HET DRIJVEN



Vele ijmkers zullen niet weten wat hiermede bedoeld wordt, doch die van de Veluwe zijn er wel mede bekend. Ik vind het zoo betreurenswaardig, dat hier jaarlijks nog zooveel broed mede teloor gaat en zoo ben ik er toe gekomen om eens eenige aanwijzingen te doen, hoe ik dat vroeger behandelde, toen ik nog ronde korf-ijmker was. De meeste ijmkers drijven, als de boekweit uitgebloeid is, omstreeks 10 Augustus. Ik heb het altijd gedaan, als ik dacht: de korven zijn zwaar genoeg bijv. 40 pond of 20 kilogr. ongeveer, òf als een stok onverhoeds zwermlustig werd.

Ziehier hoe ik te werk ging. Vooreerst neem ik een goeden korf, die op zijn minst nog een jaar mede kan, daarna 7 of 8 plankjes van 1 cm dikte, 45 of 50 cm lengte van boven 12 cm. breed en van onderen 7 cm. Beneden in 't midden komt een ijzeren pin om bij 't gebruik in den korf vast te zetten. Een van deze plankjes plaats ik midden in den korf en bevestig het door aan beide zijden een ijzeren pin dwars door den korf te steken, waardoor het plankje vast staat. Nu neem ik den korf ter hand, waaruit de bijen gedreven zijn en verwijder een voor een de spillen of spijlen, zooals men die noemen wil.
Zijn deze er uitgehaald, dan buigt men de twee middelste raten zoo ver uit elkander, dat men goed kan zien hoe groot het broednest is. Nu heeft men nog 2 messen noodig, een gewoon steekmes en een snijmes. Dit laatste is een krom mes met langen steel, zooals dat bij de meeste ijmkers in gebruik is.

Heeft men goed gezien hoe groot het broednest is, dan steekt men aan de achterzijde tusschen broed en honig het steekmes door de raat tot zoo diep, als het broednest is; hierna neemt men het snijmes en snijdt precies onder het broed door, waarna men het los gesneden stuk raat met broed er uitneemt en in den ledigen korf tegen het plankje plaatst. Nu neemt men een ander plankje, zet dit tegen de raat en bevestigt dit weder met een ijzeren pin. Hierna snijdt men weer een andere raat uit en plaatst deze ook in den ledigen korf, hier tegen eveneens een plankje, en zoo voort tot alle raten met, broed over zijn, dit zijn er meestal zes of zeven.
Bij het inzetten van de plankjes moet men zorg dragen, dat deze precies dezelfde richting hebben, opdat men geen moeielijkheden met de spillen ondervindt. Heeft men nu zoo de raten met broed overgezet, dan neemt men zes spillen en steekt deze precies langs de plankjes aan beide zijden dwars door de raat in twee rijen, drie boven elkander. Nu worden de plankjes voorzichtig tusschen de raten verwijderd en de korf is klaar. Men slaat de bijen weder op het broed, zet den korf op zijn oude standplaats en het drijven is geschied met behoud van het broed, dat al zooveel honig gekost heeft en bij de gewone manier niet alleen verloren gaat, maar waarbij dan ook nog de honig bevuild wordt.

Is zulk een volk weer een dag in zijn woning, dan is alles ook flink vast gemaakt en de bijen werken veel vlijtiger dan in een ledigen korf. Dadelijk hebben zij weer plaats om honig te bergen en de koningin behoeft met het eierlegen niet zooveel te verzuimen. Het is mij meermalen gebeurd, dat zulke stokken, die ik in 't laatst van Augustus dreef, nog 35 of 38 p vlogen. Deze wijze van drijven heeft mij eens 103 p honig opgeleverd en de korf is toen nog als winterstok, die 36 p woog, op de plank gekomen.
Bij lossen bouw is geen drijven noodig, hiermede bereikt de ijmker veel gemakkelijker zijn doel, doch hierover later.

TUKKER Jr.