VAN OVER DE GRENZEN



Darren voor de teelt.

In No. 5 van de "Schweizerische Bienen Zeitung" het orgaan van de Zwitsersche Vereenigingen voor bijenteelt komt een fraaie afbeelding voor. Prachtige boomen vormen den achtergrond, daarvoor staan een grootere bijenkast, aan beide zijden in een halven cirkel kleinere kasten van verschillend model. Dat is een gedeelte van het landgoed "Wipfern" ten zuidoosten van het dorp "Malters", ca. 610 meter boven de oppervlakte der zee, bijna geheel met bosschen omzoomd. Een berghelling, zooals boven gezegd, met prachtige boomen begroeid, vormt de achterzijde van dat gedeelte. De Noorden- en Oostenwinden dringen daar niet door; wel voelt men bij een zwaar onweder den westen wind, omdat de westelijke boschrand. ca. 200 meter verwijderd is. Aan de zuidzijde geleidelijk omhoog rijzende bergweiden. Dat plaatsje is uitgezocht voor een bijenkast met darren voor de teelt - het vorig jaar behaalden die bij een keuring 80-90 punten. Het is haast niet mogelijk, dat er vreemde darren vliegen - ze zouden alleen van het dorp kunnen komen en "Wipfern" is geheel met bosch omringd, het ligt 100-110 meter hooger en men heeft, als men vlug stapt, toch op zijn minst 10 minuten noodig voor men er is.
De vroeger opgedane ondervindingen en verkregen resultaten hebben volkomen voldaan en de overtuiging gevestigd, dat elke grootere bijenstal er eigenlijk zoo'n teeltplaats met uitgezochte darren op na moest houden.

De bijen en klaver met korte bloembuisjes.
Van de buitenlandsche vakbladen zijn het in den lateren tijd vooral de Amerikaansche, die artikelen geven over bijen met lange tongen, of over roode klaver met korte bloembuisjes - helpt 't een niet, dan helpt 't ander. Bij het lezen van die artikelen wordt men niet bevredigd, het zijn veelal vrij gewaagde vooronderstellingen en de daaruit met klem gemaakte gevolgtrekkingen, maar resultaten voor de praktijk vindt men er niet in, tenzij men zijn oog laat gaan over de advertenties, waarvan in den vorigen jaargang van het "Maandschrift" er een werd meegedeeld.
O.a. komt in het weekblad "American Bee Journal" van 2 Mei een artikeltje voor over klaver met korte bloembuisjes. Daarin wordt zoo ongeveer verteld:
De bijen halen alleen den honig uit klaverbloemen met kortere buisjes. De eerste snede van de klaver wordt veel meer door bijen bezocht dan door hommels, die er dan nog maar enkelen zijn, om den honig uit de bloemen met de langere buisjes te halen - bij de tweede snede zijn de hommels veel talrijker, dus zaad van de eerste snede zal in evenredigheid veel meer bloemen met korte buisjes geven en is met 't oog op 't honiggewin te verkiezen.
De schrijver stemt zelf toe, dat zijn beschouwing slechts speculatief is, en wij voegen er bij, dat, toen Darwin zijn bekend werk over den oorsprong der soorten schreef, hem juist verteld was, dat de bloemen der tweede snede wat kleinere buisjes hadden en dat de bijen daar honig haalden.

Na den oorlog staat boven een artikel in "The British Bee Journal" van 9 Mei jl., overgenomen uit "The Daily Chonicle" en dan lezen wij:
Bijen houden in Zuid-Afrika.
In een zijner redevoeringen heeft de heer Chamberlain er op aangedrongen, dat er, als de zaken in Zuid-Afrika geregeld waren, veel vrouwen naar Afrika moesten trekken. Sedert stroomt 't naar het bureau der Maatschappij voor emigratie van Britsche vrouwen om bijzonderheden te vernemen, die haar dienstig kunnen zijn bij haar voornemen om zich in dat land te gaan vestigen.
De secretaris zeide tot een vertegenwoordiger van de pers: Wij waardeeren het, dat er onvermijdelijk tijd moet verloopen voor in dat land weer nijverheid kan beoefend worden, want er bestaat geen drang om daar een aantal ruwe, ongevormde vrouwen heen te zenden. Zooals 't nu gesteld is, hebben wij wel gelegenheid om haar op bepaalde bezigheden opmerkzaam te maken. Juist roepen wij door middel van een vlugschrift van Mejuffrouw Knightley uit Fawsley de krachtige samenwerking van vrouwen in het geheele koninkrijk in om ondernemende landverhuisters in staat te stellen om op de hoogte te komen van verschillende bedrijven in het dagelijksche leven. In eenige deelen van het rijk geven de bestaande vakscholen daartoe de beste gelegenheid.
Het bijenhouden staat in Zuid-Afrika een goede toekomst te wachten, want, zooals de heer Bent reeds opmerkte, in een land, waar de wilde bijen 't best stellen, moet 't met de tamme ook goed gaan en daarom spoort Mejuffrouw Knightley de dames, die lid zijn van bijenvereenigingen, aan om te trachten voor vrouwen, welke daarvoor aanleg hebben, onderricht te krijgen van de personen, die, daarmee gewoonlijk belast zijn. En omdat nu boter in Zuid-Afrika vrij schaarsch is, komt niet alleen honig zeer in aanmerking, maar ook gelei, het bereiden daarvan behoort ook tot het programma.
Op deze wijze, zoo besloot de secretaris, beijveren wij ons zeer om den weg klaar te maken. Intusschen zal er eerst heel wat voorbereidend werk in Zuid-Afrika verricht moeten worden. In Kaapstad is reeds een comité aan 't werk en op het geschikte oogenblik zullen er in de groote nijverheidsplaatsen ook opgericht worden. Haar hoofddoel is om aan de landverhuizers een welkome ontvangst te bereiden en bezigheid voor hen te zoeken.

