bouw- en grondwatertechnische maatregelen tegen grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied in kaart te brengen, te evalueren en afweegbaar te maken voor gemeenten en perceeleigenaren. Om de doelstelling te kunnen bereiken, zijn interviews met experts gehouden en is er een literatuuronderzoek uitgevoerd. [WWW ]
URL: http://www.landandwater.tudelft.nl/content/doc/maatregelen_ter_bestrijding_van_grondwateroverlast.pdf
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1770069.pdf

Wit, A. de; Tent, G. van; Josten, C.[et al.];
Stedelijk waterplan Sliedrecht. (nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.35-37. figs.; ill.
Sliedrecht heeft samen met de waterbeheerders onlangs een stedelijk waterplan opgesteld. Het watersysteem in de gemeente heeft te kampen met hardnekkige waterkwaliteitsproblemen. Vooral de lage zuurstofgehalten en de explosieve kroosgroei baren de gemeente en waterbeheerders zorgen. Daarnaast dient nog circa tien hectare extra waterberging te worden gevonden om aan de wateropgaaf te voldoen. In het stedelijke waterplan is onderzocht wat de oorzaken zijn van de matige tot plaatselijk slechte waterkwaliteit. Vervolgens zijn maatregelen opgesteld en soms al uitgevoerd, zoals een waterinlaat van de Beneden Merwede. Dit blijkt zeer effectief te zijn.

WATERKETEN - Hemelwater

Bokhorst, J.; Lobbrecht, A.;
Neerslag-kansverwachting voor het waterbeheer. ( nl)
In: H twee O 38 (2005)13 p.26-29. figs.; 4 refs.
In de meteorologie wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van kansverwachtingen. Vroeger was de weersverwachting gebaseerd op één modeluitkomst. Deze deterministische verwachting zegt echter niets over de zekerheid van die verwachting. Tegenwoordig wordt de deterministische verwachting dan ook vaak gecombineerd met een kansverwachting, die de mogelijke variatie in het verwachte weerbeeld wel tot uiting brengt. Ook voor het operationele waterbeheer biedt deze ontwikkeling perspectief. Op sommige gebeurtenissen kan men beter bedacht zijn, al is de kans dat ze optreden nog zo klein. In dit artikel worden enkele aspecten van het gebruik en de betrouwbaarheid van neerslag- kansverwachtingen in het waterbeheer verkend. [HAAFF]

Hamilton-Huisman, M.J.;
Gelderland vangt run-off van provinciale weg op. ( nl)
In: Land + water 45(2005)5 p.22-23. fig.; ills.; tab.
De provincie Gelderland beschermt waterwingebied La Cabine door een eind te maken aan de huidige ongecontroleerde infiltratie naar het grondwater. Verontreinigd regenwater dat van de Amsterdamseweg afspoelt, de run-off, wordt eerst opgevangen en gefilterd. [HAAFF]

Huizinga, J.W.; Swolfs, E.;
Een nieuwe compensatiemethodiek voor verharding. ( nl)
In: H twee O 38 (2005)10 p.29-31. fig.; ills.
De komst van de watertoets geeft met succes invulling aan de aloude wens van de waterbeheerders om in een vroeg stadium van de planvormingfase betrokken te worden bij ruimtelijke planontwikkelingen. Volgens de watertoetsprocedure adviseert de waterbeheerder over de waterhuishoudkundige belangen en consequenties die voortkomen uit de planontwikkeling. De provincie ziet erop toe hoe invulling wordt gegeven aan dit advies. In veel plannen vormt de compenserende waterberging voor nieuwe verharding om afwenteling op de omgeving te voorkomen een belangrijk onderdeel van de advisering. Deze compensatie is op verschillende manieren mogelijk, maar zal vaak relevante ruimtelijke claims met zich meebrengen ten aanzien van de inrichting van het plangebied. De vraag rijst echter hoe je als waterbeheerder aan het begin van de planvormingfase van een ruimtelijk plan een op maat gesneden advies over de compensatie van verharding geeft, dat bruikbaar blijft gedurende het hele planvormingsproces, controleerbaar is door de provincie, de initiatiefnemer keuzevrijheid biedt, stimulerend is ten aanzien van de trits: vasthouden, bergen en afvoeren, afgestemd is met de normeringmodellen van een gebied, eenduidig door de medewerkers van de waterbeheerder wordt gehanteerd en eenvoudig én herkenbaar is voor derden, waaronder ook minder waterhuishoudkundig onderlegden. Deze vragen vormden de basis voor de door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ontwikkelde compensatiemethodiek.

