Algemeene Vergadering der Vereeniging
ter bevordering der Bijenteelt in Nederland

op 29 Augustus te Utrecht

(Vervolg zie Sept.)

Punt I. "Ondervinding opgedaan met den lossen bouw in Nederland" wordt ingeleid door den heer E. Snellen, Maastricht, die in het kort ongeveer het volgende zegt:
Ieder heeft oogenblikken in zijn leven, dat hij eens nagaat wat hij achter zich heeft, evenzoo een Vereeniging. 't Zijn rustpunten, men ziet terug op 't geen gedaan is, maakt plannen voor de komende dagen. Onze vereeniging werd opgericht, haar bestaan geregeld, afdeelingen gevormd, vergaderingen brachten ons samen, tentoonstellingen kwamen tot stand. Een en ander was een gevolg van den drang der omstandigheden, de bijenteelt kwijnde, er moest naar nieuwe wegen omgezien worden, andere systemen werden in toepassing gebracht, de losse bouw werd meer en meer aangewend, toch hield de vaste bouw zich staande, wat natuurlijk is, het geheele bedrijf is daarop gegrondvest, nog menigmaal zal hij met voordeel worden toegepast.

Nu komt op het programma van het congres, dat in 1902 in 's Bosch gehouden zal worden, voor: "Ondervinding met den lossen bouw in Nederland opgedaan."
Wij weten, dat ook onze vereeniging daarvoor propaganda heeft gemaakt en deze op verschillende wijzen, dikwijls volgens eigen opvattingen wordt toegepast. Men maakt de kasten van oude kisten, de een houdt zich aan deze afmetingen, de andere aan gene, en 't zou wel raadzaam zijn, dat daar wat meer stuur in kwam. In Duitschland heeft men voor de ramen een normaalmaat. Dat klinkt heel mooi, maar 't is ook waar, dat die eenmaal vastgestelde maat 't nemen van verdere proeven wel tegenhoudt. Het is echter een feit, dat voor ramen reeds zoovele maten zijn aangegeven; al een menigte modellen van kasten zijn bedacht en in toepassing gebracht; er is gelegenheid geweest om na te gaan welke afmetingen 't best voldoen; òf warme òf koude bouw te verkiezen is; òf een kast boven òf van achteren geopend moet kunnen worden; met welke modellen men het voordeeligst werken kan.

Spreker wenscht daarom, dat de aanwezige ijmkers hunne bevinding meedeelen omtrent de volgende punten:
1. Voor- en nadeelen van den Gravenhorster boogkorf. De vereeniging heeft ook voor invoering gewerkt, maar menigeen laat hem nu toch los.
2. Welke grootte van raampjes is te verkiezen? Dat wisselt toch zeer sterk af, 't eene systeem heeft grootere, 't andere aanmerkelijk kleinere ramen.
3. Algemeene opmerkingen. Wat verdient de voorkeur warme of koude bouw? - dat de woning voor of achter opengaat?

De heer Kelting antwoordt, dat hij vele systemen onderzocht heeft en dan zegt hij: Heil den Gravenhorster boogkorf! Maar niet alle waar is goed. De indertijd uit Duitschland ontboden boogkorven (het was in 1882 en 1885) waren te los gevlochten, zij zakten dan ook met het toenemend gewicht uit het model, de boogjes kwamen tegen den stroowand en werden overal door de bijen vast gewerkt. Ook hadden de boogjes verschillende bochten. Van de 12 stuks, die hij toen ontving, heeft hij nog een 8-tal en 't komt voor, dat ze nood gedrongen, omdat er geen anderen zijn, nog gebruikt worden, maar ze voldoen niet. Gravenhorster korven worden veel voor lossen bouw gebruikt, want de ijmker kan ze zelf vervaardigen, dikwijls worden ze echter niet goed gemaakt. 12 boogjes is de verkieselijkste maat - die van 9 boogjes zijn te klein. Worden de boogkorven zuiver vlak gevlochten, is het vierkant haaksch, staan de boogjes overal evenwijdig van de stroowanden af, namelijk op 9 à 10 millim. en ligt de plank, waarop de korf staat, precies waterpas, dan is het een bijenwoning bij uitnemendheid. Nu is het zeer wel mogelijk dat toch de kasten meer en meer in 't gebruik komen, maar de eenvoudige ijmkers, die tot nu toe nog niet anders als met gewone korven werken, zullen nooit zoo op eens tot kasten overgaan, veel spoediger tot den boogkorf. Hij stelt daarom vooral den Gravenhorster boogkorf hoog, omdat deze de overgangskorf is. ‘t Is een bezwaar, dat men den korf moet omkeeren om de bijen te zien, maar aan den onderkant zitten juist de werkbijen, dat is voor den ervaren ijmker dikwijls voldoende. Men heeft gezegd, dat ze ongeschikt zijn om er mede te reizen, maar de ouderwetsche korf moet toch ook gespild worden, wanneer er jong werk in is, anders zou men dien evenmin kunnen vervoeren.

