VRAGENBUS.



Antwoord op vr. 9. (aug.)
Ofschoon à priori, op grond der evolutieleer, de vraag, of in één bijenvolk meer dan een eierleggende koningin kan voorkomen, bevestigend zou kunnen beantwoord worden, geef ik er de voorkeur aan mij op eenige bekende autoriteiten te beroepen. Ik doe dit te eer, omdat een der meest bekende en gezaghebbende Nederlandsche bijenhouders, die door de positie, welke hij eenige malen in onze Vereeniging heeft ingenomen, ‘t weten moest, mij dit voorjaar verzekerd heeft, dat slechts één eierleggende koningin in een volk kan voorkomen en dat alle ijmkers mij zouden uitlachen, als ik 't tegendeel vertelde. Nu wordt ik niet bizonder graag uitgelachen, wordt ik 't nu toch gedaan, dan verkeer ik m.i. in goed gezelschap.
Vrager en lezer zullen met de volgende autoriteiten wel tevreden zijn. TONY KELLEN, Katechismus für Bienenzüchter, Leipzig 1892, blaz. 102: In den regel komt er in elken stok slechts een koningin voor, men heeft evenwel gevallen waargenomen, dat er zich twee, ja, zelfs drie koninginnen in een volk naast elkaar bevonden.
Gleanigs in Bee-Culture 1901, bladz. 889. F. BEUHNE zegt in “Australian Bee-Bulletin”: Wanneer ik een nucleus (klein volk om koninginnen te telen) heb, met een koningin, ouder dan twee jaar, en ik breng daarin een koninginnedop met een celbeschermer, terwijl de koningin in de huif blijft, dan zal in drie van de vier gevallen de jonge koningin eieren gaan leggen, zonder de oude te hinderen.
Baron ROTHSCHÜTZ, III. Bienenzuchtsbetrieb, 3te Aufl. , Weixelburg 1902, Band I, blz. 37:
Slechts in uiterst zeldzame gevallen zijn in een normalen stok meer dan een bevruchte koningin aanwezig. In ruime woningen komt 't echter voor, dat zich twee bevruchte koninginnen in dezelfde huif bevinden. De eene met 't grootste deel van 't volk in 't broednest als eigenlijke heerscheres, de andere met een kleiner gevolg ergens in een hoek of afgelegen straat. Ik heb een dergelijk geval onder vele duizenden volken slechts tweemaal waargenomen, beide malen in den herfst.
U. KRAMER en P. THEILER. Der Schw. Bienenvater, 5te Aufl. , Zurich 1901, blz. 13:
In een stok kunnen twee koninginnen voorhanden zijn, moeder en dochter, een oude, afgeleefde en een flinke, jonge koningin. Twee flinke, vruchtbare koninginnen in denzelfden stok zijn niet zoo heel zeldzaam. In den regel zijn zij gescheiden door een honingraat.
v.B.

Antwoord op vr. 10. (aug.)
Volgens mijn bescheiden meening zijn de gegevens voor een juiste beantwoording van deze vraag onvoldoende. Wij missen b. v. de temperatuur-opgaven en de weersgesteldheid tusschen den tijd, waarop de koninginnecellen werden opgemerkt en dien, waarop de eerst geziene zwerm aftrok. Ook missen wij 't uur. waarop die zwerm de woning verliet, en de grootte der raampjes, waarop hij gehuisvest werd.
Laten wij aannemen, dat de brandzwerm afgetrokken is, zonder opgemerkt te worden. De endeling vloog dan 6 Juli af. De koningin kon 9 Juli bevrucht zijn en 11 Juli eieren leggen. Op 20 Juli kon dan 't eerste broed verzegeld worden en daar de koningin per dag 2000—3000 eieren kan leggen, zouden op 22 Juli aanwezig kunnen zijn pl.m. 5000 verzegelde cellen = pl.m. 6 vierk. d.M. raat. Bovendien zou aanwezig kunnen zijn driemaal zooveel ongezegeld broed = 18 vierk. d. M. en de helft daarvan aan eieren = 9 vierk. d. M.
Daar wij nu niet weten of de vrager onder broed alleen verzegeld broed verstaat en wij de grootte der raampjes niet kennen, kunnen wij onmogelijk aangeven of b.v. de 27 vierk. d. M. broed de vijf raten geheel zouden bedekken. Voor vijf boogjes uit een Gravenhorster korf is deze hoeveelheid ruim voldoende. De mogelijkheid is echter geenszins uitgesloten, dat de betrokken koningin een oude was. Dit jaar was, wat zwermen betreft, vol nukken. Waarschijnlijk grondt de vrager zijn onderstelling, dat hij met een endeling te doen had, op 't feit, dat de eerste nazwerm, dien hij opmerkte, op 9 Juli afvloog, d. i. 3 dagen na den vorigen, terwijl een endeling gewoonlijk een week na den brandzwerm volgt. Maar als de voorzwerm door de een of andere omstandigheid verhinderd is af te trekken, hoewel 't volk zwermrijp is, en de nazwerm op tijd verschijnt, is er geen enkele reden, waarom de week niet tot drie dagen zou kunnen zijn ingekort.
v. B.

Vraag 11.
Wie kan en wil de volgende vragen beantwoorden ? Bij voorbaat dank daarvoor.
1. Bestaat er ergens in ons land een wettelijke bepaling omtrent den eigendom van wegvliegende zwermen ? Zoo ja, in welke wet of verordening?
2. Heeft een bijenhouder het recht op andermans grond zijn zwerm, dien hij gevolgd heeft, op te halen, of kan de eigenaar van den grond de toestemming hiertoe weigeren?

Vraag 12. De Duitschers maken onderscheid tusschen een bijenhouder (Bienenhalter) en een ijmker (Imker), de laatste staat bij de mannen van 't vak hooger aangeschreven. Wij meenen, dat bij ons die beide benamingen willekeurig, zonder dat daardoor eenige nadere aanduiding plaats heeft, gebruikt worden.
De markt te Veenendaal brengt ons op de gedachte. dat zij, die zich op de bijenteelt toeleggen, bijen fokken, eigenlijk de imkers, ijmkers, biekers, bieboeren zijn, daarentegen zij, die stokken koopen of van anderen ter plaatsing ontvangen, om ze vooral op boekweit en heide honing te laten halen, om ze dan later van de hand te zetten, de bijenhouders zijn.
Wie weet daar meer van te vertellen?
REDACTIE.

Vraag 13.
Wat is een smacht? (Zie Maandschrift blz. 117 regel 15 v.o., aug. 'De bijenmarkt te Veenendaal') 't Woord komt in geen enkele passende beteekenis in VAN DALE'S Woordenboek voor.
v.B. te S.