Lobbrecht, A.; Spijker, M.; Schadenberg, J.; Talsma, M.;
Effectief water vasthouden met anticiperende sturing. (nl)
In: H twee O 38 (2005)16 p.39-42. figs.; 6 refs.
De huidige weerinformatie van het KNMI biedt nieuwe mogelijkheden voor het operationele waterbeheer. Met de gegevens kunnen waterbeheerders namelijk zowel wateroverlast als verdroging inzichtelijk maken. Vooral de meerdaagse neerslagkansverwachting maakt het mogelijk om zich voor te bereiden. Dit artikel beschrijft het resultaat van een praktijkonderzoek naar de toepassing van actuele neerslaginformatie voor het operationele beheer in het hellende stroomgebied van de Oude Vaart in het beheersgebied van het waterschap Reest en Wieden. [HAAFF]

Lucassen, W.;
Waterschap Peel en Maasvallei biedt met K-waarden kaart unieke service. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)13 p.4-5. fig.; ill.
Waterschap Peel en Maasvallei streeft ernaar de waterautoriteit te zijn voor noord en midden Limburg. Kernbegrippen daarbij zijn efficiency en klantgerichtheid. Als zich dan de mogelijkheid voordoet de klant (lees: belasting betalende inwoner) extra service te bieden, grijpt het waterschap die kans. 'Het ontwikkelen van de zogenaamde K-waarden kaart is daar volgens ons een goed voorbeeld van. Voor zover wij weten zijn wij op dit moment het eerste en enige waterschap in Nederland dat deze dienst aanbiedt.' Dat zeggen Frans Verdonschot en Daniël Coenen, medewerkers advies van Waterschap Peel en Maasvallei.

Mondeel, H.;
Nut van neerslagvoorspelling voor de sturing van een polderboezemsysteem : eindrapport. (nl) [sn, sl], Netherlands, 2003. 80 bl
Het gebruik van een neerslagvoorspelling kan in theorie leiden tot een beter peilbeheer. Er is immers de beschikking over meer informatie. Of dat in praktijk ook daadwerkelijk betere sturingsacties oplevert hangt af van een aantal factoren. In deze studie wordt het verband gelegd tussen enerzijds de bruikbaarheid van een neerslagvoorspelling en anderzijds de lengte van de voorspellingshorizon en de betrouwbaarheid van die voorspelling. Inzicht in de genoemde relatie kan duidelijk maken of een voorspelling zinvol is, en zo ja, in welke vorm. Het onderzoek is gedaan door middel van een case studie, waarin gebruik is gemaakt van een model van de Friese Boezem en twee polders. In de case studie is gebruik gemaakt van een aan de TU Delft ontwikkelde regelaar die het systeemgedrag bij verschillende combinaties van inzetten voor enkele dagen vooruit kan evalueren. De beste inzet is dan de inzet die het beste voldoet aan de sturingsdoelstellingen: het vasthouden van de gewenste waterstand en een efficiënte inzet van de kunstwerken (o.a. meer inzet sluizen en minder inzet gemalen). [HAAFF 792B70 ]

Peters, E.; Lanen, H.A.J. van; Torfs, P.J.J.F.[et al.];
Drought in groundwater: drought distribution and performance indicators. (en)
In: Journal of hydrology 306(2005)1/4 p.302-317.
In order to investigate how droughts are changed by the groundwater system and to analyse the performance of groundwater during drought, 10 time series of 1000 years of recharge and groundwater discharge were generated.
URL: http://dx.doi.org/10.1016/j.jhydrol.2004.09.014 (alleen vrij toegankelijk voor Wageningen UR)

Schoenmaeckers, B.;
Hoeveel warmer mag het worden?. (nl) RIVM, [Bilthoven], 2005. 35 p 89 refs.
Het Milieu- en Natuurplanbureau heeft de recente wetenschappelijke inzichten over mogelijke effecten van klimaatverandering, zoals voor natuur, landbouw en volksgezondheid geëvaluaeerd. Het besteedt in deze publicatie ook aandacht aan mogelijke grootschalige klimaateffecten, zoals het smelten van landijs en zeespiegelstijging. Dit ter ondersteuning van het debat over het Nederlandse en Europese klimaatbeleid dat de Tweede Kamer hierover woensdag 9 maart 2005 heeft gehouden. [WWW ]
URL: http://www.rivm.nl/bibliotheek/digitaaldepot/hoeveelwarmer.pdf

