ALGEMEENE VERGADERING

der
Vereen. ter bevord. der Bijenteelt in Nederland,
op 29 Augustus te Utrecht


Het Hoofdbestuur had in zijn vergadering van 13 Juli j.l. bepaald, dat de Algemeene Vergadering dit jaar gehouden zou worden te Utrecht en wel op den 29sten Augustus, een der datums van de daar te houden tentoonstelling.

Toen het een uur was, kwamen dan ook de belangstellende leden, van wien velen een kijkje op de Tentoonstelling waren gaan nemen, geleidelijk opdagen in de ruime zaal van Buitenlust in de Maliebaan, waar de aanwezige leden van het Hoofdbestuur reeds bijeen waren - gedurende den loop der vergadering zullen nagenoeg een 40-tal leden aanwezig zijn geweest, onder wien wij ook een dame-lid mochten tellen. Bij de opening verklaart de Voorz , dat hij slechts met een kort woord wil verwelkomen. De agenda der vergadering was in het "Maandschrift" meegedeeld, belangrijke punten komen daarop voor, wier bespreking tijd zal vereischen en na de vergadering zullen nog zeker leden de Tentoonstelling wenschen te bezoeken.

Van den heer R. Dinger is een telegrafisch bericht ingekomen, dat bij verhinderd is om deze vergadering bij te wonen. De notulen der Buitengewone Algemeene vergadering van 26 Jan. j.l. worden voorgelezen en goedgekeurd.
De Voorz. deelt mede, dat de commissie benoemd om een rapport uit te brengen over het gebruik van honig als genotmiddel tot het besluit is gekomen, dat geen der drie ingekomen antwoorden voor een bekroning in aanmerking kan komen, maar dat het antwoord onder het motto "De honig, dien de bijtjes garen" wel voor de Vereeniging gedrukt zou kunnen worden, indien er in overleg met den schrijver eenige wijzigingen in werden aangebracht. Dit heeft dan ook plaats gehad en op de Tentoonstelling werden de eerste exemplaren ter verspreiding uitgedeeld. Wenschen handelaren dit vlugschrift bij hunne verpakking, dan is het voor de leden der Vereeniging tegen een geringe vergoeding, 50 cent per 100 exemplaren, bij den Algemeenen Secretaris te bekomen.

Aan de orde komt het rapport der commissie voor het nazien der Rekening en Verantwoording van den Algemeenen Penningmeester. De heer K. Beijne, Beverwijk, deelt mede, dat de heer H. Gietema uit Kooten, verhinderd is hier te verschijnen en hij zich dan nu ook van de opdracht zal kwijten. De Provinciale Afdeelingen Friesland en Noord- en Zuid-Holland werden in de vergadering van 26 Jan. j.1. aangewezen om die rekening en verantwoording na te zien en droegen dit aan den heer Gietema en spreker op. 10 Augustus begaven zij zich naar Lunteren en bevonden de cijfers accoord, ze kunnen dan ook niet anders doen dan voorstellen om die rekening en verantwoording onder dankzegging goed te keuren. Zij meenden daarbij hunne taak niet te eng op te moeten vatten en in hoofdzaak na te moeten gaan van waar het geld gekomen was en waar het gebleven was.

De aandacht viel er op, dat het aantal der verspreide leden merkelijk minder was geworden, hetgeen echter verklaard wordt door het feit, dat velen van hen zich bij sedert gevormde Afdeelingen en Onder-Afdeelingen hadden aangesloten. Voor het "Maandschrift" zijn uitgegeven f 599.99, hiervan f 360 voor drukloonen en verzendingskosten. Houdt men rekening met de waar, die men voor dat geld krijgt, dan is dat drukloon hoog. Spreker wil er ook op wijzen, dat de copie voor het "Maandschrift" buitengewoon vroeg ter drukkerij moet zijn, 't was wel gewenscht, dat daarin verandering kwam. Bij de verzendingskosten waren f 22 extra schrijfloon voor adressen uitgetrokken. Dit was een gevolg van de onvolledige ledenlijst der Provinciale Afdeeling Limburg, een bezwaar, waarin voorzien behoort te worden.

