Riet- of Beetwortelsuiker?



Waarschijnlijk zal 't nog vele jaren duren voor de laatste strookorf ten vure zal zijn gedoemd. Niet alleen verzet zich 't conservatisme van onze broodijmkers daartegen, maar de strookorf bezit ook eigenschappen, die hem bij uitnemendheid geschikt maken voor 't winnen van honing voor den groothandel. Toch lijdt 't m.i. geen twijfel of de bijenwoning met lossen bouw gaat ook in Nederland een toekomst tegemoet. Bij een meer algemeene invoering daarvan zal de bijker om verschillende redenen trachten zoo spoedig: mogelijk van zijn voorjaars- of zomerhoning af te komen. Slaat dan de najaarsoogst tegen dan zal hij, geen vertrouwen stellende in den aan gisting onderhevigen pershoning, 't zij in den herfst, 't zij in 't voorjaar zijn toevlucht moeten nemen tot kunstmatige voeding.

Wat zal hij voeren als de honing ontbreekt? De natuur wijst den weg. 't Bloemensap, de nectar, waaraan de bij haar honing ontleent, bevat in wisselende hoeveelheden meestal ook vrij veel saccharose, een stof, die wij in het dagelijksch leven kennen onder den naam van riet- en beetwortelsuiker, meestal kortweg suiker genoemd.
De bij bezit ‘t vermogen deze suiker onder opneming van water om te zetten in twee andere suikersoorten: dextro-fructose of vruchtensuiker en dextro-glucose of druivensuiker. Deze vormen samen 't hoofdbestanddeel van den honing. Maar niet alleen de bij verstaat die kunst. Ook wij kunnen die omzetting bewerken door een suikeroplossing te koken met miniem kleine hoeveelheden anorganischen of organische zuren, en ook bij inachtneming van zekere omstandigheden door enkele koking. Op deze processen berust de vervaardiging van kunsthoning.

Waar wij de bijen voeden, is 't om de groote hoeveelheden saccharose, die wij tegelijk moeten aanbieden, gewenscht de dieren een weinig te helpen en de omzetting in invertsuiker aldus noemen wij een mengsel van gelijke hoeveelheden vruchten- en druivensuiker, in te leiden of geheel te doen afloopen. Daarom worden voor vloeibaar voedsel suikeroplossingen gekookt met azijn, voor vast voedsel, zeer sterke oplossingen behandeld met cremor tartari of wijnsteen.

Welke suiker zult ge nu kiezen? Riet- of beetwortelsuiker? In den vorigen jaargang van 't „Maandschrift" staat, dat ge rietsuiker moet gebruiken, en in Kelting's Catalogus staat 't zelfde te lezen. Natuurlijk zult ge om alle mogelijke gevaar af te weren, willen voeden met zooveel mogelijk chemisch zuivere suiker, dus met geraffineerde rietsuiker. Maar geraffineerde rietsuiker, en in dien toestand zou ik ze u aanraden, is in ons land en waarschijnlijk op 't geheele vaste land van Europa niet in den handel. Ge zoudt ze uit Engeland kunnen betrekken, waar de toestand reeds zoodanig is, dat de „Britisch Bee Journal" om zijn lezers tegen bedrog en schade te vrijwaren, zelf een rietsuiker-handel opzette. Dat zou u evenwel duur uitkomen. Maar als 't moet, moet 't toch.
Als wij met rietsuiker moeten voeden, gaat ‘t niet aan onze bijen met beetwortelsuiker te dooden. Twee Nederlandsche autoriteiten hebben zich voor rietsuiker uitgesproken, waarschijnlijk stonden zij onder den invloed van den stellig uitmuntenden practicus T.W. COWAN, die ook mij aanleiding geeft tot 't schrijven van dit opstel.

Op bladz. 111 van den 16den druk van zijn “British Beekeepers Guide Book” lezen wij: “De bijenhouder zij gewaarschuwd tegen 't gebruik van beetwortelsuiker voor vloeibaar voedsel, daar deze bepaaldelijk als wintervoedsel nadeelig voor de bijen is. Zuivere rietsuiker (geraffineerd) is heilzaam en daar zij zoeter is ook voordeeliger." — 't Waren de door mij onderstreepte woorden, die mijn aandacht trokken.