Weijs, S.;
Sturen met onzekere voorspellingen : een studie naar onzekerheden in het operationeel beheer van polder-boezemsystemen : eindrapport. (nl) [sn, sl], 2004. 83, [84] p
De invloed van de neerslagverwachting gaat een steeds grotere rol spelen in het beheer van watersystemen in Nederland. Over de afgelopen jaren zijn diverse Operationeel Beheersystemen in gebruik genomen, die continu de korte termijnverwachting presenteren aan de beheerder. Bij verdergaande automatisering in de toekomst, waarbij de beheerder wordt bijgestaan door een adviessysteem (BOS, Beslissing Ondersteunend Systeem), is het belang van een goede neerslagverwachting nog groter. Ook de betrouwbaarheid van een bepaalde verwachting speelt een belangrijke rol bij het bepalen van een optimale beslissing. In dit onderzoek is gekeken naar manieren om informatie over de onzekerheden van voorspellingen te gebruiken in het operationele beheer van polder-boezemsystemen. Model Predictive Control (MPC) is een regelmethodiek die bij uitstek geschikt is voor het operationele waterbeheer, aangezien het een optimale stuuractie bepaalt uit actuele peilen en verwachte neerslag. Zowel de onzekerheden in de neerslagverwachting als in de toestandsvariabelen en parameters (zoals infiltratiecapaciteit) van het gebruikte neerslagafvoermodel zijn hierbij van belang. [HAAFF 793E17 ]

DIVERSEN

Annual report 2004 / Institute for Environmental Studies IVM. (en)
IVM, Amsterdam, 2005. [HAAFF 31/535 ]
URL: http://www.falw.vu.nl/images_upload/B5CC563A-3898-459E-B6351B9C62BA436E.pdf

Blom, G.;
Evaluatie NCR 1998-2003. (nl) NCR, Arnhem, Netherlands, 2004. 7, 41 p Refs. p. 15-25.
Evaluatie van 5 jaar Nederlands Centrum voor Rivierkunde. [HAAFF 789A69 ]

Dik, J.;
Juridische kwaliteitszorg: 'Het alarmlampje moet branden'. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)12 p.16-18. ills.
Omdat waterschappen in toenemende mate worden geconfronteerd met de juridische aspecten van hun werk is juridische kwaliteitszorg een dringend thema. Of: dat zou het moeten worden. Een platform probeert het onderwerp op de agenda te plaatsen.

Giesen, N.C. van de;
Nederland is nooit af: duizend jaar waterbeheer en een vooruitblik. (nl) [sn, sl], 2005. 15 p
Van de Giesen bracht vijftien jaar in het buitenland door, waar hij onder andere promoveerde. Eenmaal terug in Nederland kijkt de nieuwe hoogleraar waterhuishouding bij Civiele Techniek en Geowetenschappen met verwondering naar de ontwikkelingen in de Nederlandse waterbeheersing. De positieve rol die techniek kan spelen bij veranderingen in het waterbeheer, wordt over het hoofd gezien, vindt hij. Van de Giesen pleit daarom in zijn intreerede voor een grotere beleidsondersteunende rol van het technisch onderzoek.. [HAAFF 788A38 ]

Hatzmann, E.A.;
Verwatering van erfgoed: casestudie naar de mogelijkheden tot afstemming van archeologie- en waterbeleid. (nl) [sn, sl], 2004. 131 p
In Nederland moet ruimte gevonden worden voor waterberging en is het de bedoeling dat archeologisch erfgoed in de bodem bewaard wordt. Het doel van dit onderzoek is uitspraken te doen over de kansen en bedreigingen die deze ontwikkelingen voorelkaar vormen. Aan de hand van de casus Woudse polder wordt een indruk gegeven van de stand van zaken omtrent de afstemming van water- en archeologiebeleid op lokaal en regionaal niveau. De ontwikkelingen in de Woudse polder worden geplaatst in eenbreder kader. Hiertoe wordt beoogd inzicht te verschaffen in zowel lokaal, regionaal, nationaal, als Europees waterbeleid en archeologiebeleid. [WWW ]
URL: http://library.wur.nl/ebooks/1766503.pdf

