HONIG- EN STUIFMEEL GEVENDE PLANTEN (MEI).



In deze maand, de schoonste der twaalf, beginnen tal van planten met kracht te ontwikkelen. In geen maand bloeien zooveel plantensoorten. Een rijke verscheidenheid, waarom Mei den naam van Bloeimaand ten volle verdiend. De planten (in de vorige afl. opgegeven) welke in April nog pas een begin maakten met bloeien, komen nu flink tot ontwikkeling.
Het is van belang, dat ieder imker aanteekening houdt van de planten welke door de bijen worden bevlogen, over hun wijze van honigen in verband met warmte, regen, wind, licht, onweer, nachtvorst. Hierdoor zullen we meer kennis krijgen van onze honiggevende planten, de invloeden leeren kennen, waarvan het honigen afhankelijk is en weten welke planten voor sommige streken vooral dienen te worden aangeplant. Tegelijk teekent men hierbij aan alle groote gebeurtenissen welke bij den korf zijn waar te nemen; wanneer de eerste pollen werden binnengebracht, de zwermen kwamen, het aanbouwen begon enz.
Zoo krijgt men een dagboek met de geschiedenis van de verschillende bijenvolken, welke men later niet alleen met het grootste pleizier doorbladert, maar waarmee men voor verschillende jaren ook vergelijkende studies kan maken.
Het volgende kan als voorbeeld dienen :


In Mei bloeien of maken een begin :

1. Roskastanje (Aésculus hippocastanum) wordt langs wegen en tuinen aangeplant. Het hout is week en heeft weinig waarde. Langs spoorwegen kon men den boom meer een plaats gunnen. In sommige streken geeft de kastanje een rijken oogst voor den imker. De honig is dun vloeibaar, doorschijnend en heeft een geelachtige kleur.

2. Appelboom (Pyrus málus) komt algemeen voor in verschillende soorten en is voor de bijenteelt een der voornaamste onder de ooftboomen. De honig van den appelboom is helder geelachtig en aromatisch. Het schijnt dat de eene soort meer honigt dan de andere.

3. Pereboom (Pyrus communis). Slechts weinig soorten leveren eenigen honig van belang.

4. Eschdoorn (Acer) vele soorten, waaronder ook buitenlandsche. De voornaamste zijn:
a. Gemeene Eschdoorn (Acer Pseudoplátanus). Komt in 't wild veel voor, groeit in de jeugd snel, houdt van een zonnige standplaats en is zeer geschikt om langs wegen te worden aangeplant. De honig is geurig. De bloemen zijn elk jaar zeer honigrijk, naar het schijnt in alle streken.
b. Suikerahorn (Acer sacharinum), uit Noord-Amerika ingevoerd.
c. Spitsbl. ahorn (Acer platanoides).

5. Meidoorn (Crataegus oxyacantha) is voor de bijen meer van belang om het stuifmeel, dan om den honig.

6. Berberis (Berberis vulgaris) een sierheester, welke men op droge gronden gemakkelijk kan kweeken.

7. Boschbes (Vaccinium myrtillus) komt veel voor in hooggelegen bosschen, vooral op de Veluwe en op de Utrechtsche heuvels. Waar de boschbes veel voorkomt, zal de imker duidelijk den gunstigen invloed er van in zijn stal bemerken. De honig is geurig en van goede kwaliteit. Zou het niet mogelijk zijn de plant aan te kweeken ? De bessen hebben ook waarde; ze worden op de Veluwe ijverig verzameld en naar Engeland verzonden.

8. Paardebloem (Taráxum officinále) komt algemeen veel voor, honigt elk jaar en overal en is in sommige streken belangrijk voor de bijenteelt.

9. Naaldboomen (Conifeeren) Dennen en enkele Sparren verschaffen den bijen stuifmeel en in sommige jaren bladhonig.

10. Eiken (Quercus) leveren ook stuifmeel en bladhonig.

11. Lijsterbes (Sorbus aucuparia) komt veel voor in zandige en boschrijke streken, geeft honig en stuifmeel en is waard om meer te worden aangeplant.

12. Framboos (Rubus ldáeus) wordt in bosschen in het wild aangetroffen en in de meeste tuinen gekweekt. De honig is zeer goed.

13. Esch (Fraxinus excélsior) komt voor in bosschen en langs wegen, geeft slechts bladhonig en stuifmeel.

14. Berk (Bétula) geeft stuifmeel.
Onder de sierheesters mogen nog genoemd worden de Sering en de Weigelia.

15. Vuilboom (Rhámnus Frangula) wordt op de Veluwe kraaibes, sprikkelhout genoemd. 't Is een heester, die veel in bosschen en tusschen het hakhout van wallen voorkomt. De groenachtig witte bloempjes bevatten veel honig, die zeer goed is. In sommige streken zien de imkers verlangend uit naar het bloeien van den vuilboom. Voor de bijenteelt is deze heester dan ook belangrijk.

16. Braambes (Rubus) komt ook veel in bosschen voor en wordt door de bijen bevlogen.

T.C. HOOTSEN.