ALGEMEENE VERGADERING


der Vereeniging ter Bevordering der Bijenteelt
op 14 December 1901.


Op bovenstaanden datum kwamen in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht het Hoofdbestuur, Afgevaardigden der Afdeelingen en leden onzer Vereeniging ter vergadering.
Het Hoofdbestuur was vertegenwoordigd door den Voorzitter, den Algemeenen Secr.-Penningm., de Commissarissen van Noord Brabant, Gelderland-Overijssel, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Limburg.
De Afdeelingen Noord-Brabant, Gelderland-Overijssel, Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Limburg hadden afgevaardigden gezonden.

De Voorzitter, Baron de GRANCY, sprak een kort woord voor de opening der vergadering, waarin met waardeering werd opgemerkt de voor deze vergadering talrijke opkomst, en in het bizonder nog gewezen werd op de tegenwoordigheid van een dame-lid der Vereeniging.
Nog steeds vindt onze Vereeniging veel belangstelling, het aantal leden neemt voortdurend toe.

Na opening der vergadering worden de notulen van die van 29 Aug. l.l. door den Algemeenen Secretaris, den heer B. WIGMAN, voorgelezen en ongewijzigd goedgekeurd. De Voorzitter kan mededeelen, dat de commissie, die belast word met de onderhandelingen over de uitgave van het “Maandschrift”, daarmede, naar vertrouwd mag worden, naar wensch geslaagd zal zijn — de kosten daarvan zullen, wanneer men ook rekening houdt met het meerder aantal leden, ongeveer gelijk blijven. Spreker wil er ook op wijzen, dat, al is nog in de vorige vergadering, een andere meening geopperd, ook bevestigd is, dat de voorwaarden, waarop de heer VAN DE GORTEL in der tijd de uitgave op zich nam, billijk genoemd mogen worden.

Ingekomen is een missive van de Afdeeling Gelderland-Overijssel, die niet meer op de agenda gebracht kan worden.
Deze Afdeeling wenscht in de eerste plaats voor te stellen om de contributies door den Algemeenen Penningmeester te doen innen en de ledenkaarten in Januari uit te reiken. Dit voorstel zou een wijziging der statuten noodig maken, wat op het oogenblik niet gewenscht is, omdat een geheele herziening der statuten wel zeer ernstige overweging verdient en deze arbeid dan aan een commissie kan toevertrouwd worden.

In de tweede plaats wenscht de Afdeeling de Huishoudelijke vergadering in April te doen houden. Punt 5 van de agenda is een voorstel tot opheffing der Buitengewone Algemeene Vergadering in den winter. Wordt dit punt behandeld, dan kan ook het voorstel van Gelderland-Overijssel besproken worden.

De Afgevaardigde van Gelderland-Overijssel, Mr. A.C. VAN DAALEN, zegt, dat de Afdeeling het een bezwaar vindt, dat bij de tegenwoordige regeling het voorkomt, dat contributies pas in Juni binnen komen, een incasseeren door den Algemeenen Penningmeester zou dien toestand doen ophouden. De ledenkaarten voor 1902 zijn reeds ontvangen, wat 't mogelijk maakt om ze vroeger uit te reiken, de contributies zullen zoo in Maart geïnd kunnen worden.

