IETS OVER TEELTKEUS,


van den WelEerw. Heer W. GRAEBNER uit Hoffenheim.
(Uit "Die Biene und ihre Zucht").
September 1902.

In verschillende artikelen in ons blad werd er reeds opgewezen, dat een doeltreffende koninginneteelt alleen door teeltkeus met goed gevolg kan plaats hebben. De in den loop der laatste jaren in deze richting genomen proeven, zoowel op particuliere bijenstanden, maar vooral op de proef- en fokbijenstanden in Zwitserland (zie “Maandschrift” 1901, bladz. 105) hebben de juistheid van deze bewering aangetoond en den denkenden ijmker nieuwe wegen aangewezen.

Het meerendeel der ijmkers, die zoo wat aan bijenhouden doen, zijn, als ik 't eens zeggen mag, onnadenkend: dat beteekent, ze nemen de dingen, zooals ze zijn. Het volk No. 5, dat wel zwak was en een schralen oogst gaf, heeft moederdoppen. Goed, men gebruikt die, en men voelt zich lekker nu ook eens wat aan koninginneteelt gedaan te hebben. 't Is anders gesteld bij den bijenhouder, die volgens een vast plan en met een bepaald doel voor oogen werkt. Bij hem wijst 't toeval nooit den weg.
Zoo spreekt het van zelf, dat de beredeneerde bijenteelt of teeltkeus meebrengt, dat er veel tijd en veel theoretische kennis van den bijenhouder voor vereischt worden. Maar hetgeen daardoor te bereiken is, kan uit 't volgende blijken.

Wat is teeltkeus? wordt dikwijls gevraagd. De landbouwer is er reeds lang van op de hoogte en weet, dat er een groot onderscheid bestaat tusschen de verschillende dierrassen, en dat teeltkeus zoowel voor het vrouwelijke als voor het mannelijke dier van belang is. Dat is ook het geval met de bijenteelt. Maar de zaak is veel moeielijker, omdat wij het niet in onze macht hebben om de koningin met den gewenschten dar in verbinding te brengen. En toch is het ook voor den ijmker mogelijk om voor het fokken alleen koninginnen van de beste volken uit te kiezen en eenigszins de gelegenheid te geven, dat deze met darren van een zeer goed ras paren.
Wie dat zoo regelt, past teeltkeus toe. Het komt er daarbij vooral op aan op welk standpunt de bijenhouder zich stelt bij 't beoordeelen van zijn volken. Die de bijen op de heide houdt, zal dat volk, als 't beste beschouwen, hetwelk heel veel zwermen geeft; wie honing wil oogsten, en dat willen toch wel de meeste ijmkers, die zal zijn volk beoordeelen naar den honing, die het oplevert.

Maar de ijmker, die wat nadenkt, weet heel goed, dat een groot honinggewin een enkele maal niet de eenige degelijke maatstaf is. Waar men honing hebben wil, daar moeten ook veel bijen zijn, die halen kunnen. Men moet daarom ook niet alleen naar den honingvoorraad oordeelen, men moet er ook op letten hoe 't met ‘t broed gesteld is. Eveneens van belang zijn de gesteldheid van 't weer en van de honingdracht. Ja, niet alleen van een enkel jaar maar van verscheidene jaren.
Wie zich op teeltkeus toe wil gaan leggen, die kan 't zonder een nauwkeurige boekhouding niet stellen. Men moet, 't geen de volken elk voor zich opleveren, vergelijken, men moet letten op de omstandigheden, die op de honingdracht invloed hebben en dan, als de resultaten na 2 of 3 jaren altijd best geweest zijn, dan kan men aan een volk een briefje van zeer goed geven en is 't waard voor de teelt in aanmerking te komen. Vooral is een koningin voor teeltkeus geschikt, als haar moeder of haar zuster ook al uitgemunt hebben. Maar niemand kan dat allemaal in 't hoofd houden en juiste aanteekeningen voorkomen abuizen.

Om er heel zeker van te zijn en zich omslachtige beschrijvingen te besparen, geeft men, ten minste aan de koninginnen van den voor de bijenteelt bestemden stand, namen, zooals dat in Zwitserland al sedert lang gedaan wordt, of men duidt ze met letters aan. Heeft men nu door zwermen, of door 't overbrengen van broed, of door koninginne-kweekkastjes van zoo'n uitgezochte koningin een aantal volken opgekweekt, dan vergelijkt men nauwkeurig wat die zusterstokken opleveren en dan zal men verbaasd staan, dat hun overeenkomst in vlijt en wijze van doen al aan 't vlieggat te bemerken is.

Hiermede is echter nog maar aan een eisch voldaan van de teeltkeus, waarbij men een bepaald doel voor oogen heeft. Van evenveel belang als het vrouwelijke is ook het mannelijke element. Wel mag men 't als een groot voordeel beschouwen, wanneer de ijmkers hunne vrouwelijke fokdieren uitzoeken en voor een kleiner bedrijf is dat ook wel voldoende. Want de ondervinding heeft geleerd, dat de jonge koningin meestal de goede eigenschappen van de moeder bezit.
Maar voor een stelselmatige teeltkeus is ook noodig, dat de mannelijke fokdieren uitgekozen worden. Men moet er daarom voor zorgen, dat een beproefd volk ook gelegenheid heeft om een flink aantal darren op te kweeken. Met wat volharding is 't mogelijk om door opwekkend voedsel de koningin van een voor de teelt bestemd volk en de darren van een dergelijk tweede 's avonds tegen 4 uur tot een uitvlucht te brengen, waardoor ‘t zeer waarschijnlijk wordt, dat er paring zal plaats hebben.

Maar dat is dan ook alles wat we doen kunnen. Alle kunstmiddelen, die zooal te berde zijn gebracht, de groote tent, de paring in een flesch (!) of zelfs in de hand zijn Amerikaansche humbug. Die handelt, zooals in deze regelen is aangegeven, die brengt teeltkeus in toepassing en zal al spoedig de groote voordeelen daarvan leeren kennen.