Ik weet, dat de eene suikersoort soms zoeter is dan de andere. Dit kan b.v. 't gevolg zijn van kleine hoeveelheden toevallig aanwezige of opzettelijk toegevoegde bijmengselen. Zoo smaakt een oplossing van 12 % suiker met 0.1 % keukenzout of 0.001 % chininesulfaat even zoet als een oplossing van 15%. Maar deze grootere zoetheid zou de rietsuiker niet goedkooper maken dan de bietsuiker, temeer niet daar rietsuiker op de markt minstens 1¼ maal zoo duur is als beetwortelsuiker.
Want niet de zoetheid doch 't suikergehalte, 't gehalte van saccharose, bepaalt de voedingswaarde. En daar nu zoowel de riet- als de beetwortelsuiker, die onze fabrieken verlaat ver boven de 99% saccharose bevatten, is de meening van COWAN, dat rietsuiker voedzamer is dan beetwortelsuiker, beslist onjuist.
Gaarne geef ik toe, dat de mogelijkheid bestaat, dat rietsuiker zoeter is dan beetwortelsuiker, maar nog eens de grootere zoetheid doet aan de voedingswaarde niets toe.

Scheikundig zuiver is onze handelssuiker niet. Zij wordt bereid uit 't sap van den beetwortel of uit dat van het suikerriet en bevat nog altijd geringe sporen van anorganische of organische stoffen, die oorspronkelijk deel uitmaakten van 't plantenlichaam of bij de bereiding gebezigd zijn. Maar elke fabriek streeft er naar deze stoffen tot een minimum te herleiden. En thans is ‘t verschil tusschen de beide suikersoorten zoo gering, dat elke scheikundige en elke physioloog u zeggen: Rietsuiker en beetwortelsuiker zijn aan elkaar gelijk, d.w.z. zij hebben voor de industrie en voor de voeding volkomen dezelfde waarde.

Ook dat was mij bekend. Kan 't u verwonderen, dat ik de door mij uit COWAN's boek aangehaalde woorden, met wantrouwenden blik aanzag? Maar COWAN is een autoriteit en Nederlandsche autoriteiten steunen hem en ik ben nog maar een beginneling.
Een lezer van de “British Bee Journal”, waarvan COWAN de hoofdredacteur is, was zoo vriendelijk voor mij te vragen, waarom beetwortelsuiker nadeelig, rietsuiker heilzaam is voor de bijen.
COWAN vertoeft in Californie, maar gelukkig kon zijn mederedacteur antwoorden met de woorden van COWAN, door te verwijzen naar een artikel van diens hand in „Gleanings". Ge vindt dat antwoord op pag. 491 van de “British Bee Journal”, Jaargang 1901.

Dit antwoord komt hierop neer: „In de Vereenigde Staten van Amerika betoogt men, dat zoowel riet- als beetwortelsuiker als bijenvoedsel kunnen worden gebezigd, maar of 't komt door 't vochtige klimaat, weet ik niet, maar dit staat vast, dat beetwortelsuiker niet alleen nadeelig is voor de bijen, maar ook voor de jamfabricage, zoowel in Engeland als in Californie. De mogelijkheid bestaat wellicht om in het laboratorium uit beetwortels suiker te bereiden, die volkomen identiek is met echte rietsuiker, maar in de practijk is bewezen, dat beetwortelsuiker zekere kalizouten bevat, welke in rietsuiker niet voorkomen".
En dan volgt COWAN’s bekende aardigheid van leer en biefstuk, die dezelfde chemische samenstelling heeten te hebben en toch verschillen.

Ik was nu een stapje verder, want ik wist, dat kalizouten nadeelig waren voor ’t dierlijk organisme. Een correspondentie met W.B. CARR. den tweeden redacteur van de “British Bee Journal” bracht mij niet verder. 't Was uitgemaakt door de praktijk, dat beetwortelsuiker nadeelig was, en verder werd ik verwezen naar 't bovenstaande antwoord.