De Voorzitter doet mededeeling van het nu in behandeling te nemen voorstel: De Afdeeling Noord-Brabant overtuigd, dat het gewenscht is, dat de vervalsching van honing zoo krachtig mogelijk worde bestreden, heeft met genoegen gezien, dat in de troonrede de indiening van een wet tegen de vervalsching van levensmiddelen in het vooruitzicht is gesteld en stelt mitsdien voor het H.B. op te dragen met alle gepaste middelen er bij de Regeering op aan te dringen, dat ook de honing in die wet worde opgenomen.
De heer K. REIJNE, Beverwijk, veronderstelt, dat niemand tegen dit voorstel kan zijn, hij zou er echter bewijzen aan toe willen voegen, er moest honing onderzocht worden, door een bevoegd onderzoek moesten vervalschingen geconstateerd worden. Juist dezer dagen is gebleken, hoe er over meelvervalschingen geroepen is, en iedereen overtuigd was, dat er meelsoorten in den handel voorkwamen, die vervalscht zouden zijn, terwijl bij het nauwgezet onderzoek eener commissie bleek, dat die bewering voor dwaling gehouden mocht worden.
De Voorzitter kan meedeelen, dat door de Afdeeling Noord-Brabant reeds stappen in deze richting werden gedaan en in den handel voorkomende honing onderzocht wordt, zooals de ontbijthoning „Lausanne”, die onder voortdurende controle staat van Dr. VAN DER MARCK.

Op de vraag van den heer VAN DAALEN of er meer onderzocht zal worden? antwoordt de Voorzitter, dat een amendement in dien geest kan voorgesteld worden.
De heer VAN DAALEN zou een flink onderzoek willen steunen. De heer E. SNELLEN, commissaris van Limburg, wijst met klem op het moeielijke van een scheikundig onderzoek van honing. Op het a.s. congres zal dit ook in behandeling gebracht worden en wel zal het raadzaam zijn om nu af te wachten welke middelen ons daar gewezen zullen worden om tot een vertrouwbaar onderzoek te komen. Een practisch middel om het kwaad te bestrijden zou het zijn, als de leden in het ,,Maandschrift''' mededeelden, wanneer hun vervalschingen gebleken waren. Spreker is niet zoo voor het voorstel Noord-Brabant, omdat wanneer de Regeering een wet tegen de vervalsching van levensmiddelen zal indienen, toch ook de honing daaronder begrepen zal zijn.

De heer VAN DAALEN moet opmerken, dat, als het constateeren van vervalschingen zoo moeielijk is, hij stellig niet met het denkbeeld van den heer SNELLEN mede gaat, de verantwoordelijkheid zou dan van het Hoofdbestuur op de leden worden overgebracht.
De heer SNELLEN stemt dit toe en blijft het dan ook raadzaam oordeelen, dat afgewacht wordt, wat het congres ons leeren zal.

De heer R. DINGER, commissaris van Gelderland-Overijssel, vraagt of er aan getwijfeld wordt, dat honing vervalscht wordt? Die twijfel bestaat niet. Op het oogenblik drukt dus het voorstel Noord-Brabant uit, wat wij wenschen. Waren speciale gevallen aangewezen, dan zou een scheikundig onderzoek die moeten constateeren.
De voorzitter zegt, dat het kostbaar onderzoek zeker veel bezwaar oplevert, hij deelt ook de opvatting van den heer DINGER. Wordt de honingvervalsching op het congres besproken, dan zal men daar ook stellig bewijzen aanvoeren, die evenzeer overtuigend voor de Regeering zullen zijn en het verzoek der Vereeniging zullen steunen.

De heer REIJNE handhaaft het wenschelijke van een scheikundig onderzoek en wijst nogmaals op het rapport omtrent meelvervalsching aan het Landbouwcomité uitgebracht. Dat moet voorkomen worden.
De heer DINGER zou zich op het standpunt van den heer REIJNE kunnen plaatsen, als er twijfel bestond, dat honing vervalscht werd, maar daaraan twijfelt de heer REIJNE zelf niet. Nu is het, zooals de heer SNELLEN opmerkte, zeer waarschijnlijk, dat honing in de wet wordt opgenomen, maar mocht dit verzuimd worden, dan is het adres zeer van pas. Spreker is overtuigd, dat aan te bevelen is om ons tot het adres te beperken.
Geen amendement wordt voorgesteld.