Hoeben, C.;
Wie betaalt wat? : kostentoedeling bij waterschappen. (nl) Rapport / Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden, 03-03, Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden, Groningen, Netherlands, 2003. 35 p
Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 kort beschreven welke taken waterschappen hebben, hoe deze worden bekostigd en welke belangencategorieën worden onderscheiden. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de methode-Oldambt. Deze methode werd lange tijd werd gebruikt om kosten toe te delen aan belangencategorieën. De afgelopen jaren is er een discussie gevoerd over een nieuwe bekostigingsmethode voor waterschappen. Deze discussie en de hieruit resulterende methode-Delfland wordt besproken in hoofdstuk 4. Waterschappen brengen in de toelichting bij de kostentoedelingsverordening verschillende redenen naar voren waarom de kostentoedeling moet worden aangepast. Dit wordt besproken in hoofdstuk 5. Na een korte uitleg over de gebruikte methode voor het onderzoek in hoofdstuk 6 wordt in hoofdstuk 7 geschetst welke ontwikkeling de kostentoedeling in werkelijkheid volgt. Dit wordt toegelicht aan de hand van twee voorbeelden waarin de ontwikkelingen in twee waterschappen kort worden beschreven. Ten slotte wordt in de conclusie (hoofdstuk 8) stilgestaan bij de vraag of het waterschappen lukt om een relatie te leggen tussen belang en betaling en of dit kan worden verbeterd. [WWW ]
URL: http://www.ub.rug.nl/eldoc/coelo/200303/rap0303.pdf

Hoek, S. van der;
Droge voeten : water in de Brabantse delta. (nl) Kemper, Veldhoven, 2005. 271 p
Goeie vraag: hoort West-Brabant nu bij de Nederlandse delta of niet? Volgens het woordenboek van Van Dale is een delta: „Land ingesloten door de armen waarin zich een rivier bij zijn uitmonding verdeelt.’ Dat is in West-Brabant niet het geval. Ruimer bezien kun je stellen dat westelijk Noord-Brabant wel degelijk tot de grote delta van Zuid-West-Nederland behoort. Kunnen ze toch weer lachen bij het nieuwe waterschap dat zich met de naam Brabantse Delta tooit. Met de vraag of West-Brabant echt deltaland is of niet, begint het nieuwe boek van Sietse van der Hoek: "Droge Voeten". Het is een met veel kleurenfoto’s geïllustreerd verslag van een reis door de Brabantse delta. [HAAFF 115-F-1/2005-01]

Jaarverslag 2004 / Stichting RIONED. (nl)
RIONED, Ede, 2005.
Stichting RIONED is platform, kenniscentrum en belangenbehartiger van de rioleringszorg in Nederland. [HAAFF www]
URL: http://www.riool.net/rioned/binary/retrieveFile?instanceid=20&fileid=763&filename=Jaarverslag+2004.pdf&style=default

Jaarverslag 2004 / Stichting Toegepast Waterbeheer (STOWA). (nl)
STOWA rapport, 2005-22, STOWA, Utrecht, 2005. [HAAFF 31/602 ]
URL: http://www.stowa.nl/uploads/jaarverslagen/mID_4761_cID_3748_75273577_rapport%202005%2022.pdf

Jaarverslag 2004 / Waterschap Roer en Overmaas. ( nl)
Waterschap Roer en Overmaas, Sittard, 2005. [HAAFF 31/638 ]
URL: http://www.mijnwaterschap.nl/overmaas/upload/Jaarverslag20041116424262.pdf

Lucassen, W.;
Communicatie met burgers van groot belang : beleid Hollandse Delta bij grootschalige projecten. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)13 p.10-11. ill.
In 2003 stond het toenmalige Waterschap De Brielse Dijkring bij het opzetten van een grootschalig project voor een moeilijke keuze. Eerst subsidie aanvragen en dan de bewoners informeren? Of, eerst de bewoners informeren en vervolgens subsidie aanvragen. Het waterschap koos voor de eerste optie.

Mantel, D.;
De Mijzenpolder: duizend jaar veen en water. (nl) Verloren, Hilversum, 2005. 168 p [HAAFF 788A40 ] [UB BOEKEN 300-D-2/2005-02]

Massop, H.T.L.; Knol, W.C.;
Historisch waterbeheer : een kwantitatieve benadering van historische watersystemen: definities en voorbeelden. (nl) Alterra-rapport, 1145, Alterra, Wageningen, Netherlands, 2005. 159 p 60 fig., 141 refs., 12 tab.
Historisch Waterbeheer heeft als doel om inzicht te geven in de werking van historische watersystemen en de veranderingen die daarin hebben plaatsgevonden. Inzicht hierin is bruikbaar voor introductie, herstel en reconstructie van historische watersystemen. Allereerst is een definitiestudie uitgevoerd, waarbij het begrip is gedefinieerd, vervolgens is het onderzoekskader geschetst. De factoren klimaat, topografie, grondgebruik en beheer oppervlaktewater spelen een rol mbt de werking van watersystemen. Informatie mbt tot het onderwerp is te ontlenen aan verschillende bronnen, zoals literatuur, archieven, kaarten en internet, het gaat hierbij niet alleen om kwalitatieve maar ook kwantitatieve informatie. Op basis van verschil in hydrologische kenmerken kunnen 4 hoofdtypen met betrekking tot de watersytemen worden onderscheiden. Van deze systemen zijn enkele belangrijkste kenmerken en veranderingen die zich sinds 1850 hebben voorgedaan beschreven. Kwalitatieve gegevens mbt klimaat, topografie, grondgebruik, inrichting en beheer oppervlaktewater kunnen worden gebruikt om, mbv bijvoorbeeld modellen, de historische situatie te reconstrueren. In een pilot is op basis van historisch bronnenmateriaal de overstroming van de Geldersche Vallei in 1855 beschreven en gemodelleerd. [HAAFF 32/476(1145) 1e ex.] [HAAFF 32/476(1145) 2e ex.] [WWW ] [DKLNV NL 02 / 1145 ]
URL: http://www.alterra.wur.nl/Internet////Modules/pub/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport1145.pdf

