SAMENVALLENDE ZWERMEN.



De heer W. O. komt in het Decembernummer op tegen een en ander in mijn sprokkel over samenvallende zwermen, opgenomen in het nummer van September. Hierin wordt van een "teere kwestie" gewaagd, "zeer geschikt om onze goede verstandhouding (tusschen de buren) in gevaar te brengen." Ik begrijp niet, hoe het samenvallen van twee zwermen van buren een reden zou kunnen zijn van geschil.

Wél echter zal in zulk een geval de "eerlijk deeling" een "teere kwestie" kunnen zijn of een oorlogsoorzaak worden. En dit werd in den sprokkel dan ook de "teere kwestie" geheeten. Immers staat er duidelijk: "Beiden waren we op ‘t eerste oogenblik geneigd ons van den geheelen tros meester te maken, om daarna te overleggen wat we er mee zouden doen." Dit (N.B.! dit "dit" slaat natuurlijk op het naastvoorgaande d.i. op wat ze er mee zouden doen!) Dit leek me echter een "teere kwestie".... enz. De heer W. O. noemt echter het bijeenvliegen der zwermen de "teere kwestie," wat ten eerste al geen "kwestie" kan zijn en in de tweede plaats, zooals ik boven aantoonde, dit ook niet werd genoemd. De heer W. O. heeft derhalve de zaak niet goed begrepen en meent daarom middelen te moeten aangeven, die de "teere kwestie", d.w.z. wat hij voor de “teere kwestie” houdt, beter oplossen. Nu kan men echter in de meeste handleidingen over bijenteelt over de behandeling van saamgevlogen zwermen voldoende inlichtingen vinden, zoodat die niet in een Maandschrift beschreven hoeven te worden.

Hier gold het echter een bizonder, een zeldzaam geval, zooals ook in den aanhef van den sprokkel staat: hier behoorden de zwermen aan twéé eigenaars en kon de deeling een casus belli, een oorlogsreden, worden. En déze "teere kwestie" werd m.i. héél zuiver en vernuftig opgelost: de bijen deelden zich zelf, zoodat geen der beide partijen den ander kon beschuldigen méér dan zijn deel te hebben bekomen. In geval de zwermen aan één eigenaar hadden toebehoord, kwam het er natuurlijk niet op aan, hoe de tros werd verdeeld of zelfs of hij niet werd verdeeld: de eigenaar van den éénen zwerm zou geen verschil krijgen met den rechthebbende op den tweeden, d.i. met zichzelf.

Ook verder moet den heer W. O. de zaak niet geheel duidelijk zijn, o.a. waar hij schrijft: "Nu was de kwestie wel opgelost, doch waarschijnlijk ten koste der respectieve koninginnen."
Toch niet: immers staat er in den sprokkel, dat deze werden opgesloten, zoodat ze dus door de eigenaars nog tot een of ander doel konden worden aangewend. Het wegnemen der moeders was het middel om de bijen, die daardoor meteen ophielden zwermen te zijn, naar de respectieve huiven te doen terugvliegen. In den sprokkel staat dan ook letterlijk: “zoo kregen we dus beiden onze bijen terug, doch misten een zwerm”. Dit wil natuurlijk zeggen, dat de beide zwermen hunne moeders missende, ophielden een geheel te vormen met het plan een nieuwe kolonie te stichten, daar deze zonder moeder zou moeten uitsterven!

Dat dit echter wél een goede manier was om de bijen "eerlijk" te deelen, maar geen goede om zwermen te behouden, deed den verteller zoeken naar een betere, waarbij hij de zwermen “zwermen” deed blijven. En dit meent hij te kunnen doen, door in zulk een geval de moeders elk in een korf te plaatsen vóór de zwermhuiven: de bijen zullen dan ook weer terugvliegen, maar daarbij in de voorgezette korven terechtkomen bij de koningin, en zoo dus wél een zwerm blijven uitmaken.

Dit nu is den heer W. O. bij proefneming gebleken, niet geheel te gelukken. Waar proefnemingen spreken, moet alle theorie achterstaan. Ik weet niet, wat de verhaler van 't geval (’t stond 't eerst in de Schweizerische Bienenzeitung) hier tegen den heer W. O. zou aanvoeren. Wél echter wil ik mét den sprokkel ook wel de verantwoordelijkheid ervoor overnemen en den heer O. beantwoorden alsof 't geheel mijn zaak was. Noch de verhaler, noch ik heb de proef met het voorgestelde plan genomen, doch als 't mij overkomen was, dat de bijen, zooals de heer O. zegt, "onder en achter den leegen korf om" den zwermkorf waren ingetrokken, had ik dezen eenvoudig zoolang op eenigen afstand verwijderd (minstens een meter). Daarenboven had ik dan den vangkorf wel precies op de plaats van den moederstok kunnen zetten, doch dit is niet zoozeer noodig.
Waren echter de bijen toch reeds meest tot den moederstok teruggekeerd, dan zou een omzetting midden op den eerstkomenden drukken vliegdag den zwerm met de meeste vliegbijen uit den ouden stok kunnen versterken.

Over 't volgende in het stuk des heeren W. O. kan ik zwijgen, dat raakt het geval in den sprokkel vermeld daarvoor te weinig.

H. GROUSTRA.