Internationale Tentoonstelling van Bijenteelt
te 's Hertogenbosch
op 9, 10 en 11 September 1902.



In den namiddag van 9 September wachtten velen te 's Bosch onder de fraaie iepen van ‘t “Plantsoen” voor het gebouw der Cavallerie-Manege op de opening van de Internationale Tentoonstelling van Bijenteelt. De jury moet wel een zeer moeielijke taak gehad hebben, want eerst een paar uur na den voor de opening aangegeven tijd werd de groote deur geopend en kon de nieuwsgierigheid en belangstelling der wachtenden eenigszins bevredigd worden. Maar eenigszins, want 't stroomde er vol en 't was moeielijk om op den eersten dag veel te hooren of te zien van 't geen de tentoonstelling gaf. In de dagbladen heeft men goede verslagen van die opening kunnen lezen, 't woord werd daarbij gevoerd door Jhr. VAN DER DOES DE WILLEBOIS, Burgemeester van den Bosch, de Eere-voorzitter der Tentoonstelling, die, zooals men weet, uitging van de Afdeeling 's Bosch der Noord-Brabantsche Maatschappij van Landbouw.

Na de opening, te midden van al die drukte is de Eerw. heer COBBAUT, professor aan het Bisschoppelijk College te Aalst, volijver in de weer geweest om in het gebouw der tentoonstelling een wandelvoordracht te houden. Het was moeielijk om hem te volgen, zoowel op zijn wandeling als bij zijn voordracht, 't ging natuurlijk over “ ’n kerfdierke, de bie". De voorzitter van het Congres, Jhr. F. DE LALIEUX DE LA ROCQ, had hem uitgenoodigd om hier van de “bieën” te vertellen, hij deed dat “gerne", en allen, die hem hoorden, zullen instemmen, dat hij sprak met kracht en overtuiging. Het evangelie van de “bie” werd verkondigd. De “bieën” leeren ons wat we doen moeten om brave menschen, goede staatsburgers te zijn, en dan geven ze ons nog honing en was — honing! — een heerlijk voedsel, een kostelijke medicijn, waarbij de geheele apotheek ‘t aflegt.

't Was me een gedraaf achter den professor! Van allerlei, dat de tentoonstelling te zien gaf, had hij een woordje te vertellen — hij gaf eigenlijk de maan van den vasten bouw — de ijmker zelf moest dat dure gereedschap maar maken, dat bij den mobielbouw te pas komt, — 't ging daarheen of er een zwerm afgekomen was!

Zoo'n wandelvoordracht treft doel, maar 't was er zoo vol en 't werd er zoo zwoel — voor den leeraar te inspannend, voor de hoorders moet er veel verloren zijn gegaan. Het woord van dank, dat BARON DE GRANCY sprak, werd vol sympathie gehoord. 't Was een teekenend moment, toen de Eerwaarde professor zijn beste wenschen uitsprak voor onze koningin, voor „Willemieneke", en eindigde vervuld van lof en dank aan den Almachtige, den Schepper van al wat ons omringt.

Dan weer een gedrang om de etalages, maar, zooals reeds gezegd is: men werd maar gedeeltelijk bevredigd. Van wien was nu toch die inzending? In de meeste gevallen kon men dat niet te weten komen, eerst op den laatsten dag der tentoonstelling zijn de inzendingen volgens den catalogus genummerd. Menige bekroonde raakte ontstemd en 't gaf tot velerlei verwarring aanleiding toen bleek, dat bij het aanbrengen der prijzen een abuis had plaats gehad en daar weer verandering in gebracht moest worden. Nu zal de officieële lijst wel leeren wie en hoe er bekroond is, maar tijdens den duur der tentoonstelling kon men pas donderdag met eenige zekerheid opmaken, dat de aangegeven prijs inderdaad behaald werd, in andere dan de officieële opgave zijn abuizen dus zeer goed mogelijk, dit geldt ook voor de hieronder volgende bekroningen. De tentoonstelling is altijd goed bezocht geworden, maar gelukkig kwam de drukte van den eersten namiddag niet meer voor, en hebben de vakmannen, die 't alles toch nauwkeuriger willen bekijken dan 't verdere belangstellend publiek, voldoende gelegenheid gehad om dat te doen.

