BRIEVENBUS



Vervroegde kunstzwerming
(Dupliek).

Het lijkt mij noodig even in 't kort te antwoorden op de drie stukjes op mijn artikel in het Decembernummer, opgenomen onder de rubriek Brievenbus in 't no. van Februari. Wat het betoog betreft van den Heer de Vries, kan ik volstaan met uit enkele zinsneden in mijn artikel te bewijzen, dat de termijn van zes weken eenvoudig eene vergissing is. In de eerste plaats blijkt dat uit de geheele alinea, waarin ook de terecht gewraakte termijn van 6 weken voorkomt. Daarin immers staat, dat „de sterfte tijdens de eerstvolgende drie weken ruimschoots wordt gedekt door de uitloopende jonge werksters.” en iets verder: Terwijl tegen den tijd, dat de bevolking gaat verzwakken, t. w. na het uitloopen van 't laatste broed . . . ."
In verband met het vorige aangehaalde moest het volgende dus zijn: een jonge moeder, binnen ongeveer drie weken na de kunstzwerming begint te leggen.

Den Heer de Vries intussen mijn dank voor de rectificatie; er mochten er eens zijn, die de vergissing voor iets ergere hadden opgevat of .... voor waar. Tegen de repliek des heeren Van der Meer, die meer bezwaren oppert tegen de methode heb ik van den weeromstuit evenzeer meer bedenkingen. En .... zou ik nog meer hebben, zoo door de welwillende tusschenkomst der redactie een der ernstigste niet door den heer Van der Meer zelf in ditzelfde nummer werd teruggenomen.

Ik verwijs daartoe naar diens artikel. Van de weerlegging van het daar genoemde feit (het weer zwermen na 4 à 5 weken) ontslaat mij het artikel van den heer Dijkstra in de Maartuitgave. Deze toch zegt: „daarvan hebben wij nooit last gehad”. Waaraan ik kan toevoegen: ook anderen niet. Wat trouwens blijkt uit de uiteenzetting der methode ook!
Wat de heer Van der Meer eigenlijk bedoelt in de zevende alinea (zes regels onderaan blz. 366 en evenveel bovenaan blz. 367) is mij niet heel duidelijk. Daar er echter van afvliegen wordt gesproken, dat de tweede omzetting kan doen mislukken, zou ik willen vragen; waarom hiertegen dan niet het meest bekende middel aangewend, n.l. het plaatsen van 't een of ander voorwerp voor de huif?

De heer Van der Meer geeft voor mobielbouw de voorkeur van het wegsnijden aller moederwiegen op één na. Ik niet: voor mobielbouwers, die voldoenden tijd aan hun vak willen en kunnen besteden, acht ik het kweeken van koninginnen beter en het zoogenoemd: toenemend zwermen (essaimage progressief), voor hen echter, die er minder tijd en .... vakkennis aan kunnen wijden en voor de mobielimkers, komt mij de methode Vignole (of wel de door den heer Dijkstra bestreden, gewijzigde) nog altijd én een eenvoudige, én een korte, én een doelmatige voor. Welke ik dan ook met overtuiging voor proefneming blijf aanbevelen! Wat het welwillende stuk des heeren van Ansem betreft, hem en andere, die in hetzelfde geval verkeeren, dat de voorjaarsdracht onvoldoende is, zou ik in overweging geven, óf het niet de kosten zou dekken, of meer nog zelfs loonen, het tekort ruimschoots aan te vullen door aanprikkelende voedering.

Sterke volken in den tijd van het groote gewin, kunnen in enkele weken de bijenteelt nog winsstgevend maken. Andere streken met korteren drachttijd zijn daar om dit te bewijzen. Waar echter gedurende het geheele jaar geen enkele periode van een rijk gewin bestaat, helpen geen methoden, helpt niets: daar kan bijenteelt eenvoudig geen tak van bestaan zijn.

H. GROUSTRA