BIJENUITWERPSELEN EN REINIGINGSVLUCHT



Het 45ste congres van Duitsch-Oostenrijksch-Hongaarsche Bijenhouders werd dit jaar te Klagenfurt gehouden (van het 44ste te Keulen gaf de heer P. BIJDENDIJK in het “Maandschrift” een verslag). De Duitsche vakbladen bevatten daarover berichten en de gehouden verhandelingen. Wij geven een vertaling van die over het bovenstaande onderwerp, ze werd uitgesproken door Mevrouw WILMA RUMMLER uit Serajewo. De daarin geopperde meening, die niet allen bekend zal zijn, verdient onze aandacht, vooral in de komende dagen. De spreekster zeide:

"Zeer geëerde vergadering! Sedert jaren heb ik met mijn man de aandacht gevestigd op een verrichting in 't leven der bij, herhaaldelijk heb ik er voordrachten over gehouden en er over geschreven, maar tot mijn spijt zonder ingrijpend gevolg, omdat dit onderwerp nog nimmer degelijk werd behandeld. Om nu in den kring der vakgenooten de aandacht er op te kunnen vestigen, liet ik mij door de verre reis uit Bosnië niet weerhouden, aan de aanwezigen geef ik nu het te behandelen punt ter beoordeeling.
Het onderwerp, waaromtrent ik mijne waarnemingen deed is de vraag:

Zijn de uitwerpselen der bijen vloeibaar of droog, en waar raken zij die kwijt? Daardoor wordt de vraag omtrent de reinigingsuitvluchten van zelf beantwoord.
Men was van meening, dat de bijen de uitwerpselen 's winters in den endeldarm terughouden en bij een uitvlucht zich ontlasten. Is het nu wel aan te nemen, dat een dier, hetwelk voedsel gebruikt, die vele bestanddeelen in den endeldarm terughoudt, zonder dat dit kwaad zou doen? Neen, de hoeveelheid onverteerbare stoffen moet meer ruimte innemen en zwaarder zijn dan het lichaam der bij.

Denken wij, dat het toch zoo is, wat zou er dan bij de eerste uitvlucht gebeuren, als zij van te voren nog niet dood waren gegaan? Voor de wetenschap is het een feit, dat die spieren ophouden te werken. Ik wil alleen maar op het bekende geval wijzen, dat, als een mensch kunstmatig gevoed wordt, dit maar 3 weken duren mag, omdat anders de spieren niet meer werken kunnen. Ik ben dan ook van meening, dat de bijen zich regelmatig en dagelijks van hare uitwerpselen ontlasten. Daarom zijn die uitwerpselen in de mul te vinden. Deze zou alleen uit was en honigkristallen bestaan? Doet men daarvan in een glas water, dan drijft het was boven, de honig wordt opgelost en op den bodem bezinken vele deeltjes.
Doet men ze in aether dan wordt het was opgelost en er komt een bezinksel op den bodem. Dat bezinksel, zoowel in het water als in den aether, kan niets anders dan uitwerpselen zijn.

Bij verwarming smelt het niet. Hetgeen smelt is zwart was, dat afgeknaagd werd en dat men ook al voor uitwerpselen gehouden heeft. Proeft men het water, waarin die mul gedaan werd, dan smaakt het bitter, daaraan bemerkt men, dat er stuifmeel in voorkomt. Dikwijls zitten daarin ook uitwerpselen van de larve der wasmot. Wij kunnen er ons van overtuigen, dat een groot deel van de mul uit uitwerpselen bestaat, als wij den bodem bekijken van een kastje, waarin wij een zwerm plaatsen. Hij is spoedig met drooge deeltjes bedekt en omdat er geen raat was, kunnen dat niet anders dan uitwerpselen zijn. Ziet men dat, dan moet ieder, die aarzelt, overtuigd worden. De groote hoeveelheid toont ook aan, dat er een zeer regelmatige en belangrijke stofwisseling plaats grijpt.
De bewering, dat 's winters de uitwerpselen worden teruggehouden, is dus onjuist en zoo wordt ook bewezen, dat de bijen 's winters hare uitwerpselen in de woning kwijt raken.
Waren zij in staat om ze terug te houden, dan zou ook het zwermkastje niet verontreinigd worden.

's Zomers vind men in alle stokken de uitwerpselen bij het vlieggat. Die zijn van de jonge bijen afkomstig, de bijen, welke uitvliegen, ontlasten zich meestal buiten den stok. Op zekeren dag zag ik een bij, die wilde uitvliegen, zij poetste de vleugels maar kon niet weg komen. Zij ontlastte zich op mijn hand, en groot was mijne vreugde, toen ik hare uitwerpselen daar op vond. Ik nam die proef nog eens en plaatste de bijen onder een glas op wit papier. Na 20 uur waren er altijd drooge deeltjes te vinden. Ik heb die in eene gomoplossing opgenomen en medegebracht.

Na goed overleg en overtuigend bewijs beweer ik dus: De bijen scheiden in gezonden staat hare uitwerpselen af, als 't noodig is, op de plaats waar ze zijn. Zij kunnen die niet maanden lang terughouden. Het kwijt raken van vloeibare uitwerpselen is het gevolg van een ongezonden toestand, die veroorzaakt wordt door het te vroeg uitvliegen van de bijen. De bij is een kind van den zomer, door de groote warmte van den tros is ze verwend en als een natuurlijk gevolg daarvan vat ze koude bij 't uitvliegen. Ik besluit hieruit verder;
l. Tengevolge van de lange onthouding kan geen loop ontstaan;
2. Reinigingsvluchten doen meer kwaad dan goed. Een groot aantal bijen komt daarbij om. Daarom moet men aan de bijen in Maart en April drinken geven, want alleen gebrek aan water maakt het noodig, dat zij uitvliegen.
Het zou mij buitengewoon verheugen, als ik U kon overtuigen, dat die drooge afscheidingen inderdaad plaats hebben. Daarop zou ik mijn geheele leven trotsch zijn en 't zou mij aansporen om steeds meer te onderzoeken."

Nadat de voorzitter aan de spreekster den dank der vergadering had betuigd, werd het debat geopend. Daaraan namen de heeren Baron Ambrozy, Alfonsus, Günther jun. en Rummler deel. Alle sprekers waardeerden de onderzoekingen van Mevrouw Rummler, maar konden niet geheel hare meening deelen. Baron Ambrozy bestrijdt stellig de bewering, dat de uitwerpselen der bijen droog zijn, terwijl Alfonsus er op wijst, dat vloeibare afscheidingen 't bewijs zijn voor een ziekelijken toestand. Günther deelt meer de reeds voor jaren door den geestelijke Weigand in Flucht, geuitte opvatting, houdt het er dan ook voor, dat de normale uitwerpselen der bijen droog zijn. Van alle zijden en vooral door Baron Ambrozy werden het redenaarstalent, de ijver en de kennis van bijenteelt der spreekster geprezen.