BIJEN IN JANUARI - FEBRUARI.



De bijenhouder, die met zorg zijne bijen ingewinterd heeft, behoeft zich thans niet erg over zijn werkvolkje te bekommeren. In warme woningen gehuisvest, verteeren de bijen niet meer dan zij noodig hebben om de vereischte warmte (10 graden Réaumur) te houden en dan het weinige voor haar lichaamsonderhoud.

Leggen wij een oor aan het vlieggat dan hooren wij een licht geruisch, het beste bewijs, dat alles in orde is; tikt men zachtjes tegen den korf dan vermeerdert het even om terstond daarna weer te verminderen. Hoort men in een korf een onrustig, hevig gegons dan is de zaak niet in orde, òf tengevolge van gebrek aan lucht, òf tengevolge van overmatige warmte. Dan moet men het vlieggat verwijden of door het maken van een gaatje den toevoer van lucht bevorderen.
Zooals alles, zoo heeft ook het afsluiten van het vlieggat met gaas of hoe dan ook zijn voor en tegen. Bij de methode Preusz wordt dit voorgestaan, maar door het afsluiten van het vlieggat worden de afgeleefde bijen, die instinctmatig uit de woning kruipen om buiten te sterven, daarin belet. Behalve dat daardoor onrust veroorzaakt wordt, is er ook nog gevaar, dat door de doode bijen het vlieggat verstopt wordt.

Nu en dan kunnen wij wel eens een mooien dag hebben. Ligt er geen versch gevallen sneeuw en is het weder bestendig bij een temperatuur van 8 graden Réaumur in de schaduw, dan kan men de bijen tot een uitvlucht aansporen.
In dezen tijd is, wanneer men goed voor de rust zorgt, het verbruik van honig zeer gering. Slechts bij volken, die al begonnen zijn broed aan te zetten, is het grooter, doch wel niet meer dan 1 à 2 pond.

Zeer onaangenaam voor den imker is het, wanneer zijne bijen door buikloop zijn aangetast. Deze ziekte is aan verschillende oorzaken toe te schrijven, waarvan de volgende wel de voornaamste zijn.
1o. Langdurige opsluiting. Wanneer de bijen wegens het slechte weder verplicht zijn lang binnen te blijven, houden zij hare uitwerpselen zoo lang op, totdat er ontsteking in het spijskanaal ontstaat, eindelijk laten zij ze in hare woning vallen, waardoor de lucht verpest wordt.
(De opinie van Mevrouw Wilma Rummler (Zie "Maandschrift" van November) willen wij buiten beschouwing laten om er later op terug te komen.)
2o. Koude en vocht. Koude noodzaakt de bijen om veel voedsel op te nemen om zich te verwarmen; vochtigheid verwekt een slechte ademhaling en spijsvertering.
3o. Gemis aan honig. Gebrek aan honig of onvoldoende voeding verzwakt het lichaamsgestel.
4o. Honig van slechte hoedanigheid. Waterachtige, onrijpe, ongezegelde honig verplicht de bijen veel op te nemen om het noodige voedsel te bekomen; verzuurde honig ontsteekt de ingewanden.
5o. Gebrek aan stuifmeel. Onvoldoend stuifmeel is gebrek aan stikstof, een noodzakelijk bestanddeel van het voedsel der bijen.
6o. Stuifmeel van geringe kwaliteit. Verzuurd of beschimmeld stuifmeel is wellicht even nadeelig als geen.
7o. Slechte toevoer van lucht belet de ademhaling, dientengevolge slechte spijsvertering, verzwakking, buikloop.
8o. Onrust dwingt meer dan het noodige voedsel op te nemen.

Let men op deze oorzaken dan zal de bijenhouder zeer dikwijls die ziekte kunnen voorkomen en geen veearts voor zijn beestjes behoeven te halen.

B. LEESSENS.