IETS OVER DE METHODE PREUSZ.



Er bestaan bij de bijenteelt verschillende manieren om bijen met voordeel te houden. Zoo'n wijze of manier van bijenhouden (ijmkeren) wordt gewoonlijk methode genoemd.

In de volgende regelen zal ik trachten u wat van de methode ‘Preusz’ mede te deelen. Vooraf echter eerst wie Preusz is, want er zijn er, die denken dat alle Pruisische ijmkers zoo met hunne bijen om springen. Deze dwaling ontstaat denk ik, doordat sommige ijmkers dezen naam hooren uitspreken op zijn Duitsch. En dan klinkt hij, alsof er stond ‘Pruis'.

Preusz is de naam van een Duitsch ijmker, die in Potsdam bij Berlijn woont. De heer Emil Preusz is een ambtenaar, die van 's morgens tot 's namiddags op zijn bureau moet zijn, en toch bijen houdt. En niet voor niemendal of voor zijn plezier, voor en met groot voordeel houdt hij bijen.
Dus hieruit kunnen we aanstonds zien, dat tal van personen, te veel om op te noemen, ook bijen zouden kunnen houden. Ja! Gewis verkeeren velen onder gunstiger omstandigheden dan Preusz. Door deze tijdpasseering zouden zij (tal van personen) hunne verdiensten kunnen verhogen, hun tijd wel besteden en den land- en tuinbouw een weldaad meer bewijzen.
"Men moet er maar kennis van hebben," wordt dan voor de voeten geworpen van hem, die dit durft zeggen. Doch dan vraag ik op mijn beurt: "Waarvan hadt ge wel kennis toen ge begon te studeeren voor het ambt of vak, dat ge nu uitoefent? Alles kan geleerd worden, en het ijmkeren zeer gemakkelijk." Maar ter zake. De heer Preusz kent in den haak de theorie der bijen en hare teeltwijze. Niet alleen dat hij de theorie kent, maar hij past ze ook toe.

Preusz gaat van den volgenden grondregel uit: "zooveel honig mogelijk van de bijen te verkrijgen als kan". Hij past daarom de gouden ijmkerspreuk toe: "veel zwermen weinig honig; weinig zwermen (of in 't geheel niet) veel honig". Zijne manier van ijmkeren berust op de volgende regelen.
le. Goed bekend zijn met de theorie der bij en haar levenswijze.
2e. Het gebruik van lossen bouw (kasten).
3e. Juiste aanteekening houden van 't geen gezien, gedaan en opgemerkt wordt. Ook uitgaven, inkomsten enz. aanteekenen.

Dat Preusz de theorie kent en haar toepast, wat het voornaamste is, blijkt uit al zijn doen en laten. En daarom zullen we eens zien, hoe hij ijmkert.
Na de doorwintering hebben de koloniën een partij bijen, elke een maand of drie, soms vier hebben binnen gezeten. Een enkele maal hebben zij een uitvlucht gedaan, om zich te reinigen en zij zijn dus minstens een maand of vier oud. Deze oude bijen sterven, zoodra er flink jong volk in de kolonie komt. Doch dikwijls gaat dat afsterven zoo plotseling, dat de koloniën merkbaar verminderen. De oude bijen sterven uit, en wel het meest in 't voorjaar bij een ontijdige uitvlucht om water te halen. Ook Preusz merkte dat veel bijen bij het water halen omkwamen. En daarom voorziet hij zijne bijen in den korf (kast) van water. Bij beweert zelfs, dat een kolonie van begin April tot half Mei wel 10,5 L. water noodig heeft. Het water, dat hij zijne bijen toedient, bevat eenige grammen zout per Liter.

Voordat ik verder ga om zijn manier van bijen behandelen te beschrijven, vind ik het noodig eerst zijne kasten eens nader te bezien.
Zijne kasten zijn gewijzigde Dathe-kasten. Daar de Dathe-kast het meest overeenkomt met de Berlepsch, zoo wil ik ze daar mede vergelijken, omdat, naar ik meen de Berlepsch meer bekend is dan de Dathe-kast. De gewone Berlepsch-kast bestaat van binnen uit drie half raampjes of een heel raam en een half. Het half-raampje wordt voornamelijk in den honigzolder gebruikt. De Preuszkast bevat twee heele ramen boven elkaar. Wat zeker heel gemakkelijk is, om de beneden ramen boven te kunnen hangen en omgekeerd.
In zooverre heeft de Preusz-kast overeenkomt met de Berlepsch-kast. Preusz keurt de half raampjes der Berlepsch-kast af.

Voor aan de kast heeft hij (Preusz) een veranda van fijn geweven ijzerdraad aangebracht. Deze veranda of beter voorkamer kan door den ijmker naar willekeur gesloten of geopend worden. De bijen kunnen in die veranda loopen, eens wat frissche lucht scheppen en zelfs zich zuiveren. Preusz is dus nog wat verder gegaan dan de andere losse-bouw-ijmkers, voor zooverre ik dat weet, want de laatste laten de bijen naar verkiezing werken. De bijen kunnen voor den lossen-bouw-ijmker niets meer verbergen. De ijmker handelt zooals hij wil, en niet zooals de bijen verkiezen.

