BRIEVENBUS



Kunstzwerming.
Gaarne wensch ik iets over mijne methode van kunstzwerming in het Maandschrift mede te deelen, maar wil eerst nog zeggen, dat in mijn artikel over Vervroegde kunstzwerming in het nummer van 15 Februari, bladz. 367 een gedeelte onduidelijk is en niet weergeeft wat mijne bedoeling was. Daar staat:

„Deze (de Heer H. Groustra) zegt ook, dat de beide moederzwermen in een goeden staat zullen verkeeren en als ze niet te laat zijn, volgens gewoonte na vier of vijf weken weer zullen gaan zwermen, zoo zoekt men verbetering, waar die niet te vinden is."

Dit nu heeft de Heer Groustra niet gezegd, het moet zijn:
„dat de beide moederzwermen in een goeden staat zullen verkeeren! Maar dan zullen zij, als ze niet te laat zijn, volgens gewoonte na vier of vijf weken gaan zwermen en waar is dan de verbetering door deze methode te vinden?"

Nu wil ik kort de wijze beschrijven hoe ik den kunstzwerm neem. Men gebruikt daartoe een goed bevolkten stok, die veel broed en ingelegde, afgesloten koninginnecellen heeft, of als men deze niet kan zien, toch zwermrijp is. Men begint de behandeling van den stok bij goed weer, als er veel bijen in het veld zijn, op de gewone wijze door kloppen, vergezeld van een weinig rook. Zijn een gedeelte der bijen in den jaagkorf, dan zoekt men de koningin daar uit en schept deze met een honderdtal bijen in een daarvoor bestemden zwermkorf, dien men dan plaatst, waar men den moederstuk genomen heeft. Zóó verkrijgt men dadelijk een kleinen zwerm door de uit het veld komende bijen.
De in den jaagkorf overgebleven bijen geeft men allen nauwkeurig aan den moederstok terug en zet dezen op eene nieuwe standplaats, hiermede is de kunstzwerming geschied; den volgenden dag verkrijgt de zwerm nog zooveel bijen van den moederstok, dat het volk voldoende sterk is. Mocht het echter gebeuren, dat de moederstok den volgenden dag weigert af te vliegen, zoodat de zwerm te klein blijft dan kan men aan dezen op de gewone wijze nog wat bijen ontnemen en ze bij den zwerm voegen.

Al beweert de heer Dijkstra in het Maart-nummer, dat hij van het afvliegen, waarvan ik in het Februari-nummer sprak; nooit last heeft gehad, toch zal ieder, die hiermee de proef neemt, dit wel eens ondervinden. Na 5 of 6 dagen snijdt men alle darrenbroed en de koninginnecellen op ééne na in den moederstok weg om zóó het natuurlijk nazwermen te beletten, hetgeen ons dikwijls gelukt. Ik houd deze methode ook voor beter dan die, welke de Heer Dijkstra aangeeft, want dat arme zwermpje staat gedurende drie dagen te zeer aan den rooflust der bijen bloot. Ze kan even gemakkelijk op dezelfde wijze bij den lossen bouw worden toegepast en is dan ook zeer aan te bevelen. Reeds jaren lang heb ik ze gevolgd en nooit heb ik er eenig bezwaar van ondervonden, mochten er zich voordoen, dan zijn daarvan de oorzaak:

1. dat men den zwerm te vroeg heeft genomen, zoodat de stok niet voldoende zwermrijp was.
2. dat men niet genoeg waarde hecht aan het boven beschreven scheppen der koningin met een weinig bijen en het teruggeven der overigen aan den moederstok.
3. dat er al te groot verschil bestaat tusschen de woning van den moederstok en den zwermkorf.

M. v.d. MEER, Reek bij Grave.