DE MADEN HEBBEN STUIFMEEL VOOR VOEDSEL NOODIG.



Dat bijen het honigsap in was omzetten (zie Januari-nummer) is iets, waar zoo heel veel bijenhouders maar niet aan willen, niet alleen hier, neen, 't schijnt wel overal. 't Geeft den bekenden redacteur van den "Elsass-Lothringischer Bienen-züchter', den heer K. Zwilling, aanleiding om in het April-nummer daar nog eens een hartig woordje over te zeggen, maar hij bespreekt daarin vooral het stuifmeel, pollen, bloemenstof (bijen brood), een onontbeerlijk voedsel voor het broed.

Huber toonde ook aan dat bijen, die geen stuifmeel hadden en het evenmin van andere bijen in den stok konden bekomen, eenvoudig weigerden om voeder te maken en maden op te kweeken, niettegenstaande er volop honig was, dien zij gelegenheid hadden om te gebruiken. Zoodra zij bloemenstof kregen, maakten zij ook brij.
Volken, die goed van bijenbrood voorzien waren, hadden vroeg en veel broed en gaven ook de eerste zwermen.

De scheikundige samenstelling van het bijenbrood leert ons, dat 't krachtig voedende bestanddeelen bezit - is er maar weinig in den stok, dan wordt er geen krachtig volk aangekweekt, maar een volk, dat voor allerlei ziekten vatbaar is.

Zwilling zegt: Wat zijn er niet veel bijenhouders, die allerlei middelen aanwenden om vroeg sterke volken te verkrijgen, maar niet op den voorraad van het bijenbrood letten, voor hen heeft de voorraad van honig en was alleen maar wezenlijk waarde, het bijenbrood laten zij verloren gaan! En wat hebben de bijen er niet voor over, wat komen er niet velen om, als zij uitvliegen om stuifmeel te verzamelen!

De Redacteur van de "Plälzer Bienen-zeitung" deelt hieromtrent mede: In der tijd merkten wij op, dat een met suiker gevoederde zwerm, die een nieuwen bouw zonder bijenbrood had, wel goed den winter door kwam, maar in 't voorjaar bij het uitvliegen werden de bijen in korten tijd zoo zwak, dat het volk verloren ging. Hij brengt dit daarmede in verband, dat de bijen dan niet voldoende suiker in voor haar verteerbare druive- en vruchtensuiker (invertsuiker) kunnen omzetten om haar lichaam warm te houden. Wordt met suiker gevoederd, en wil men de bijen krachtig houden, dan voegt men er daarom wijnsteenzuur bij, bovendien wat pollen om het eiwit te geven, dat in honig voorkomt en in suiker ontbreekt.

In 't najaar zamelt men het overtollige bijenbrood bijeen en verdeelt het goed onder de volken. Maar het is dan volstrekt niet hetzelfde waar men de raten met bijenbrood in den korf hangt. Wordt het door vocht nat, dan worden zijn bestanddeelen omgezet, de pollenvliesjes scheuren, schimmel maakt het ongenietbaar en ongeschikt tot voedsel. Op drooge, luchtige plaatsen wordt het hard en zoo kunnen de bijen het niet gebruiken. Men moet het in den korf bij den tros hangen, waar het onder den invloed van het mierenzuur, waarmede die omgeving vervuld is, tegen bederf bewaard wordt. Uit een en ander blijkt, dat het niet zoo gemakkelijk gaat om de raten met bijenbrood in of buiten den stok te vrijwaren tegen ontleding door schimmel of tegen het hard worden. Wij hebben kisten van 2 M³ inhoud, die goed afgesloten kunnen worden, om er de ledige raten in te bewaren. Den vorigen winter hebben wij eenige raten met bijenbrood in oude couranten gewikkeld en ze in die kisten gepakt met haverstroo er tusschen. Dat is goed gegaan.
Een ander middel, dat het bijenbrood tegen schimmel, zoowel als tegen uitdroogen behoedt, bestaat daarin, dat men de raten met bijenbrood met suiker bestrooit, waarvoor men een suikerstrooier of een zeef gebruikt; de suiker, die er aan blijf hangen, wordt er even afgeschud en de zoo behandelde raten in couranten gepakt, in lagen op elkaar gelegd en op een drooge plaats bewaard. (In het met zooveel zorg bewerkte: ,Handboek voor Bijenhouders' van J. Dirks, dat nu al veertig jaar geleden verscheen, leest men bladz. 150 nagenoeg hetzelfde - en Zwilling zou dat nu nog aan de bijenhouders in den Elsass moeten vertellen?) Wil men ze gebruiken dan bespuit men ze met een fijne sproei met water en brengt ze op de plaats, waar ze nodig zijn. De bijen gaan er dadelijk aan.

De heer Zwilling is in het bovenstaande met ijver in de weer voor het groote belang van het stuifmeel, in een noot bij een ander artikel in zijn verdienstelijk blad, zegt hij ook nog:
Wij raden elken bijenhouder aan om in de onmiddellijke nabijheid van zijn bijenstal voor planten te zorgen, die stuifmeel geven. Zeer vroeg bloeien: De hazelaar, de bandwilg, de kornoeljeboom. (Daar mogen wij de crocus wel bijvoegen.) De volken ontwikkelen zich snel met dit versche bloemenstof, vooral als ze bij winderig weer niet ver behoeven te vliegen en spoedig bij den korf terug zijn.
't Stuifmeel van den hazelaar wordt door W. O. op bladz. 53 van het April nummer ("Op wandeling") vermeld en gezegd, dat het de katjes van dien heester waren, welke die aangename verrassing bezorgden. Terwijl nu in den Elsass en in ons land 't als een feit beschouwd wordt, dat bijen het stuifmeel van den hazelaar verzamelen, wordt in eenige Maart- en Aprilnummers van "The British Bee-Journal" door eenigen dat bevestigd, maar door anderen ten stelligste weersproken, mogelijk omdat de hazelaar zoo vroeg bloeit, dat de bijen er dan toch nog niet uitvliegen. Dat is weer een van de vele niet opgeloste vragen, die in ons bedrijf zoo verbazend velen voorkomen.

Een mogelijkheid bestaat, dat de bijen hier of daar een hapje vinden, dat haar beter bevalt en daarom de hazelaars maar laten staan.