ALGEMEENE VERGADERING

der Vereeniging tot Bevordering van Bijenteelt,
gehouden te Utrecht 23 Dec. 1902, in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen.


Tegen 1 uur 's namiddags waren de meeste leden van het Hoofdbestuur en een 20-tal andere leden, onder welke de afgevaardigden der Provinciale Afdeelingen Noord-Brabant (de heer G. VAN ROOIJ), Gelderland-Overijssel (de heer J.J.L. OPMEER), Noord- en Zuid-Holland (de heer J.M. VAN ES), Utrecht (de heer H. MATTHES), Friesland (de heer R. WILMA), 't Noorden (Mr. F.A. EBBINGE WUBBEN), Limburg (de heer E. SNELLEN) ter vergadering gekomen.

Voor de opening der vergadering wees de voorzitter, G. Baron DE GRANCY, met waardeerende woorden op de Internationale Tentoonstelling voor Bijenteelt, l.l. Sept. te 's Bosch gehouden, waartoe ook onze vereeniging een subsidie verleende. Voor de bijenteelt in ons vaderland is die, evenals het tegelijk gehouden Internationaal Congres, zeker in vele opzichten van belang geweest. Ofschoon de inzendingen uit Nederland niet talrijk waren, was hetgeen onze bijenhouders te zien gaven, van een hoedanigheid, dat buitenlandsche autoriteiten getuigden, dat ons land binnen enkele jaren op dit gebied een eerste plaats in zou kunnen nemen.
Toch moest vermeld worden, dat niet overal in de Vereeniging een krachtig leven bleek. Kleinere ijmkers in de Onder-Afdeelingen zien tegen de contributie op, die volgens hunne opvatting hun niets anders oplevert dan het "Maandschrift", dat zij ook bij hunne buren ter lezing kunnen krijgen. Er wordt maar al te weinig rekening mede gehouden, dat o. a. de vermeerdering onzer kennis omtrent bijenteelt, de gunstige prijzen van honing en was, middelijk gevolgen zijn van het werken onzer vereeniging. Maar algeheele medewerking is dringend noodig, de aanwezige leden moeten daartoe in hun omgeving ijverig werkzaam blijven. 't Kan zijn, dat leden bedanken, dat onder-afdeelingen ontbonden worden - de Vereeniging bestaat en zal, krachtig gesteund, de bijenteelt steeds tot meerdere ontwikkeling kunnen brengen.

Na de opening der vergadering werden de notulen van die van 14 Dec. a.p. door den Algemeenen Secretaris-Penningmeester voorgelezen en vervolgens goedgekeurd.
Ingekomen was een bericht van het "Centralverein für Bienenzucht" in Oostenrijk, een uitnoodiging tot deelname aan een Internationale Tentoonstelling, die in 1904 in Weenen gehouden zal worden, waarbij het denkbeeld werd aangegeven om uit Nederland collectief in te zenden. Dit bericht gaf, na toelichting door den voorzitter, tot geen besprekingen aanleiding en werd voor kennisgeving aangenomen.
De commissie tot het nazien der rekening over 1901 bracht bij monde van den heer H. MATTHES rapport uit. Zij had de rekening accoord bevonden en stelde voor haar goed te keuren en den Algemeenen Penningmeester te dechargeeren. Bij de kosten voor het "Maandschrift" was haar aandacht gevallen op f 18.-- extra kosten voor schrijfloon voor Limburg.
De voorzitter en de heer WIGMAN deelden naar aanleiding daarvan mede, dat dit een gevolg was van het niet geregeld bijhouden van den ledenlijst in Limburg, de adressen moesten toen geschreven worden, sedert is daarin voorzien, zoodat dan ook nu die post niet meer bij de uitgaven voorkomt. De rekening over 1901 werd goedgekeurd.
Door den Algemeenen Secretaris werd het verslag over 1901, dat in dit nummer is opgenomen, voorgelezen en door de vergadering goedgekeurd.