De kosten van het examen Bijenteelt zijn hoog - de post is dit jaar f 100 hooger dan het vorig jaar, wat de commissie aanleiding geeft om op een spaarzaam beheer aan te dringen.

Ten slotte wil de rapporteur opmerken, dat op de vorige rekening geen post voorkomt voor vergoeding van reis- en verblijfkosten van de commissie belast met het nazien der rekening- en verantwoording van de Algemeenen Penningmeester.
Men kan niet verlangen, dat dit pro Deo geschiedt. Hij wijst er op, dat, wanneer zooals nu daartoe Provinciale Afdeelingen worden aangewezen, waarvan de commissieleden een langere reis moeten doen, dit grootere kosten noodig maakt en geeft in beraad om hiervoor naar een anderen weg uit te zien. Spreker meent deze opmerkingen ten beste te moeten geven, mogelijk kan daar nader rekening mee gehouden worden.

De heer Mr. A.C. van Daalen, Bennekom wenscht de kosten van het examen-bijenteelt te weten.
De heer Reijne zegt f 277,09½ . De Algemeene Penningmeester deelt mede, dat daar onder begrepen zijn f 50 voor het drukken van diploma's, een uitgave, die vooreerst niet terugkomt, f 50 subsidies aan hen, die het diploma verwierven.
De Voorzitter wijst nader op die kosten, het resteerende bedrag zijn reis- en verblijf kosten van de examen-commissie. Daar zal zeker weinig aan te veranderen zijn, ofschoon het Hoofdbestuur zeer zeker naar een zuinig beheer zal trachten. Voor de kosten van het examen wordt de subsidie van de Regeering verleend.
Wat nu de vergoeding van reis- en verblijfkosten aan de rapporteurs betreft, zij hebben alle recht om die evenals de leden van het Hoofdbestuur te genieten. Een eenvoudiger weg zal mogelijk te vinden zijn door bijv. den dag voor de Algemeene Vergadering samen te komen.

De rekening- en verantwoording wordt door de vergadering goedgekeurd, de Voorzitter bedankt de commissie voor haar bemoeiingen.

Vóór de Algemeene Secretaris zijn verslag mededeelt, moet hij opmerken, dat volgens de statuten dit ook de bijzondere rekening en verantwoording der Provinciale Afdeelingen zou moeten bevatten. 't Is hem onmogelijk om hieraan te voldoen, want alleen Noord-Brabant en Utrecht hebben hunne verslagen ingezonden, geen anderen werden ingediend.
Aan het medegedeelde wordt het volgende ontleend:
31 Dec. 1899 bedroeg het ledental 1433, het vermeerderde in 1900 met 219, zoodat de Vereeniging bij den aanvang van dit jaar 1652 leden telde en wel de Provinciale Afdeeling Noord-Brabant 627, Limburg 318, Gelderland-Overijssel 305, Friesland 176, Noord- en Zuid-Holland 74, Drenthe 73, Utrecht 20, terwijl 59 leden, van wien 46 behooren tot de Afdeeling ,Het Noorden', als verspreide leden bij de Vereeniging zijn aangesloten. Het aantal nam in Noord-Brabant toe met 104, in Gelderland met 121, in Friesland met 44, in Noord- en Zuid-Holland met 30 en dat van de verspreide leden met 9. In Limburg werd het aantal leden 36 minder. De Provinciale Afdeeling Utrecht werd opgericht.
In het Hoofdbestuur nam als commissaris voor Noord- en Zuid-Holland zitting de heer R. Tukker Gzn. Heemstede, voor Utrecht de heer G.J. Kneppelhout van Sterkenburg Driebergen, het bestaat dus uit 8 leden. In het Dagelijksch Bestuur kwam geen verandering.

