BEKNOPT VERSLAG van de Buitengewone Algemeene
Vergadering van 21 Dec., gehouden te Utrecht.


Volgens de presentielijst zijn ± 30 leden tegenwoordig. Verder zijn aanwezig de afgevaardigden der prov. Afd. Noord-Brabant, Gelderland en Noord-Holland.

De Voorz. opent de vergadering en stelt voor de Notulen der vorige algemeene Vergadering nu niet te lezen. Na mededeeling van sommige ingekomen stukken, o.a. dat de prov. afd. Groningen zich heeft afgescheiden en dat de Regeering heeft voorgesteld het subsidie aan de Vereeniging op f 1200 te brengen, stelt de Voorz. aan de orde de beide ontwerpen der Commissie in zake onderwijs in bijenteelt. De Heer Verbaan vindt de plannen heel mooi, maar hij mist er in, op welke wijze men veel honing kan verzamelen en dat is toch de hoofdzaak.

De Heer Leesens meent, dat het examenprogramma meer practisch moest zijn. De Heer Pannekoek is het met den vorigen spreker eens, ook hij zou willen, dat de candidaten minstens grondig bekend waren met twee vormen van mobielbouw, terwijl de Heer Kelting zou willen voorschrijven, dat de candidaten op de hoogte moeten zijn met alle mobielwoningen.
De Heer Snellen (lid der Comm.) maakt er opmerkzaam op, dat het examen ook practisch zal zijn en wijst op de moeilijkheid om aan te wijzen, welke vorm van mobielbouw de beste is. De Heer Verbaan vindt dat zoo moeilijk niet, hij noemt zijn eigen kastvorm. De Heer van Daalen stelt voor te lezen in art. 11: Kennis van de voornaamste bijenwoningen.

De Voorz., en de H.H. Snellen en Wigman hebben tegen deze redactie bezwaar; zij willen het woord grondig behouden en lichten hunne meening nader toe. De Heer Beil, die eerst voor het voorstel van Daalen was, komt na de gehoorde verklaring op zijne meening terug. Het voorstel van Daalen, in stemming gebracht, wordt verworpen en art. 11 onveranderd goedgekeurd. Nadat in art. 3 gewenscht is vervangen door verlangd worden beide ontwerpen met algemeene stemmen aangenomen en wordt het Hoofdbestuur gemachtigd voor de verdere regeling van het onderwijs in bijenteelt met de Regeering in overleg te treden.

Hierop leest de Voorz. de Begroting voor 1900 voor en geeft bij de meeste posten eene korte toelichting. De H.H. Leesens, van Rooij en van Daalen vinden een subsidie van f 100,- aan Boxtel voor het houden eener tentoonstelling te weinig. Men betreurt het, dat de begrooting voor die tentoonstelling nog niet is opgemaakt. De Voorz. wijst op de standvastigheid van dezen post op volgende begrootingen en ziet daarin een bezwaar, om het subsidie hooger op te voeren. De Heer van Daalen zou geen vast subsidie willen verleenen, hij is er voor de zaak te steunen in den vorm van een crediet.
De Voorz. kan zich met dit denkbeeld wel vereenigen, maar acht het dan noodig dien post te verhoogen. De Heer Snellen meent, dat het crediet niet zoo hoog behoeft te zijn; de ondervinding dit jaar te Maastricht opgedaan, leert dat de tentoonstelling niet zooveel behoeft te kosten. Het voorstel van Daalen om het subsidie te bepalen in den vorm van een crediet en het bedrag van dat crediet aan 't beleid van 't Hoofdbestuur over te laten, wordt aangenomen, evenals daarop de geheele begrooting, in ontvangst en uitgaaf bedragende f 2550,-.

Het voorstel van het Hoofdbestuur, om de prov. Afd. Limburg en Gelderland aan te wijzen voor het benoemen eener Comm. tot het nazien der Rekening en Verantwoording over 1899 wordt goedgekeurd en bepaald, dat de eerstvolgende Algemeene Vergadering zal gehouden worden te Boxtel, in September a.s. Hierop sluit de Voorz. de vergadering.

B. WIGMAN, Algem. Secr.
R. DINGER, Voorz.
B. WIGMAN, Secr.