Voor het nazien der rekening over 1902 verzocht de voorzitter aan de Afdeelingen Noord-Brabant en Gelderland de leden der commissie te willen aanwijzen.
De begrooting voor 1903 kwam toen aan de orde; de voorzitter stelde voor eerst punt 8 van den Beschrijvingsbrief, het voorstel van de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland, in bespreking te brengen, daar dit wijziging in posten der begrooting tenvolge zou kunnen hebben.
Het voorstel werd ingeleid en verdedigd door den heer J.M. VAN ES, waarbij zich de heeren F.Aug. KELTING, Santpoort en P. TEUNISSEN, Amsterdam, aansloten. Sprekers wezen er vooral op, dat de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland de meest bevolkte afdeeling is, ze telt 1 1/2 miljoen inwoners, waarin dus ook het grootst aantal afnemers van honing aangetroffen worden. Lezingen over bijenteelt hadden altijd gelegenheid gegeven, de heer KELTING, had 't ondervonden, om wat honing aan den man te brengen; van lezingen waaraan op eene of andere wijze tentoonstellingen waren verbonden, stelde men zich veel voor om den honing in een veel ruimeren kring bekend te maken, 95 procent van het publiek wist niet wat honing was, zoo zou het debiet vermeerderen, wat toch aan de voortbrengers in het geheele land ten goede zou komen. De proef zou genomen kunnen worden en wanneer dan daarover rapport werd uitgebracht, kon men oordeelen of het gewenscht zou zijn om er mede voort te gaan.
Het voorstel en 't daarbij gesprokene werd bestreden door den Voorzitter, door de heeren E. SNELLEN, Mr. A.C. VAN DAALEN, H. MATTHES.
De voorzitter hield 't wel voor mogelijk, dat op deze wijze 't debiet zou kunnen vermeerderen, maar door het verleenen van deze subsidie zouden toch in de eerste plaats particuliere, plaatselijke belangen bevorderd worden. Werd, aan deze afdeeling voor dit doel een extra subsidie verleend, want f 50.-- was reeds voor het houden van lezingen toegestaan, dan zouden ook andere afdeelingen dit kunnen verlangen, dat zou de krachten der kas ver te boven gaan. De verkoop van een artikel is altijd een moeielijk geval, door coöperatie zal die wel in de eerste plaats bevorderd kunnen worden.

Verder was men overtuigd, dat de weg, dien de vereeniging nog steeds was opgegaan: de verbetering der bijenteelt - in de eerste plaats moest gevolgd worden. Goede honing vond steeds koopers; geen der sprekers, die het verzoek steunden, had geklaagd, dat goede waar niet tegen goeden prijs verkocht kon worden; de heer MATTHES verklaarde, dat hij 10-, 20-maal meer aanvraag had dan hij leveren kon. Slechte honing komt er nog te veel op de markt, de vereeniging moet blijven streven om het product te verbeteren. Van het nut der lezingen stelde men zich niet veel voor, men behoefde maar na te gaan hoe andere lezingen bezocht worden, dan kon men toch wel begrijpen, dat men niet hard zal loopen om te hooren vertellen, dat honing zoo lekker en zoo nuttig is. 't Kan zijn, dat 95% van de menschen niet weten wat honing is, voor ons is van belang hoeveel % honing kunnen betalen, dat zal een zeer klein cijfer zijn. 't Geknoei in den honing moet bestreden worden, onmogelijke producten, ook uit het buitenland, moeten we aanwijzen en van de markt weeren. Honing en bijenteelt moeten in de dagbladen besproken worden, zoo iets komt onder de menschen en wordt gelezen.
Het voorstel werd daarna in stemming gebracht en met 1 stem voor, die van de Afdeeling Noord- en Zuid-Holland, de overige tegen, verworpen.

Vervolgens werd overgegaan tot behandeling der begrooting voor 1903.
De heer H.A. BEIL, Dinxperloo, wees er op, dat op onze tentoonstellingen, ook die te ‘s Bosch, 't aantal inzenders klein was. De reden daarvan is wel, dat men tegen de kosten opziet, ook niet altijd voldoenden tijd heeft om daarvoor zorg te kunnen dragen, dat drukt vooral op de kleinere inzendingen. Men zou evenals o.a. in Duitschland een commissaris kunnen aanstellen, een commissie kunnen benoemen, die dan zorg draagt bij de ontvangst, het tentoonstellen, het terugzenden der goederen.
De voorzitter bemerkte, dat op deze begrooting geen post voor een tentoonstelling voorkomt, maar het Hoofdbestuur wilde gaarne dit denkbeeld in overweging nemen.

