EEN PRAATJE OVER BIJEN.


Vervolg en slot van bladz. 359.(febr.)


Hoewel wij nog lang niet alle schoone eigenschappen en hoedanigheden "onzer lievelingen" hebben besproken, zullen wij de beschouwing daarover vooreerst maar staken; ik vrees, ging ik hiermee nog voort, spoedig de opmerking te zullen hooren; "ja, dat is alles goed en wel, maar het brengt geen zaad in het bakje" en toch. ......

Om der wille van de smeer !
Likt de kat den kandeleer !


Hoe schoon en aantrekkelijk de bijenteelt voor velen ook moge zijn, menig ijmker zou ze toch spoedig laten varen, wanneer er geen andere belooning dan wat genoegen aan verbonden was. Zeker, wij watertanden, als wij in den loop der lange wintermaanden in een gezelligen kring gezeten, soms door den eenen of anderen ouden ijmker van dien gulden tijd, van vóór dertig tot veertig jaren, hooren verhalen. Toen gold de ruwe (Raat) honig 25 tot 30, het ruwe was 40 tot 60 cent per pond (½ kilogram). Toen was de ijmkerij voor velen een bron van welvaart. En thans? De bijtjes zijn nog altijd vlijtig, halen even goed als vroeger en toch is de ijmkerij niet winstgevend meer. Wij allen weten, dat de bespottelijk lage honigprijzen hiervan de oorzaak zijn. Gelukkig hebben de twee laatste jaren, dank zij het bestaan onzer vereeniging en den uitvoer naar Duitschland ons ten minste in dit opzicht eenige verbetering gebracht; te voren werd de honigprijs echter door de afnemers van dit product telken jare stelselmatig verlaagd en de ijmkers moesten hierin, wilden zij hunne waar verkoopen, wel toestemmen.
Geen wonder, dat de Bijenteelt hier meer en meer werd ingekrompen en door sommigen zelfs geheel afgeschaft.

Naar verbetering, verhooging van den honigprijs zij dus ons eerste en voornaamste streven. Duurdere honig! Hoe bemoedigend klinkt dat, zal dat echter ooit verwezenlijkt worden?
Zeker, dat kunnen en dat moeten wij verwezenlijken. De waarde van het heerlijke product der bijen, evenzeer de vele, vaak moeielijke werkzaamheden aan het ijmker-bedrijf verbonden, vorderen dit gebiedend. Hoe zullen wij dat nu bewerken. Men heeft daartoe, naar gelang men in vasten of wel in lossen bouw imkert, naar wij meenen verschillende wegen te volgen.

Deze wegen echter loopen ten slotte te zamen en zullen derhalve beiden stelsels ten goede komen. Algemeen wordt tegenwoordig en met de beste bedoeling, op invoering van den lossen bouw aangedrongen, maar eene voorname zaak wordt daarbij dikwijls over het hoofd gezien en wel deze:

Wat zal het aan de groote meerderheid der beroepsijmkers baten den lossen bouw aan te nemen, zoolang zij gewoon, bijna genoodzaakt zijn hunnen honig uitsluitend in de raat aan de honigzeemers te verkoopen? Bij deze manier om den honig te oogsten heeft men immers noch slingermachine, noch kunstraat noodig, en juist daaraan dankt de losse bouw vooral zijne groote waarde, dat hij het gebruik van beiden mogelijk maakt. Allereerst dient men dus te bewerken, dat de slingerhonig meer bekend en daardoor van zelf meer gevraagd wordt. Hier vooral ligt voor ons nog een uitgebreid veld ter bearbeiding, want het Nederlandsche publiek kent den heerlijken, zuiveren Nederlandschen natuurhonig bijna niet.

Tentoonstellingen kunnen tot de verbreiding dezer kennis veel bijdragen; zeer nuttig is het ook, dat de kundigsten onder ons in courantartikelen de waarde en de voortreffelijkheid van zuiveren honig in het licht stellen. Een machtig middel van meer duurzamen aard tot het doen kennen, waardeeren en gebruiken van onzen honig bestaat echter, naar wij meenen, in het oprichten van honigdepots in onze groote steden. In iedere voorname stad heeft men daartoe, op de meest bezochte punten, minstens een winkel (comestibles of anderen), die als wederverkooper optreedt en waar steeds zuivere slinger- en pershonig in daarvoor passende glazen flesschen (van etiquetten voorzien) wordt uitgestald en verkocht. Wij van onzen kant moeten steeds voor zuivere, onvervalschte waar zorgen, dan zal de honig spoedig meer bekend en meer gebruikt worden, en daardoor in prijs stijgen. Dan zullen vele ijmkers in hun welbegrepen eigenbelang, ook spoedig tot den lossen bouw overgaan. Het oprichten van zulke depots is natuurlijk door afzonderlijke personen minder goed uit te voeren, maar door samenwerking komt men er gemakkelijk toe.

De Provinciale of wel Afdeelingsbesturen zijn daartoe de aangewezen lichamen. De meeste ijmkers zijn en blijven echter liefst bij den vasten bouw, zal men misschien opmerken. Welnu, de vastebouw-imkers kunnen, zooals wij reeds boven zeiden, tot verhooging van den honigprijs meewerken. Deze behoeven zich slechts, hetzij elk voor zich of wel in vereeniging van goede honigpersen te voorzien.

Wanneer honig uit vasten bouw, zooveel mogelijk van broed, doode bijen, enz. wordt verwijderd gehouden en door eene zindelijke, kundige hand bij het persen bewerkt, dan is hij immers ook een heerlijk, marktwaardig product, dat lang bewaard kan worden.
Zulke honig kan bijna even goed als slingerhonig ook voor huisselijk gebruik dienen en is steeds goed te verkoopen.
De vastebouw-ijmkers hebben daarbij dan nog het groote voordeel, dat zij meer onafhankelijk worden van de groote honigzeemers; goede pershonig kan men bij kleinere koekfabriekanten gewoonlijk nog tot hoogeren prijs verkoopen. Deze laatsten toch koopen gewoonlijk slechts gepersten honig, dien zij van de groote koekfabriekanten, honigzeemers betrekken; ruwen raathonig kunnen zij meestal niet gebruiken, omdat zij dezen niet bewerken kunnen.

Wanneer nu echter de ijmkers zelven hunnen honig persen dan kunnen zij dien direct aan iederen koekbakker verkoopen; dan kunnen zij zelven de winst genieten (al zij het dan ook maar gedeeltelijk), die nu vooral den honigzeemers ten goede komt. Dan wordt ook bovendien het geperste en gezuiverde was duurder betaald. Hiermede geven wij onzen medeleden deze plannen in ernstige overweging (verschillende ijmkers, die wij er al eens over spraken, konden er zich goed mee vereenigen); mochten ze instemming en bijval vindende, eens tot uitvoering komen, dan zal naar onze vaste meening de honig spoedig meer gekend, meer gewaardeerd en meer gebruikt worden. Geleidelijk zal dan ook met toename van verbruik, de prijs hooger worden en het is immers ons aller wensch om dezen tot eene billijke hoogte op te voeren.

W.A. OTTEN.