DE BIJEN IN JUNI-JULI



Een tijd van oppassen en nazien — vooral nu dit jaar de voorzwermen eerst in 't begin van Juni in de lucht ruischten en suisden.
De eerste zwermen, voor- of hoofdzwermen, voorzien zich van voedsel voor eenige dagen eer zij den moederstok verlaten. Met de nazwermen is dit echter niet het geval, die vliegen af zonder iets mee te nemen, zoodat men bij slecht weder niet vergeten moet om hun wat voedsel te geven.
Is een zwerm soms onverwacht afgevlogen dan kan men den moederstok vinden door een handjevol van de afgevlogen bijen te nemen, ze met meel te bestuiven en voor den bijenstal te laten vliegen. Zij nemen dan daar, waar zij uitgevlogen zijn, weer haar intrek. Moederstokken en nazwermen moeten goed nagezien worden, opdat, als de koningin verloren mocht zijn gegaan, dat zoo spoedig mogelijk hersteld kan worden.Wordt een moederkorf door het nazwermen te zwak, dan moet men den nazwerm opvangen, uit den moederkorf verwijdert men alle koninginnecellen en 's avonds geeft men den afgevlogen zwerm weder terug. Hierbij mag enen niet vergeten om, als 't noodig is, de ruimte van kast of korf te vergrooten.
In dezen tijd kan de zwermfuik goede diensten bewijzen. Het is verre van aangenaam, als verschillende zwermen bij elkander vliegen, dat bezorgt den imker eene allesbehalve prettige bezigheid. Met een twee- of drietal zwermen valt nog wel te schipperen, maar om een acht- of tiental te scheiden is een ware plaag, bij uitstek als er voor- en nazwermen te zamen zijn gevallen.

Men moet niet alleen op moederloosheid letten, maar er kan ook veel darrenbroed aangezet worden. Daar kan de koningin de oorzaak van zijn en dan is het te verhelpen door de regeerende af te zetten en eene goede nieuwe bij te zetten, dan komt het voordeel van het koninginnenteelen tot zijn recht. De zaak wordt moeilijker als eierleggende werksters er de schuld van zijn. Dan hangt men uit sterke volken raten met uitloopend broed bij en zet er in een koninginnekooitje eene vruchtbare koningin tusschen. Na een dag of drie vervangt men het schuitje of stopje door een dun wasplaatje en leeft verder in de zoete hoop, dat het gebaat moge hebben.

Juni of Juli kunnen ons wel de warmste dagen bezorgen, zelfs zóó, dat men verplicht is de kasten lucht te geven en te voorkomen, dat de zonnestralen er rechtstreeks op vallen.
Bij het luchten moet men zorgen, dat er geen tocht ontstaat want dat zou schadelijk voor de ontwikkeling van het broed zijn. De vlieggaten zet men ver open. De overgroote warmte is voor de bijen een groote last. Zij worden er loom van, de wasbouw wordt slap, de honig dun vloeibaar. Zelfs raken de raten los en een groote warbouw is er het onvermijdelijk gevolg van.

Hoe men ook in Mei—Juni naar zwermen moge verlangen, in Juli is men er op tegen. De darren hebben ook weldra hun dienst zoo ongeveer verricht en worden door de werkbijen niet vriendelijk aan kant gezet, hierbij kan de imker nog een handje helpen.
Nu is het om het oogsten van honig te doen. De honigruimte wordt op verschillende manieren en in verschillende vormen bijgezet. Weldra wordt het gegons der zwermen vervangen door het brommen van den slinger.

B. Leessens