De heer H.A. BEIL, Dinxperloo, deelt naar aanleiding van het besprokene mede, dat de onderzoekingen in Duitschland geleerd hebben, dat de zuiverheid van honing scheikundig niet vast te stellen is en dat men daarom ook bij dat onderzoek het advies van deskundigen inroept. (Zie bladz.93. Maandschrift 1901. Red) Ook word daar 1000 Mk. uitgeloofd voor een middel om honingvervalsching op een eenvoudige, doeltreffende wijze aan te toonen.

Na deze besprekingen wordt geen stemming verlangd en het voorstel Noord-Brabant aangenomen.

Het 3e punt van de agenda is Congres en Tentoonstelling 1902.
De Voorzitter deelt mede, dat op het Internationale congres Parijs in 1900 's Bosch was aangewezen om daar in 1902 het volgende congres te houden en het was zoo mogelijk, dat dit congres samenviel met een tentoonstelling, die door de Afdeeling 's Bosch der Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw zal gehouden worden.
Met deze Afdeeling is het Dagelijksch Bestuur in onderhandeling getreden om in haar programma ook een afdeeling Bijenteelt op te nemen. Die onderhandelingen zijn nog hangende en zullen tot een gewenscht resultaat kunnen leiden, waarbij men dan rekent, dat een f 500.— aan prijzen zal besteed kunnen worden. Veel ruimere belangstelling zou een internationale tentoonstelling vinden, dit blijft dus ook een punt van overweging. Mocht die plaats hebben, dan staat in Frankrijk reeds eene inzending gereed, en zal ook België zich niet onbetuigd laten. Het congres verleent aan de Tentoonstelling een subsidie van f 150.-.

Voorgesteld is, dat onze Vereeniging aan het congres eene subsidie van f 75.- zal verleenen en aan de Tentoonstelling een van f 100.-.

De vooruitzichten voor het slagen van het congres zijn gunstig, van verschillende zijden zijn subsidies toegezegd. Voor het lidmaatschap à f 1.— hebben zich reeds 42 personen aangemeld, verder 23 donateurs en 1 lid à f 0.50 uit Italië. Officieele gedelegeerden zullen door de Regeering uitgenoodigd worden, uit alle deelen der wereld zullen daar belangstellenden verschijnen. De aangevraagde subsidie voor het Congres en de Tentoonstelling worden zonder stemming verleend.

Aan de orde komt de vaststelling van de begrooting van 1902. De Algemeene Secretaris doet voorlezing van de voor inkomsten en uitgaven beraamde cijfers. (Zie Begrooting. Bladz. 15).

De Voorzitter zegt, dat besloten word, ook na te 's Hage gehouden overleg, om in 1902 geen examen in bijenteelt af te nemen. Zooals ook in onze vorige vergadering werd opgemerkt, zijn de kosten van 't examen hoog, waaraan nu eenmaal niet te veranderen is, en dan zijn de resultaten gering — dit jaar meldde zich maar een candidaat aan en kon maar een diploma worden uitgereikt. Voorloopig werd bepaald om de 2 jaar een examen af te nemen.
Daarentegen is het Hoofdbestuur ingegaan op de aanvrage van de Afdeeling Gelderland-Overijssel om een som uit te trekken tot subsidieering van den cursus, dien de heer BEIL wenscht te beginnen ter opleiding van ijmkers; de post voor modelstallen, cursussen en voordrachten is daardoor hooger geworden.

De heer VAN DAALEN vraagt het woord, niet om de post der begrooting te bespreken, maar juist omdat hem dit niet mogelijk zou zijn, want hij heeft geen gelegenheid gehad om ze nu te volgen en van te voren heeft hij geen opgave daarvan gehad. Hij meent, dat het wel gewenscht zou zijn, als die van te voren in het ,,Maandschrift” werden opgenomen.
De heer WIGMAN merkt op, dat de ruimte in het ,,Maandschrift” beperkt is, en 't daarom te verkiezen zou zijn om afdrukken van die begrootingen aan de Afdeelingen rond te zenden.

De posten der begrooting geven tot geen nadere bespreking aanleiding, deze wordt aangenomen.

(Wordt vervolgd).