Bij 't zoeken naar litteratuur over dit onderwerp had ik 't geluk een onzer beste scheikundigen te ontmoeten, die mij aanbood een monster suiker te onderzoeken, dat in Nederland als kunstmatig bijenvoedsel kon worden gebruikt.
De Wester-Suikerraffinaderij te Amsterdam zond mij een monster van haar beste handelssuiker (beetwortelsuiker), die waarschijnlijk f 42.35 per 100 K.G. kostte. Tegelijk ontving ik een monster rietsuiker (ongeraffineerde, ofschoon mij later door een technicus verzekerd is, dat wij hier met gedeeltelijk geraffineerde suiker te doen hadden van f 46.- per 100 K.g.
Deze suiker is door bemiddeling van bovengenoemden chemicus, Dr. GRESHOFF, directeur van 't Koloniaal museum te Haarlem scheikundig onderzocht door onze beste autoriteit op suikergebied, den directeur van 's Rijks- Suikerlaboratorium te Amsterdam, Jhr. ALBERDA VAN EKENSTEIJN.

Ziehier een uittreksel uit 't rapport: „Ook ik vermoed, dat zoo men nadeelige werking van bietsuiker op bijen heeft geconstateerd, dit door 't gebruik van ruwe beetwortelsuiker moet zijn geweest. De verschillen toch tusschen geraffineerde riet- en bietsuiker zijn uiterst gering. Ten overvloede heb ik deze twee (monsters) geanalyseerd en vond van de rietsuiker: polarisatie 99.45 (= suiker waarvan de polarisatie 99.45 bedraagt, is voor 99.45 pCt. zuivere suiker), glucose (invertsuiker) 0.17, asch 0.06; van de bietsuiker: polarisatie 99.65, glucose nihil, asch 0.04.
‘t Verschil met 100 vormt water + org. niet suiker. 't Gedeelte van deze laatste is ongeveer gelijk aan dat van de andere. De asch van de rietsuiker bleek meer kalk-. die van de beetwortelsuiker meer kalihoudend te zijn.
Voor zoover mij bekend, is men in den Z.-W. hoek van Groningen gewoon de bijen met kandij te voederen. Deze is zeer zeker ook uit beetwortelsuiker vervaardigd en staat meestal in gehalte nog iets beneden het overgelegde monster geraffineerde van de Wester Suikerraffinaderij. Van de nadeelige werking van deze op de bijen heb ik evenwel nooit gehoord".

Ik heb deze analyse en de correspondentie met W.B. CARR aan den heer COWAN toegezonden, en hem gewezen op 't feit, dat 't suikergehalte van de rietsuiker stellig niet hooger kan worden opgevoerd dan in onze beetwortelsuiker en dat ook in rietsuiker kali moet voorkomen, omdat zij voorkomt in 't ruwsap waaruit de suiker bereid wordt. Ik vooronderstelde natuurlijk, dat hij wist, dat 't grootere kalkgehalte, waardoor rietsuiker zich onderscheidt van beetwortelsuiker een gevolg kan zijn van de bewerking en dat kalizouten niet dienen voor de bereiding van beetwortelsuiker, zooals door CARR beweerd werd.

De heer COWAN is wel zoo vriendelijk geweest mij een heel langen brief te zenden, waaruit ik 't volgende aanstip:
1. „The British Bee-keepers Guide boek" is geschreven voor Groot-Brittanje en wat daarin aanbevolen is, geldt voor ’t klimaat van dat land.

2. De kwestie omtrent riet- en beetwortelsuiker is herhaaldelijk besproken in vroegere nummers van de “Britsch Bee Journal" en de proef heeft mij geleerd, dat bijen gevoerd met rietsuiker veilig den winter doorkwamen, terwijl die, welke met beetwortelsuiker werden gevoerd, zeer slecht overwinterden en groot verlies aan volk leden.

