DE BIJEN IN DEC. – JANUARI



Langzamerhand doet de winter ons gevoelen, dat zijn rijk aangebroken is. Ook de bijen worden de afname van temperatuur gewaar en trekken, om tegen de koude beschut te zijn, meer en meer in een engeren bol samen.
Zooals reeds dikwijls genoeg gezegd werd, is rust dus de hoofdvereischte voor den winter. Door schokken, of welke stoornis ook, zouden de bijen dien bol verlaten en van koude omkomen of zich in meer groepen verdeelen en het zoo hard te verantwoorden hebben, eer zij de lieve lentezon weder aanschouwen. Heeft de ijmker alle mogelijke zorg er aan besteed om stoornis te voorkomen, toch kan het gebeuren, dat het een of ander aan den bijenstand los raakt en door het spelen van den wind een aanhoudende oorzaak van onrust zou kunnen worden. Hij zal dan ook, als een trouwe wachter, een bezoek aan de bijenwoning niet achterwege laten. Mocht een of ander los geraakt zijn, of vindt soms de regen hier of daar een opening en dropt daar door op kasten of korven, dan moet men dat zoo eenvoudig mogelijk verhelpen.

Alles heeft zijn grens, ook het dekken en beschutten der bijen. Men mag onze bijen nu wel niet aan de felste koude blootstellen, maar men mag ook niet elken luchttoevoer afsluiten.
Voor een goede overwintering is een genoegzame toevoer van frissche lucht noodig, men moet er wèl om denken, dat muizen en andere dieren geen toegang vinden om in korf of kast te komen, maar men moet toch ook de noodige opening laten voor toestrooming van voldoende, frissche lucht. Daarin kan op verschillende wijzen voorzien worden, ieder kieze de zijne.

't Is voor de bijen een tijd van rust, maar voor den ijmker niet. Het afgeloopen jaar zal hem geleerd hebben, dat er nog veel te leeren is, het zal hem voor vele vraagstukken gesteld hebben, en daarom gebruike hij zijn winteravonden om boeken over bijenteelt te lezen, het Maandschrift na te slaan om zoo meer te leeren. Het verzorgen van honig en was, het herstellen van woningen en gereedschappen zullen den zorgzamen ijmker werk genoeg geven om de korte winterdagen en lange winteravonden genoeglijk door te brengen.

B. Leessens.