VERGIFTIGING DOOR HONING


"Les Nouveaux Remèdes"

"De nieuwe geneesmiddelen" behelzen eenige merkwaardige feiten, waaruit blijkt, dat honig onder zekere voorwaarden, vergiftig kan worden. Het zou belangrijk zijn te weten, of dezelfde gevallen ook elders zijn waargenomen.

Eenigen tijd geleden publiceerde het Engelsche blad "Terapeutic Gazette", een geval. Het gold een persoon van 54 jaren, die onbedachtzaam een kwart eng. pond (ruim één ons) honig had gegeten. Spoedig er op gevoelde hij branding in het voorhoofd, hij had rillingen, visioenen en was koud over zijn geheele lichaam. De polsslagen werden zwak en onregelmatig, de ademhaling werd sneller en hoorbaar (piepend, fluitend). Later kwamen stuiptrekkingen met de armen, daarna zelfs van 't geheele lichaam.
Een braakmiddel en vervolgens opwekkende medicijnen deden den patiënt gelukkig herstellen, hij leed echter nog eenigen tijd aan mydriasie (onnatuurlijke verwijding van den oogappel) en stekingen in de tong. Eerst na eenige weken had hij zijn oude gezondheid en krachten terug.
De honig had een bitteren smaak.

Honigvergiftiging wordt zelfs verhaald uit den ouden tijd. Xenophon gewaagt van een geval onder zijne soldaten en noemt braking, pijnen en delirium onder de waargenomen verschijnselen. Zonder echter zóó ver terug te gaan, vinden we nog tal van gevallen vermeld.
Barton nam in 1790 verscheidene gevallen waar in Noord-Amerika, in Florida en Pensylvanië. Husemann maakt in zijn Verhandeling over Vergiftkunde, melding van twee gevallen met doodelijken afloop te Altorf in Zwitserland. Jenner (in de Therapeutic Gar 1898) was getuige van ernstige gevallen bij kinderen, die vrij groote hoeveelheden honig hadden gegeten.

Men heeft natuurlijk naar de oorzaak van vergiftiging door honig gevorscht. En 't ligt voor de hand, dat men die bij door bijen bevlogen giftplanten heeft gezocht.
Husemann beschuldigt in 't bijzonder de azalea en de rododendron (Azalea pontica e.a Rhododendron ponticum). Deze planten bevatten, zooals door Plügge werd aangetoond, een zéér giftige stof, welke later in verscheidene Ericacaeën is ontdekt. 't Eerst werd zij gevonden in Andromeda Japonica, en daarnaar met den naam andromedotoxine gedoopt. En het moet dit gift zijn, dat volgens Plügge door hem onderzochte gevallen van honig vergiftiging had veroorzaakt.
Dit is ook de meening van Barton (een Amerikaan) die de Kalmia augustifolia (óók alweer een uitheemsche heideplant) als voornaamste gifthonigbron aanwijst. Plügge heeft trouwens uit deze Kalmia de andromedotoxine getrokken.
Voor Engeland meent Jenner het vingerhoedskruid (Digitalis, een ook in ons land voorkomende wildgroeiende plant, ook in bloemtuinen gekweekt) als de voornaamste schuldige te moeten signaleren, terwijl Husemann voor Zwitserland de Aconiet of Monnikskap de gevaarlijkste acht. Ook deze komt bij ons voor, zoowel in 't wild als gekweekt.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De moraal uit bovenstaande gevallen van vergiftiging door honig te trekken is, dat men er, evenzeer als van andere spijzen of genotmiddelen, slechts een matig gebruik van dient te maken. De meeste gevallen toch gewagen van vrij aanzienlijke hoeveelheden. Veertig à vijftig grammen (een half ons) is een voldoende „portie" op eenmaal. Verder vergete men niet, dat het mede doorslikken van was (bij raathonig) schadelijk werkt, daar was zeer moeilijk verteerbaar is.

Hoewel men juist eenige planten van de familie der Ericaceae als vergiftig signaleert, behooren hiertoe toch ook weer de zeer honigrijke struik- en dopheide (Calluna en Erica), waarvan de honig zeker algemeen geheel onverdacht wordt gerekend. Wat de Rhododendrum ponticum betreft, zoo behooren tot hetzelfde geslacht de R. ferrugineum en R. hirsutum, welke bij ons evenals de Azalea zeer gezochte sierplanten zijn, en in de Alpen fijnen honig geven.

Ten slotte vergete men niet, dat sommige personen een onoverwinbare afkeer van honig hebben, zóó sterk zelfs, dat wanneer zij ze, buiten hun weten, in koek of ander gebak eten, misselijkheid en braking dikwijls niet uitbleven. Zoodat het een open vraag blijft, of enkele of de meeste der geruchtmakende gevallen van honigvergiftiging, niet eenvoudig hieraan of wel aan overmatig gebruik moeten worden geweten.

H. Groustra.