AAN DE LEDEN DER VEREENIGING.



Het Hoofdbestuur der Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland vertrouwde de redactie van het door haar uitgegeven Maandblad aan mij toe.

Ik stel het zeer op prijs, dat de aandacht op mij mocht vallen, van te voren had echter de voorloopige redactie eene vrij wat moeielijke taak en ik ben haar dankbaar voor de wijze, waarop zij begonnen is den weg te banen. Ik erken gaarne, dat mij deze betrekking vele moeielijk heden op kan leveren en dat tekortkomingen van mijne zijde mogelijk zijn, maar mijn wil om ze met toewijding te vervullen is zeker goed, ik aanvaard ze met groote liefde voor de zaak en vertrouw, dat me dit kracht zal geven om inderdaad in het belang der Vereeniging werkzaam te zijn.

Het Maandblad heet het orgaan der Vereeniging ter Bevordering der Bijenteelt in Nederland - die titel omschrijft zeer duidelijk wat van den inhoud verwacht wordt.Officieele berichten vinden daarin plaatsing ; het is vooral het blad van en voor de leden der Vereeniging, 't staat voor hen open, hunne bijdragen zijn welkom - de Redactie heeft het meeste vertrouwen, dat haar dit voldoende en vooral de gewenschte stof zal opleveren. Mogelijk vloeit die bron zelfs zoo overvloedig, dat, óók omdat de ruimte van het Maandblad beperkt is, er geschift zal moeten worden. Ik zal mij beijveren om dit onpartijdig te doen en reken er op, dat het toch niemand zal afschrikken om bij eene nadere gelegenheid weer eens aan te kloppen. Ieder deele mede, wat hem op 't hart ligt, ’t mogen goed doordachte verhandelingen of eenvoudige opmerkingen zijn, ik hoop ze op hare beurt eene plaats te kunnen geven.
Wordt het echter een twistgeschrijf, worden personen aangevallen, dan heb ik daarvoor geen ruimte over en sluit ik de deur, waarvan de sleutel bij het Hoofdbestuur te bevragen is. De Redactie zelve zal zich zooveel mogelijk op de hoogte stellen van 't belangrijkste, dat de buitenlandsche vakbladen bevatten en daarvan overzichten geven - vertalingen uit die tijdschriften worden door haar dan ook niet gewenscht.

Maar wat kan zoo al voor plaatsing in aanmerking komen?
Ieder zal dat van zijn standpunt bekijken en ik kan me natuurlijk niet onbevangen op het standpunt van een ieder plaatsen, maar wanneer wij in aanmerking nemen, dat onze Vereeniging uit zeer uiteenloopende elementen bestaat, dan behoef ik niet angstvallig te zijn en allerlei wat op Bijenteelt betrekking heeft zal een plaatsje in ons blad verdienen.

Het komt mij voor, dat de Bijenteelt in twee groote afdeelingen gescheiden kan worden, die echter door een tal van overgangen vereenigd zijn. Daar waar de producten van den bodem eene zeer rijke weide aan de Bijen verschaffen, wordt de Bijenteelt op grootere schaal uitgeoefend, gewoonlijk zoekt men dan op kleineren of grooteren afstand gelegenheden, die op andere tijden van het jaar een goed honiggewin kunnen opleveren. Dat is het bedrijf in het groot en al wat anderen bedrijven ten goede kan komen, zal ook hier dienstig kunnen zijn. Zij, die het uitoefenen, allen mannen van 't vak, rijk aan ondervinding, kunnen in ons blad hunne meening daaromtrent meedeelen, daarover van gedachten wisselen, punten in voorbereiding brengen, die door een krachtig, wel begrepen vereenigingsleven spoediger tot uitvoering gebracht kunnen worden, dan wanneer elk voor zich dien weg was opgegaan - allen komt dit ten goede.

Maar niet overal zullen de Bijen die overvloedige weide vinden; er zijn streken, waar wel Bijen gehouden kunnen worden, maar niet in dat aantal, waar ook niet die hoeveelheden honig gewonnen kunnen worden - 't bedrijf is daar geen middel van bestaan, 't wordt veel eer eene loonende liefhebberij.

Die liefhebberij moet met alle kracht aangemoedigd en winstgevender gemaakt worden. Over de bestuiving der bloemen is zeker nog niet het laatste woord gesproken, 't aantal gevolgtrekkingen is grooter dan 't aantal waarnemingen welke die gevolgtrekkingen bevestigen, maar in ieder geval weten wij toch, dat de Bijen daarbij een grooten rol spelen - een goed Bijenbezoek is bij onze tuin- en landbouwproducten eene eerste voorwaarde voor een goeden oogst - weinig Bijen, minder opbrengst - geen Bijen, groot nadeel.
Ik weet dat, we weten 't mogelijk allemaal, maar daarom gaan wij allemaal nog geen Bijen houden - van het onmiddellijke voordeel zijn wij niet verzekerd. Was het maar meer bekend wat een rijke bron van genoegen de Bijenteelt op kan leveren, dan zou men over dat bezwaar heenstappen. Men houdt wel mooie kippen en eenden, die gewoonlijk vrij dure eieren leggen, maar zeker is het, dat het leven der Bijen vrij wat boeiender is, vraag het maar aan Réaumur en andere groote mannen, dan dat van al het pluimgedierte bij elkaar, ze dient u met haar keurigen honig en geeft u bovendien de voldoening, dat gij een weldaad bewijst aan uwe omgeving door het slagen van menigen oogst te bevorderen. Natuurlijk zijt gij niet dadelijk een ervaren ijmker, maar toch is het gewenscht, dat in het Maandblad uwe bevindingen worden opgenomen, ze kunnen nuttig zijn voor hen, die ook dien weg opgaan en het zal den waren mannen van het vak aanleiding geven om op fouten te wijzen en te leeren.

Ons Maandblad moet op deze wijze zijn degelijken, doeltreffenden inhoud behouden; Wie zullen dan de lezers zijn?
Ik vertrouw het meerendeel der leden, maar toch vrees ik, dat er nog zullen overblijven, die niet lezen willen of eigenlijk niet lezen kunnen. Ik herinner me een spreekwijze: “Wa ‘t d'n boer nie kent de 't vret ie nie”, 't Is geen aardig gezegde, ik zal zeker de laatste zijn om aan onze nijvere landbouwers zoo iets toe te dichten en ik ben er zelfs van overtuigd, dat zij het met mij eens zijn, dat in den zin van het spreekwoord wel eenige waarheid ligt. Er zijn bevooroordeelde menschen, die wars zijn van alles wat wijziging in hun werkkring zou kunnen brengen.

Zij zien 't niet graag, zij hooren 't niet graag en lezen doen ze 't zeker niet. Zijn er van hen soms onder de leden van onze Vereeniging dan verzoek ik hun dringend eens in de maand wat geduld te willen hebben en het Maandblad in te zien. Houden zij dat twaalf keer vol dan vermoed ik, dat zij gewonnen zullen zijn en niet alleen geregelde lezers, maar zelfs medewerkers zijn geworden – en stellig kan ik er dan op rekenen, dat ik die talrijk zal vinden onder de overige leden der Vereeniging. Het Maandblad word zoo een der hechtste zuilen, waarop zij rust en waardoor zij bloeit, hetgeen toch ons aller wensch is.

J.C. BOSCH, Beverwijk, Januari 1900.