Resultaten van het bestaan der Vereeniging waren:
De Tentoonstelling te Boxtel.
Het examen voor Bijenteelt ter verkrijging van het diploma der Vereeniging.
De modelstallen, nam. in Friesland, een te Oosterwolde, een te Wienwerd; in Limburq, een te Weert en een te Venray; in Noord-Brabant, een te Gemert.
Voordrachten over Bijenteelt in N.-Brabant, Gelderland en Drenthe.
Het "Maandschrift"

De financieele toestand der Vereeniging is, dank zij den steun der Regeering bevredigend, maar in den loop van 1901 staan ook meerdere uitgaven te wachten.

Aan de beurt zijn nu de op de agenda ter behandeling aangegeven onderwerpen, in de rangorde wordt eenige wijziging gebracht, nam.

I. Ondervinding opgedaan met den lossen bouw. Inleider: E. Snellen.
II. Coöperatie. Inleider: Mr. A.C. van Daalen.
III. Het zwermen. Inleider: R. Tukker Gzn.

Moest in dit nummer van het "Maandschrift" nog een verslag van die verhandelingen opgenomen worden, dan zou het wel zeer beknopt moeten zijn en al een zeer oppervlakkig denkbeeld daarvan geven. De redactie stelt daarom de opname tot een volgend nummer uit en hervat het bericht over de vergadering, nadat punt III "Het zwermen" besproken was.