Voederen met suiker en honing.
In "Bienenvater" uit Weenen, Redacteur Alois Alfonsus, komt een mooie afbeelding voor van den bijenstand van Johann Feltrini te Pridahof in Stiermarken en een daarbij behoorende beschrijving. Nu is het heel aardig om te vernemen hoe 't Johann Feltrini met zijn bijen en bijenstal gegaan is, maar 't komt mij voor, dat het toch voor de lezers van minder belang zou zijn, op een gedeelte wil ik echter toch de aandacht vestigen, ook in verband met 't geen in 't Juni-nummer, bladz. 83 ("De maden heben stuifmeel voor voedsel noodig.") vermeld werd.
Het voorjaar van 96, zoo lezen wij in het Oostenrijksche blad, begon vrij goed, er kwamen ook zwermen, maar die werden niemendal, want 't jaar was zoo slecht, dat de bijen niet genoeg haalden om den winter door te kunnen komen.
In den herfst moesten er 200 kilogr. honig en 100 kilogr. kandijsuiker gekocht worden om te voederen.
Feltrini had namelijk in vakbladen gelezen, dat een oplossing van 50 pCt. kandijsuiker, na opgekookt en afgeschuimd te zijn, 's winters evengoed voor de bijen was als honig en hij nam nu een proef door 33 volken met honig, de overige 33 volken met de besproken suikeroplossing te voederen.
Het gevolg was: De bijen overwinterden met beide soorten voeder rustig en goed, maar die met honig gevoederd waren, hadden veel meer opgeteerd. De twee doortastende broeders lieten daarom nog een vat honig komen om daarmede verder te voederen. Ofschoon nu de bijen, die suiker kregen, volstrekt geen gebrek behoefden te lijden, bleven zij toch achterlijk, gaven weinig zwermen en honig. Feltrini is sedert dien tijd tegen alle voedering met suiker, want suiker is niet het natuurlijke voedsel voor de bijen, maar een surrogaat. Maar toch is suiker nog altijd beter om er mede te voederen dan honig van mindere hoedanigheid, zooals die op masten en van honigdauw gewonnen wordt. Er is bovendien nog wel goedkoope honig, bijv. die van de boekweit, welke boven suiker te verkiezen is.

Verzekering tegen ongelukken en schade veroorzaakt door bijen.
In den "Deutschen Bienenfreund" van 15 Mei komt een overeenkomst voor tusschen het "Allgemeine Deutscher Versicherungs-Verein" te Stuttgart en het "Bienenwirtschaftliches Hauptverein" der Provincie Saksen, de Thuringsche staten en het Hertogdom Anhalt.
In een elftal artikelen wordt die overeenkomst nader omschreven, o.a. komt daar in voor:
De verzekering omvat elke boete tengevolge van schade aan lijf en goed, die de verzekerde welke bijen heeft, volgens de bestaande wetten beloopen kan.
Bij schade aan lijf wordt door de Assurantie Maatschappij 90 pCt. uitgekeerd en wel, zoo lang als de verzekerde niet meer dan M.k. 1000.- voor zijn rekening krijgt. Bedraagt de schadeloosstelling meer dan M.k. 10.000, dan neemt de Maatschappij het geheele bedrag voor hare rekening,
Bij schade aan goed wordt 100 pCt. uitgekeerd, maar voor geen hooger bedrag dan M.k. 10.000, echter met de bepaling, dat bij elk voorkomend geval de verzekerde M.k. 10.- zelf betalen moet.
De premie bedraagt voor schade aan goed, elk afzonderlijk Pf.g. 5, te zamen Pf.g. 10 per bijenvolk, waarop als volgt rabat gegeven wordt:
10 pCt., als men voor 10 jaar verzekert,
10 pCt., als de bruto premie meer dan M.k. 75 bedraagt,
5 pCt. meer als de bruto premie meer dan M.k. 150 bedraagt,
10 pCt. extra rabat, als men lid van de Hoofdvereeniging is.