Het naar den aard van zijn bestemming ingerichte gebouw leverde een flinke, goed verlichte ruimte op. Rechts langs den wand begon men met Frankrijk, zeer enkele inzendingen uit Duitschland en Oostenrijk, de achterwand werd bezet door België, dat ook nog een gedeelte van den linkerwand besloeg, die overigens door Nederland werd ingenomen.

In de ruimte van het gebouw had men rechts een groote tafel met inzendingen van den heer L. VAESSEN-GRUBBEN, Maesbree, daar achter eenige van zijne bijenwoningen — links de expositie van den heer H.A. BEIL, Dinxperlo, en kasten van KELTING's Eerste Nederlandsche Handelsbijenstand, Santpoort. Het achtergedeelte werd vooral ingenomen door de vele bijenkasten van den heer AUGUST MEES, Herenthals, en van een paar anderen, verder door een tafel met allerlei inzendingen uit België, hoofdzakelijk gereedschap van den bovengenoemde.

Uit Duitschland vinden wij, tenzij indirect 't door onze handelaren tentoongestelde gereedschap, eigenlijk zoo wat niets, uit Oostenrijk-Hongarije niet veel, uit Zwitserland niets, uit het Britsche rijk niets, uit de Vereenigde Staten niets. Nu zijn er bovendien nog verscheidene landen op te noemen, die ons vele interessante zaken te zien hadden kunnen geven, maar hier worden Duitschland, Oostenrijk-Hongarije, Zwitserland, het Britsche rijk, de Vereenigde Staten genoemd, omdat daar de bijenteelt op een hoog standpunt staat en men er, evenals trouwens in Frankrijk en België, al jaren voor hare ontwikkeling in de weer is — bovendien treft men daar streken, waar zij onder min of meer nabijkomende omstandigheden wordt uitgeoefend. Bij de beschouwing van deze Tentoonstelling als internationaal, moet niet uit het oog verloren worden, dat deze inzendingen ontbraken — alleen Frankrijk, België en Nederland kan men zeggen dat vertegenwoordigd waren.

De 1ste Afdeeling van het programma omvatte: Levende bijen, in den 1sten wedstrijd ging het om: Het schoonste bijenras, de 1ste prijs werd behaald door den eenigen inzender, den heer VAESSEN-GRUBBEN, Maasbree. Het waren Cypersche bijen, hier gefokt — de moederbij was uit Frankrijk afkomstig en daar van een geïmporteerde moederbij verkregen, de dar van een moederbij uit Cyprus ingevoerd. Op deze gegevens wordt hier de aandacht gevestigd, omdat al was bij dezen wedstrijd geen mededinging, uit een en ander toch blijkt, dat de teelt met zorg is behartigd en ‘t mogelijk is om een ingevoerd ras zuiver te houden en voort te fokken. Daarbij was de ervaring opgedaan, dat de Cypersche bijen nu niet zoo lastig zijn, als dat wel voorgesteld is, maar men moet voorzichtig zijn bij 't nazien en hanteeren, een stootje kunnen ze niet verdragen, dan zijn ze met geen rook te temmen, ‘t gaat mogelijk beter met water. Ze zouden in 't voorjaar al vroeg sterk in het volk zitten, een voordeel daar, waar men tijdig een rijke honingdracht heeft.

