De Hollandsche Magazijnkast.

Het zwermen.

Is de kast vol met broed, dan is ook de zwermtijd aangebroken, zeiden wij in het voorgaande stukje, en meestal zal dit inderdaad het geval zijn. Wenscht men geen zwerm te hebben, dan plaatst men de tweede verdieping er op, maar een afdoend middel om het zwermen tegen te gaan is dit toch niet. Wij willen echter eerst eens zien, welke de oorzaken van 't zwermen zijn, dan kunnen wij ook beter de middelen aanwenden om het te voorkomen.

De eerste teekenen, waaraan men merken kan, dat een volk zal gaan zwermen, zijn het bouwen van darrenwerk, vervolgens het bezetten van dat werk met eieren en het verzorgen van 't mannelijk broed. Na eenigen tijd, als er reeds heel wat darren voorhanden zijn, bouwen de bijen koninginnecellen; de koningin bezet ze met eieren en nu kan na een dag of wat de zwerm afkomen.
Dit zijn de verschijnselen, nu de oorzaken.

Een bijen kolonie bestaat in 't voorjaar en in den zomer uit broed, dat 21 dagen noodig heeft om tot volkomen ontwikkeling te komen; uit jonge bijen, die de eerste 16 dagen niet op dracht uitvliegen, en uit drachtbijen, welke de werkzaamheden buiten den korf verrichten, zooals nectar en bloemenstof verzamelen, water halen, enz. De jonge bijen verrichten de werkzaamheden in de woning, zij bouwen nieuwe raten, bereiden voederpap voor de larven, bergen honing op, enz.
Wanneer nu in ‘t voorjaar de koningin geregeld de cellen van eieren voorziet, zoo zullen na verloop van ongeveer een maand er veel meer jonge bijen uitkomen dan er oude sterven, en bijgevolg neemt de bevolking toe. Naarmate dit geschiedt, breidt zich het broednest uit en de jonge hebben nog werk in overvloed tot de woning gevuld is. De verhouding wordt er nu niet beter op, omdat het getal der jongere dat van de drachtbijen gaat overtreffen en het zoo geen normale toestand meer blijft. De natuur drijft de jonge om steeds broed aan te kweeken, en die aandrift brengt hen er toe om andere uitwegen te zoeken, zij splitsen zich in twee, drie of meer deelen, dit noemt men het zwermen. Nu kunnen de omstandigheden hierin verandering brengen en wel:

1. doordat er een beste dracht invalt. Wij weten, dat de drachtbijen bij een goede dracht zich zoo spoedig mogelijk van hun vrachtje ontdoen door den honing in de onderste cellen te bergen of juister daar, waar zij het eerst aankomen, in plaats van hem dadelijk boven in de voorraadkamer op te bergen. Hierdoor is er werk voor de jonge, want die zorgen nu daarvoor.
En niet alleen dit werk geeft afleiding, neen, de honingcellen moeten ook nog verzegeld en in vele gevallen verlengd worden. Door al die drukte gaat de zwermdrift verloren, waarvoor de verzameldrift in de plaats komt. Een natuurlijke oorzaak gaat dan het zwermen tegen. Ook kan een schrale dracht het zwermen verhinderen, tenzij de ijmker met flink te voederen bijspringt. Bevordert wordt het zwermen door een middelmatige dracht, waarbij veel bloemenstof verzameld wordt, de koningin wordt daardoor aangezet om veel eieren te leggen.

Hoe kan nu de ijmker het zwermen tegengaan? Door jonge bijen en broed af te nemen, en werk te verschaffen. Dit is voor den ronden korf-ijmker eenvoudig niet te doen, althans met het broed gaat het niet; met jonge bijen zou het nog kunnen door aftrommelen. De losse bouw-ijmker neemt een of twee ramen weg met broed, dat uit zal komen en plaatst die bij een ander volk. Mochten er reeds doppen (koninginnecellen) aangezet zijn, dan zijn 2 ramen meestal niet voldoende. Men moet ook de bijen, welke op die ramen aanwezig zijn, verwijderen, want, wanneer men het midden op den dag doet, zijn het meestal jonge bijen, die nog niet gevlogen hebben. Als men nu aan de overblijvende nog werk geeft door er kunstraten voor in plaats te geven, zoodat zij moeten bouwen, dan is voorloopig het gevaar voor zwermen voorbij.

Het zwermen kan ook tegengegaan worden door den stok te verplaatsen, dan verliest die al zijn drachtbijen en daar er nu niets meer inkomt om de kolonie in stand te houden, en de bevolking zooveel minder wordt, zullen de bijen niet meer zwermen. Doch wat zien wij bij den zwakkeren stok, waarmede de omzetting plaats had? Omdat die overschot van drachtbijen krijgt en de toestand dus abnormaal is, wordt er in de eerste dagen veel verzameld en gebouwd, daarna zal de drang om te zwermen zich met volle kracht uiten. Men ziet dus, dat men daarmede ook niet veel beter wordt, ik ontraad dit stellig.

Een zeer goede wijze om het te verhinderen is nog het vergrooten van het broednest, door GRAVENHORST „langziehen" (langtrekken) genoemd. Dit doet men op de volgende wijze: Wanneer een volk zoo sterk is, dat het 6 ramen flink met bijen beleggen kan, dan neemt men het 5de raampje weg en plaatst daar een kunstraat of middewand, zooals men zegt; men laat het 6de op zijn plaats, vervolgens weder een kunstraat en daarna het 5de raampje, waarna men alles weder afsluit met het sluitbord of verklein plankje.
Het is bij mij voorgekomen, dat volken, die ik op deze wijze uit elkander dreef, en, niettegenstaande zij al bezette koninginnecellen hadden, het zwermen geheel uitstelden en de doppen afbeten. Wat heeft er zoo plaats? Men dwingt op deze manier het volk om uit elkander te gaan, waardoor het zich zwakker voelt, tegelijk verschaft men het werk door het opbouwen der kunstraat. Zijn deze raten afgebouwd, dan herhaalt men de bewerking en zet het volk op 10 ramen. Wanneer deze wijze om het zwermen te verhinderen in het najaar tijdens de boekweit goed wordt aangewend, zal men geen last van het z.g. heidezwermen hebben (in de meeste gevallen de ondergang der stokken) en men verkrijgt een betere honing opbrengst.
Nu doet zich van zelf de vraag voor hoeveel er vermeerderd moet worden ? Dit hangt geheel af van de streek, waar men woont en van de omstandigheid of men veel honing, of veel zwermen verlangt. Hierover later.

R. TUKKER Jr., Heemstede.