Het presterende waterschap. (nl)
In: Het waterschap 90(2005)10 [special] p.1-15.
Gesteld wordt dat het alleen zinvol is over prestaties van waterschappen te spreken als je let op de verschillende rollen die het waterschap met zijn omgeving aanneemt. In interactie met de omgeving onderkennen we vijf rollen, te weten het waterschap als belangenafweger, als dienstverlener, als regelgever en handhaver, als ontwikkelaar en als beheerder. Daarnaast hebben we de ondersteunende processen apart benoemd. In dit themanummer worden deze rollen omschreven. Daarnaast worden in een aantal cassussen inspirerende voorbeelden beschreven.

Reichard, H.L.; Lobbrecht, H.L.;
Waterkennis in overvloed : symposium 17 november 2004. (nl) STOWA boekenreeks, nr. 19, STOWA, Utrecht, Netherlands, 2004. 116 p
In het voorliggende boekje is een aantal artikelen opgenomen die de basis vormden van de lezingen van het symposium “Waterkennis in overvloed” dat plaatsvond op 17 november 2004. Het symposium is georganiseerd door de KIvI werkgroep Informatie en Communicatie in het Waterbeheer. Tijdens het symposium werd stilgestaan bij kennismanagement in het waterbeheer. Daarbij werd ingegaan op de manier waarop organisaties door middel van kennisuitwisseling optimaal kunnen functioneren om de gezamenlijke doelstellingen van het waterbeheer te realiseren, zoals van het Waterbeleid 21e eeuw en de Europese Kaderrichtlijn Water. [HAAFF NN31068,2004,19 ]

Vries, J.J. de;
From speculations to science : the founding of groundwater hydrology in the Netherlands. (en)
In: Touret, J.L.R.;
Dutch pioneers of the earth sciences. KNAG, Amsterdam, 2004. p.139-164. [HAAFF www]
URL: http://www.knaw.nl/publicaties/pdf/20021148.pdf

Waterschapsalmanak 2005/2006. (nl)
Unie van Waterschappen, Den Haag, 2005. [HAAFF 9/72 ]

Begrotingsvergelijking 2005 : beleidsambities en lastendruk vergeleken. (nl) [sn, sl], Netherlands, 2005. 88 p
In de begrotingsvergelijking zijn de ambitieniveaus van de Nederlandse waterschappen op de verschillende beleidsvelden en thema's weergegeven. Het gaat om het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), waterstaatkundige veiligheid en grondwater, maar ook inrichting en onderhoud watersystemen; bouw en exploitatie zuiveringstechnische werken, etc.. [HAAFF 800A43 ]

Zon, H. van;
Meten, weten of aanvoelen? : waterverontreiniging in Nederland in de negentiende eeuw : beleving en waarneming. (nl)
In: Nieuwenhuyse, L. van;
De geschiedenis van industriële technologie en vervuiling. Jaarboek voor ecologische geschiedenis, 2003, Academia Press, Gent, 2005. p.17-39. 5 fig., 17 refs.
In dit artikel wordt nagegaan hoe waterverontreiniging in Nederland werd ervaren en welke middelen voor de registratie van dit probleem voorhanden waren. De eerste kwantitatieve analyses dateren van 1824 (Utrecht) en 1825 (Amsterdam), beide van de hand van GJ Mulder. In het laatste kwart van de negentiende eeuw werd meer onderzoek verrivcht, o.a. door waterleidingbedrijven, die oppervlaktewater gebruikten. Aan het eind van het artikel wordt aandacht besteed aan het werk van de 'Staatscommissie ter voorbereiding van maatregelen tegen verontreiniging van openbare wateren' (1897). [HAAFF]