NORMAALMAAT

II
(zie mrt 1901)

Belofte maakt schuld, daarom zal ik nu mijn meening zeggen over de grootte der ramen.
Doch eerst een inleiding.
Het vaststellen van een ‘normaalmaat' voor ramen, staat ongeveer gelijk met het vaststellen van een normaalkast. Nu zal de opmerkzame lezer allicht gaan denken, dat ik kisten fabriceer of belang heb bij den handel daarvan. Geen van beiden echter is het geval. Terwille van de bevordering der bijenteelt hier te lande en ten gerieve van de honderden, die al begonnen zijn met den lossen bouw of daarmee eerlang denken te beginnen, schrijf ik dit artikeltje.

Voor degenen, die meegaan met hetgeen in mijn vorig artikel over ‘normaalmaat' is gezegd, is het duidelijk, dat zeer kleine ramen, zooals die in sommige Duitsche kanaalkasten voorkomen, voor het broedbed dezelfde bezwaren opleveren, als ramen, die al te langwerpig zijn. 't Is dus voldoende ten aanzien van te kleine ramen, te verwijzen naar mijn vorig artikel. Daaraan moet nog worden toegevoegd, en dit nadeel is niet gering te achten, dat te kleine ramen de bevolking dwingen tot veelvuldig zwermen.
't Spreekt van zelf, dat de ramen ook te groot kunnen zijn. Te groote ramen maken te groote - en daardoor te dure kasten noodzakelijk. De overwintering geschiedt het best in ene ruimte die nagenoeg geheel door den tros bijen wordt ingenomen. Ook 's zomers werken de bijen liefst in een ruimte, die zij geheel kunnen betrekken.
Zeer groote ramen hooren thuis in landen met milder klimaat dan het onze.

't Is den meesten lezers bekend, dat eene vruchtbare koningin onder gunstige omstandigheden tot zelfs 3500 eieren per 24 uur kan leggen en dat die eieren 21 dagen noodig hebben om uit te komen. Nemen we echter aan, dat een goede koningin in den besten tijd gedurende 21 dagen 2000 eieren per etmaal legt en dat die eieren ook tot ontwikkeling komen. Dat maakt dan 21 keer 2000 of 42000 eieren. In een vierkanten decimeter gaan aan 2 kanten 850 eieren, dus zijn voor al die eieren ongeveer 50 vierkante decimeter raat noodig. De lezer weet, dat het broed zich hoofdzakelijk in 't midden van het raam bevindt, en dat de kanten en hoeken vrij blijven. Ook weet de lezer, dat aan weerskanten van het broedbed één of meer ramen uitsluitend tot berging van voedsel moeten dienen. Alles samenvattend mag men aannemen, dat de eene helft der ramen door broed - de andere door honig enz. wordt ingenomen of wel vrij blijft; zoodat de totale oppervlakte der ramen zoowat 2 keer 50 vierkante decimeter of ongeveer 1 vierkanten meter moet beslaan.

Eer nu de grootte van ieder raam kan berekend worden, dient eerst het aantal ramen besproken.
Vroeger gebruikten we kasten met 16 ramen (dus nog al lang). Doch 't bleek weldra, dat de bijen niet gretig waren om van de buitenste ramen gebruik te maken. Daarom gaven we spoedig de voorkeur aan 12 ramen per kast. Ieder raam is binnenwerks 28,5 bij 28,5 centimeter, zoodat de 12 ramen bijna 1 vierkante meter oppervlakte hebben.

Mocht door toedoen van deze beide artikeltjes aan "normaalmaat" de noodige aandacht worden geschonken, of wel mocht "normaalmaat" op de agenda van vergaderingen worden geplaatst, of wel mochten ervaren ijmkers, die een andere meening zijn toegedaan, door middel van dit maandschrift de hunne bekend maken, dan acht ik mijn moeite ruimschoots bekroond.
De lezer gelieve in 't oog te houden, dat bovenstaande geschreven is met het oog op de toestanden in zandstreken, waar de voorjaarsdrachten weinig beteekenen en slechts twee oogsten in aanmerking komen, namelijk op de boekweit en op de heide.
De eerste, de kleine oogst, kan tot 12 kilo slingerhonig per kast opbrengen ; de tweede, de groote oogst, moet voor het heele jaar de winst opleveren.

P. VERRA, Leende.