IETS OVER HET JAGEN.



Menig imker, die in Mei of Juni van zijne stokken "jagers" heeft genomen, hetzij om een volk dat zich op zwermen toelegt vóór te zijn, hetzij omdat de stok, die hij verdubbeld wenschte, het zwermen naliet, heeft het bezwaar ondervonden, dat de jager tijdelijk op tamelijk grooten afstand van den stal moet worden weggezet, omdat anders een groot deel der gejaagde bijen naar den moederstok zou terugvliegen.
Ja, in menig geval, waarin de eigenaar het "jagen" boven het natuurlijke zwermen zou verkiezen, wordt toch dit laatste met de daaraan verbonden risico afgewacht, om den last van het heen en weer trekken met de jagers te ontgaan.
Toch is er een manier van jagen, waarmede dit bezwaar kan worden ondervangen.

Men begint de behandeling van den stok in den voormiddag, altijd bij gunstig weder, wanneer er veel bijen in het veld zijn. Op de gebruikelijke wijze wordt dicht bij den stal de moederstok op den kop geplaatst, en een jaagkeps met krammen daarop bevestigd, zoodat de open gedeelten van korf en keps tegen elkander sluiten. Als deze niet juist op elkaar passen worden de mogelijke openingen met een doek afgesloten. (Intusschen is op de plaats, waar de moederstok in den stal heeft gestaan, een ledige korf geplaatst, om de thuiskeerende bijen op te vangen). Het vlieggat van den moederstok wordt gesloten en men klopt met de handen aan weerszijden tegen den op den kop staanden korf. Na eenig kloppen houdt men een paar minuten rust en daarna begint men opnieuw met kloppen tegen den korf, van onderen beginnende en steeds naar hooger op. Het vlieggat wordt bij tijd en wijle geopend om daarin eenigen rook van een brandende linnen lont te blazen. Het kloppen wordt een 10 à 15 tal minuten voortgezet, totdat men aan het geruisch in de keps hoort, dat de meeste bijen daarin zijn overgegaan. Korf en keps worden, nadat beiden zijn omgekeerd en de keps met een lichten schok tegen den grond is geklopt, van elkander genomen en in de keps wordt onderzocht of zich tusschen de overgegane bijen ook de koningin bevindt.

In de meeste gevallen zal dat onderzoek bevredigend zijn. Krijgt men niet de zekerheid dat de koningin mede is overgegaan, dan moeten opnieuw korf en keps op elkaar gekramd en dezelfde bewerking van kloppen en rook inblazen, worden herhaald.
Heeft, men op die wijze de koningin en nagenoeg alle aanwezige bijen in de keps, dan wordt deze met eenige kracht tegen den grond geschokt, zoodat de bijen als het ware op den bodem samenrollen, waarna zij worden overgeschud in een kleinere keps, die met een bijdoek wordt afgesloten en op een koele plek gehangen. De moederstok komt weder te staan op de oude plaats; de hulpkorf, die de thuiskeerende en teruggevlogen bijen heeft opgevangen, wordt voor den stal met het open gedeelte naar den moederstok gelegd, zoodat de opgevangen bijen naar dezen terugvliegen.

Tot zoover is de oude behandeling en de nieuwe hetzelfde. Doch nu komt het verschil. Volgens de oude jaagwijze worden in den avond de gejaagde bijen in een vel of ledigen korf gedaan en de dus verkregen nieuwe stok vervoerd naar eene plaats op minstens 30 minuten afstand van den stal; of het kepsje met inhoud wordt zelf naar zulk een andere plaats overgebracht en daar in korf of vel overgebotst. Dit wegbrengen op een grooten afstand is noodzakelijk, omdat anders de gejaagde bijen in de volgende dagen naar den moederstok zouden terugvliegen.
Indien echter de jager verscheidene dagen van den stal verwijderd is gehouden, en daarna opnieuw in den stal wordt neergezet, zijn de bijen het oude vlieggat vergeten en keeren zij na hun uitvliegen in den jagerkorf terug.
Volgens de nieuwe methode is echter dit heen en weer trekken niet noodig. Wij hebben gezien dat de moederstok weer op zijn oude plaats is gekomen en de keps met jaagbijen in de schaduw hangt. Ook nu worden de laatsten des avonds op een vel of ledigen korf overgebotst. De jager wordt echter niet op een verren afstand weggevoerd, integendeel, de moederstok wordt van de plaats genomen en vervangen door den jager, terwijl de moederstok op een vrij plekje in denzelfden stal komt te staan.

Maar nu zal de moederstok kaal vliegen en door de bijen worden verlaten ? Dit is niet het geval, en hier zit het zwaartepunt van de geheele kwestie. De moederstok bestaat niet anders dan uit tafels met honig en broed, en een partij bijen. Deze bijen, die op het broed zijn gekomen, zullen den korf niet verlaten, zoolang het broed niet geheel is bezet. Had men dus een kleinen jager genomen, zoodat er op den moederstok veel bijen zijn teruggevlogen, dan zullen wel verscheidene bijen daaruit op den jager terecht komen, maar niet meer dan door den moederstok kunnen worden gemist. Zooveel als noodig zijn om het broed te bezetten blijven thuis; eerst later als de jonge bijen zijn uitgekomen, begint de korf ook van buiten gezien te herleven, doch dan is door de oude bijen de vroegere standplaats vergeten en de jonge weten niet beter of ze zijn thuis.

De voorzorgen die men in acht heeft te nemen zijn :
lo. Dat men niet met jagen begint, voordat de moederstok rijk voorzien is van broed en eieren, liefst ook van bezette moederdoppen,
2o. dat men na het jagen in den moederstok eerder te veel dan te weinig bijen moet laten, omdat die stok in de eerste dagen wel volk kan verliezen doch niet winnen; en eindelijk dat men het vlieggat van den moederstok door kalk vernauwt, omdat zulk een schraal bezette korf anders allicht een prooi van roovers zou kunnen worden.

Had schrijver dezes niet persoonlijk de proef genomen met jagen op de laatst omschreven manier, dan zou hij deze niet durven aanbevelen. Maar hij heeft verscheidene stokken op deze wijze behandeld, en het is die alles welgegaan. Toch verdient het aanbeveling bij het toepassen der nieuwe methode met de noodige bedachtzaamheid te werk te gaan. Bij elke nieuwe wijze van werken stuit de maker op nieuwe verschijnselen of tenminste op bijzonderheden die hij van te voren wel kon verwachten, maar waarop hij toch in de nieuwe omstandigheid niet heeft gerekend. Voorzichtigheid is dus geboden.
Dit jaar neme men b.v. met de noodige voorzorgen eenige proeven, om die, als ze gelukken, het volgende jaar op ruime schaal voort te zetten. Eenvoudigheidshalve is bij het vorenstaande alleen rekening gehouden met het bedrijf in vasten bouw. Dezelfde methode zou ook met even goeden uitslag kunnen worden toegepast bij lossen bouw, en vooral bij een overgang van vasten tot lossen bouw.