Ik heb verder inzendingen gezien van inlandsche (hier dus uit Nederland) van KELTING's eerste Nederlandsche Handelsbijenstand, Santpoort, van dezelfde vennootschap Italiaansche, van den heer CLAESSEN, Grimberge (België), ik meen gekruiste, maar ik kon niet ontdekken in welke nummers eigenlijk medegedongen werd en welke prijzen er nog behaald werden — stellig zijn niet allen in den catalogus voorkomende nummers er geweest.
Mij werd een gekruist volk aangewezen, ingezonden door den heer VAESSEN-GRUBBEN, gefokt van een Cypersche moederbij en een Krainer dar, de bijen vertoonden duidelijk de kenmerken van de beide rassen. Ik noteerde daarbij een 3den prijs. Voor den 5den wedstrijd werd de schoonste inzending slingerhoning van donkere kleur gevraagd. Volgens den catalogus zouden daarin 4 nummers uit Nederland , 18 uit België , 2 uit Frankrijk en 1 uit Duitschland mededingen. Van de Nederlanders had er een, meen ik, niet ingezonden — uit het buitenland waren er talrijke inzendingen, of allen present waren, kon ik niet nagaan. Mevrouw VAN RIJCKEVORSEL-WESTERWOUDT uit Boxtel behaalde den 1sten prijs, de 2de en 3de vielen aan Belgen ten deel.

In den 6den wedstrijd: slingerhoning van lichte kleur, dongen geen Franschen mede, wel een 6-tal Nederlanders, die echter niet allen ingezonden hadden, 15 Belgen en 1 Duitscher hadden zich aangemeld. De 1ste, ook de 3de prijs ging naar België, de heer H. MATTHES, Breukelen, bekwam den 2den.
Al ziet nu de eene zending honing er smakelijker uit dan de andere, zonder een keuring, zooals de jury, die doen kan, valt natuurlijk over de hoedanigheid niet te oordeelen, maar wel over de wijze, waarop tentoongesteld wordt, en dan aarzel ik niet om den heer MATTHES in de eerste plaats te noemen. De inzender gaf niet meer dan gevraagd was, geëtaleerd, zooals voor een dergelijke inzending past, geen overtollige versiering ‘t zag er proper en smakelijk uit — daar zag men een keurig gerecht — die 't niet kennen, worden op zoo'n wijze tot kennismaking verlokt. Wij mogen gerust zeggen, dat bij 't tentoongestelde uit 't buitenland de gewaarwording van iets smakelijks te zullen proeven, niet zoo opkwam en er menigen keer geen verband was te vinden tusschen honing en de daarbij aangebrachte versiering, terwijl er ook inzendingen waren, eveneens uit Nederland, waarbij de eenvoud wel wat te zeer betracht was. Zoo maar te hooi en te gras wat neerzetten kan toch geen tentoonstellen genoemd worden!

De meest verscheidene inzending slingerhoning was de 7de wedstrijd. Ik heb die van twee prijswinners gezien. Den 1sten prijs kreeg de heer AUGUST LUWAERT uit Smetlede in België. De zeven „verschillige" soorten van honing waren zeker geurig en smakelijk, de daarbij aangebrachte lintjes en vlaggetjes waren kleurig en — de inzender heeft zeker naar meer gestreefd, dan door dergelijke versieringen verkregen wordt. KELTING's eerste Nederlandsche Handelsbijenstand, Santpoort, ontving een 2den prijs.

Volgens den catalogus zouden in den 8 wedstrijd Frankrijk en Nederland mededingen, maar ik heb daar niet veel van kunnen ontdekken — ik vond wel een met een 2den prijs bekroonde goede inzending van den heer R. WESTBROEK, Driebergen, die niet in den catalogus voorkomt.

Voor pershoning (de 9de wedstrijd) kreeg de heer R. Westbroek een 1sten prijs, de heer S. SNOECK, Berlicum, een 2den, het buitenland zond niets in. Bij raathoning was er meer mededinging, hij werd gevraagd in ramen grooter dan 10 d.M2. en in ramen kleiner dan 10 d.M2. Van die grootere ramen heb ik er maar een gezien, dat was van den heer E. MORET, Tonnerre in Frankrijk, het bevatte, als ik het goed onthouden heb, 7.5 kilogr. honing, 't Werd met een 1sten prijs bekroond, vermoedelijk alleen omdat 't zoo groot was, bizondere deugden heb ik er niet aan op kunnen merken.

