DE BIJEN IN MEI / JUNI



Kon de ijmker dit jaar tevreden zijn over de doorwintering, zoo werd hij in zijn hoop op een meewerkend voorjaar weder teleur gesteld. De koude der nachten en de guurheid over dag liet niet alleen niet toe, dat de bijen zich op de bloesems der lentebloemen konden vergasten, doch deed zelfs velen omkomen.
Het gevolg hiervan is, dat het broed aanzetten niet vergevorderd is, zoodat wij langer zullen moeten wachten op het den ijmker zoo verheugend zwermen vangen.

De Meizwermen zullen dan ook dit jaar niet talrijk zijn. Daarom echter den moed niet verloren en vooral moet men niet tot zorgeloosheid vervallen. Het bloeien der planten moet ons niet bedriegen, bij koud en schraal weer zijn ze er erg genoeg aan toe, en van honig geven, al staan zij in feestdos, is weinig sprake. De bijenhouder zorge dan, dat zijn volk steeds voorzien is van het noodige voedsel en late het niet zoo ver komen, dat de bijen tengevolge van gebrek het reeds aangezet broed uittrekken. Zorgeloosheid hierbij gedurende slechts enkele dagen zal gedurende het geheele jaar nawerking hebben.

Niettegenstaande al de voedergereedschappen die er bestaan, verdient toch een eenvoudig, practisch en goedkoop voedertoestel altijd onze aandacht. Men neme een klein cigarenkistje van 50, de hoeken en gleuven laat men dicht loopen met was en strijkt ze van binnen aan met vernis, waardoor zij waterdicht worden. Van het deksel maakt men een rooster, die in het kistje past, om bij los voeder het omkomen der bijen te voorkomen.

De winterbedekking laat men zoo lang mogelijk op de kasten en aan de korven. Het broedruim wordt op tijd vergroot, waarbij de bewaarde natuurraat van de grootste waarde is. Vóór het inhangen dezer raten lette men wel op, dat zij vrij van wasmot zijn; is dit niet het geval dan zou men zelf er het paard van Troje inbrengen. Heeft men niet genoeg natuurraat tot zijne beschikking dan zal men hiertoe kunstraat kunnen aan wenden

De zwakke koloniën worden met broed, dat bijna uitloopt, versterkt, of op andere wijze tracht men de zwakken te hulp te komen. Van een goed, zorgzaam ijmker mag men verwachten, dat hij alles klaar heeft om wanneer de zwermen komen ze te kunnen huisvesten, opdat als de bijen komen, ze niet zouden kunnen zeggen: Zijn we nu nog te vroeg ? De zorg aan de bijen besteed blijkt dan ook in den zwermtijd, nu begint des ijmkers poëzie. De eerste of voorzwermen vliegen af tusschen 11 en 3 uur Zijn zij door slecht weder verhinderd geworden dan kan men ze ook vroeger verwachten. De nazwermen komen soms er uit tusschen 7 en 8 uur tot 's middags 5 uur. De voorzwerm vliegt liefst kort bij den bijenstand aan, omdat de met eieren beladen koningin tot geen lange reis genegen is.

De nazwermen met hunne jonge koninginnen ondernemen soms een reisje. Gaarne vliegen de bijen daar aan, waar reeds vroeger een zwerm gehangen heeft, is die plaats ongeschikt of lastig, dan hangt men daar een lap met petroleum of ander sterk riekend goedje. Bij het zwermen bedenke men wel, dat groote het meeste voordeel aanbrengen, daarom vermijde men ook een geheele reeks, waarin dan soms een handje bijen zit te tobben. De kleine zwermen vereenige men tot sterke koloniën en slechts van dezen kan een goeden oogst verwacht worden. Men kan ook wanneer een korf te hard afzwermt, de koningin of koninginnen uit den nieuwen zwerm vangen en dezen laatsten bij den ouden laten terugvliegen. Over het maken van kunstzwermen zie men verder het Maandschrift na.

B.