De heer F. Verbaan, Amsterdam, vindt de ramen te klein.
De heer de Clercq meent, dat ze groot genoeg zijn, zoo'n korf van 120 pond is niet te hanteeren.
De heer Wigman merkt op, dat men moet zorgen, dat de korf niet zoo zwaar wordt en den honig er uitslingeren.
De heer Snellen zegt, dat de heer Kelting aan de ijmkers geen compliment maakt, als hij beweert, dat er in ons land maar weinig goede boogkorven gevonden worden en dat men ze gemakkelijk maken kan. 't Omkeeren van den korf, als hij nagezien wordt, is een nadeel, daar is heel wat kracht voor noodig en 't geeft storing voor de vliegende bijen. 't Uitnemen van de raampjes gaat ook dikwijls bezwaarlijk, omdat ze boven dikker zijn. Dat zij nu nadeelen, maar voordeelen zijn niet in 't licht gesteld.
De heer Kelting antwoordt, dat de Gravenhorster boogkorf wel degelijk voordeelen oplevert, als 't maar geen namaaksel is, hij moet in alle opzichten goed bewerkt zijn, dan zullen ook die ongemakken niet voorkomen. Spreker wijdt nader uit over de behandeling van den boogkorf, wijst er vooral op, dat men altijd moet uitslingeren.

De heer Wigman merkt den heer Snellen op, dat meerdere voordeelen aan te wijzen zijn o.a. de prijs. Het is de goedkoopste woning met lossen bouw en wordt voor f 4 geleverd, andere kosten f 6 à f 10. 't Is vooral voor den kleinen man voordeelig, omdat hij ze zelf kan maken; het is daarbij, evenals bij de kasten van 't eerste belang, dat ze naar den eisch gemaakt worden, maar heeft hij een goed raam om op te vlechten, dan kan hij behoorlijk werk afleveren. Groot voordeel levert de strooien boogkorf op bij de overwintering, de bijen zitten er warm in, 't gewelfde bovengedeelte is zeer passend - terwijl 't overwinteren in kasten altijd met kunst- en vliegwerk geschiedt. 't Is ook een voordeel, dat iemand, die 't vak verstaat in 10 minuten zich op de hoogte van den toestand van den korf kan stellen, terwijl bij de kasten het uitnemen van de raampjes om ze na te zien toch ook bezwaren oplevert.

De heer Beil vindt een groot voordeel, zelfs 't grootste voordeel van den boogkorf, dat hij omgekeerd moet worden om hem na te zien. Dat kent de vastebouw ijmker, naar den toestand onder aan de raten beoordeelt hij den korf. De heer Snellen antwoordt nog, dat de prijs niet zoo'n groot beletsel is om kasten te koopen, want er zijn ook goedkoope kasten, o.a. wordt de kast van den heer de Haan voor f 2.80 geleverd en 't is gebleken, dat daar goed in overwinterd wordt. Er worden ook kasten van geperst stroo vervaardigd, die even goed tegen warmte en koude beschutten als de strookorven. 't Is een feit, dat in België de boogkorven niet meer worden aangewend, mogelijk, dat dit ook later hier het geval wordt en men kasten gaat gebruiken.

Bij de bespreking over de grootte der raampjes zegt de heer Snellen, dat, als er een goede honigdracht is, groote raampjes van veel voordeel zijn. Het raam Dadant-Blatt 27 x 42.5 geeft bij een goede dracht gelegenheid om op een gunstig oogenblik groote hoeveelheden te verzamelen, veel meer dan eenige kleinere ramen.
De heer Kelting merkt op, dat met groote ramen bij een zeer goede dracht veel honig verzameld kan worden, maar dat er dan ook veel volk moet zijn. De ramen moeten niet al te groot zijn en dit is ook niet noodig, wanneer men de ramen met broed in 't bovengedeelte der kast hangt.
De heer Verbaan is zeer voor een grooter raam, 31 x 30 is de beste afmeting, 't moet niet grooter zijn, want dan is 't niet voldoende met broed bezet, zoo'n raam kan 10 pond honig geven.

De Algemeene beschouwingen, die nu aan de beurt komen, geven den heer de Haan aanleiding om op te merken, dat 't noodig is om met volle aandacht bij den mobiel-bouw te zijn. Wordt dit holder den bolder aangepakt dan zal 't niets geven, men moet met de meeste oplettendheid daarbij te werk gaan.
De heer Kelting zegt, dat de ondervinding moet leeren hoe wij daarbij moeten handelen om het voor de bijen tot gemak en voor ons tot voordeel te maken. Wij komen daar steeds meer van op de hoogte en de losse bouw is de bouw der toekomst.

De voorzitter zegt inleider en sprekers dank.