De heeren H. en F.M. BOOT, Valkenswaard werden voor de kleinere ramen met een 1sten prijs bekroond. Dat was een flinke inzending — er is dit jaar niet veel gelegenheid geweest om mooi gevulde ramen te krijgen, van de heide hebben de bijen dat nog moeten halen. De 2de prijs viel aan den heer EUG. RENWART, Esneux (België0) ten deel.

Honing in secties, de 11de wedstrijd, telt in den catalogus 8 mededingers, 4 uit Nederland, die niet allen ingezonden hebben, 1 uit België, 3 uit Frankrijk. Frankrijk kreeg 't leeuwendeel van de bekroningen. 1ste prijs, de heer ERNEST MORRET, Tonnerre; 2de prijs, Societé centrale d' apiculture, Parijs; de 3de prijs viel aan de heeren H. en F.M. BOOT, Valkenswaard, ten deel.
Zou 't niet gewenscht zijn om bij nadere gelegenheid deze vraag wat scherper te stellen? Wij hebben bij eenige inzendingen zeer fraai afgewerkte secties gezien, maar die stellig op verschillende tijdstippen waren volgehaald, hetgeen de kleur van den honing voldoende aanwees — 15 stuks mooie secties waren in den loop van het seizoen, mogelijk al vroeger, verzameld en vormden de inzending. O.a. voor den handel, en daar moet toch rekening mede gehouden worden, is het van belang, dat de secties gelijksoortigen honing bevatten. Verlangt zou kunnen worden, dat de secties honing van een dracht bevatten, wat nu met de secties van de heeren H. en F.M. BOOT 't geval was.

De 12de wedstrijd, de mooiste honing in raat uit vasten bouw — ik vind in den catalogus de nummers No. 102/No. 104. No.102 had ik niet opgemerkt, No. 103 had de ruimte en kon van alle kanten bekeken worden. ‘t Was een eenvoudige in zending, maar ze maakte den indruk, dat 't goede waar moest zijn en dat den inzender, den heer J. PASMAN, Meppel, de 1ste prijs toekwam, ook, dat hij op een andere tentoonstelling evenzeer dien prijs had kunnen behalen.
In den Bosch was bij deze vraag eigenlijk geen strijd — er waren twee inzendingen, maar naar de tweede heb ik lang moeten zoeken. Ik ben er herhaaldelijk langs geloopen, ik zag wel, dat daar een 2de prijs behaald was, maar ik begreep eigenlijk niet waarvoor die prijs gegeven was. Daar was een oude, slecht bewerkte strookorf te zien, daarin slecht gespijlde, slecht gevulde, oude raten, waarvan de bouw voldoende bewees, dat de bijen niet naar den eisch behandeld waren. Waarom is dat boeltje bekroond? 't Is jammer, dat deze vraag tot zoo weinig deelneming heeft opgewekt — elke inzending van een eenvoudigen bieboer uit den omtrek had hier meer van pas kunnen komen. Onze landgenooten, die op deze Internationale Tentoonstelling honing inzonden, hebben daarmede een goede figuur gemaakt. 't Is om den honing te doen — nog zulke mooie bijen, nog zulke mooie kasten, nog zulk mooi gereedschap, 't geeft allemaal niets, als wij geen goeden, smakelijken honing kunnen winnen en laten zien. Nu, dat is ook gebeurd, maar de deelneming was toch te weinig! Meer dan 2000 leden telt onze Vereeniging en zoo ongeveer een dozijn hebben ingezonden! De buitenlanders kunnen in den Bosch geen flauw begrip gekregen hebben van 't geen Nederland als honing produceerend land beteekent.
(Wordt vervolgd).

J.C. Bosch