Werkzaamheden in Mei - Juni.



't Is Mei! Geheel de natuur herleeft, ook de bijen nemen hieraan deel. In korven en kasten is de bevolking reeds merkelijk vermeerderd. De zorgzame ijmker gaat intusschen ijverig en trouw voort met het voederen van zijn bijen, hij is immers overtuigd, dat een groot huishouden veel noodig heeft. Geef nu honing aan de bijen, later geven de bijen honing; is men nu te karig met voederen, dan zal men naderhand ook tevreden moeten zijn met een schralen oogst. Niet alleen voor genoeg voedsel zorge men, eveneens voor voldoende ruimte.
De stabiel-ijmker doet dit door het onderzetten van ringen; de mobiel-ijmker door het vergrooten der ruimte op de wijze, zoo als de kast, die hij gebruikt, dat meebrengt.

De bevolking is, als ze goed verzorgd werd, krachtig en sterk, reeds zien wij darren of tenminste is er al darrenbroed aanwezig, zelfs vinden wij koninginnedoppen, die of gesloten zijn, of waarin zich groote maden bevinden. Alles teekenen, dat de korf of kast zwermrijp is, en men op een mooien, warmen dag den zwerm kan verwachten. Is het weder gunstig, dan kunnen de eerste zwermen of voorzwermen tusschen tien en drie uur afvliegen, de nazwermen doen dit vroeger, zelfs om zeven uur, en ook later, tot zes uur.
De eerste of voorzwerm, ook wel hoofdzwerm genoemd, vliegt altijd met een oude koningin af. Mocht het gebeuren, dat de afgevlogen zwerm, weder naar den korf terugkeert, dan kan dat zijn, omdat, mag de koningin overigens goed zijn, ze niet kan vliegen. In zoo'n geval gaat men bij den korf staan tegen dat de zwerm weder afkomt, vertoont zich nu de koningin, dan vangt men ze op, zet ze in een koninginne-dopje, steekt dat in een ledigen korf en laat de bijen afzwermen. Gaan ze nu terugvliegen, omdat zij geen koningin vinden, dan houdt men den korf, waarin de koningin zit, voor den afgezwermden stok, en de heele zwerm zal nu bij de koningin vliegen.

Waaraan kan de beginneling zien, dat de zwerm zal afkomen? De voornaamste teekenen zijn:
1. het uitvliegen der darren, vooral wanneer dit 's voormiddags tamelijk vroeg gebeurt;
2. het voorliggen der bijen, dat is, wanneer de bijen, al is er genoegzame ventilatie, loom voor kast of korf blijven zitten;
3. het uit- en weder terug loopen der bijen zonder af te vliegen;
4. de terugkeerende bijen, met honing of stuifmeel beladen, blijven voor de kast zitten of loopen mede in en uit.

Een dag of negen na het afvliegen van den voorzwerm komt de eerste nazwerm. Daags te voren hoort men ‘s avonds het eigenaardige geroep “tu-tu-tu”. Dit is het geluid der jonge koninginnen. Moet men zwermen in kasten zetten, dan hangt men daarin de noodige, ledige raten, die men eerst goed na heeft gezien, of ze vrij van mot zijn, en liefst zonder honing. De koningin kan dan terstond met eierleggen beginnen. Zijn er eieren, zoo zijn ook de bijen kastvast, de zwerm zal geen tweede parade gaan houden, wat wel eens het geval zou kunnen zijn, wanneer men er terstond raten met ongezegelden honing ingehangen had.
De zwerm neemt altijd voor een dag of wat voedsel mee, daarom is het goed en dus ook aan te raden om eerst na een dag of twee er eenige honingraten in te hangen, dan kunnen zij bij slecht weder geregeld doorgaan met broedaanzet.

E. J.