De heer J.M. VAN ES besprak de onvoldoende samenstelling van de ledenlijst en zou een nieuwe uitgave zeer gewenscht vinden.
De voorzitter zeide, dat de bestaande ledenlijst bijgewerkt moet worden. Dit levert veel moeielijkheden op, hetgeen nader toegelicht werd door den heer WIGMAN omdat er leden bij komen, maar ook bedanken, en de opgaven niet geregeld door de secretarissen der Provinciale Afdeelingen worden toegezonden. Het drukken van een nieuwe ledenlijst zal eerst later kunnen gedaan worden.
Na nog eenige besprekingen en toelichtingen werd de begrooting goedgekeurd.

Bij punt 7 gaf de voorzitter in beraad om voor de e.v. algemeene vergadering weer Utrecht aan te wijzen met 't oog op de ligging in 't centrum van 't land.
De heer SNELLEN stelde voor 't aan 't Hoofdbestuur over te laten, mogelijk is deze vergadering te combineeren met een of andere tentoonstelling.
De heer TEUNISSEN steunde dit denkbeeld en meende, dat 't zeker in vele opzichten doeltreffend zou blijken, als daaraan dan ook voordrachten verbonden konden worden.
Besloten werd aan 't Hoofdbestuur over te laten de plaats aan te wijzen.

De voorzitter deelde nog mede, dat in het "Maandschrift" een vraag geplaatst werd omtrent de rechten van den ijmker op zwermen. Deze vraag werd uitvoerig beantwoord en daarbij is gebleken, dat die rechten verre van voldoend zijn omschreven. Dit is voor de ijmkerij een punt van groot belang en het Hoofdbestuur zal zich dan ook tot de Regeering wenden om hierop bij nadere wetsherzieningen de aandacht te willen vestigen.
Hiermede was de Beschrijvingsbrief afgehandeld.

Bij de daaropvolgende besprekingen vroeg de heer BEIL het woord naar aanleiding van het verslag in het "Maandschrift" over de Internationale Tentoonstelling te 's Bosch. (Zie mededeelingen). Plaatsgebrek maakt het noodig dit nog ter zijde te leggen.

De heer KELTING maakte opmerkzaam op het heffen van tiendrecht van bijen, waarvan hem een voorbeeld in Utrecht bekend was geworden. Dit werd nog bevestigd, de heffing had plaats naar 't aantal korven of van de zwermen. De wenschelijkheid werd uitgesproken om van deze en dergelijke toestanden mededeeling te doen in 't "Maandschrift".

De heer J. A. HEUFF Ez., Tiel, kon mededeelen, dat 't zien van woningen met lossen bouw zoo gunstig had gewerkt op de meening omtrent die wijze om de bijenteelt uit te oefenen. Personen, die er eerst niets in zagen, dachten er nu geheel anders over.
Dit gaf Mr. VAN DAALEN aanleiding om nog op 't groote nut der modelstallen ook in die richting te wijzen.

De heer KELTING had uit Engeland een zending sectie-honing ontvangen, die bij het vervoer per H.IJ.S. veel beschadigd was geworden. De afzender had stellig verzekerd, dat de waar in goeden staat was afgeleverd en op de Engelsche spoorwegen had de verzending nog nooit geen reden tot klagen gegeven. De voorzitter herinnerde er aan, dat algemeene klachten tot niets leiden, voor elk geval moet de klacht behoorlijk omschreven bij de directie worden ingediend en dan zal er zeker aandacht aan geschonken worden.

De heer TUKKER Jr., Heemstede, drong er nog op aan om op vergaderingen door een inleiding verschillende punten in behandeling te brengen, waarbij gewezen werd op de in Utrecht gehouden vergadering.

Met een hartelijk woord van dank aan de aanwezige leden werd de vergadering door den voorzitter gesloten.

J.C. BOSCH, Beverwijk, Dec. 1902.