3. Mr. NEIGHBOUR, een der voornaamste Engelsche bijenhouders, tevens handelaar in suiker, was innig overtuigd van de nadeeligheid van beetwortelsuiker voor de bijen.

4. Dit geldt echter voor 't Engelsche klimaat, want in Zwitserland bijv., waar men beetwortelsuiker voert, ondervindt men niet die groote sterfte. Beetwortelsuiker is in Engeland meer geneigd tot gisting over te gaan dan rietsuiker.

5. Beetwortelsuiker wordt door de meeste bijenhouders in de Vereenigde Staten gebruikt, doch ik weet, dat hier in Californie, waar 't klimaat zeer op 't Engelsche gelijkt, dezelfde klacht omtrent beetwortelsuiker rijst als in Groot-Brittanje

6. Ik schrijf mijn voortdurend succes in ‘t overwinteren der bijen toe aan 't uitsluitend gebruik van zuivere rietsuiker.

7. Natuurlijk zal er niet zooveel gevaar bestaan, als de beste geraffineerde beetwortelsuiker wordt gebruikt, maar de kooper kan niet 't onderscheid bemerken tusschen zuivere en onzuivere suiker.

8. Volgens Mr. NEIGHBOUR bevat beetwortelsuiker een groot percentage kalizouten, die rietsuiker niet bevat. En ten slotte komt deze raad: Voer een gedeelte van uw bijen met riet- en een ander gedeelte met beetwortelsuiker en zie welk onderscheid er dan in uw klimaat bestaat. Maar dit is zeker, dat niets er mij ooit toe brengen zal beetwortelsuiker te gebruiken, zoo lang ik rietsuiker krijgen kan.
* * *


En zoo is er dan een nieuwe factor bij gekomen: 't klimaat en de daardoor veroorzaakte gisting van de beetwortelsuiker. Ik vind ‘t echter verwonderlijk, dat COWAN de hem verstrekte analyses voorbijziet en vasthoudt aan NEIGHBOUR's bewering van jaren her, dat beetwortelsuiker veel kalizouten bevat.

Maar hoeveel kali bevat de beetwortelsuiker dan toch wel? Ik heb getracht dit te weten te komen, maar ondanks de rijke litteratuur, die mij ten dienste stond, ondanks de hulp, die mij door technici verleend werd, was 't mij niet mogelijk ergens een analyse van de asch van biet- en rietsuiker te vinden. Zij bestaat niet, werd mij verzekerd, want zij is niet van practisch nut, noch van wetenschappelijk belang.

Voor de bijenhouders kan zij echter van practisch nut worden, want als de niet suikerachtige stoffen, die de suiker bevat, op welke wijze dan ook in ons klimaat nadeelig kunnen werken op de overwintering der bijen, dienen wij te weten tot welk maximum zij mogen voorkomen. Is dit door de proef uitgemaakt, dan zal 't de techniek wellicht mogelijk zijn uit beetwortelen een suiker te bereiden, die voor de bijen geschikt is.

Vooraf is nu echter uit te maken of beetwortelsuiker ook hier nadeelig is. Daartoe dienen op ruime schaal proeven genomen te worden op de wijze, als COWAN dit aangeeft. Om de eenvormigheid dier proeven te bevorderen geef ik 't Hoofdbestuur van onze Vereeniging in overweging prima kwaliteit beetwortelsuiker te betrekken van een onzer beste fabrieken, rietsuiker te bestellen bij de administratie van de ,,British Bee Journal" en deze suiker kosteloos of tegen den kostenden prijs ter beschikking te stellen van wie zijn bijen aan een vergelijkende suikervoedingsproef wil onderwerpen. Dat daarbij nog allerlei in acht dient genomen te worden, spreekt van zelf. Dit echter uiteen te zetten, zou mijn toch reeds lang artikel nog lange maken.

De heer COWAN moge de uitkomsten der huidige wetenschap eenigszins gering schatten, hij is een te uitmuntend practicus om zijn ondervinding om den hoek te zetten.

F.C. v. Brussel, Santpoort, Maart 1902.