NORMAALMAAT.



Bij mijn bezoek aan de Eerste Nationale Bijententoonstelling te Boxtel is het mij opgevallen, dat er zoveel verschillende grootten waren van raampjes voor lossen bouw. Zelfs was het moeilijk uit te maken wat secties en wat raampjes waren. Van af de kleinsten tot aan de grootsten waren er allerlei afmetingen.
Zou het niet op den weg leggen van het Hoofdbestuur om normaalmaat voor te stellen of aan te geven, zoals voor Duitsland en Oostenrijk geschied is?
De voordelen hieraan verbonden, zijn te overbekend om ze op te sommen.

Op de "Wanderversammlung" der Duitsch-Oostenrijkse imkers te Keulen in 1880 gehouden, heeft men voor normaalmaat aangenomen 23.5 cm. breed binnenhouts en 18.5 cm. hoog buitenhouts.
Ik vind het er niet bij vermeld, maar ik denk toch, dat van deze breedte zoveel mm zullen kunnen worden afgenomen, als de latjes dikker zijn dan 5 mm om de noodige ruimte tussen raampjes en zijwand te verkrijgen.
Veelal zullen de latjes 6 à 7 mm dik zijn.
Het zou daarbij aan te bevelen zijn om ook de boograampjes en secties in 't oog te houden, zoodat bijv. de breedte der raampjes gelijk werd aan die der boograampjes en gelijk aan twee secties buitenhouts; de hoogte van twee raampjes, gelijk aan een boograampje.

Het doel van mijn schrijven is meer om dit tot een punt van bespreking te maken dan om de zaak al op te lossen. Dat zou kunnen gedaan worden door het Bestuur, door een Algemeene Vergadering, of door een rondvraag bij als bekwaam bekende ijmkers.

J.K. MEL