NATIONALE BIJENTENTOONSTELLTNG TE BOXTEL



De Onder-Afdeeling Boxtel van de Vereeniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland schreef eene Tentoonstelling uit op 27, 28, 29 en 30 September l.l., de eerste Nationale Bijententoonstelling in Nederland.

Ze werd den 27sten Sept. om 3 uur op feestelijke wijze geopend door den Commissaris der Koningin in Noord-Brabant, in tegenwoordigheid van den Directeur-Generaal van Landbouw, den Burgemeester van Boxtel, de Regelings-Commissie der Tentoonstelling, het Hoofdbestuur, vele andere leden der Vereeniging en belangstellend publiek.
In de geschiedenis der vaderlandsche bijenteelt was dit eene belangrijke gebeurtenis — in het nummer van 15 Juli uitte ik het vertrouwen, dat ze een hoofdmoment zou worden voor onze bijenteelt, ook voor onze Vereeniging — dat vertrouwen is nu een zekerheid.

De algemeene indruk, dien de Tentoonstelling maakt, geeft een beeld van de omstandigheden, welke bij hare wording invloed hadden: de meeste toewijding van hen, die ze op touw hebben gezet; beperkte middelen, waarover men kon beschikken; groote belangstelling en deelname bij de vakmannen. De Regelings-Commissie heeft hare taak met ernst en groote zorg vervuld — de inrichting der Tentoonstelling was zeer eenvoudig, maar trof doel — voor versieringen konden geen bedragen van eenig belang worden besteed en men kan dan ook bezwaarlijk zeggen, dat 't terrein versierd was. In dergelijke gevallen is 't zeer zeker te verkiezen eenvoudig onze driekleur te laten wapperen, dan verder nog een of ander aan te brengen, dat bezwaarlijk voldoen kan. De Regelings-Commissie heeft ook in andere opzichten met wijsheid die zelfde soberheid betracht. Er valt niets af te dingen op 't waardige der opening en toch heeft er geen champagne gestroomd.

Aan deze soberheid is het zeker ook voor een ruim deel te danken, dat de Commissie, naar mij van bevoegde zijde verzekerd werd, er in zal slagen hare rekening zonder nadeelig, misschien zelfs met een voordeelig saldo te sluiten. Dit voorbeeld moet ons vertrouwen en moed geven om in volgende jaren dergelijke vaktentoonstellingen op touw te zetten.
Een geheel anderen toon kan ik nog aanslaan, als we 't ingezondene gaan bekijken — van zoovele zijden mocht ik 't hooren, dat er zeer, zeer vele goede dingen te zien waren, dat de Tentoonstelling op vreemden bodem eene goede figuur gemaakt zou hebben, dat wij met menig nummer ons gerust met het buitenland hadden kunnen meten.

De eerste overdekte ruimte die men binnentreedt, maakt den vroolijksten indruk en is vooral voor de niet-vakmannen wel het aantrekkelijkste deel der Tentoonstelling. Daar is dan ook een groote afwisseling in 't gezondene, smakelijk en kleurrijk. Daar staan:

Afdeeling B; Honig, honigdranken en was - behalve, de vette korven.
Van afdeeling C No. 20; de Hollandsche boeken over bijenteelt.
Afdeeling D; Honiggevende gewassen.
Afdeeling E; Zaken van algemeenen aard.


De honig komt van de bloemen, 't is dan ook niet meer dan recht, dat we eerst aan de bloemen een beurt geven, te meer nog, omdat ze in die ruimte vroolijke kleuren brachten, 't meest de oogen trokken. Over die honiggevende gewassen zal nog heel wat gepraat worden, vooral omdat we er eigenlijk nog niet veel van weten — de een noemt wit wat de andere zwart noemt. Dezelfde gewassen scheiden onder gewijzigde omstandigheden wél of niet honigsap af - de bijen laten bloemen, welke rijkelijk sap afscheiden staan, om anderen te bezoeken, die nu eenmaal meer in haar smaak schijnen te vallen, 't Groote bedrijf is aangewezen op de gewassen der groote cultuur en op de overwegend in 't wild groeiende planten; zij verplaatst haar bedrijf, als de toestanden dat noodig maken.


't Kleinere bedrijf (de imker in den hof, zooals ik hoorde zeggen) houdt daar ook rekening mede, maar hij reist niet met zijne bijen - voor hem is het vooral van groot belang om steeds voor honingbronnen te zorgen, voor hem zijn die planten verzamelingen van groot nut, hij ziet daar de gewenschte gewassen en kan dan aanplanten, hetgeen voor hem dienstig kan zijn. Maar altijd moeten de bijen een ruimen disch kunnen vinden — een enkele bloem, al is ze nog zoo honigrijk, geeft niets — een verzameling van sierplanten zal dan ook weinig aan 't doel beantwoorden.

(Wordt vervolgd.)