De Heer Hymans van Wadenoyen vraagt het woord. Spreker noemt zich een vreemde bij in dezen goed gevulden bijenkorf waarin zelfs het essentieele element, de Koningin - de éénige aanwezige Dame waarop de Heer Van Daalen zoo even reeds wees - niet ontbrak.
Spreker is noch ijmker, noch dilettant bijenhouder.
De aanleiding, waarom ik - zoo vervolgt spreker - slechts een kort oogenblik de aandacht der Vergadering vraag is deze: Op het programma van het Intern. Congres, dat in 1902 te ‘s Bosch zal gehouden worden, zag ik met genoegen vermeld "de Bijenteelt in de Koloniën". Voor zoover mij bekend, bestaat in onze Koloniën geen bijenteelt, zooals wij die hier te lande hebben.
In de "Buitenbezittingen" vooral op Borneo, Timor, Sumatra, etc. komen bijen in het wild voor, er wordt was en honig verzameld, men zou misschien kunnen spreken van een ruwe bijencultuur. Reeds meermalen is dan ook de vraag bij mij opgekomen, zou de bijenteelt in onze Koloniën niet op wetenschappelijke basis tot stand te brengen zijn? Nu, uwe in 1898 gestichte Vereeniging na een driejarig bestaan, onder eene degelijke leiding, flink georganiseerd is, acht ik het oogenblik gekomen, die zaak, uwe Vereeniging eens ernstig ter overweging aan te bevelen, ten einde op het a.s. Congres beslagen ten ijs te komen.
De proeven, vroeger met Hollandsche bijen genomen o.a. in den Plantentuin te Buitenzorg en in de Padangsche Bovenlanden door de firma Dummler & Co. op het Koffieland Soerian, ook om door kruisbestuiving de koffieboomen te bevruchten, zijn, indien ik wel geïnformeerd ben, mislukt. In de wetenschap, ook van de bijencultuur, is men niet blijven stilstaan, hetgeen toen tot geen resultaten geleid heeft, kan dit thans misschien wel. Naar het mij toeschijnt, en naar ik uit de heden gevoerde besprekingen meen te moeten opmaken, treed bij uwe Vereeniging de honig-productie meer op den voorgrond, over was, heb ik heden ten minste weinig vernomen. En het is vóóral op het groote verbruik van was in onze Koloniën, dat ik hier wensch te wijzen, wellicht is dit velen uwer onbekend.
Het bijenwas uit Timor mag in de eerste plaats genoemd worden, verder wordt er was ingevoerd uit de Perzische Golf, Engelsch-Indië enz. Nu geschiedde het, dat in de jaren 1859/60 bijenwas uit Timor, dat voornamelijk voor het battikken gebruikt wordt, zeer schaarsch was - als ik het wel heb door een ziekte onder de bijen - de prijs steeg met den dag. Een onzer grootste Chinesche handelaars in dat artikel kwam mij voorstellen, voor gezamenlijke rekening het op Java voorradige was op te koopen. Na gedaan onderzoek - want ik kende van dit artikel niemendal - ging ik op zijn voorstel in, en die speculatie had een niet onaardig resultaat. Deze omstandigheid deed bij mij de vraag ontstaan, waarom wordt er geen Europeesch bijenwas, en speciaal geen Hollandsch op Java ingevoerd?
Als jongeling logeerde ik 's zomers meermalen bij mijne familie te Veenendaal, en hoorde daar veel spreken over bijen, honig en was, ik bezocht daar met mijne ooms de alom bekende bijenmarkt aan De Klomp; dit gaf mij aanleiding, de aandacht van mijn oom, den heer Hymans van Veenendaal, met wien ik in handelsrelatie stond, op het artikel bijenwas te vestigen, met verzoek mij eens eene proefzending te maken.
In 1861 kwam die proefzending voor eene waarde van plm. f 5000 naar Java, in de bekende geele koeken (vorm Leidsche kazen).
De fraaie kleur gaf den handelaren - omdat het zoo zeer gewilde Timor was een chocolade kleur had - aanleiding te meenen, dat dit geen echt bijenwas was, maar een mengsel, ik zeide "neem eens een proef en ge zult zien, dat dit was, verre superieur is, boven de tot nog toe geïmporteerde soorten."
Schoorvoetend ging mijn Chinesche vriend daartoe over, maar al spoedig kwam hij bij mij in extase over de kwaliteit; bijenwas was schaarsch ter markt en de prijs zeer hoog, ik verkocht hem het partijtje met 100 pCt. winst à contant en ontving van hem dadelijk eene groote order. Zoodat ik in 1862 voor ongeveer 30 mille aanvoerde en met plm. hetzelfde resultaat verkocht.
Een paar jaren bleef deze wasinvoer voor eenige concurrenten geheim, maar, dat was niet vol te houden. Jaarlijks namen de aanvoeren toe, al behield de prijs natuurlijk niet dat hooge standpunt. Daar er geen genoegzame voorraad Hollandsch was te krijgen was, liet ik ook bijenwas door de Afrikaansche Handelsvereeniging te Rotterdam geïmporteerd aankoopen als Benguela en Angola was, vooral eerstgenoemde soort, is van uitstekende kwaliteit.
Ik heb dus den Hollandschen-Exporthandel een artikel voor de Java markt leeren kennen, waarvan de invoer, zoo als uit mijne opgaven zal blijken groote proportiën heeft aangenomen en belangrijke voordeelen heeft opgeleverd, en - al zijn de winsten geringer - nog oplevert.
Weldra kwam was van heinde en verre op Java ter markt, ook uit Oostenrijk, en hetgeen minder gewenscht was, ook aardwas (cérésine) waarmede men het bijenwas is gaan vervalschen, hetgeen in den aanvang groot wantrouwen wekte. De Chinesche handelaren kunnen echter - ofschoon dat uiterlijk niet zichtbaar is - het vermengde was zeer goed van het echte onderscheiden. Door hunne lange nagels over de koeken te trekken, verkrijgen zij bij het echte een langen draad, hetgeen niet het geval is bij het met cérésine of andere bestanddeelen vermengde was.
Zooals ik zoo even zeide kende men - althans tijdens mijn verblijf op Java en in den Archipel de bijenteelt - zoo als die hier te lande gedreven wordt niet. Op Borneo zijn de inboorlingen zeer handig in het verzamelen van honig en was. Zij vinden die in de bosschen - er is een soort van hooge, gladde boomen, die zij bijenboomen noemen; in één boom zitten veelal meerdere nesten.
De inboorlingen hebben een "flair" om die boomen te vinden, als ik eene vergelijking moest maken, zou ik zeggen, even als ten onzent de vinders van kievietseieren, men zegt ook dat zij door tijgers en honingbeeren, wier sporen zij dan volgen, de aanwijzing vinden, waar die boomen staan. Dikwijls vallen door de zwaarte nesten naar beneden, hetgeen dan een buitenkansje is voor genoemde viervoeters, die verzot zijn op honig.
Het verzamelen van honig en was in de maanden December, Januari en Februari gaat op eene zeer eigenaardige manier, ik kan daarover, omdat de tijd dringt niet uitvoerig zijn; de inboorlingen zijn ook - misschien een gevolg van de Westersche beschaving - zoo pinter (slim) geworden, dat zij bij het smelten het was wel eens met andere bestanddeelen o.a. met pisangs vervalschen.
Ik meen, Mijnheer de Voorzitter, door deze korte mededeelingen de aandacht der Vergadering zoowel op de belangrijke exportatie van het artikel was - waarmede wellicht uwe Vereeniging haar voordeel kan doen - als op het groote voordeel, dat m.i. de bijenteelt in onze koloniën op wetenschappelijken grondslag hebben kan - gevestigd te hebben, althans als die met de inlandsche bijen mogelijk is, hetgeen ik niet kan beoordeelen.

