DE BIJEN IN OCTOBER - NOVEMBER



Nu het in den herfst koeler wordt, zoeken de bijen hare winterzitplaats op. Is het op den dag nat en koud dan is het aan de vlieggaten of er binnen in geen volk meer is. Het vroegere, sterke brommen is veranderd in een zacht geruisch, dat de bijenhouder zonder noodzaak niet meer storen wil.

Het is zaak voor den imker om de bijen in te winteren, dat is voorzorgen te nemen, dat de gevaren van den winter aan de bijen geen nadeel doen, opdat zij in de lente volkrijk en krachtig te voorschijn komen.
De minste moeite levert de overwintering op in den ouden strookorf, in den Kanitz-stok, in den boogkorf, de wanden hebben een dikte van 5 à 6 cM. Bij genoeg voorraad en ruimte in den bouw overwinteren zij daarin allervoortreffelijkst.

Meer zorg vordert de overwintering in kasten. De dubbelwandige worden om de honigruimte met lappen, mos, papier, houtwol opgevuld. Uit alle kasten moet, als er glas in aangebracht is, dit verwijderd en daarvoor stroomatten in de plaats gezet worden. De enkelwandige kasten moeten buiten omhuld worden, daarbij let men er op, dat de dekking overal gelijkmatig is.
De vlieggaten moeten geopend blijven, opdat er genoeg lucht kan binnen komen. Zijn de vlieggaten zoo groot, dat er muizen door kunnen kruipen, dan maakt men ze nauwer door er spijkers in te steken of op eenige andere wijze.
Bij kasten kan men gevlochten draad of iets dergelijks gebruiken.
De toegang voor de bijen mag niet belemmerd worden. Kunnen de bijen er niet uit dan zou de opening verstopt raken en de toevoer van lucht afgesloten worden, de zieke bijen trachten altijd door instinct gedreven, uit de kast te komen. Zoo zou het volk onrustig worden en velen zouden omkomen.

Om de lokkende zonnestralen en de storende vogels 's winters buiten de bijenhal te houden, is het raadzaam aan de vlieggaten kleppen te maken, de zon en de vogels kunnen dan niet bij het vlieggat komen.

Het voederen moet thans geheel afgeloopen zijn, en zijn er in lossen bouw, die nog te weinig voorraad hebben, dan moet men er op letten, dat de honig, die men er bij hangt, niet versuikerd is, die honig zou eer schaden dan helpen. In de korven, waarin de bouw tot op den bodem komt, moet men dezen ongeveer een 10 cM. inkorten, dan kan de lucht steeds in den korf circuleeren. Zijn de bijen tengevolge van het slechte weder genoodzaakt geweest lang binnen te zitten, dan is een uitvlucht wenschelijk voor het nog kouder wordt, opdat zij zich kunnen reinigen vóór het begin der groote koude. Als er dan nog eenige warme, windvrije dagen komen, zoo is het raadzaam, dat de imker zijn bijen in den middagstond tot een uitvlucht aanspoort. Dat gaat vlug door er een schoteltje met warmen honig onder te zetten. Veel vluchten zijn in dien tijd niet aan te raden, altijd verkleumen en komen een aantal bijen om. Het is aan te bevelen om korven en kasten, die geen bodem hebben, op asphaltpapier te plaatsen, vooral als er reten in de draagplanken zijn.

B. L.