Maar de Heer Preusz laat ze ook uitvliegen of houdt ze thuis, zooals hij dat verkiest. Vooral deze laatste vinding is iets van Preusz. In het voorjaar, om eens op onze drinkkwestie terug te komen, in het voorjaar zit alleen de onderste ruimte van zoo'n kast geheel of gedeeltelijk vol.
Deze ruimte wordt de broedkamer genoemd. Reeds heb ik gezegd, dat in 't voorjaar veel water door de bijen verbruikt wordt, teneinde haar broed op te kweeken.
Dat de bijen zooveel water zouden gebruiken, als Preusz beweert, trekt daar nu niet de schouders over op. 10,5 Liter in de 1,5 maand! Want ten eerste zijn de koloniën van Preusz gewis heel groot en ten tweede kan hij door dat veranda's de bijen noodzaken thuis te blijven en alleen van dat water te gebruiken. Deze ijmker kan dus met grond spreken over het water verbruik eener kolonie. Andere ijmkers, die hun bijen niet zoo aan een handje hebben liggen, niet. Het water wordt toegediend in een flesch van ongeveer een Liter. Deze flesch is voorzien van een doorboorde kurk, waarin een buisje steekt. Dit buisje komt ongeveer een paar cM. boven de kurk uit. Nu wordt deze flesch omgekeerd in den honigzolder en boven een bepaald raam geplaatst. Dit raam is van boven voorzien van een drinkbak, waarin het water stroomt, naar gelang het de bijen opnemen.
De bijen kunnen hier dus water bekomen. Ze behoeven noch naar buiten, noch onder in haar woning om te drinken. Er zullen dan ook hier geen bijen omkomen bij het halen van water in het gure jaargetijde. Zulke koloniën moeten sterk bevolkt blijven. In het voorjaar geeft deze ijmker zijne koloniën flink prikkelend voedsel, als de dracht niet voldoende is. Dit voedsel toedienen, kan hij gerust, omdat voor ontijdig uitvliegen bij ongunstig weer geen vrees is, als de veranda gesloten is.
Door deze drijfvoedering vermeerderen de koloniën sterk in volk. Zij zouden zich op zwermen gaan toeleggen, indien dit niet voorkomen werd. Doch nu wordt de broedkamer verruimd, en soms worden broedtafels afgenomen en aan zwakkere gegeven. Gelijke koloniën, daarvan is Preusz, zowel als Gravenhorst een voorstander. Dit is ook bij kasten.

Een ruim voorziene bijenweide heeft deze Duitsche ijmker niet. Ooftboomen, acacia en linde zijn de bloemen, die hem de dracht opleveren. Eerst komt de ooftboomhonig, welke hij uit de ramen slingert. Doch niet, zooals sommigen meenen, aanstonds na de ooftboomdracht, maar hij slingert kort voor zijn tweeden oogst n.l. op de acacia; ontnam hij aan de bijen den honig direct na de dracht op de ooftboomen, dan zou hij soms nog veel moeten bijvoeren voordat zijne bijen aan de acacia waren.
Van de acacia en linde moet Preusz den oogst halen, want na den bloei der linde is er in Potsdam geen noemenswaardige dracht meer. Daar er na den bloei der linde voor zijne bijen niets meer te halen is, heeft hij ook na dien tijd (15 Juli) geen volk meer noodig. Zijn oude haalsters afdanken, dat gaat niet, maar het aanzetten van jong broed beletten gaat zooveel te gemakkelijker. Preusz sluit daarom zijne koninginnen 36 dagen voor het einde van den bloeitijd der linde op. Hierdoor voorkomt. hij het zwermen gedurende eenigen tijd.
Preusz laat dus zijne bijen in 't geheel niet zwermen. Zoo'n koningin sluit hij op door middel van een afsluitraam. Dit bestaat uit een gewoon overal sluitend raam met doorboord zink.

De koningin gaat daar achter met twee ledige ramen. Maar ondertusschen is al het andere broed uitgekomen en de kast zit dus vol met haalbijen. Deze behoeven geen broed te verzorgen en vliegen daarom mede uit ter honigdracht.
't Is zeer begrijpelijk, dat zoo'n enorme massa volk in korten tijd bij eenige dracht een flinke hoeveelheid honig kan verzamelen.

Even wil ik terugkomen op het afsluiten der koningin 36 dagen vóór het einde der dracht. Waarom 36 dagen en niet 40, 28 of 15? Het antwoord ligt voor de hand. Die ijmker kent de theorie en past haar toe.
De eieren of neten, welke de koningin legt en waaruit de bijen, darren en jonge koningin voortkomen, hebben zoowat 21 dagen (voor de werkbijen), 24 dagen (voor den dar) en 15 dagen (voor de koningin) noodig om volkomen insecten te worden. Ziehier het lijstje met de verschillende gedaanteverwisselingen.

GETAL DAGEN GEDAANTEVERWISSELING, resp. koningin, werkster en dar.

Er verloopen dus 22 dagen voordat een ei in een jonge werkbij is veranderd. Nu blijft ze nog een 14 dagen in den korf, om er huisarbeid te verrichten. En dan gaat ze eens uit om honig te halen. Dus verloopen er 22 + 14 = 36 dagen voordat ze ter honigdracht uitvliegen. Zie, daarom sluit Preusz 36 dagen voor het einde der dracht zijne koningin af. Omstreeks 15 Juli is de dracht voor Preusz geëindigd.

In 't begin van Augustus begint Preusz weder met aandrijvend voedsel toe te dienen, teneinde jonge bijen te hebben ter overwintering. Dat ook hier de theorie weer toegepast wordt, hoop ik een volgende maal te behandelen met nog enkele eigenaardigheden van de Methode Preusz.
L. van Giersbergen.