Hoe belangrijk de invoer van was uit Europa sedert 1861 geworden is, zal u uit den volgenden staat - dien ik verschuldigd ben aan de welwillendheid van de heeren F.B. Löhnis, Inspecteur van het Landbouw onderwijs en Mr. H.W. Methorst, waarnemend Directeur van het Centraal Bureau voor de statistiek blijken.

Totaal invoer, resp. staat vermeld: jaar, totale invoer in guldens, waarvan uit Nederland en het percentage.
1860, f 950.000, nihil.
1861, f 1.650.000, circa f 5.000 0.30 pCt.
1862, f 200.000, f 28000 14
1863, f 940.000, f 150000 16
1864, f 750.000, f 50000 20
1865, f 1.300.000, f -.-, nihil.
1866, f 1.000.000, f 50.000, 5 pct
1867, f 1.600.000, f 80.000, 5
1868, f 1.600.000, f 500.000, 31
1869, f 2.000.000, f 400.000, 20
1870, f 1.000.000, f 150.000, 15
1871, f 1.400.000, f 400.000, 29
1872, f 1.800.000, f 700.000, 39
1873, f 1.800.000, f 500.000, 28
1874, f 1.400.000, f 650.000, 46
1875, f 1.800.000, f 900.000, 50
1876, f 1.300.000, f 550.000, 43
1877, f 1.500.000, f 750.000, 50
1878, f 1.100.000, f 700.000, 63
1879, f 1.600.000, f 730.000, 46
1880, f 1.500.000, f 750.000, 50
1881, f 1.900.000, f 1.250.000, 67
1882, f 1.600.000, f 1.000.000, 67
1883, f 1.100.000, f 550.000, 50
1884, f 1.000.000, f 560.000, 56
1885, f 1.000.000, f 500.000, 50
1886, f 900.000, f 500.000, 54
1887, f 1.300.000, f 700.000, 53
1888, f 900.000, f 375.000, 42
1889, f 1.200.000, f 720.000, 60
1890, f 1.300.000, f 600.000, 47
1891, f 1.400.000, f 750.000, 54
1892, f 1.200.000, f 525.000, 44
1893, f 1.800.000, f 775.000, 43
1894, f 1.600.000, f 600.000, 38
1895, f 1.100.000, f 500.000, 46
1896, f 2.000.000, f 980.000, 49
1897, f 1.300.000, f 415.000, 32
1898, f 2.000.000, f 400.000, 20

Ik dank u, Mijnheer de Voorzitter, dat u mij in de gelegenheid hebt gesteld, een en ander ter kennis van de Vergadering te brengen, ik heb gezegd.

De voorzitter stelt dat de gedane mededeelingen, waarnaar de vergadering met veel belasting luisterde, zeer op prijs en betuigt daarvoor zijn dank, waarmede de vergadering gaarne instemt.
De vergadering wordt gesloten.