Werkzaamheden in Juni/Juli.


Na regen komt zonneschijn. Weinig moed konden ons de eerste dagen van Mei geven, ellendig was de toestand voor onze bijtjes, doch de tweede helft van de bloeimaand bracht verandering en deed de hoop herleven.
Dit voorjaar is een les geweest voor den ijmker, die met te weinig voorraad zijn bijtjes overwinterde. Immers, bij dit gure regenweder was men gedwongen te voederen. Werd het koude voeder niet opgehaald, het warme prikkelde te veel en dreef er menig bijtje uit om niet meer terug te keeren. De ijmker, die in zijn zorgzaamheid nog raathoning tot zijn beschikking had, leerde dit jaar de waarde er van kennen. De vaste bouw-ijmker toch kon stukken raathoning met spijlen in den korf zetten, de losse bouw-ijmker raten bijhangen. Behalve dat door die raten aan de bijen honing werd verstrekt, kregen zij ook het daarin aanwezige stuifmeel, waaraan zij dringend behoefte hebben voor de ontwikkeling van het broed.

Op het oogenblik zal er wel overal drukte op de bijenstanden zijn. Zwermen scheppen is toch ijmkers lust en vreugd.
De eerste zwerm, voorzwerm genoemd, is de sterkste. Met dien zwerm vliegt de overwinterde koningin af. Deze zwerm gaat gewoonlijk ook niet ver van den moederstok af, omdat de koningin met eieren belast is; de nazwermen, die met een of meer jonge koninginnen afvliegen, kunnen soms wel eens een reisje ondernemen, hetgeen voor den ijmker nu niet zoo prettig is. De voorzwermen komen gewoonlijk tusschen 11 en 3 uur, tenzij dat zij door voorafgaande slechte dagen verhinderd waren af te vliegen. De nazwermen komen in een grootere tijdsruimte, van 7 tot 5 uur, en vliegen den negenden dag af. Men moet zorgen, dat de moederstokken door te veel zwermen niet te zeer ontvolkt worden. Zoo hij te zwak mocht geworden zijn, dan versterkt men hem door er een nazwerm bij te voegen of door hem zijn eigen nazwerm terug te geven. Hiertoe verwijdert men uit den ouden korf de aanwezige koninginnedoppen, klopt den bij te voegen zwerm des avonds op een doek, besprenkelt hem met wat honingwater en zet den moederkorf of zwak geworden korf er bij, zoodat zij er in kunnen loopen. Vooral de aanvanger kan niet genoeg overtuigd worden, dat hij steeds moet zorgen flinke, sterke volken te hebben. Wanneer hij hiervoor zorgt, dan zal hij ook een groote honingopbrengst kunnen verwachten. De lange rij, veel zwermen, is versnipperen van kracht.

Men kan het te veel zwermen wel voorkomen, o. a. door steeds korven en kasten te gebruiken met de noodige ruimte; door de ruimte tijdig te vergrooten ; door te zorgen voor goede luchtverversching en te vermijden, dat de korven aan de hitte der zonnestralen zijn blootgesteld; door terstond na het afvliegen van den voorzwerm al de moedercellen, uitgenomen de schoonste, weg te nemen, acht dagen later moeten wederom de nieuw aangezette cellen verwijderd worden.

Zeer doelmatig is 't om eenige kleine nazwermen in kistjes te zetten, vooral voor hen, die er geen bizondere koninginneteelt op nahouden. Daardoor zal men altijd eenige jonge, bevruchte koninginnen tot zijn beschikking hebben om het eene of andere flinke volk, dat moederloos geworden is, te kunnen helpen. Zeer dikwijls is de ijmker zelf schuld, dat zijn stokken de koningin verliezen door onnoodig en onvoorzichtig vóór zijn bijenstand te loopen. Hierdoor zal hij oorzaak zijn, dat de jonge koninginnen op de terugreis belemmerd worden om hunne woning te bereiken.
Het gebeurt ook wel, vooral op bijenstanden, waar de korven of kasten kort bij elkaar staan en uitwendig geheel en al hetzelfde zijn, dat de koningin vervliegt. Daarom is het praktisch een strookje met een in het oogspringende kleur geteekend en voor de kasten verschillend, er aan te bevestigen. Door deze kleine moeite kan men zich heel wat verdriet over het verlies eener koningin sparen.

E. J.